Brief regering : Tussentijdse update gasmarkt en gasopslag
29 023 Voorzienings- en leveringszekerheid energie
Nr. 591 BRIEF VAN DE MINISTER VAN KLIMAAT EN GROENE GROEI
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 juli 2025
Het kabinet monitort voortdurend de ontwikkelingen op de gasmarkt en de gasleveringszekerheid
                  en houdt de Kamer hiervan op de hoogte.1 Nu de zomer is aangebroken en het vulseizoen voor de gasopslagen in volle gang is,
                  is dit een goed moment om tussentijds de balans op te maken.
               
In deze brief informeert het kabinet de Kamer over het actuele beeld en gaat het kabinet
                  achtereenvolgens in op de volgende onderwerpen:
               
1. Actueel beeld van de gasleveringszekerheid, situatie op de gasmarkt en de vulgraden;
2. Gasopslag, waarbij een update wordt gegeven per gasopslag en tevens invulling wordt
                        gegeven aan het verzoek in de motie van het lid Postma (NSC) van 11 juni jl. ingediend
                        tijdens het Tweeminutendebat gasmarkt om voor de zomer een eerste reactie te geven
                        op deze motie over onderzoek naar de omvang van een noodvoorraad en het beschikbaar
                        houden van voldoende gasopslagcapaciteit2; en
                     
3. Update rondom het sectorakkoord gaswinning.
Ten slotte biedt het kabinet u hierbij het advies aan van de Mijnraad «Coördinatie
                  gasleveringszekerheid: besluitvorming over Nederlandse gasvoorraden» van 12 juni 2025.
                  Een samenvatting en appreciatie van dit advies is opgenomen in bijlage 1 bij deze
                  brief.
               
Actueel beeld gasmarkt en vulgraden
Groothandelsmarkt
In de afgelopen periode is de toevoer van gas naar de Europese Unie en Nederland stabiel
                     geweest. De import van LNG via de LNG-terminals lag de afgelopen weken op zeer hoog
                     niveau. Deze stabiele aanvoer maakt onder meer mogelijk, dat de gasopslagen goed worden
                     gevuld (zie hierna). Ook zorgde het stabiele aanbod ervoor, dat de prijzen op de groothandelsmarkt
                     tot medio juni schommelden rond de 35 euro per MWh, vergelijkbaar met de gasprijs
                     in de voorgaande twee jaren in dezelfde periode.
                  
Door het conflict tussen Israël en Iran zijn de prijzen op de groothandelsmarkt op
                     19 juni kortstondig gestegen naar een niveau van net onder de 42 euro per MWh. Deze
                     stijging werd veroorzaakt door de zorg dat door het conflict een deel van het aanbod
                     op de mondiale LNG-markt zou kunnen wegvallen indien LNG-carriers uit Qatar en de
                     Verenigde Arabische Emiraten problemen zouden ondervinden met de vaarroute langs Iran
                     (via de Straat van Hormuz). Tot op heden heeft deze omstandigheid zich niet voorgedaan
                     en is er geen effect geweest op het mondiale LNG-aanbod. Inmiddels zijn de prijzen
                     op de groothandelsmarkt op peildatum 7 juli ook weer gedaald tot een niveau van net
                     onder de 34 euro per MWh. Het kabinet houdt de situatie nauwlettend in de gaten.
                  
Vulgraden gasopslagen: algemeen beeld
De gasopslagen in Nederland en in de Europese Unie worden momenteel in goed tempo
                     gevuld. De gasopslagen in Nederland waren op 6 juli gemiddeld voor 49,6% gevuld. Hiermee
                     is voldaan aan het tussentijdse vuldoel van 47% op 1 juli dat op grond van de EU-verordening
                     gasleveringszekerheid voor Nederland is vastgesteld (de gasopslagen in Nederland waren
                     op 1 juli gemiddeld voor 48,2% gevuld). Hierbij gaat het om een gemiddelde. Een aantal
                     belangrijke gasopslagen, waaronder gasopslag Bergermeer en UGS Grijpskerk, is al voor
                     meer dan 57% gevuld. In het volgende onderdeel van deze brief wordt de situatie per
                     individuele gasopslag in Nederland nader toegelicht. Hoewel het vulseizoen zich nog
                     in een relatief vroeg stadium bevindt, liggen met het huidige vultempo ook de volgende
                     Europese tussentijdse vuldoelen voor Nederland (van 59% op 1 september en 74% op 1 november)
                     en de nationale vulambitie van het kabinet van 80% binnen bereik. Het kabinet kan
                     – net als eerdere jaren – indien nodig via de vultaak van EBN bijspringen als gasopslagen
                     onvoldoende gevuld worden door marktpartijen.
                  
Ook elders in de Europese Unie worden gasopslagen goed gevuld. Sinds 15 april is de
                     vulgraad van de ondergrondse opslagcapaciteit in de Unie toegenomen van 36% tot 60,6%
                     op 6 juli. Daarbij zien we dat in de periode sinds 15 april aanzienlijk meer is gevuld
                     dan in de vergelijkbare periode vorig jaar (namelijk 176 TWh in de periode 15 april–8 juni
                     tegen 111 TWh vorig jaar. Dit beeld is ook in Nederland te zien (23,2 TWh in de periode
                     van 15 april–8 juni vergeleken met 15,2 TWh vorig jaar).
                  
Zoals toegelicht in de Kamerbrief van 15 april 20253, worden gasopslagen gevuld door marktpartijen om te kunnen voldoen aan hun leveringsverplichtingen
                     in de winter (in combinatie met andere manieren waarop zij aan deze verplichtingen
                     kunnen voldoen, zoals inkoop van LNG). Daarnaast is een belangrijke prikkel voor het
                     vullen de prijs, in het bijzonder het verschil tussen de prijs voor het gas die nu
                     moet worden betaald, ten opzichte van de prijs voor volgende winter (de zogenoemde
                     «spread»). In april kon het kabinet u melden dat de zogenoemde spread op sommige momenten
                     (beperkt) positief was waardoor het voor marktpartijen weer licht aantrekkelijk begon
                     te worden om de opslagen te vullen. Deze ontwikkeling heeft zich sinds die tijd voortgezet:
                     in de afgelopen periode was er doorgaans een positieve spread.4 Mede als gevolg hiervan is er sinds 15 april op alle dagen gas in de opslagen geïnjecteerd.
                     Dit met een kleine versnelling sinds begin mei.
                  
Op 27 mei jl. heeft het kabinet u geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking
                  tot het verlengen van de Europese vuldoelen met een periode van twee jaar.5 Daarbij is toegelicht dat er op dit moment trilogen plaatsvinden tussen de Raad,
                  de Europese Commissie en het Europees Parlement. Op 24 juni jl. vond de laatste triloog
                  plaats en is er een akkoord bereikt. Dit akkoord ligt dichtbij de Raadspositie en
                  de positie van Nederland en komt erop neer dat de huidige vuldoelen in stand blijven,
                  maar er wel flexibiliteit wordt ingebouwd – bijvoorbeeld bij moeilijke marktomstandigheden –
                  om het daadwerkelijk vullen te vergemakkelijken. Dit akkoord wordt nu voorgelegd aan
                  de Raad voor bekrachtiging. Daarna zal de tekst gereed worden gemaakt voor publicatie.
                  Het streven is om de verordening tijdig in werking te laten treden zodat de wijzigingen
                  reeds dit jaar van toepassing zijn.
               
Gasopslag
Gasopslagen hebben in de huidige gasmarkt een onmisbare rol en zijn voor het kabinet
                  daarom een belangrijke prioriteit. Daarbij heeft het kabinet twee doelen: 1) de gasopslagen
                  moeten goed worden gevuld en 2) er moet, zo lang als dat nodig is, voldoende gasopslagcapaciteit
                  beschikbaar blijven van de benodigde gaskwaliteit en functionaliteit (seizoensopslag,
                  multi-cycle opslag voor de balancering van het net, opslag voor pieklevering en opslag
                  voor een noodvoorraad).6
In de Kamerbrief van 15 april jl. heeft het kabinet toegelicht dat marktpartijen bij
                  gasopslag een onmisbare rol spelen in het eigendom, beheer, inzetten en vullen van
                  gasopslagen.7 Tegelijk geldt dat marktpartijen hier opereren in een sterk gereguleerd domein en
                  de overheid een grote proactieve rol heeft. Er is hier sprake van een publiek-privaat
                  samenspel en gezamenlijke verantwoordelijkheid.
               
Om duidelijk te maken hoe dit publiek-private samenspel in de praktijk uitpakt, en
                  hoe geborgd wordt dat de gasopslagen worden gevuld, geeft het kabinet hierna voor
                  de belangrijkste gasopslagen in Nederland een update van het actuele beeld van de
                  vulgraad en relevante maatregelen en/of ontwikkelingen.
               
Bergermeer
De gasopslag Bergermeer heeft een totale opslagcapaciteit van 49,6 TWh en is op dit
                  moment de enige hoogcalorische gasopslag in Nederland en ook de enige gasopslag waar
                  marktpartijen capaciteit kunnen boeken en gas kunnen opslaan. Voor dit vulseizoen
                  is het overgrote deel van de capaciteit in Bergermeer geboekt, en sinds maart wordt
                  er dagelijks gas geïnjecteerd voor opslag. De vulgraad van Bergermeer is op dit moment
                  circa 58% (peildatum 6 juli). Het vullen vindt primair plaats door marktpartijen.
                  Indien marktpartijen onvoldoende vullen, kan Energie Beheer Nederland (EBN) vanuit
                  de tijdelijke vultaak bijspringen. EBN heeft namelijk – net als in 2022, 2023 en 2024 –
                  voor het jaar 2025 de tijdelijke taak gekregen om tot 20 TWh gas in Bergermeer op
                  te slaan indien marktpartijen dit onvoldoende doen.8 Dit doet EBN onder andere door vorig jaar opgeslagen gas in de opslag te houden (doorrollen).
               
PGI Alkmaar
Exclusief gebruik door EBN
De Piekgasinstallatie (PGI) Alkmaar is een relatief kleine laagcalorische gasopslag
                  met een opslagcapaciteit van 5 TWh. De PGI Alkmaar heeft echter een bijzondere functionaliteit:
                  deze opslag beschikt over een hoge productiecapaciteit waardoor deze bij uitstek geschikt
                  is om tijdens periodes van piekvraag snel veel gas op het net te zetten. Voorheen
                  was de PGI Alkmaar exclusief gecontracteerd door GasTerra. Gelet op de afbouw van
                  GasTerra, en het aflopen van het dienstencontract dat GasTerra had voor PGI Alkmaar,
                  heeft EBN op mijn verzoek een nieuw exclusief dienstencontract gesloten met een looptijd
                  van 7 jaar met de operator TAQA en eigenaren van de PGI (de Alkmaar Partners9). Hiermee is – in het belang van de borging van leveringszekerheid – het gebruik
                  van de opslagcapaciteit van de PGI Alkmaar voor de komende 7 jaar veiliggesteld. EBN
                  is inmiddels gestart met het vullen van de PGI Alkmaar.
               
Uitbreiding tijdelijke vultaak EBN
Door de uitbreiding van de tijdelijke vultaak van EBN, met 5 TWh bovenop de reeds
                  bestaande 20 TWh in Bergermeer, is verzekerd dat de PGI Alkmaar dit vulseizoen wordt
                  gevuld. EBN is voornemens de PGI volledig en kostenneutraal te vullen. Om EBN de PGI
                  Alkmaar in 2025 kostenneutraal te kunnen laten vullen, wordt dit risico afgedekt door
                  het vullen van de PGI onder te brengen bij de bestaande tijdelijke vultaak voor EBN.
                  Die vultaak had tot nu toe alleen betrekking op het vullen van Bergermeer, maar wordt
                  nu verbreed naar zowel Bergermeer als PGI Alkmaar en verruimd van 20 TWh naar 25 TWh.
                  Het is daarmee overigens niet gezegd dat het nodig is dat EBN de gehele 25 TWh vult,
                  omdat in de tijdelijke vultaak voor specifiek Bergermeer uitgegaan wordt van het principe
                  «vullen voor zover marktpartijen het niet doen».
               
Start opbouw noodvoorraad vanaf 2026
Naast het gebruik van de PGI Alkmaar en het vullen in 2025, is het kabinet ook voornemens
                     een voorziening te treffen voor het vullen van de PGI vanaf 2026. Zoals hiervoor is
                     toegelicht, is de PGI Alkmaar vanwege haar kenmerken bij uitstek geschikt voor snelle
                     productie tijdens perioden van hoge vraag. Daarom wil het kabinet de opslagcapaciteit
                     van deze opslag inzetten voor het aanhouden van een noodvoorraad. Zoals toegelicht
                     in de Kamerbrief van 15 april jl., is een noodvoorraad een specifieke toepassing van
                     een strategische voorraad. Dit betekent dat het gaat om een voorraad die op grond
                     van de EU-verordening gasleveringszekerheid alleen mag worden ingezet in noodsituaties
                     (het hoogste niveau van gascrisis). De capaciteit die voor dit doel wordt gereserveerd
                     kan dus niet worden ingezet voor andere doelen, zoals reguliere seizoensopslag. Het
                     kabinet start daarom vanaf 2026 met een in omvang beperkte noodvoorraad.
                  
De komende jaren geldt dat de capaciteit van de (overige) gasopslagen nog nodig is
                     in de huidige functie, zoals seizoensopslag. Er is in die opslagen dus geen opslagcapaciteit,
                     in combinatie met de benodigde injectie- en onttrekkingscapaciteit, beschikbaar voor
                     de aanleg van een meer omvangrijke noodvoorraad.
                  
De definitieve omvang van de noodvoorraad in Nederland in de toekomst ligt echter
                  nog niet vast. De opbouw in 2026 van de noodvoorraad loopt vooruit op het voorstel
                  voor de Wet Bestrijden energieleveringscrisis (WBE) waarin de wettelijke grondslag
                  voor het aanhouden van een noodvoorraad in de Mijnbouwwet wordt opgenomen. Op grond
                  van de Mijnbouwwet (zoals te wijzigen door het voorstel voor de WBE) zal de omvang
                  van de noodvoorraad jaarlijks door de verantwoordelijke Minister worden vastgesteld.
                  Conform de motie Postma van 11 juni jl.10, zal het kabinet voor dit doel onderzoeken welke omvang van een noodvoorraad het
                  beste is, gegeven een zorgvuldige afweging van alle betrokken belangen en de beschikbare
                  gasopslagcapaciteit in de juiste gaskwaliteit en functionaliteit. Hierbij zal ook
                  invulling worden gegeven aan de motie van het lid Grinwis van 11 juni (eveneens ingediend
                  tijdens het Tweeminutendebat gasmarkt) die de regering verzoekt om binnen een jaar
                  met strategisch gasbeleid te komen11. Bij de hiervoor omschreven aanpak zal het kabinet ook het advies van de Mijnraad
                  betrekken, waarvan een samenvatting en appreciatie is opgenomen in de bijlage bij
                  deze brief.
               
In de Voorjaarsnota is voor de kosten van de aanleg van een noodvoorraad een meerjarige
                  reeks van 37 miljoen euro per jaar gereserveerd12. Deze kosten worden gedekt via een heffing op het gastransport. Dit geldt zowel voor
                  kosten van de tijdelijke voorziening – die vooruitloopt op het tot wet verheffen en
                  inwerking treden van het voorstel voor de WBE – als de kosten van de uitvoering van
                  deze taak op grond de Mijnbouwwet (zoals te wijzigen door het voorstel voor de WBE).
                  Dit is uitgewerkt in het voorstel voor de WBE. Het gaat hierbij, evenals bij de heffing
                  ter dekking van de kosten van de tijdelijke vultaak van EBN om te vullen voor zover
                  de markt dat niet doet, om een heffing op geboekte capaciteit voor transport via het
                  landelijk gastransportnet van Gasunie Transport Services (GTS), dit bovenop – maar
                  niet in – de tarieven voor gastransport. Op deze manier wordt de rekening gelegd bij
                  de Nederlandse gebruikers die profiteren van noodvoorraad. Voor wat betreft de kosten
                  van de tijdelijke voorziening wordt deze heffing zodanig uitgewerkt dat de financiering
                  een vorm van voorfinanciering is en de uiteindelijke kosten door de gebruikers van
                  het gastransportnet worden opgebracht. Dit beleidsvoornemen is verder toegelicht in
                  aangehecht formulier bij deze brief: «informatievoorziening op basis van artikel 3.1
                  van de Comptabiliteitswet» (bijlage 2).
               
UGS Norg en UGS Grijpskerk
UGS Norg en UGS Grijpskerk zijn laagcalorische gasopslagen met een respectievelijke
                  opslagcapaciteit van 59,3 TWh en 23,9 TWh. NAM is de operator van deze gasopslagen.
                  Het exclusieve gebruik van de opslagcapaciteit ligt bij GasTerra. GasTerra gebruikt
                  deze opslagcapaciteit om te kunnen voldoen aan leveringsverplichtingen die zij heeft
                  jegens haar afnemers. Omdat GasTerra, net als andere marktpartijen, een commerciële
                  partij is, spelen bij het vullen en inzetten van deze opslagen commerciële overwegingen
                  een leidende rol. GasTerra heeft op die basis de afgelopen maanden gas geïnjecteerd
                  in UGS Grijpskerk en UGS Norg. Momenteel (op peildatum 6 juli) is UGS Grijpskerk voor
                  circa 58% en UGS Norg voor circa 46% gevuld. Voor de periode vanaf 2026 is het kabinet
                  met de aandeelhouders van NAM in gesprek over de toekomst van de gasopslagen Norg
                  en Grijpskerk gegeven de bedrijfsbeëindiging van GasTerra. Bij deze gesprekken wordt
                  ook het vraagstuk rondom Ternaard betrokken. In het Tweeminutendebat van 10 juni jl.
                  is toegezegd om de Kamer voor de start van het volgende parlementaire jaar te informeren
                  over de stand van zaken aangaande de in december jl. aangekondigde gesprekken.
               
Beschikbaar houden voldoende gasopslagcapaciteit
De motie van het lid Postma van 11 juni jl.13 verzoekt de regering tevens om voldoende gasopslagcapaciteit voor toekomstige gasopslag
                  beschikbaar te houden. Dit verzoek is in lijn met staand beleid: zoals hiervoor is
                  toegelicht, heeft het kabinet als doel dat er in elke soort benodigde gaskwaliteit
                  en functionaliteit voldoende gasopslagcapaciteit is zolang als dat nodig is, en dat
                  de gasopslagen ook voldoende worden gevuld. Dat er in Nederland voldoende gasopslagcapaciteit
                  is en blijft zo lang als dat nodig is, wordt geborgd door EU-regelgeving14. Die bepaalt onder meer dat een opslagsysteembeheerder zijn opslagactiviteiten alleen
                  mag beëindigen indien ACM heeft beoordeeld dat een dergelijke stopzetting de gasleveringszekerheid
                  in de EU of in Nederland niet vermindert. Daarmee is geborgd dat gasopslagen beschikbaar
                  blijven zo lang als ze nodig zijn voor de belevering van afnemers.
               
Gaswinning – update sectorakkoord
De totale gasproductie uit de Nederlandse kleine velden op zee en land is op dit moment
                  30 procent van de totale Nederlandse aardgasvraag van ongeveer 30 miljard m3 per jaar. De gasproductie uit de Nederlandse kleine velden is in de afgelopen twintig
                  jaar sterk afgenomen, van circa 40,7 miljard Nm3 in 2004 naar circa 8,5 miljard Nm3 in 2024; waarvan 2,7 miljard Nm3 uit kleine velden op land.15
In belang van de gasleveringszekerheid wordt de nationale productie van aardgas uit
                  kleine velden op de Noordzee geoptimaliseerd. Op 23 april jl. bent u geïnformeerd
                  dat er met de sector een Sectorakkoord Gaswinning in de Energietransitie is overeengekomen.16 Daarin werken de overheid en de sector aan een stabiel investeringsklimaat en voorspelbaar
                  beleid. Een belangrijk doel van het sectorakkoord is het opschalen van de exploratieactiviteit
                  en daarmee als resultaat ook de winning van aardgas uit kleine velden op de Noordzee.
                  Dat deze afspraken nodig zijn, laten de cijfers uit het jaarverslag delfstoffen en
                  aardwarmte van 2024 zien. Dit jaarverslag is gepubliceerd op de website van NLOG.
                  Hierin is terug te lezen dat in 2024 geen enkele exploratieactiviteit is uitgevoerd
                  op de Noordzee, terwijl er wel nog voldoende potentieel aanwezig is.
               
In het kader van het gesloten sectorakkoord wordt er ook gewerkt aan nadere afspraken
                  die specifiek zien op gaswinning op land waarin een balans tussen enerzijds het tegemoetkomen
                  aan de zorgen van inwoners en regionale bestuurders en anderzijds het erkennen van
                  de belangrijke functie die gaswinning op land nog vervult. Over het proces hoe de
                  afspraken voor de gaswinning op land tot stand komen is de Kamer geïnformeerd in de
                  Kamerbrief van 23 april jl. Daarin is ook toegezegd om ernaar te streven voor het
                  zomerreces tot afspraken over gaswinning op land te komen, die daarna integraal onderdeel
                  zullen uitmaken van het vastgestelde generieke sectorakkoord. Er wordt voortgang gemaakt
                  en in gezamenlijkheid is geconcludeerd dat er meer tijd nodig is. Deze extra tijd
                  wordt ook benut om meer afstemmomenten met regionale overheden in te bouwen.
               
De Kamer wordt in de tweede helft van 2025 over de voortgang van de totstandkoming
                  van afspraken voor gaswinning op land geïnformeerd.
               
De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.T.M. Hermans
Bijlage 1 – Advies van de Mijnraad van juni 2025
                  
De Mijnraad is een wettelijk adviseur op grond van de Mijnbouwwet, die primair tot
                     taak heeft om desgevraagd te adviseren over besluitvorming over winning en opslag
                     in de ondergrond17.
                  
Daarnaast heeft de Mijnraad op eigen initiatief een jaarlijks adviesprogramma, waarbij
                     de Mijnraad advies uitbrengt over thema’s die onderwerp zijn van actuele beleidsvorming.
                     In het kader van dat programma heeft de Mijnraad op 12 juni jl. het advies «Coördinatie
                     gasleveringszekerheid: besluitvorming over Nederlandse gasvoorraden» uitgebracht.
                  
Samenvatting en appreciatie
Het kabinet verwelkomt het advies en constateert dat het advies aanbevelingen doet
                        die goed aansluiten bij staand beleid en/of lopende (wets)trajecten, waaronder het
                        de voorstel voor de WBE, waar de Mijnraad ook naar verwijst. Daarbij verdient opmerking
                        dat de Mijnraad in het advies niet de relevante EU-wetgeving heeft meegewogen. Deze
                        EU-wetgeving is uiteraard leidend en wordt door het kabinet in onderstaande appreciatie
                        betrokken.
                     
Ten eerste gaat de Mijnraad in op het feit dat door partijen in de Nederlandse gassector
                        soms een wisselende uitleg wordt gegeven aan centrale begrippen zoals «leveringszekerheid»
                        en «noodvoorraad». Omwille van de consistentie adviseert de Mijnraad om aan te sluiten
                        bij de definitie «zoals die door de regering en GTS wordt gebruikt». Het kabinet onderschrijft dit advies, dat aansluit bij staand beleid. Het kabinet
                        hanteert in Kamerstukken consequent dezelfde uitleg, met verwijzing naar de relevante
                        EU-wetgeving.18 GTS is voor het kabinet de wettelijk adviseur op gebied van leveringszekerheid.19 De uitgangspunten die door GTS in haar adviezen worden gehanteerd zijn eveneens op
                        de toepasselijke wetgeving gebaseerd.
                     
Ten tweede gaat de Mijnraad in op de rol van gasopslagen en hun functie binnen het
                        gassysteem. Daarbij onderstreept de Mijnraad de noodzaak van voldoende gasopslag.
                        Ook geeft de Mijnraad aan dat het verstandig is om een noodvoorraad aan te leggen
                        van voldoende omvang, met ook duidelijke criteria voor inzet van deze noodvoorraad.
                        Het kabinet onderschrijft deze adviezen, die in lijn zijn met staand en voorgenomen
                        beleid. Wat betreft de noodzaak van voldoende gasopslagcapaciteit en de aanleg van
                        een noodvoorraad van voldoende omvang, verwijst het kabinet naar de reactie die in
                        deze brief is opgenomen op de motie van het lid Postma van 11 juni 202520. Wat betreft de criteria voor inzet van de noodvoorraad, wijst het kabinet erop dat
                        die primair worden bepaald door de EU-verordening gasleveringszekerheid en voor het
                        overige zullen worden vastgelegd in en op grond van de Mijnbouwwet (zoals gewijzigd
                        door het voorstel voor de WBE).
                     
De Mijnraad geeft verder in overweging om in Europees verband een strategische gasreserve
                        te overwegen op verschillende locaties in Europa en eventueel ook daarbuiten. Het
                        kabinet deelt de mening dat dit een onderwerp is dat in EU-verband moet worden opgepakt.
                        Dit onderwerp zal naar verwachting meelopen in de structurele herziening van het EU-wetgevend
                        kader voor de leveringszekerheid van elektriciteit en gas die door de Europese Commissie
                        is aangekondigd. Een eerste voorstel van de Commissie wordt begin 2026 verwacht.
                     
De Mijnraad gaat ook in op de ontmanteling van het gasgebouw en geeft aan dat van
                        belang is dat er duidelijkheid komt over de toekomst van de PGI Alkmaar en de gasopslagen
                        Grijpskerk en Norg. Wat betreft de PGI Alkmaar heeft het kabinet in deze Kamerbrief
                        toegelicht hoe de beschikbaarheid van deze opslag in ieder geval de komende 7 jaar
                        wordt geborgd en op welke wijze de capaciteit van deze opslag zal worden ingezet voor
                        de gasleveringszekerheid. Zoals in deze brief eveneens is toegelicht, is het kabinet
                        met NAM en diens aandeelhouders in gesprek om te bepalen op welke manier de gasopslagen
                        Norg en Grijpskerk, zolang deze nodig zijn voor de leveringszekerheid, behouden en
                        ingezet kunnen worden gegeven de bedrijfsbeëindiging van GasTerra.
                     
Ten slotte doet de Mijnraad aanbevelingen voor verbetering van (toegang) tot kennis
                        en data en scenario-analyse op gebied van leveringszekerheid. De Mijnraad constateert
                        dat er veel actoren en adviseurs actief zijn in het «advieslandschap» en dat afstemming
                        en consistentie in aannames beter kan. De Mijnraad adviseert verder om een onafhankelijk
                        expertisecentrum in te stellen en om de rol van EBN bij het ontsluiten van data te
                        versterken.
                     
Het kabinet onderschrijft het belang van goede, transparante en robuuste scenario-analyse.
                        Op gebied van leveringszekerheid baseert het kabinet zich primair op de adviezen van
                        GTS in het kader van de wettelijke adviestaak om jaarlijks advies uit te brengen over
                        en op basis van wettelijk vastgelegde parameters. De concrete uitgangspunten voor
                        dit advies worden door GTS jaarlijks vooraf openbaar geconsulteerd, en zijn dus toegankelijk
                        en transparant.21 GTS geeft daarbij duidelijk aan dat en hoe zij zich baseert op cijfers van het PBL
                        die het PBL, op zijn beurt in het kader van zijn taak, jaarlijks uitbrengt. Waar aanvullend
                        nodig, kan het kabinet gericht opdracht geven aan een adviseur voor een specifiek
                        aanvullend advies, bijvoorbeeld omdat het advies specialistische (markt)kennis vereist.
                        In dat kader heeft het kabinet bijv. Kyos gericht opdracht gegeven om advies uit te
                        brengen op gebied van gasopslag. Het kabinet wijst er in dit verband op dat de onderscheiden
                        actoren die de Mijnraad noemt elk een eigen afgebakende rol hebben. Waar het gaat
                        om wettelijk adviseurs wordt in het kader van lopende wetstrajecten geëvalueerd of
                        de invulling (nog) onderling consistent en passend is dan wel betere invulling behoeft.
                        Ten slotte neemt het kabinet hierbij ook de belangrijke rol die EBN vervult mee.
                     
Bijlage 2 – Informatievoorziening op basis van artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet
                  
CW3.1 Aanleggen noodvoorraad
1. Doel
Het doel van de maatregel is om vanaf 2026 een beperkte noodvoorraad gas aan te houden.
                                 Deze noodvoorraad kan bij besluit van de Minister worden ingezet ter bestrijding van
                                 een noodsituatie (het derde, en meest ernstige niveau van een gascrisis). De inzet
                                 van de noodvoorraad borgt op die manier dat er meer tijd is voor het zorgvuldig voorbereiden
                                 van de verplichtende maatregelen uit het BH-G horend bij een noodsituatie, namelijk
                                 het afschakelen van niet-beschermde afnemers.
                              
2. Beleidsinstrument
Om het doel te halen wordt aan een aangewezen rechtspersoon opdracht gegeven in 2026
                                 te starten met de opbouw van een noodvoorraad van 5 TWh.Vanaf het moment dat het voorstel
                                 voor de Wet bestrijden energieleveringscrisis (WBE) tot wet is verheven en in werking
                                 treedt gebeurt dit op grond van de Mijnbouwwet. Tot dat moment zal er vanaf 2026 een
                                 tijdelijke voorziening getroffen worden.
                              
3a. Financiële gevolgen voor het Rijk
De kosten die gepaard gaan met het aanhouden van de noodvoorraad worden jaarlijks
                                 geraamd op € 37 mln. De financiering van de inkoop van gas betreft, uitgaande van
                                 een omvang van 5 TWh en afhankelijk van de geldende marktprijs circa € 200 mln. Deze
                                 kosten worden door de aangewezen rechtspersoon gedragen.
                              
3b. Financiële gevolgen voor maatschappelijke actoren
De kosten voor het aanhouden van een noodvoorraad worden gedekt met behulp van een
                                 heffing. Deze heffing wordt opgelegd aan netgebruikers die capaciteit gealloceerd
                                 hebben gekregen op een exitpunt van het transmissiesysteem voor gas.
                              
4. Nagestreefde doeltreffendheid
Met het definitieve einde van de gaswinning uit het Groningenveld is een strategische
                                 bron van flexibiliteit structureel weggevallen; de mogelijkheid om onder strikte voorwaarden
                                 extra gas te produceren bestaat niet langer. Tegelijkertijd neemt de binnenlandse
                                 productie af en groeit de afhankelijkheid van gasimport, waardoor het risico op leveringsverstoringen
                                 toeneemt. In dit licht is het verstandig dat de staat een beperkte gasnoodvoorraad
                                 aanhoudt.
                              
5. Nagestreefde doelmatigheid
Een aangewezen rechtspersoon wordt belast met de taak om de noodvoorraad aan te houden.
                                 De hiermee gepaarde kosten zijn geraamd op basis van een rapport van Kyos inzake gasopslag.
                              
6. Evaluatieparagraaf
De behoefte aan en omvang van de noodvoorraad wordt, aan de hand van (onder meer)
                                 het overzicht gasleveringszekerheid dat door GTS op grond van de Gaswet (en straks
                                 Energiewet) jaarlijks wordt opgesteld, jaarlijks vastgesteld door de Minister van
                                 KGG.
                              
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei
