Brief regering : Voortgang afstands- en adoptiedossiers
31 265 Adoptie
Nr. 135 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 juli 2025
1. Inleiding
De toegankelijkheid van, de inzage in en de inhoud van dossiers zijn een belangrijk
thema voor geadopteerden, afgestanen en afstandsmoeders. Zij hebben een begrijpelijke
behoefte om inzicht te krijgen in hun verleden en de keuzes die over hen zijn gemaakt.
De dossiers kunnen in grote mate bijdragen aan kennis over het verleden en ik vind
het daarom belangrijk om zoveel mogelijk tegemoet te komen aan de wensen die er rondom
afstands- en adoptiedossiers zijn en de moties die daarover zijn ingediend. Daarbij
heb ik oog voor het feit dat de behoefte aan informatie van de één kan raken aan de
pijn van een ander of diens behoefte om die informatie juist niet te delen. Dat maakt
dit thema complex en om die reden heb ik advocatenkantoor Pels Rijcken ook verzocht
om advies ten aanzien van het recht op inzage in dossiers en de mogelijkheden om tegemoet
te komen aan de wens tot onbelemmerde inzage van dossiers.1 Dit advies zal worden benut in het traject tot wijziging van de adoptiewetgeving,
waarin de mogelijkheden van verankering van het inzagerecht worden bezien.
In de brief van 4 maart 20252 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de voortgang met betrekking tot de op 16 april
2024 aangenomen moties. Hierin wordt de regering verzocht om met betrekking tot interlandelijke
adopties:
• te zorgen voor laagdrempelige en onbeperkte toegang tot het eigen dossier van geadopteerden;3
en met betrekking tot binnenlandse adopties:
• een uiterste inspanning te leveren om te bewerkstelligen dat alle dossiers en archieven
hierover van overheids- en private instellingen naar het Nationaal Archief overgedragen
worden, en;
• ervoor te zorgen dat er voor de betrokken afgestane en afstandsmoeders gezamenlijk
onbeperkte en volledige toegang is tot zowel het eigen afstands- als adoptiedossier,
en slechts indien nodig hiervoor een wetswijziging voor te bereiden.*
Op 8 april 2025 zijn door uw Kamer nieuwe moties aangenomen met betrekking tot afstands-
en adoptiedossiers, waarin de regering wordt verzocht om:
• binnen de bestaande regels er alles aan te doen om de belemmeringen bij inzage van
zowel binnenlandse als interlandelijke dossiers weg te nemen en het inzagerecht te
verruimen en eventuele in dit kader noodzakelijke wetswijzigingen zo spoedig mogelijk
te realiseren;5
• naar aanleiding van het advies van de landsadvocaat een hernieuwde uiterste inspanning
te doen om de Kameruitspraak te volgen en betrokken afgestanen en de afstandsmoeders
onbeperkte en volledige toegang te bieden tot zowel het eigen afstands- als het adoptiedossier
en;
• het mogelijk te maken dat afstandsmoeders een «brief van je moeder» aan het dossier
in het Nationaal Archief kunnen toevoegen, waardoor afstandsmoeders de gelegenheid
krijgen een aanvullende verklaring te verstrekken teneinde de door hen geconstateerde
onjuistheden of onvolledigheden in het dossier te corrigeren en;
• de archieven van Stichting Fiom over te dragen aan het Nationaal Archief;6
• te waarborgen dat de toegankelijkheid van adoptiedossiers niet verslechtert, en tevens
te regelen dat professionele ondersteuning bij het raadplegen van dossiers beschikbaar
blijft.7
Zoals toegezegd in het tweeminutendebat Personen- en Familierecht op 3 april 2025
informeer ik uw Kamer hierbij over de voortgang met betrekking tot de afstands- en
adoptiedossiers. Vanwege de betrokkenheid van het Nationaal Archief (hierna: NA),
wordt deze brief verzonden mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
die verantwoordelijk is voor het Nationaal Archief en de Archiefwet. Ik verwijs u
in dat kader ook naar zijn brief aan uw Kamer van 12 november 2024.8
Eerst zal ik ingaan op de mogelijkheden om tegemoet te komen aan de wens van uw Kamer
om de beperkingen bij de inzage van dossiers zoveel mogelijk op te heffen. Daarna
reageer ik op de wens van uw Kamer om de dossiers van Fiom over te brengen naar het
NA. Vervolgens licht ik toe de vorming van afstands- en adoptiedossiers en waarom
niet iedereen gehele en onbelemmerde inzage krijgt in deze dossiers. Tot slot ga ik
in op de wens van uw Kamer om een brief toe te voegen aan de dossiers bij het NA en
om professionele ondersteuning bij inzage van afstands- en adoptiedossiers beschikbaar
te houden.
Ik ben mij ervan bewust dat niet iedere afgestane persoon is geadopteerd en dat niet
iedere geadopteerde is afgestaan. Voor de leesbaarheid gebruik ik in deze brief de
term «geadopteerde», maar daarvoor kan ook «afgestane persoon» worden gelezen.
In deze brief zijn enkele voorbeelden opgenomen. Deze voorbeelden zijn samengestelde
situaties uit bestaande dossiers. Elke overeenkomst met bestaande personen of gebeurtenissen
berust op toeval.
2. Mogelijkheden en beperkingen bij de inzage van dossiers
Betrokkenen hebben een groot belang bij kennis over het eigen verleden. Zeker waar
het gaat om afstammingsgegevens, die een evident onderdeel vormen van de eigen identiteit
en belangrijk zijn om zicht te krijgen op hetgeen zich in het verleden heeft afgespeeld.
Dit geldt des te meer daar de afstand en/of adopties veelal op jonge leeftijd hebben
plaatsgevonden en de afgestanen en/of geadopteerden daar vaak geen of nauwelijks herinneringen
aan hebben.
Afstands- en adoptiedossiers worden beheerd door verschillende organisaties, zoals
de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: RvdK), de Centrale autoriteit Internationale
Kinderaangelegenheden, de vergunninghouders, Fiom, die elk een eigen taak hebben en
voor de uitvoering daarvan een dossier samenstellen, en het NA.
Er is geen sprake van een eenduidig inzagebeleid bij deze verschillende organisaties,
onder meer doordat de inhoud van de dossiers bij deze organisaties niet hetzelfde
is en omdat de accenten in de toepasselijke wettelijke kaders van elkaar kunnen verschillen.
Zo is de Archiefwet niet van toepassing op de inzage van dossiers bij private organisaties
en is het NA niet gebonden aan de bepalingen voor de vergunninghouders in de Wet opneming
buitenlandse kinderen ter adoptie. Alle organisaties zijn gebonden aan de bepalingen
in de AVG.
In het traject tot wijziging van de adoptiewetgeving wil ik daarom de mogelijkheden
onderzoeken om te komen tot een meer eenduidig inzagebeleid bij de verschillende organisaties,
bijvoorbeeld door de term afstammingsgegevens te definiëren. Over dit wetgevingstraject
wordt uw Kamer in het najaar nader geïnformeerd.
Deze brief is vooral gericht op de inzagepraktijk bij het NA, gelet op de inzet en
ook de wens van uw Kamer om de afstands- en adoptiedossiers uiteindelijk zoveel mogelijk
door het NA te laten beheren.
Betrokken geadopteerden en afstandsmoeders krijgen, na overbrenging van de dossiers
naar het NA, inzage in hun eigen (afstammings)gegevens. Dit geldt zowel voor de verticale
afstammingslijn, dus de gegevens over de ouder of het kind, als in beperktere zin
voor de horizontale lijn, de namen van een (half)broer of zus. Het recht op afstammingsinformatie
weegt zeer zwaar, maar het is geen absoluut recht.9 Soms moeten delen van het dossier afgeschermd worden, omdat er (bijzondere) persoonsgegevens
van andere personen dan de geadopteerde en de afstandsmoeder in de dossiers staan.10 Dit wordt hieronder nader toegelicht.
De belangenafweging
De manier waarop de dossiers zijn gevormd maakt inzage complex. Alle betrokkenen in
het gezinsdossier hebben het recht op privacy op grond van de AVG. Daarom is voor
de verkrijging van volledige toegang tot een gezinsdossier in principe toestemming
(of een overlijdensverklaring) nodig van alle betrokkenen in het dossier. In de praktijk
is dat voor de verzoeker tot inzage niet altijd haalbaar, want niet iedereen die afgestaan
en vervolgens al dan niet geadopteerd is, weet wie de afstandsmoeder is of heeft daar
contact mee. Ook heeft een geadopteerde niet altijd contact met de adoptieouders en
eventuele broers/zussen. En als dat contact er is, betekent dit niet dat door de overige
betrokkenen toestemming tot inzage wordt gegeven.
Die beperkingen kunnen ingaan tegen het recht op informatie. Om geadopteerden tóch
inzage te kunnen geven in hun eigen (afstammings-)informatie wordt door de Rijksarchivaris, werkzaam bij het NA, dan een belangenafweging
gemaakt, zonder dat zij beschikken over een toestemmings- of overlijdensverklaring
van de afstandsmoeder in het dossier. De belangen van de geadopteerde bij (afstammings)informatie
worden afgewogen tegen de belangen van de afstandsmoeder bij het niet verstrekken
daarvan.11 Op grond van vaste jurisprudentie weegt het belang van de geadopteerde daarbij zwaar.
Voorbeeld 1
Een geadopteerde wil graag inzage in de informatie die gaat over de afstand en adoptie.
In het dossier staan strafrechtelijke feiten over de afstandsmoeder. Na een belangenafweging,
waarbij het recht op afstammingsinformatie wordt afgewogen tegen het recht op privacy,
wordt deze informatie over de afstandsmoeder volledig ter inzage gegeven aan de geadopteerde.
Daarbij is in dit geval oog geweest voor het feit dat het strafrechtelijke feiten
zijn die de reden zijn voor de afstand.
Als de afstandsmoeder inzage vraagt, krijgt zij inzage in het gedeelte van het dossier
dat over haarzelf en de afstand gaat. In het geval er in dit dossier ook (bijzondere)
persoonsgegevens staan over bijvoorbeeld de adoptieouders of adoptiebroers/zussen
van het afgestane kind, waarmee de afstandsmoeder geen verwantschap heeft, dan wordt
deze informatie afgeschermd voor de afstandsmoeder. Een voorbeeld ter illustratie:
Voorbeeld 2
Een afstandsmoeder vraagt inzage in het dossier dat gaat over de afstand van haar
kind. Dit kind is opgegroeid in een adoptiegezin met een adoptiebroer. Het afstandsdossier
en adoptiedossier zitten in één map; documenten over de afstand en de adoptie van
beide geadopteerden zitten door elkaar. Het dossier bevat bijzondere persoonsgegevens
van de biologische moeder van de adoptiebroer. Het betreft gegevens van medische en
seksuele aard. Ook vrij recente woonadressen en telefoonnummers van deze vrouw staan
genoteerd in het dossier.
Omdat het hier om (bijzondere) persoonsgegevens gaat van een persoon die niet in relatie
staat tot de aanvrager, worden deze gegevens afgeschermd. De gegevens die betrekking
hebben op haarzelf krijgt zij wel ter inzage.
Waar het gaat om de mogelijkheid van het opheffen van de beperking op de openbaarheid
wordt dit in het advies van Pels Rijcken als (zeer) risicovol benoemd. Het is belangrijk
dat de privacy van de betrokkenen in de dossiers beschermd wordt. Daarin wordt voorzien
door het Besluit beperking openbaarheid.12
Voorbeeld 3
Een jonge vrouw is ongepland zwanger geraakt van haar vriend. De relatie is geheim.
Als de ouders en andere familieleden van de vrouw achter de relatie zouden komen,
zou deze verboden worden of erger, er zou eergerelateerd geweld tegen de vrouw en
haar vriend gebruikt kunnen worden.
De vrouw en haar vriend hebben ervoor gekozen het kind af te staan ter adoptie.
Wanneer een afstands- en adoptiedossier met deze geschiedenis openbaar zou worden
voor anderen dan de betrokkenen, dan zou hun gezondheid en mogelijk zelfs hun leven
gevaar kunnen lopen. Ook wanneer het kind inzage zou vragen, is het noodzakelijk om
aan deze geadopteerde uit te leggen wat de reden van afstand is en wat de consequenties
kunnen zijn als de geadopteerde op zoek zou gaan naar de moeder.
Op dit moment onderzoek ik de mogelijkheden om het recht op inzage in afstands- en
adoptiedossiers wettelijk (verder) te verankeren in het kader van het traject tot
wijziging van de adoptiewetgeving. Daarbij bezie ik ook wat de reikwijdte van een
dergelijke bepaling kan zijn, rekening houdend met de bepalingen van onder andere
de Archiefwet en de AVG en de belangenafweging die steeds moet plaatsvinden en bovengenoemde
beperkingen en risico’s.
Graag wil ik nog vermelden dat het NA via een enquêteformulier aan bezoekers die inzage
krijgen in afstands- en adoptiedossiers vraagt om aan te geven hoe tevreden ze zijn
over hun contact met en hun bezoek aan het Nationaal Archief. Hiervan zijn de eerste
resultaten eind mei gedeeld via een nieuwsbrief. Respondenten konden kiezen uit verschillende
antwoorden, variërend van «zeer tevreden» tot «zeer ontevreden». Over het algemeen
zijn de reacties erg positief. Zo is 85% van de respondenten tevreden tot zeer tevreden
over hun contact met het Nationaal Archief. Ook het bezoek zelf wordt positief beoordeeld:
82% van de respondenten geeft aan hierover «tevreden» tot «zeer tevreden» te zijn.
Over de inzage in de dossiers zijn de meningen het meest verdeeld: 60% van de respondenten
is tevreden tot zeer tevreden, 34% is neutraal en 6% is ontevreden tot zeer ontevreden.
Het enquêteformulier biedt ook ruimte voor feedback. Uit de antwoorden blijkt dat
de meningen van bezoekers nogal uiteenlopen. Zo geeft een deel van de respondenten
bijvoorbeeld aan het complete afstands- en/of adoptiedossier te willen inzien, waarin
geen informatie is afgeschermd. Andere respondenten geven daarentegen aan dat ze het
niet prettig vinden om informatie over een (adoptie-) broer/zus in het dossier te
kunnen lezen. Over één ding zijn de respondenten het eens, namelijk dat het mogelijk
moet zijn om kopieën van de dossiers te krijgen. Deze mogelijkheid bestaat inmiddels
bij het NA.
3. De overbrenging van Fiom-dossiers naar het Nationaal Archief
Voor zover het doel van de motie is om alle afstands- en adoptiedossiers te centraliseren bij het NA, voer ik deze motie niet
uit, dit is niet wenselijk. Alleen al dossiers die betrekking hebben op gerechtelijke
procedures over afstand en adoptie worden deels gearchiveerd bij de elf Regionaal
Historische Centra (RHC’s)13 in het land. Bij deze RHC’s bevindt zich het gecentraliseerde archief van de gerechten
en het overbrengen van een deel van die gerechtelijke dossiers, namelijk de afstands-
en adoptiedossiers, naar het NA zou dus leiden tot decentralisatie en versnippering
van het archief van de gerechten. Dat is niet wenselijk.
Uw Kamer roept op om de dossiers van Fiom over te dragen aan het NA. Deze dossiers
betreffen een archief van een private organisatie, die hulpverlening biedt aan afstandsouders
en in dat kader aan dossiervorming doet. Het betreft dus hulpverleningsdossiers. Een
wettelijke grondslag voor (verplichte) overdracht van deze private dossiers aan de
Staat, teneinde de dossiers onder het bereik van de Archiefwet te brengen waardoor
overbrenging naar het NA mogelijk is, bestaat op dit moment nog niet.
Om de dossiers van Fiom over te brengen naar het NA is een wetswijziging nodig.
In het traject tot wijziging van de adoptiewetgeving wordt, in afstemming met onder
meer het Ministerie van OCW, bezien of een dergelijke wettelijke grondslag wenselijk
en haalbaar is. Ik begrijp het belang van centrale archivering van afstands- en adoptiedossiers
en ik neem dat belang ook zeer serieus. Daarbij vind ik het echter ook van belang
aandacht te hebben voor het feit dat Fiom beschikt over hulpverleningsdossiers, waarin
vertrouwelijke informatie is opgenomen. Vertrouwelijke informatie waarvan een betrokkene,
zoals een afstandsmoeder, bij het delen van informatie ervan uitging dat Fiom hier
vertrouwelijk mee om zou gaan. Verplichte overdracht van deze dossiers aan de overheid
kan dit vertrouwen schaden, omdat derden hierin dan inzage kunnen verzoeken. Wat ik
al wel kan toezeggen is dat er wordt gekeken naar de mogelijkheid voor een wettelijke
grondslag voor de toekomstige overdracht van private archieven over afstand en adoptie
aan de overheid. Omdat dit bijdraagt aan de duurzame archivering daarvan en aan de
gewenste centralisatie van de afstands- en adoptiedossiers. Over de haalbaarheid van
de wettelijke grondslag tot overdracht van private archieven informeer ik uw Kamer
nader bij verzending van het wetsvoorstel komend najaar.
Verder valt niet uit te sluiten dat zich elders in Nederland nog private archieven
over afstand en adoptie bevinden. Fiom doet op dit moment onderzoek naar tot nu toe
nog onbekende vindplaatsen daarvan, op verzoek en met subsidie van JenV. Om de vindbaarheid
van de verschillende archieven te vergroten heeft Fiom in de zoekresultaten op de
website opgenomen wat de vindplaatsen zijn van dossiers. Dit overzicht wordt doorlopend
geactualiseerd, wanneer nieuwe dossiers of archieven gevonden worden.
Ik ben mij ervan bewust dat de verschillende dossiers en de spreiding van de archieven
voor betrokkenen als een doolhof kunnen worden ervaren. Het kost tijd, geld en kennis
om zicht te krijgen op de vraag welke informatie waar beschikbaar is. Om die reden
onderzoek ik de mogelijkheid om te komen tot een centraal loket, waar ondersteuning
geboden kan worden bij het vinden van dossiers en het verzamelen van informatie. Ik
streef ernaar uw Kamer hierover begin volgend jaar nader te informeren.
4. De vorming van de dossiers en gevolgen voor inzage
Mijn ambtscollega van OCW en ik begrijpen de wens van betrokkenen en uw Kamer om onbeperkte
toegang te krijgen tot de afstands- en adoptiedossiers. Mijn ambtscollega heeft hierbij
ook stilgestaan in de Kamerbrief van 12 november 2024, waarnaar ik eerder al verwees.
Daarin is uiteengezet hoe de inzage in afstands- en adoptiedossiers bij het NA is
vormgegeven binnen de wet- en regelgeving die van toepassing is, zoals de Archiefwet
1995, de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en nationale en Europese jurisprudentie.
Wat een nadeel vormt is dat afstands- en adoptiedossiers niet aangemerkt kunnen worden
als «eigen» dossiers. Dit komt doordat deze dossiers geen persoonlijke dossiers zijn
over één persoon, maar gezinsdossiers, die ook altijd (afstammings)informatie bevatten
over de adoptieouders en vaak ook over eventuele (half/pleeg/stief/adoptie)broers/zussen.
De informatie over een geadopteerde of een afstandsmoeder is nooit gescheiden opgenomen
in een eigen persoonsdossier. De informatie over de verschillende betrokkenen zit
vaak door elkaar en in verschillende dossiers. Denk hierbij aan documenten van de
RvdK die betrekking hebben op de afstandsmoeder, haar gezin van herkomst en de omstandigheden
waaronder het doen van afstand heeft plaatsgevonden. Of gerechtelijke stukken, zoals
een kopie van het adoptievonnis, of documenten van Fiom over de begeleiding van de
afstandsmoeder bij de afstand. Ook kunnen er rapporten van de RvdK in het dossier
zitten over de adoptieouders en in deze rapporten kan weer (afstammings)informatie
opgenomen zijn van een kind dat eerder al geadopteerd is. Deze informatie over anderen
is privacy-gevoelig en kan op grond van de AVG bij een inzageverzoek niet (volledig)
worden gedeeld met de aanvrager. Ter illustratie hiervan heb ik het volgende voorbeeld
opgenomen, waaruit ook blijkt welke informatie wel wordt gedeeld.
Voorbeeld 4
Een adoptiedossier bevat informatie over een geadopteerde en over diens zus, die ook
geadopteerd is maar geen bloedverwant is. De zus wordt beschreven als iemand met gedragsproblemen,
die veel wegliep van huis, in verschillende instellingen/internaten verbleef, drugs
gebruikte en omging met personen die haar de illegale prostitutie in dwongen. Ook
wordt beschreven hoe zij meerdere keren seksueel misbruikt werd.
Het betreft hier bijzondere persoonsgegevens (seksueel gedrag en medische gegevens)
van een andere persoon dan de geadopteerde. Deze informatie, die geen afstammingsgegevens
van de geadopteerde bevat, wordt afgeschermd, gelet op het verbod van artikel 9 AVG
om bijzondere persoonsgegevens te verwerken, tenzij de geadopteerde een toestemmingsverklaring
of bewijs van overlijden van de zus overlegt. De naam van de zus wordt niet afgeschermd
en dus gedeeld met deze aanvrager. Daarnaast krijgt de aanvrager inzage in de eigen
afstammingsgegevens.
5. Het toevoegen van een brief aan de dossiers bij het Nationaal Archief
Uw Kamer verzoekt om het mogelijk te maken dat afstandsmoeders een «brief van je moeder»
aan het dossier in het NA kunnen toevoegen, waardoor afstandsmoeders de gelegenheid
krijgen een aanvullende verklaring te geven over de door hen geconstateerde onjuistheden
of onvolledigheden in het dossier te corrigeren dan wel hun persoonlijke ervaring
(hun eigen verhaal) toe te voegen. Ik heb begrip voor deze wens. De inzage van het
dossier is geregeld het begin van een zoektocht naar het verleden en contact tussen
de afstandsmoeder en de afgestane is op dat moment zeker niet altijd aan de orde.
De informatie in het dossier draagt echter regelmatig bij aan de beeldvorming bij
de afgestane over het verleden en dus ook over de moeder.
Een bespreking hiervan met het NA heeft geleid tot de volgende inzichten. Het NA beheert
archieven zoals deze zijn overgebracht door de archiefvormer (de organisatie die het
archief samenstelt). Dit zijn altijd afgesloten dossiers. Ten behoeve van de authenticiteit
en betrouwbaarheid van een archief wordt er niets meer aan het archief toegevoegd
of eruit verwijderd. Alleen documenten die bij een archiefvormer zijn achtergebleven
en die behoren bij een eerder incompleet overgebracht archief worden daaraan toegevoegd.
Daarnaast kan een betrokkene, in het geval zijn persoonsgegevens onjuist in de archieven
zijn weergegeven, een eigen lezing toevoegen (op grond artikel 45, derde lid Uitvoeringswet
AVG).
Het NA is bereid om te verwijzen naar een vindplaats van «een brief van je moeder»,
bijvoorbeeld in een inventarislijst of nadere toegang op een archief of in de zoekhulp
op de website van een betrokken organisatie. Ik onderzoek op welke wijze hieraan verder
vorm kan worden gegeven en streef ernaar uw Kamer hierover dit najaar nader te informeren.
Hoewel het NA namelijk de wens goed begrijpt om een andere zienswijze tegenover die
in het overheidsarchief te stellen, ziet het NA geen mogelijkheid om anderszins documenten
toe te voegen aan een afgesloten, «statisch» dossier. Het NA beheert veel archieven
met dossiers waarin mensen zich niet herkennen en die als pijnlijk worden ervaren
door de betrokkenen of nabestaanden. Denk aan het oorlogsarchief of het archief over
het slavernijverleden. Elk archief is gevormd door en geeft het handelen weer van
een overheidsorganisatie in een bepaalde periode. Het is niet aan het NA om de inhoud
te veranderen of er iets aan toe te voegen. Hierin een uitzondering maken werkt precedentwerking
voor andere archieven in de hand.
De motie richt zich tot de dossiers die zijn overgebracht naar het NA. Voor de volledigheid
merk ik op dat een eventuele «brief van je moeder» kan worden toegevoegd aan particuliere
archieven. Onder meer Fiom biedt afstandsmoeders de mogelijkheid tot het toevoegen
van een persoonlijke brief aan het dossier.
6. Professionele ondersteuning bij inzage
Wellicht ten overvloede, wil ik hier nogmaals benadrukken dat archiefdossiers een
weergave geven van handelen in een bepaalde periode. Het is in geen geval gezegd dat
afstands- en adoptiedossiers, «de waarheid» bevatten. De personen die in dossiers
voorkomen, zullen zich (lang) niet altijd herkennen in de daarin opgenomen weergave.
Ik ben mij ervan bewust dat zeker oudere dossiers, die gevormd werden in een tijd
waarin mogelijk minder is stilgestaan bij het feit dat deze informatie later door
de personen over wie het gaat zou kunnen worden ingezien of die met een bepaald doel
is vastgelegd, in het hier en nu als onbegrijpelijk, of zelfs pijnlijk kan worden
ervaren.
Professionele ondersteuning bij de inzage van dossiers kan dan ook zeer wenselijk
zijn. Archieven zijn een weerslag van een bepaalde tijd of een bepaalde gebeurtenis.
Die weerslag past bij de tijd waarin het dossier is gevormd. En ook dat is van belang
om de geschiedenis te onderzoeken, te begrijpen en ervan te leren.
Het NA biedt daarom de mogelijkheid om de inzage te laten begeleiden. Zo informeert
het NA aanvragers dat dossiers over afstand en adoptie emoties kunnen oproepen. En
dat deze soms heftig zijn en dat het mogelijk is om één of twee personen mee te nemen
naar de inzage als de aanvrager dat zelf prettig vindt. De aanvrager is vrij in de
keuze wie meegaat naar de inzage. Dit kan dus ook een professional zijn.
Op dit moment is dergelijke professionele begeleiding niet bij een specifieke organisatie
belegd. Dossiers van verschillende organisaties worden overgebracht naar het NA. Die
dossiers kunnen zowel betrekking hebben op interlandelijke adoptie als op binnenlandse
afstand- en adoptie. Professionele ondersteuning bij de inzage vereist dan ook, naast
het vermogen om emotionele ondersteuning te bieden, een brede kennis van de verschillende
archieven. Deze deskundigheid is op dit moment niet in de volle omvang bij een specifieke
organisatie voorhanden.
Ik onderzoek daarom op dit moment de mogelijkheden om te voorzien in professionele
ondersteuning vanuit een nader te identificeren organisatie, voor alle inzageverzoeken
waarbij die ondersteuning wordt gewenst door de betrokkene. Over de resultaten daarvan
zal ik uw Kamer dit najaar nader informeren.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, T.H.D. Struycken
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T.H.D. Struycken, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid