Brief regering : Toezeggingen Code Zaakstoedeling
36 243 Wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie, de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, de Wet op de Raad van State en enige andere wetten in verband met enkele wijzigingen in het belang van integere, onafhankelijke en onpartijdige rechtspraak, alsmede de regeling van enige andere onderwerpen
Nr. 28 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 juli 2025
Naar aanleiding van vragen van het lid Van Nispen over de noodzaak tot het wettelijk
verankeren van zaakstoedeling in de rechtspraak heeft de Minister voor Rechtsbescherming
Uw Kamer toegezegd om een rechtsvergelijkende inventarisatie te laten doen naar zaaktoedelingsregelingen
in voor Nederland relevante EU-lidstaten, waarbij ook gekeken zou worden naar het
Duitse model.1 Tevens heeft mijn voorganger toegezegd de Raad voor de rechtspraak te vragen om de
werking van de door de Rechtspraak opgestelde regels voor de toedeling van zaken (hierna:
Code Zaakstoedeling of Code) te evalueren, twee jaar na inwerkingtreding van de Code
Zaakstoedeling (inwerkingtreding: 1 april 2021). Over de uitkomsten van de evaluatie
en de rechtsvergelijkende inventarisatie informeer ik met deze brief uw Kamer.
Een wezenlijk element van rechterlijke onafhankelijkheid en onpartijdigheid is een
objectief en transparant systeem van zaakstoedeling, waarin zaken worden toebedeeld
op basis van objectieve, transparante en controleerbare criteria. Uitgangspunt van
internationale standaarden, zoals van de Europese Commissie voor Democratie door Recht
(Venetië Commissie) en het Europese Netwerk van Raden voor de rechtspraak (ENCJ),
is dat – vooraf vastgesteld door de wet of in bijvoorbeeld gerechtelijke reglementen
op basis van de wet – in beginsel zaken binnen gerechten transparant en objectief
worden toebedeeld aan rechters.2 In Nederland vormt artikel 20 van de Wet op de rechterlijke organisatie (Wet RO)
de wettelijke grondslag. Dit artikel geeft de opdracht aan de gerechtsbesturen om
nadere regels op te stellen voor de toedeling van zaken. De nadere regels zijn in
dit geval de landelijk opgestelde Code zaakstoedeling en de door de gerechtsbesturen
vastgestelde regelingen voor zaakstoedeling in de bestuursreglementen. Het doel van
de Code en de zaakstoedelingsregelingen is om te waarborgen dat zaken op basis van
objectieve maatstaven aan rechters worden toebedeeld, zodat een rechter onafhankelijk
en onpartijdig een zaak kan behandelen.
Evaluatie Code Zaakstoedeling
Na inwerkingtreding van de Code en de zaakstoedelingsregelingen in 2021 is door de
presidenten van de gerechten en de Raad afgesproken dat de implementatie van de Code
en de zaakstoedelingsregelingen op landelijk niveau periodiek zal worden gemonitord.
Deze monitoring vormt tevens de door de Minister voor Rechtsbescherming aangekondigde
evaluatie op de werking van de Code Zaakstoedeling. Het resultaat van de in 2023 uitgevoerde
monitoring is de bijgaande Rapportage Zaakstoedeling (hierna: de rapportage). Deze
rapportage is opgesteld door een daartoe door de Raad in het leven geroepen werkgroep,
bestaande uit een lid van de Raad, een lid van de presidentenvergadering, de voorzitter
van het gezamenlijk overleg van de Landelijke Overleggen Vakinhoud (GLO) en een lid
van het overleg van de portefeuillehouders kwaliteit (KPO), hierin ondersteund door
een wetgevingsadviseur van de afdeling strategie van de Raad en een gerechtsauditeur
bij het College van beroep voor het bedrijfsleven.
De rapportage geeft inzicht in de manier waarop de gerechten de zaaktoedelingsregelingen
in de praktijk uitvoeren. De eerste bevindingen van de monitoring laten zien dat er
in zijn algemeenheid conform de Code en de zaakstoedelingsregelingen wordt gewerkt.
Verder constateert de werkgroep dat er geen grote verschillen bestaan tussen de zaakstoedelingsregelingen
per rechtsgebied van de gerechten. De verschillen die er zijn, zijn onder meer terug
te leiden tot de specifieke situatie binnen een gerecht.
De werkgroep geeft in de rapportage enkele algemene bevindingen uit de monitoring
die de rechtsgebieden overstijgen. Deze som ik hier kort op:
• Aselecte toedeling van zaken is de hoofdregel, toedeling op maat is een uitzondering.
• Zaken worden in beginsel op basis van het principe «first in, first out» voor inhoudelijke
behandeling op zitting geagendeerd.
• De zaak volgt in beginsel de rechter aan wie de zaak is toebedeeld.
• De naam van de rechter die de zaak inhoudelijk ter zitting behandeld, wordt tijdig
aan partijen bekend gemaakt (met uitzondering van strafzaken).
• Verschoningsprocedures bij rechterswisseling zijn niet, althans heel weinig, toegenomen.
• Er zijn weinig harde gegevens of cijfers voorhanden over zaakstoedeling vanwege ontbreken
van registratie van gegevens.
• Mandatering van de bevoegdheid tot zaakstoedeling is niet altijd expliciet geregeld.
Op basis van deze bevindingen kunnen volgens de werkgroep nog verbeteringen worden
gerealiseerd waarmee de Raad, de gerechtsbesturen, de Landelijke Overleggen Vakinhoud
en IVO Rechtspraak (de IT-organisatie van de Rechtspraak) aan de slag gaan.
Een objectieve en transparante toedeling van zaken draagt bij aan het vertrouwen in
de rechtspraak. Het is dan ook positief dat de Raad hier blijvend aandacht aan besteedt.
Met belangstelling heb ik kennisgenomen van deze eerste evaluatie, waaruit blijkt
dat er een stevige basis is gelegd voor verdere verbetering. De in de rapportage geschetste
vervolgstappen volg ik dan ook met grote belangstelling.
Internationaal rechtsvergelijkende inventarisatie zaakstoedelings-regelingen
Graag informeer ik uw Kamer over de belangrijkste bevindingen uit de rechtsvergelijkende
inventarisatie naar zaaktoedelingsregelingen in voor Nederland relevante EU-lidstaten,
die is uitgevoerd naar aanleiding van de toezegging van de Minister voor Rechtsbescherming
aan het lid Van Nispen. De EU-lidstaten die onderdeel zijn van deze rechtsvergelijkende
inventarisatie zijn Duitsland, Frankrijk, België en Denemarken.
Daarnaast heeft een aantal landen van de Raad van Europa via het Venice Forum
3 beknopte informatie gedeeld over de wetgeving en de praktijk met betrekking tot zaakstoedeling.
Alle uitkomsten van de internationaal rechtsvergelijkende inventarisatie zaakstoedelingsregelingen
vindt u in bijlage 2.
Duitsland
De zaakstoedeling in het Duitse systeem is verankerd in formele wetgeving.
• De toedelingsvereisten worden uiteengezet in wetgeving in formele zin (het Gerichtsverfassungsgesetz (GVG).
• Zaakstoedeling geschiedt voorafgaand aan het betreffende zittingsjaar. In het GVG
zijn specifieke gronden vastgesteld ter rechtvaardiging van wijziging van het toedelingsbesluit
gedurende het zittingsjaar.
• Zaakstoedeling geschiedt door een gerechtelijk comité: het Presidium dat bestaat uit
de president en een aantal andere rechters van een gerecht.
• In de 4e evaluatiecyclus heeft GRECO geen aandacht besteed aan de Duitse zaaktoedelingssystematiek.
Frankrijk
De zaakstoedeling aan rechters is in het Franse systeem niet vastgelegd in formele
wetgeving, alleen de rotatie van rechters naar secties is vastgelegd.
• Het kader voor de rotatie van rechters naar secties (kamers en afdelingen) is vastgesteld
in wetgeving in formele zin (Code de l’organisation judiciaire). Jaarlijks wordt op basis van deze wet, voorafgaand aan de start van het betreffende
zittingsjaar, een rotatiebesluit vastgesteld en gepubliceerd.
• Er is geen wettelijk of regelgevend kader voor de (individuele) zaakstoedeling. Concrete
zaakstoedeling valt binnen de discretie van de president. Per sector wordt door de
president van de betreffende sector op basis van de agenda’s van de rechters de zaakstoedeling
ingericht.
• In de 4e evaluatiecyclus heeft GRECO geen aandacht besteed aan de Franse zaaktoedelingssystematiek.
België
In het Belgische systeem ontbreekt wet- of (lagere) regelgeving ten aanzien van de
(verantwoordelijkheid voor) zaakstoedeling. Er zijn geen objectieve criteria voor
de toedeling van zaken en dit is niet centraal geregeld.
• De praktijk bepaalt dat de president van het gerecht verantwoordelijk is voor de zaakstoedeling.
Dit vindt plaats op basis van een bijzonder reglement per rechtbank en een dienstregeling.
• Deze zaakstoedelingsregelingen (bijzonder regelement en dienstregeling) zijn niet
centraal geregeld en kunnen per gerecht verschillen. In de zaakstoedelingsregelingen
zijn geen inhoudelijke voorwaarden gesteld aan de toedeling en eventuele wijziging
nadat de dienstregeling is vastgesteld.
• In de 4e evaluatiecyclus heeft GRECO aandacht besteed aan de Belgische zaaktoedelingssystematiek
en hier een aanbeveling op gedaan. In het 3e interim-rapport uit 2022 concludeert GRECO het uitblijven van verdere stappen in
de harmonisering van de regels en praktijken voor de toewijzing van zaken tussen de
rechters op het niveau van de hoven van beroep en de rechtbanken van eerste aanleg.
De aanbeveling hieromtrent is daarom nog steeds van kracht.
Denemarken
De verantwoordelijkheid van de president van het gerecht voor de toedeling van zaken
aan rechters is uiteengezet in wetgeving in formele zin (Bekendtgørelse af lov om rettens pleje).
• In deze wet zijn geen inhoudelijke criteria vastgesteld over de manier van toedeling
van zaken, de bekendmaking van de zaakstoedeling en op welke gronden van deze criteria
mag worden afgeweken.
• Informeel is bepaald dat de criteria die de president na overleg met de andere rechters
van de rechtbank vaststelt, moeten zijn gebaseerd op objectieve, verifieerbare gegevens.
• Er is een wetsvoorstel aanhangig waarin wijzigingen worden aangebracht op de Deense
wet RO waarbij onder andere wordt vastgelegd waar de criteria op basis waarvan zaken
worden toebedeeld aan moeten voldoen.
• In de 4e evaluatiecyclus heeft GRECO geen aandacht besteed aan de Deense zaaktoedelingssystematiek.
Uit de inventarisatie via het Venice Forum komt dat landen een uiteenlopende systematiek toepassen voor zaakstoedeling. Bij
de meeste landen is sprake van onderliggende principes zoals dat de systematiek duidelijk
is, algemeen toepasbaar, objectief en vooraf bekend. Bij het afwijken van de zaakstoedelingsregelingen
is veelal sprake van specifieke criteria, deze kunnen zijn: alfabetische volgorde,
bijzondere rechterlijke expertise en evenwichtige verdeling van zaken en bezetting.
Sommige landen maken gebruik van een geautomatiseerd systeem voor zaakstoedeling.
Dit is dan met name bij lagere gerechten en in mindere mate bij hogere gerechten zoals
constitutionele hoven.
Uit deze rechtsvergelijkende inventarisatie concludeer ik dat er niet één uniforme
systematiek bestaat voor zaakstoedeling. In sommige landen zijn de regels voor de
zaakstoedeling wettelijk verankerd, zoals in Duitsland. Andere landen, zoals België,
kennen daarentegen geen wettelijke regeling. De meeste landen hanteren, ondanks de
verschillen in systematiek, de internationale standaarden voor een objectief en transparant
systeem van zaakstoedeling, waarin zaken worden toebedeeld op basis van objectieve,
transparante en controleerbare criteria. De uitkomsten van de rechtsvergelijkende
inventarisatie geven mij geen aanleiding om het Nederlandse systeem voor zaakstoedeling
te wijzigen.
Tot slot
In het licht van bovenstaande wil ik memoreren dat op 18 maart jl. in de Tweede Kamer
een amendement van het lid Van Nispen4 is aangenomen voor het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie, de Wet rechtspositie rechterlijke
ambtenaren, de Wet op de Raad van State en enige andere wetten in verband met enkele
wijzigingen in het belang van integere, onafhankelijke en onpartijdige rechtspraak,
alsmede de regeling van enige andere onderwerpen, waarmee wijzigingen worden doorgevoerd in onder andere Wet RO met als verbindende
factor dat zij ertoe strekken de onafhankelijkheid en integriteit van rechters en
andere rechterlijke ambtenaren verder te waarborgen.5 Met het aangenomen amendement wordt in artikel 20 van de Wet RO – naast de wettelijke
grondslag voor gerechtsbesturen om te voorzien in nadere regels voor de toedeling
van zaken – wettelijk verankerd dat zaken aan rechters worden toebedeeld op basis
van objectieve, transparante en controleerbare criteria, zoals ook bepaald in de Code
zaakstoedeling.
De Eerste Kamercommissie voor Justitie en Veiligheid heeft op 15 april jl. het verslag
uitgebracht voor dit wetsvoorstel, de nota naar aanleiding van het verslag is in voorbereiding.6
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, T.H.D. Struycken
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T.H.D. Struycken, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid