Brief regering : Kabinetsreactie op het rapport Sociale en Culturele Ontwikkelingen 2025
36 600 VII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2025
Nr. 146
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES EN VAN SOCIALE
ZAKEN EN WERKGELEGENHEID EN VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID,
WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 juli 2025
Op 18 februari 2025 heeft het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) het rapport Sociale en Culturele Ontwikkelingen 2025 (SCO 2025) gepubliceerd en op dezelfde datum heeft de vaste Kamercommissie Binnenlandse
Zaken een kabinetsreactie op dit rapport gevraagd.1 Met deze brief geven de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
en de Staatssecretaris van Jeugd, Preventie en Sport, gehoor aan dit verzoek. De brief
wordt ook mede namens de Staatssecretaris Participatie en Integratie verstuurd.
Het SCP heeft onlangs ook «samenleven in de toekomst» en «samen verschillend» uitgebracht,
die gedeeltelijk dezelfde thematiek raken als het SCO 2025. De kabinetsreactie op
deze rapporten is recent naar de Kamer gestuurd door de Staatssecretaris Participatie
en Integratie. 2
We zullen eerst een samenvatting geven van de bevindingen in de SCO 2025, alvorens
in te gaan op de drie beschouwingen die het SCP meegeeft.
Bevindingen van het SCP
Het SCP brengt de SCO 2025 voor de derde keer uit en geeft daarmee een overzicht van
hoe het gaat met inwoners van Nederland in sociaal-maatschappelijke zin. Het onderzoek
is gebaseerd op vragenlijsten, inzichten van experts en eerder onderzoek.
Het SCP presenteert «kwaliteit van de samenleving» als kader om de sociaal-maatschappelijke
stand van het land in kaart te brengen, bestaande uit drie elementen:
1. Kwaliteit van leven – wat mensen hebben, wat mensen doen en hoe mensen zich voelen;
2. Sociale samenhang – verbinding en vertrouwen tussen mensen, zoals samenhang in de buurt en ervaren
discriminatie;
3. Relatie van burgers tot de overheid – hoe burgers de overheid bekijken vanuit het burgerperspectief. Daarbij zijn legitimiteit
en vertrouwen belangrijke concepten;
De bevindingen zijn samengevat in de volgende figuur:
Nederland doet het goed op het gebied van kwaliteit van leven. Nederlanders geven hun leven gemiddeld 7,7. Veel mensen hebben betaald werk, doen
vrijwilligerswerk en verlenen mantelzorg. Er zijn aandachtspunten rondom mantelzorg
en mentale gezondheid. Het aantal uren mantelzorg en de zwaarte ervan nemen toe en
er zijn tekenen dat de mentale gezondheid van mensen afneemt, vooral bij mensen met
een laag inkomen en slechte gezondheid.
Nederland laat een gematigd beeld zien op het gebied van sociale samenhang. Een groot deel van inwoners, 73%, voelt zich verbonden met Nederland en meer dan
de helft van de inwoners ervaart een sterke samenhang in de buurt. Het sociale vertrouwen
is wat afgenomen, maar is zeker niet laag. De ervaren discriminatie is aanzienlijk:
bijna de helft van de ondervraagden maakt discriminatie mee. De verschillen tussen
inkomens-, opleidings- en gezondheidsgroepen zijn groot.
Het beeld van de overheid bij burgers is een punt van zorg. Het politiek vertrouwen en geloof in het kunnen van de politiek is laag. Burgers
hebben geen goed beeld van het overheidsfunctioneren. Veel mensen vinden dat de overheid
niet goed weet wat er leeft onder burgers en problemen niet aanpakt. Tegelijkertijd
is de legitimiteit hoog. Dat betekent dat mensen de overheid erkennen en het normaal
vinden om zich aan wetten en regels te houden. Ook bij dit element zijn de verschillen
tussen groepen groot. Er zijn groepen met een hoog vertrouwen en groepen met een heel
laag vertrouwen in de overheid.
De onderzoekers geven drie beschouwingen:
1. Ongelijkheden zijn aanzienlijk en stapelen bij bepaalde groepen. Dat het gemiddeld goed gaat in Nederland betekent niet dat er onder de motorkap
er geen problemen zijn. Mensen met een hoger inkomen, hbo of wo opleiding, hogere
tevredenheid met de eigen gezondheid scoren positiever op factoren zoals sociaal vertrouwen,
tevredenheid met het eigen leven en vertrouwen in de overheid. Mensen met een lager
inkomen en opleiding ervaren gemiddeld het tegenovergestelde.
2. De ervaren tegenstellingen nemen toe. Om polarisatie tegen te gaan en sociale samenhang te versterken, is het belangrijk
dat mensen met verschillende achtergronden elkaar tegenkomen. Programma’s zoals de
maatschappelijke diensttijd en de brede brugklas kunnen deze ontmoetingen faciliteren.
Ook ziet het SCP verschillen tussen groepen wat betreft het vertrouwen in de overheid.
Vertrouwen in de overheid wordt mede gevoed door de perceptie van het functioneren
van de overheid. Responsief, rechtvaardig, en probleemoplossend optreden van de overheid
blijft daarom een punt van aandacht. Een betere representatie in het landbestuur of
het recht op vergissen van burgers kunnen de democratische rechtstaat en het vertrouwen
van burgers in de overheid verbeteren.
3. Participatie gaat verder dan meer uren werken. Betaald werk of dagbesteding is belangrijk voor de kwaliteit van leven, maar kan
minder ruimte bieden aan mantelzorg of vrijwilligerswerk, welke ook belangrijke vormen
van participatie met een maatschappelijk belang. Tegelijkertijd is het wenselijk om
onbenut potentieel, zoals gepensioneerden die willen werken, te activeren.
Reactie op het rapport
De SCO 2025 biedt waardevolle inzichten over de kwaliteit van de Nederlandse samenleving.
Met veel mensen gaat het goed en gemiddeld geven Nederlanders hun leven een hoog cijfer.
Mensen doen mee aan de samenleving door te werken en voor elkaar te zorgen en wonen
in een fijne buurt. Dat is niet iets om voor lief te nemen, maar om te koesteren en
iedere dag aan te werken.
Onder de gemiddelden gaan ongelijkheden schuil. Het kabinet deelt de zorg van de stapeling
van factoren bij mensen met een lager inkomen, lagere opleiding en slechtere ervaren
gezondheid. Eerdere rapporten, zoals het rapport «Grip» van de Wetenschappelijke Raad
voor het Regeringsbeleid (WRR), Eigentijdse Ongelijkheid van het SCP en het advies
«Gezond opgroeien, wonen en werken» van de Sociaaleconomische Raad (SER) over sociaaleconomische
gezondheidsverschillen sluiten aan bij die inzichten. In reactie op deze rapporten
zijn de afgelopen jaren verschillende Kamerbrieven verstuurd. 3
4
5
Uit de resultaten blijkt helaas ook dat het vertrouwen in de regering en het parlement
nog niet stijgt. Waar tot voor kort een verschil bestond in dat vertrouwen tussen
verschillende opleidingsgroepen, is dat nu niet meer het geval. Het vertrouwen in
de politiek van mensen met een HBO- of WO-opleiding is gedaald tot hetzelfde niveau
als dat van andere opleidingsgroepen, dat in die periode hetzelfde bleef.
De lage scores op de relatie burger-overheid zijn een punt van zorg. De belangrijkste
reden voor het lagere vertrouwen in de regering en parlement is dat men twijfelt aan
de daadkracht en het probleemoplossend vermogen van de politiek. Grote problemen in
de maatschappij – zoals het woningtekort en bestaanszekerheid – zijn onvoldoende opgepakt
en deze beïnvloeden het vertrouwen.
In het vervolg van deze brief reageren wij op elk van de drie beschouwingen uit de
SCO 2025 afzonderlijk. Deze beschouwingen raken aan vrijwel al het overheidsbeleid.
Wij trachten daarom niet een uitputtend overzicht te geven in deze brief, maar geven
ter illustratie een aantal voorbeelden van concrete beleidsinitiatieven. Gezien de
demissionaire status van het kabinet zal worden bezien welke daarvan doorgang vinden.
Ongelijkheden zijn aanzienlijk en stapelen bij bepaalde groepen.
Het demissionaire kabinet herkent het beeld dat achterstanden stapelen bij bepaalde
groepen. Daarom heeft het kabinet ingezet op het vergroten van de bestaanszekerheid
door onder andere maatregelen te treffen voor een evenwichtige koopkrachtontwikkeling.
Om huishoudens te ondersteunen heeft het kabinet bijvoorbeeld het kindgebonden budget
per 2025 verhoogd, is de huurtoeslag per 2025 vereenvoudigd (circa € 250 miljoen)
en wordt de huurtoeslag vanaf 2026 structureel verhoogd (circa € 650 miljoen). Dit
draagt bij aan het tegengaan van ongelijkheden. Ook draagt het kabinet bij aan vereenvoudiging
op de langere termijn door de hervormingsagenda inkomensondersteuning die op 11 juli
naar de Kamer is gestuurd. Daarnaast zijn een aantal maatregelen uit het arbeidsmarktpakket
waarmee het kabinet werkenden meer werk- en inkomenszekerheid wil geven, ook relevant.
Het SCP benadrukt dat in alle beleidsdomeinen aandacht moet zijn voor de effecten
op ongelijkheden, bijvoorbeeld gezondheidsverschillen. Het kabinet onderschrijft dit
en zet in op het aanpakken van de achterliggende oorzaken van een slechte gezondheid
en gezondheidsachterstanden. Er wordt daarom gewerkt aan aanpak van schimmelwoningen,
goede luchtkwaliteit en effectieve schuldhulpverlening. Een domeinoverstijgende aanpak
is ook de basis van de beleidsagenda «gezondheid in alle beleidsdomeinen». Daarin
staan maatregelen gericht op het verbeteren van de gezondheid en het tegengaan van
gezondheidsachterstanden op het gebied van bestaanszekerheid en werk, gezonde generatie,
gezonde fysieke leefomgeving en van zorg naar gezondheid. Daarnaast wordt gewerkt
aan een investeringsmodel voor preventie, waarin duidelijk moet worden hoe kostenbesparingen,
die over de tijd worden gerealiseerd binnen een beleidsterrein, kunnen worden gebruikt
voor de financiering van preventieve maatregelen.
De ervaren tegenstellingen nemen toe
Het kabinet is het met de beschouwing van het SCP eens dat het goed is als mensen
elkaar tegenkomen. Het kabinet blijft subsidie beschikbaar stellen voor de maatschappelijke
diensttijd. Dit biedt partnerschappen van o.a. maatschappelijke organisaties, scholen,
gemeenten en bedrijven de mogelijkheid om participatie te bevorderen. Ook zet het
kabinet in op het repareren en versterken van het netwerk van bibliotheken zodat deze
voorziening voor iedere burger toegankelijk is.
Het kabinet deelt de reflectie dat een responsieve, rechtvaardige en probleemoplossende
overheid belangrijk is voor het vertrouwen van de burger.6
Achter gebrek aan vertrouwen schuilen vaak reële grieven en zorgen. Het interbestuurlijk
netwerk «Omgaan met Maatschappelijk Ongenoegen en Onrust» (OMO) ondersteunt landelijke
en lokale overheden bij het beter horen van en het omgaan met zorgen en grieven van
burgers.
Het is ook van belang om in te zetten op de sociale samenhang en stabiliteit van de
Nederlandse samenleving om militaire en hybride dreigingen het hoofd te kunnen bieden.
Dat vraagt om een extra investering bovenop het huidige beleid. Met aandacht voor
het toerusten van burgers, het faciliteren van maatschappelijke initiatieven waarin
mensen elkaar vinden en met elkaar werken aan het versterken van hun weerbaarheid
op lokaal niveau. We ondersteunen gemeenten daarin en zoeken de samenwerking met de
veiligheidsregio’s. In de aankomende Kamerbrief over maatschappelijke weerbaarheid
van de Ministers van Justitie en Veiligheid en Defensie wordt uw Kamer hierover verder
geïnformeerd.
Het is belangrijk om als overheid aandacht te blijven hebben voor initiatieven uit
de samenleving en daarvoor ruimte te bieden waar nodig. In onze samenleving ondernemen
burgers allerlei waardevolle initiatieven. Ze doen dat omdat ze betrokken zijn bij
elkaar en bij de plekken waar ze wonen, werken, en leven. Nederland kent vele vrijwilligers,
filantropische fondsen en een actieve goede doelensector. Maar liefst de helft van
alle Nederlanders zet zich in voor een ander via mantelzorg of als vrijwilliger. Er
is een toename van het aantal burgercollectieven en burgerinitiatieven en sociale
ondernemingen zijn in opkomst. Kortom, het maatschappelijk initiatief in onze samenleving
is springlevend. Hoe het kabinet ruimte geeft en steun biedt aan al die initiatieven
die vanuit de samenleving ontstaan, staat in de brief «meedoen in democratie en samenleving»
die recent aan de Kamer is gestuurd.7
Participatie gaat verder dan meer uren werken
Maatschappelijke uitdagingen zoals vergrijzing en arbeidsmarktkrapte zetten onze tijdsindeling
op scherp. Het verandert de manier waarop we in de toekomst werken, zorgen en dit
soort wensen en verantwoordelijkheden combineren. Er is behoefte aan zowel een uitbreiding
van het aantal gewerkte uren als een toename van het aantal mensen die informele zorg
verlenen. Deze behoeften vragen iets van de overheid, werkgevers en werknemers.
Het kabinet is het met het SCP eens dat participatie breder is dan alleen meer uren
werken en erkent het belang van mantelzorg en vrijwilligerswerk. Het is van belang
dat iedere burger in staat wordt gesteld om de verschillende rollen te kunnen blijven
combineren. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft recent de visie
van het kabinet op de combinatie van arbeid en zorg naar de Kamer gestuurd.8 Ondersteunende maatregelen voor mantelzorgers zijn opgenomen in de Mantelzorgagenda
2023–2026. Het hoofdlijnenakkoord ouderenzorg, zodat we de ambities op het terrein
van zorg, welzijn en ondersteuning kunnen bereiken met oog voor de draagkracht in
de samenleving, werd recent aan de Tweede Kamer gestuurd. Om de combinatie van werk
en mantelzorg (en andere informele taken) toekomstbestendig te maken, is vanuit de
ministeries van VWS, OCW, Financiën en SZW een SER-advies aangevraagd. Het SER-advies
over werk en mantelzorg wordt eind dit jaar verwacht.
Door de collectieve inzet van mensen om mantelzorg te verlenen en/of zich in te zetten
als vrijwilliger, kunnen we toekomstige uitdagingen als samenleving het hoofd bieden.
De Staatssecretaris van Langdurige en Maatschappelijke Zorg (LMZ) versterkt de sociale
basis, mantelzorg en vrijwilligerswerk op verschillende manieren.9 Het kabinet heeft bijvoorbeeld via de zorgakkoorden IZA en GALA geld beschikbaar
gesteld aan gemeenten voor ontmoetingsruimten, inloopvoorzieningen en bijvoorbeeld
extra sociaal werkers. Zo worden buurten zorgzamer, de sociale basis sterker en kunnen
mensen langer thuis blijven wonen.
Gezien de grote personeelstekorten, is het nog belangrijker geworden dat we on(der)benut
arbeidspotentieel beter weten te benutten. Eind vorig jaar heeft het kabinet in een
Kamerbrief geschetst welke maatregelen worden genomen om de duurzame arbeidsparticipatie
te verhogen.10 Binnen het traject Participatiewet in Balans kijkt het kabinet fundamenteel naar
het herzien van de Participatiewet zodat deze beter haar doelen weet te bereiken en
waarbij meer vertrouwen, eenvoud en menselijke maat centraal staan. Hier hoort bij
dat de wet een passend perspectief biedt op werk en participatie. Sommige mensen kunnen
vanwege goede redenen niet meer werken of participeren. Anderen kunnen juist weer
beter en intensiever geholpen worden. Met oog voor de brede situatie van een persoon
en zijn of haar mogelijkheden en beperkingen. De eerste stap is al gezet met het door
uw Kamer aangenomen wetsvoorstel Participatiewet in balans (spoor 1)11. Daarnaast is het kabinet gestart om in spoor 2 meer fundamenteel naar de Participatiewet
te kijken.
Tot slot
Wij danken het SCP voor de waardevolle inzichten uit het onderzoek. Het gaat in deze
SCO om belangrijke zaken zoals het tegengaan van ongelijkheden, bijvoorbeeld door
onderwijs, het bouwen aan vertrouwen in de overheid en het vergroten van sociale samenhang
en weerbaarheid. Dit vraagt om een langdurige inzet.
Gelet op de demissionaire status van dit kabinet, is het aan een volgend kabinet om
verdere stappen te zetten en hier nadere keuzes in te maken.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J.J.M. Uitermark
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Y.J. van Hijum
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
D.E.M.C. Jansen
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
J.Z.C.M. Tielen
Indieners
-
Indiener
J.J.M. Uitermark, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Medeindiener
D.E.M.C. Jansen, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Medeindiener
Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Medeindiener
J.Z.C.M. Tielen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport