Brief regering : Reactie op rapporten Wetenschappelijke Klimaatraad en Nationaal Klimaatplatform
32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
30 252 Toekomstvisie agrarische sector
Nr. 1528 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, VISSERIJ, VOEDSELZEKERHEID EN NATUUR
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 juli 2025
Op 11 december jl. is het briefadvies «Boeren in een veranderend klimaat» van de Wetenschappelijke
Klimaatraad (hierna: WKR) verschenen. Dit is een verdere uitwerking van het eerste
advies van de WKR, «Met iedereen de transities in». Een paar weken eerder (19 november
jl.) verscheen het vierde signalenrapport van het Nationaal Klimaatplatform (hierna:
NKP) met als titel «Een duurzame basis voor bestaanszekerheid van boeren en tuinders».
In deze brief reageer ik op de adviezen uit beide rapporten en op welke wijze deze
aanbevelingen (al) worden opgevolgd. Tevens ga ik in op de motie van de leden Thijssen,
Bromet, Grinwis en Boswijk over voedselprijzen (Kamerstuk 36 200 XIV, nr. 37) die ten tijde van de onderhandelingen over het Landbouwakkoord is aangenomen.
Breed toekomstperspectief
Het kabinet onderschrijft de aanbeveling van de WKR om te zorgen voor duidelijke en
concrete kaders en doelen voor de korte en langere termijn. Daarvoor zijn er tot 2030
Europese en nationale (klimaat)doelen geformuleerd voor de landbouw. Het kabinet houdt
vast aan de klimaatdoelen, ook voor 2030 voor landbouw en landgebruik. Als deze doelen
niet gehaald dreigen te worden, wordt er alternatief beleid gemaakt. Daarbij wordt
rekening gehouden met de haalbaarheid en uitvoerbaarheid. In het Klimaatplan is geschetst
hoe de landbouw zich doorontwikkelt richting 2050 naar een sector gericht op het verhogen
van efficiëntie, duurzaamheid en veerkracht van het voedselsysteem. Voedselzekerheid
en innovatie van de land- en tuinbouw om te komen tot een toekomstgericht voedselsysteem
en perspectief en bestaanszekerheid van boeren en tuinders staan hierin centraal.
Om duidelijkheid te geven aan agrarische ondernemers en invulling te geven aan de
klimaatdoelen richting 2030 en daarna, zet het kabinet onder andere in op doelsturing
met haalbare afrekenbare bedrijfsspecifieke normen voor broeikasgassen en stikstof.
Recent is de Kamer ook geïnformeerd over de contouren en uitgangspunten hiervan (Kamerstuk
35 334, nr. 331). Agrarische ondernemers krijgen hierbij de ruimte om te ondernemen binnen haalbare
normen en tegelijkertijd bij te dragen aan het halen van de verschillende doelen die
de maatschappij van hen vraagt. Het advies van de WKR is om KPI’s voor emissies uit
te drukken per hectare of per bedrijf en niet per productie-eenheid. In de Kamerbrief
over het Startpakket in het kader van de MCEN (Kamerstuk 35 334, nr. 362) heb ik uw Kamer geïnformeerd dat waar mogelijk wordt aangesloten bij bestaande stelsels,
om stapeling van verplichtingen en extra stelsels te voorkomen. In 2025 wordt gestart
met pilots om bedrijfsspecifieke emissiedoelen in de praktijk te testen. Naast afrekenbare
bedrijfsnormen wil ik ook onderzoeken hoe ik kan inzetten op het ondersteunen en stimuleren
van boeren die sneller of meer stappen willen zetten. Hierbij werken we zoveel mogelijk
publiek-privaat samen.
Het NKP schetst in het rapport dat de basis voor een breed gedragen toekomstperspectief
al aanwezig is. Zo toont het recente onderzoek van Imke de Boer en Kawire Gosselink
dat daarover veel meer overeenstemming bestaat dan dat we denken. Op dit moment werk
ik aan een analyse van het voedselsysteem waarbij deze studies worden meegenomen.
Dit zal resulteren in een Nationale Voedselstrategie die in het laatste kwartaal van
2025 zal verschijnen.
Om te komen tot dit toekomstperspectief, onderschrijft het kabinet het belang om boeren(vertegenwoordigers)
te blijven betrekken bij de besluitvorming over de toekomst van de landbouw. Het herstel
van vertrouwen is hierbij het vertrekpunt, omdat dit de basis is van elke relatie.
Het kabinet is daarom, zoals aangekondigd in het Regeerprogramma, gestart met een
strategisch overleg landbouw en voedsel. Het strategisch overleg, met boeren(vertegenwoordigers),
brancheorganisaties, ketenpartijen en maatschappelijke organisaties, is in de eerste
plaats een gedachtevormend gremium, een plek van ontmoeting, delen van dilemma’s,
verbinding houden, reflecteren op ontwikkelingen, identificeren van kansen en richting
geven. Dat geeft de gelegenheid om strategische vraagstukken over de toekomst van
de landbouw te bespreken en open de verschillende belangen te bediscussiëren.
Met betrekking tot het vaststellen van kaders na 2030 stelt de WKR voor dat de overheid
vaststelt welke emissies door welke soort en welke hoeveelheid koolstofverwijdering
kunnen worden gecompenseerd. En duidelijkheid geeft over hoe het beperkte potentieel
voor koolstofverwijdering in Nederland ingezet zal worden. Dit advies hangt samen
met het advies van de WKR over koolstofverwijdering en het bijbehorende achtergronddocument
over het verantwoord inzetten van tijdelijke koolstofverwijdering1. Het kabinet heeft invulling gegeven aan de adviezen van de WKR in de Routekaart
Koolstofverwijdering die gelijktijdig met het Klimaatplan is gepubliceerd.
De WKR stelt voor dat de overheid duidelijk in kaart brengt welke gebieden nu en in
de toekomst kwetsbaar zijn voor de gevolgen van klimaatverandering, bijvoorbeeld droogte,
wateroverlast en verzilting. Op dit moment beoogt het kabinet via de actieprogramma’s
klimaatadaptatie landbouw en natuur om de kwetsbaarheden in beeld te brengen per gebied.
Deze inzichten worden benut, in het kader van adaptatie van landbouw en natuur, bij
de ontwikkeling van de nieuwe nationale klimaatadaptatiestrategie die in 2026 wordt
opgeleverd. Onlangs heeft de WKR ook een apart adviesrapport over klimaatadaptatie
gepresenteerd2 welke in de herziening van de nationale klimaatadaptatiestrategie wordt meegenomen.
Perspectief voor blijvers en stoppers
De WKR adviseert het kabinet om boeren «zowel financieel als met begeleiding te ondersteunen bij het omschakelen naar een
bedrijfsvoering die past binnen de [...] kaders voor klimaat en milieu». Veel agrarische ondernemers hebben al grote stappen gezet in het terugbrengen van
hun uitstoot van broeikasgassen, wat laat zien dat met de juiste kennis en ondersteuning
veel bereikt kan worden. Met regelingen zoals de Subsidiemodules brongerichte verduurzaming
stal- en managementmaatregelen (SBV) en het Investeringsfonds Duurzame Landbouw (IDL)
stimuleert het kabinet agrariërs om investeringen te doen die bijdragen aan emissiereductie.
In het IDL is cofinanciering verplicht, zodat banken hier ook een verantwoordelijkheid
in dragen. Het IDL is na een pilotperiode sinds de zomer 2024 langjarig opengesteld
tot in elk geval 2034. Aanvullend zijn er diverse regelingen waar boeren een beroep
op kunnen doen voor advies en begeleiding. Zo helpt de Subsidiemodule Agrarische Bedrijfsadvisering
en Educatie (SABE) agrariërs die hun kennis over verduurzaming van de landbouw willen
vergroten door het aanbieden van educatie, advies op maat door een onafhankelijke
adviseur of door groepsgewijze kennisdeling via demonstratieprojecten of praktijkleernetwerken
met andere boeren. Ook kunnen boeren binnenkort gebruik maken van meerjarige Sociaal
Economische Begeleiding (SEB) door onafhankelijke procesbegeleiders die ondersteunen
bij het verder ontwikkelen van de bedrijfsvoering en de keuzes die daarbij moeten
worden gemaakt.
Als agrarische ondernemers, die bijvoorbeeld geen opvolger meer hebben, de moeilijke
keuze maken om te stoppen met hun bedrijf, dan helpt het kabinet hen hierbij. Het
kabinet deelt de boodschap van het NKP dat deze ondernemers perspectief geboden moet
worden. Daarom werkt het kabinet, in aanvulling op de eerder opengestelde vrijwillige
beëindigingsregelingen, aan een nieuwe, vrijwillige brede beëindigingsregeling voor
veehouders die willen stoppen, zoals aangekondigd in de Kamerbrief over het Startpakket
in het kader van de MCEN (Kamerstuk 35 334, nr. 362). In deze regelingen worden boeren begeleid door zaakbegeleiders in het maken van
deze moeilijke keuze.
Het kabinet vindt het van belang dat we een vitaal platteland hebben met een toekomstgericht
voedselsyteem. Het kabinet onderschrijft dat de keuzes die we maken impact hebben
op meer dan alleen individuele bedrijven, namelijk ook op de regionale economie en
arbeidsmarkt. Het NKP benadrukt dat een brede aanpak vereist is om boerenbedrijven
toekomstperspectief te bieden, met voordelen op zowel maatschappelijk, economisch
als ecologisch vlak. Momenteel zet het kabinet zich in voor de sociale en economische
vitaliteit van het platteland. In de aanpak Ruimte voor Landbouw en Natuur zijn een
sociale en regionaaleconomische actielijn aangekondigd. Hiermee wil het kabinet gebiedsgericht
bijdragen aan het behoud en de ontwikkeling van een rurale economische structuur die
in balans is met de leefomgeving. Conform de motie van het lid Van der Plas (Kamerstuk
36 600 XIV, nr. 51) is het kabinet in gesprek met werknemersvakbonden over een transitieplan voor werknemers
in de voedsel en agrisector over de impact van de stikstofmaatregelen op de werkgelegenheid
en daarmee de leefbaarheid van het landelijk gebied. Hierbij bouwen we voort op de
structuren die er zijn, zoals het GroenPact en de lessen uit het SER advies over leven
lang leren, en trekken we samen op met het Ministerie van SZW.
Verantwoordelijkheid van ketenpartijen
In de rapporten van WKR en NKP wordt geadviseerd om toekomstgericht markt- en prijsbeleid
te ontwikkelen en om partijen in de keten aan te zetten voor verdere verduurzaming.
Boeren zijn niet als enige verantwoordelijk voor bedrijfsaanpassingen die leiden tot
emissiereductie. Het kabinet onderschrijft dit. Om boeren een eerlijke beloning voor
duurzame landbouwproducten te geven, is een evenwicht tussen aanbod en vraag essentieel.
Daarom werk ik binnen het Marktprogramma verduurzaming dierlijke producten samen met
de keten aan het vergroten van de vraag en het inzichtelijk maken van klimaateffecten
met erkende methoden.
Daarnaast stimuleert het kabinet ketenpartijen om afspraken te maken met boeren over
de productie en een passende vergoeding daarvoor. Mededingingsregels voor de landbouw
bieden ruimte voor het maken van dergelijke afspraken tussen afnemers en boeren over
bovenwettelijke eisen. Hierover sta ik in nauw contact met de Autoriteit Consument
& Markt (ACM). De ACM biedt gericht informatie over de mogelijkheden van duurzaamheidsafspraken,
met bijvoorbeeld de Leidraad samenwerking landbouwers en de recent gepubliceerde «Samenwerkcheck».
Ook heeft de ACM het initiatief van On the Way to PlanetProof over het invoeren van
een duurzaamheidsvergoeding voor boeren informeel beoordeeld. Deze beoordeling geeft
aan dat de ketenafspraken over deze vergoeding niet in strijd zijn met concurrentieregels,
en dat het onwaarschijnlijk is dat de consumentenprijs hierdoor merkbaar zou stijgen.
In de motie (Kamerstuk 36 200 XIV, nr. 37) van de leden Thijssen, Bromet, Grinwis en Boswijk werd mij gevraagd om onderzoek
te doen naar de effecten van de afspraken in het landbouwakkoord op de voedselprijzen.
De bevindingen zouden worden gepresenteerd samen met het Landbouwakkoord. Zoals de
Kamer weet is er geen definitief Landbouwakkoord gesloten. Dit onderzoek door de ACM
geeft voor het On the Way to PlanetProof initiatief aan dat deze duurzamere productiewijze
niet per definitie leidt tot een substantieel hogere consumentenprijs. Dit onderzoek
is in de geest van de motie te interpreteren, en daarmee beschouw ik deze motie als
afgedaan.
Stimuleren initiatieven vanuit de sector
De WKR en het NKP adviseren om te investeren in initiatieven die de samenwerking tussen
boeren en consumenten en tussen boeren onderling bevorderen, en om voorbeelden zichtbaar
te maken.
Samenwerking door boeren onderling is een belangrijke factor in het versterken van
ondernemerschap. De projecten uit de SABE laten dat zien. De SABE-regeling heeft als
doel er voor te zorgen dat bestaande kennis over het doorontwikkelen van het boerenbedrijf
sneller bij agrariërs terechtkomt, zodat zij met deze opgedane kennis in staat zijn
om bedrijfsaanpassingen door te voeren. Uit de evaluatie van deze regeling (Kamerstuk
30 252, nr. 173) blijkt dat het bieden van inspiratie en kennis vanuit de praktijk door collega-agrariërs
een goede basis blijkt voor boeren om hun eigen bedrijfsvoering verder te ontwikkelen.
Informatie over de projecten wordt gepubliceerd op Groen Kennisnet dat zowel door
bedrijfsadviseurs als agrarisch ondernemers wordt geraadpleegd.
Daarnaast wordt er via het platform Groeien naar morgen op meerdere manieren aandacht
gegeven aan innovaties op verschillende boerenbedrijven die ter kennisvergroting dienen
voor andere agrarisch ondernemers. Deze inzet wordt momenteel uitgebreid. Deze bedrijven
vormen onderling een netwerk waarin zij hun kennis uitdragen. Ook via verschillende
experimenteergebieden en experimenteerlocaties wordt praktijkkennis opgedaan en gedeeld.
Vele boerenbedrijven zetten ook producten af direct aan de consument, soms op kleine
schaal en soms als volledig business model. Dit directe contact tussen boer en consument
wordt door beiden vaak als zeer waardevol ervaren. Het kabinet zet zich ervoor in
om boeren die dergelijke initiatieven (willen) nemen te ondersteunen. Bijvoorbeeld
door met lokale overheden te kijken waar zich in regelgeving belemmeringen voordoen,
en hoe deze kunnen worden opgelost.
De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur