Brief regering : Tegemoetkoming voor mensen met een chronische ziekte en/of beperking
36 600 XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2025
Nr. 202
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN DE STAATSSECRETARIS
VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 juli 2025
Met deze brief stuur ik u de kabinetsreactie over de aftrek specifieke zorgkosten,
mede namens de Staatssecretaris van Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane, de Staatssecretaris
Langdurige en Maatschappelijke Zorg, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
en de Staatssecretaris Participatie en Integratie. In de kabinetsreactie ga ik in
op de ambtelijke verkenning naar de vraag op welke wijze de middelen voor mensen met
een chronische ziekte en/of beperking uit de huidige fiscale regeling voor aftrek
en tegemoetkoming specifieke zorgkosten gerichter bij de doelgroep kunnen landen,
zoals aangekondigd in het najaar van 20231. Het rapport van de ambtelijke verkenning is meegestuurd.
Uit de evaluatie van de huidige regeling blijkt dat deze door de doelgroep als complex
wordt ervaren. De regeling is beperkt doeltreffend en doelmatig en er zijn zorgen
rondom de uitvoerbaarheid. Uit de ambtelijke verkenning komt echter geen ideaal alternatief
naar voren.
Huidige fiscale regeling
Via de aangifte inkomstenbelasting kunnen burgers gebruik maken van de aftrekpost
«uitgaven voor specifieke zorgkosten» (hierna ASZ). Onder deze aftrekpost kunnen bepaalde
uitgaven als gevolg van ziekte of invaliditeit (dit is de term die in de wet wordt
gebruikt voor een beperking2) onder voorwaarden van het inkomen worden afgetrokken.
De tegemoetkoming specifieke zorgkosten (hierna TSZ) biedt ondersteuning voor burgers
die geen of minder voordeel hebben van de aftrek doordat zij hun heffingskortingen
hierdoor niet (volledig) kunnen verzilveren. In zo’n situatie zou de persoon feitelijk
geen (of minder) tegemoetkoming voor de gemaakte meerkosten krijgen. De TSZ corrigeert
dit verschil en wordt automatisch uitbetaald door de Belastingdienst.
Deze fiscale regeling is in 2022 geëvalueerd3. De uitkomst van de evaluatie was dat de regeling beperkt doeltreffend en doelmatig
is en er zorgen zijn rondom de uitvoerbaarheid. Gebruikers ervaren de regeling als
complex en de kostenposten sluiten niet altijd goed aan bij de meerkosten van de doelgroep.
Daarnaast kent de regeling hoge administratieve lasten, hoog niet-gebruik en veel
(onbewust) onjuist gebruik. Ook wordt de regeling gebruikt door mensen die niet tot
de doelgroep lijken te behoren, al blijkt het ingewikkeld harde grenzen of kaders
te maken wie precies wel en wie niet tot de doelgroep behoren. De Belastingdienst
is niet in staat om medische gegevens te controleren en de beoordeling van kostenposten
is in sommige gevallen zeer casuïstisch. Een ander knelpunt is dat er grote heterogeniteit
in type en hoogte meerkosten bestaat, waardoor de regeling al snel complexer en minder
uniform wordt. In de reactie op het evaluatierapport heeft het kabinet in 2023 aangegeven
«een noodzaak te zien om de aftrek en tegemoetkoming van specifieke zorgkosten doeltreffender
en doelmatiger te maken door deze beter te richten op de doelgroep van mensen met
een beperking en/of een chronische ziekte. Tegelijkertijd dient de regeling indien
ze behouden wordt, te worden vereenvoudigd.»4
Ook heeft het kabinet toen aangegeven een ambtelijke verkenning te starten naar alternatieven.
Het bijgevoegde rapport omvat de resultaten van deze ambtelijke verkenning die in
gezamenlijkheid is uitgevoerd door de Ministeries van VWS, Financiën en SZW in afstemming
met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Uit het rapport komt geen ideaal alternatief naar voren
Op basis van de evaluatie van de huidige ASZ, veldonderzoek, gesprekken met de doelgroep
en gemeenten is op zoek gegaan naar mogelijke alternatieven om de middelen van de
ASZ en TSZ gerichter bij de doelgroep te krijgen. Het rapport gaat in op enkele mogelijkheden
en schetst daarbij de complexiteit van het begrenzen van de doelgroep en het scherper
maken van de doelstelling. Die complexiteit komt bij de geschetste alternatieve regelingen
terug. Tevens is er bij elk alternatief een afruil tussen eenvoud, gerichtheid en
administratieve lasten voor burger en uitvoerder. Twee varianten werden aanvankelijk
als potentieel kansrijk geacht en zijn verder uitgewerkt: een gerichtere fiscale variant
en het overhevelen van de middelen in het gemeentefonds, waarbij gemeenten verder
invulling geven aan hoe ze de middelen inzetten voor de doelgroep.
De gemeentelijke variant is in consultatie gebracht bij de VNG en gemeenten. De VNG
was daarbij uiterst kritisch en wees op risico’s van een dergelijke variant vanwege
de uitvoerbaarheid, risico’s voor gemeenten en dat de gewenste eenduidigheid van de
regeling die niet past bij gemeentelijke dienstverlening en taak. Uit participatiesessies
met de doelgroep en de consultatie onder belangenorganisaties bleek dat de doelgroep
vooral behoefte heeft aan een simpele, landelijke regeling. Daarmee lijkt een vervolg
langs deze lijn niet kansrijk.
Vereenvoudigen van bestaande fiscale regeling
De complexiteit en arbeidsintensiviteit van de niet fiscale beoordeling door de Belastingdienst
in de ASZ en TSZ wijkt af van de reguliere uitvoering- en handhavingsstrategie van
de Belastingdienst. De beoordelingen van bonnetjesadministraties zijn zeer arbeidsintensief.
De beoordeling door de Belastingdienst of er sprake is van ziekte en of de kosten
noodzakelijk zijn, als ook de gevoeligheid van het delen van (medische) informatie,
zorgen voor complexe discussies. Uit participatiesessies met de doelgroep en de consultatie
onder belangenorganisaties bleek dat de doelgroep vooral behoefte heeft aan een regeling
met weinig bewijslast. Gedurende het traject van het schrijven van bijgevoegd rapport
zijn al verschillende verbetermaatregelen uitgewerkt en in praktijk gebracht om ook
op korte termijn de geconstateerde problematiek te verlichten.
Huidige ontwikkelingen
De Belastingdienst heeft de voorlichting, campagnes en uitbreiding van informatie
op de website voortgezet. Dat vindt zowel direct als indirect via stakeholders plaats.
Door de complexiteit van de regeling blijft het lastig tot eenvoudige communicatieboodschappen
te komen. Doorlopend vinden verbeteringen plaats naar aanleiding van klantsignalen.
De Belastingdienst heeft met de optimale partnerverdeling van gezamenlijke aftrekposten
en de voorspelling van de TSZ-teruggave in de aangifte inkomstenbelasting de hoeveelheid
vragen tijdens de aangiftecampagne over de specifieke zorgkosten vorig jaar significant
terug kunnen dringen. Communicatie en handhaving kunnen echter slechts tot op zekere
hoogte het niet-gebruik en het onbedoelde gebruik van deze complexe regeling verminderen.
Daarbij geldt voor de Belastingdienst dat verbetering van de huidige regeling of een
alternatieve regeling noodzakelijk is om de doelgroep goed van dienst te kunnen zijn.
Per 2025 is de bestaande fiscale regeling op onderdelen al vereenvoudigd waar het
gaat om de aftrek van vervoerskosten. Zo is de aftrek van de leefkilometers5 vervangen door een vast bedrag van € 925,– en is de kilometerprijs voor de aftrek
van de zorgkilometers6 bepaald op een vast bedrag van € 0,23. Hierdoor hoeven burgers geen complexe berekeningen
meer te maken voor vervoerskosten. Op basis van de uitkomsten van de uitvoeringstoets
wordt verwacht dat deze wijzigingen leiden tot een verbetering van de handhaafbaarheid
op deze kostensoort. Ook de komende periode werken we verder aan de fiscale regeling
om de inkomensondersteuning voor burgers en de uitvoering door de Belastingdienst
verder te vereenvoudigen.
In de ambtelijke verkenning is gekeken naar volledige alternatieven ter vervanging
van de huidige regeling. Hoe een vervolg te geven aan gerichter bereiken van de doelgroep
is aan een volgend kabinet.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, D.E.M.C. Jansen
De Staatssecretaris van Financiën,
T. van Oostenbruggen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.E.M.C. Jansen, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
T. van Oostenbruggen, staatssecretaris van Financiën