Brief regering : Kabinetsreactie op het rapport van Amnesty International 'Onbeschermd Tekortkomingen in de bescherming van Venezolaanse Vluchtelingen op Aruba’
29 653 Het Nederlands buitenlands beleid ten aanzien van Latijns-Amerika en de Cariben
Nr. 66
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 juli 2025
In de procedurevergadering van de vaste Kamercommissie voor Koninkrijksrelaties van
13 februari jl. is verzocht een kabinetsreactie te geven op het Amnesty International-rapport:
«Onbeschermd: Tekortkomingen in de bescherming van Venezolaanse Vluchtelingen op Aruba» (dd. 1 oktober 2024).
Het kabinet heeft eerder gereageerd op belangrijke elementen uit het rapport door
middel van de reactie op de schriftelijke vragen van Lid White (GroenLinks-PvdA) van
oktober jl.1 De kabinetsreactie, die ik mede namens de Minister van Asiel en Migratie verstuur,
is gestoeld op de beantwoording van de schriftelijke vragen van oktober jl. en gaat
in het bijzonder in op de conclusies en aanbevelingen voor Nederland.
Dit is het eerste rapport van Amnesty International Nederland (hierna: Amnesty) dat
ingaat op de situatie van Venezolanen die asiel aanvragen in Aruba. In het verleden
heeft Amnesty diverse rapporten uitgebracht over de situatie van Venezolaanse ongedocumenteerden
op Curaçao. Mijn voorgangers hebben eerder richting uw Kamer gereageerd op de toenmalige
rapporten.2
3
Algemeen
Binnen het Koninkrijk der Nederlanden geldt migratie, waaronder dus het toelatings-,
opvang-, terugkeer-en asielbeleid, evenals de verwezenlijking van mensenrechten, als
landsaangelegenheid. De autonome landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten zijn hier net
als Nederland zelf voor verantwoordelijk. In 2019 heeft Aruba Nederland verzocht om
bijstand naar aanleiding van de uitdagingen die het land ondervond als gevolg van
de situatie in Venezuela. Eén van de uitgangspunten van het bijstandsverzoek was de
optimalisering en verdere professionalisering van verschillende onderdelen in de vreemdelingenketen
aldaar.4 Nederland heeft hier middels financiële en technische ondersteuning invulling aan
gegeven. De voornaamste doelstelling van de geleverde bijstand door de Immigratie
en Naturalisatie Dienst (IND) en destijds het Ministerie van Justitie en Veiligheid
was het in lijn brengen van de bestaande asiel- en/of beschermingsprocedure in Aruba
met internationale verdragen en diende ter versterking van het beslisproces. Aanvullend
hierop heeft het Nederlandse kabinet vanwege de grote uitdagingen voor Aruba geïnvesteerd
in projecten op gerelateerde terreinen. Voor verdere toelichting over de geboden hulp
en bijstand aan Aruba verwijs ik u graag naar de diverse brieven aan uw Kamer hierover
alsook de recente beantwoording van de Kamervragen over het rapport van Amnesty.5
6
7
8
Aanbevelingen
In haar rapport doet Amnesty een aantal aanbevelingen aan de regering van Aruba, het
Koninkrijk en aan de Nederlandse regering. Aan Aruba roept Amnesty op om Venezolaanse
asielzoekers, vluchtelingen en migranten niet automatisch in vreemdelingendetentie
te plaatsen of gedwongen terug te sturen naar Venezuela, de detentieomstandigheden
te verbeteren en te overwegen alternatieven voor vreemdelingendetentie in te zetten.
Amnesty stelt dat de toegang tot informatie en rechtsbijstand van Venezolanen binnen
de asielprocedure dient te worden verbeterd. Ten slotte wordt Aruba aangemoedigd aanvullende
wetgeving te ontwikkelen en (de toegang tot) asielprocedures te herzien (met aparte
wetgeving voor minderjarigen).
Zowel het toelatings-, opvang-, terugkeer-en asielbeleid, evenals het mensenrechtenbeleid,
zijn een verantwoordelijkheid van de autonome landen. Het is aan de autoriteiten van
Aruba en rechtelijke macht te beoordelen of aan internationale standaarden en wetgeving
wordt voldaan en hieraan opvolging te geven.
Hieronder ga ik in op de aanbevelingen die gericht zijn op Nederland of betrekking
hebben op de ondersteuning vanuit Nederland. Amnesty roept het Koninkrijk der Nederlanden
en Nederland op om zorg te dragen dat de mensenrechten in het hele Koninkrijk worden
gerespecteerd en gewaarborgd, en dat bijstand niet resulteert in of bijdraagt aan
mensenrechtenschendingen. De geleverde bijstand is altijd gericht geweest om de vreemdelingenketen
in Aruba daar waar nodig in lijn te brengen met internationaal geldende mensenrechtenstandaarden
en -procedures.
Zoals aangegeven in de beantwoording van de schriftelijke vragen van lid White (GroenLinks-PvdA)
door mijn voorganger, kan ik mij niet vinden in de stelling dat de geleverde bijstand
gericht was op het traceren van Venezolanen, hun detentie en deportatie en dat Nederland
hiermee heeft bijgedragen aan het schenden van het non-refoulementbeginsel in Aruba.
Zowel het actief traceren, het in detentie plaatsen als het deporteren van Venezolanen
was en is geen onderdeel van de door Nederland geleverde bijstand. Het uitvoeren van
de beschermingsprocedure resulteert niet altijd automatisch tot het vaker toekennen
van bescherming. Op verzoek van Aruba zijn er financiële middelen beschikbaar gesteld
voor een fonds ter bevordering van repatriëring van personen die geen recht (meer)
hebben op verblijf en geen lopende procedures daartoe. Ook tijdens dit proces is benadrukt
om het non-refoulementbeginsel te eerbiedigen en mensen niet uit te zetten als zij
een reëel risico lopen op mensenrechtenschendingen.
Zoals hierboven gesteld zijn binnen het Koninkrijk der Nederlanden de individuele
landen op grond van artikel 43, lid 1 van het Statuut verantwoordelijk voor het verwezenlijken
van de fundamentele rechten en vrijheden van de mens, rechtszekerheid en deugdelijkheid
van het bestuur in hun land. Het waarborgen van deze mensenrechten is op grond van
artikel 43, lid 2 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden een Koninkrijksaangelegenheid.
Dit is de zogenoemde waarborgfunctie. Voor het Koninkrijk is pas een functie weggelegd
als een land niet zelf in staat is om structureel fundamentele rechten te verwezenlijken.
Het enkele tekortschieten van een landsorgaan is daarbij niet voldoende. Het gebruik
van de waarborgfunctie is zodoende het ultimum remedium. Het biedt bovendien geen
garantie voor een duurzame oplossing zodra een eventuele ingreep eindigt. Ik acht
het daarom wenselijk om in beginsel met minder ingrijpende manieren te komen tot duurzame
verbeteringen.
Waar het rapport specifiek ingaat op de rol van de Kustwacht Caribisch Gebied kan
het volgende meegegeven worden. De Kustwacht is vaak de eerste schakel in de keten
bij de onderkenning van ongedocumenteerden op zee. De Kustwacht focust daarbij primair
op het veiligstellen van de ongedocumenteerden aan boord. Aan land draagt de Kustwacht
de ongedocumenteerden over aan de aangewezen lokale autoriteiten. Daar stopt de rol
van de Kustwacht in het proces. De Kustwacht zorgt te allen tijde dat mensenrechten
worden gerespecteerd en voert haar taken uit onder het lokale justitiële gezag dat
de eindverantwoordelijkheid draagt over de wijze waarop deze taken worden uitgevoerd.
Daarnaast doet Amnesty een aanbeveling aan de Nederlandse autoriteiten om Aruba bij
te staan in het oprichten van een programma voor kosteloze rechtsbijstand, vertaling
in Spaans en een inzet op kinderen toegespitste asielprocedure. Taalcursussen technisch
Spaans vormden onderdeel van de door Nederland geleverde bijstand. Ook is door Nederland
ondersteunende training geleverd ten behoeve van aandacht voor kwetsbare groepen,
waaronder minderjarigen. Het EVRM kent geen formele verplichting om in alle gevallen
gesubsidieerde rechtsbijstand voor vreemdelingen te realiseren. Lidstaten zijn wel
verplicht een effectief rechtsmiddel en toegang tot de rechter te verschaffen. In
Aruba hebben vreemdelingen toegang tot de rechter, zittingen in de rechtbank vinden
geregeld plaats. Het is in beginsel aan Aruba zelf om invulling te geven aan de internationale
verplichtingen volgend uit het EVRM.
Ten slotte kan op de aanbeveling ten aanzien van het verlenen van subsidiaire bescherming
overeenkomstig uit de Erkenningsrichtlijn van de Europese Unie (EU) het volgende meegegeven
worden. Voor Nederland geldt dat de veiligheidssituatie in Venezuela niet als zodanig
als uitzonderlijk wordt aangemerkt. Dit betekent concreet dat iedere persoon die dient
terug te keren naar Venezuela niet per definitie wordt aangemerkt als iemand die vervolging
te vrezen heeft. Net als in de Caribische landen wordt het verzoek om bescherming
op basis van artikel 3 van het EVRM individueel beoordeeld door de bevoegde autoriteiten
in Nederland.
Conclusie
De samenwerking tussen Nederland, Curaçao, Aruba en Sint Maarten op het vlak van migratiebeleid
zal onverminderd doorgang blijven vinden. De vier landen werken onder meer samen in
een werkgroep onder de Onderlinge Regeling Vreemdelingenketen (ORVK), die rapporteert
aan het Justitieel Vierpartijenoverleg (JVO).9 De werkgroep zal ook de behoeften aan technische ondersteuning, kennisuitwisseling
en samenwerkingsprojecten op basis van wederzijdse wensen identificeren en uitvoeren.
De aanbevelingen die volgden uit de evaluatie van de Venezuelamiddelen (2019) op de
begroting van BZK en de uitkomsten van de toekomstige evaluatie van de middelen van
de begroting van AenM kunnen worden meegenomen in een eventueel vervolg van de geleverde
bijstand.
Een goed functionerend vreemdelingen-, asiel- en migratiebeleid conform de internationale
verplichtingen is in het belang van het Koninkrijk. Zowel de Minister van Asiel en
Migratie als ikzelf zetten daarom de samenwerking voort met de Caribische landen waar
het gaat om migratiebeleid, ten behoeve van verdere optimalisering in lijn met internationale
standaarden. Daartoe blijven onze beide ministeries ook in gesprek met de landen,
Amnesty en andere spelers uit het maatschappelijk middenveld.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
E. van Marum
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. van Marum, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties