Brief regering : Kabinetsappreciatie Nalevingsverslag GRECO vijfde evaluatieronde
36 600 VII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2025
Nr. 145 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 juli 2025
In deze brief wordt uw Kamer geïnformeerd over een evaluatie door de Groep van Staten
tegen Corruptie van de Raad van Europa (GRECO). Deze evaluatie betreft de beleidsterreinen
van het Ministerie van Defensie, het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
In de plenaire vergadering van GRECO van 17 tot en met 19 maart 2025 is gesproken
over de implementatie van de aanbevelingen van GRECO aan Nederland in de vijfde evaluatieronde
ter preventie van corruptie en het bevorderen van integriteit bij de hoogste bestuurlijke
functies in de centrale overheid (bewindspersonen) en bij rechtshandhavingsinstanties
(Nationale Politie en Koninklijke Marechaussee). GRECO heeft in totaal zestien aanbevelingen
gedaan aan Nederland: acht aanbevelingen over het integriteitsbeleid voor bewindspersonen
en acht aanbevelingen voor het integriteitsbeleid voor de Nationale Politie en de
Koninklijke Marechaussee. Tijdens de GRECO-vergadering in maart 2025 is op basis van
de voortgangsinformatie het eerste addendum bij het tweede nalevingsverslag van Nederland
vastgesteld.
Hierbij treft u de originele versie en de vertaling hiervan.
Door middel van deze brief informeer ik u, mede namens de Minister van Justitie en
Veiligheid en de Minister van Defensie, over de stand van zaken ten aanzien van de
uitvoering van de aanbevelingen en bevindingen van GRECO.
Implementatie aanbevelingen integriteit bewindspersonen
De aanbevelingen ter versterking van het integriteitsbeleid voor bewindspersonen hebben
betrekking op:
i. De ontwikkeling van een gecoördineerde strategie met betrekking tot de integriteit
van bewindspersonen gebaseerd op een risicoanalyse;
ii. (i) De ontwikkeling van een integrale gedragscode voor bewindspersonen en (ii) een
toezicht- en sanctiemechanisme;
iii. (i) Vertrouwelijke begeleiding voor bewindspersonen omtrent integriteitskwesties en
(ii) vergroting van bewustwording van integriteitskwesties bij bewindspersonen;
iv. (i) Het invoeren van regels en richtlijnen over de wijze waarop bewindspersonen in
contact treden met lobbyisten en derden en (ii) het vergroten van de transparantie
over de contacten en de onderwerpen;
v. De invoering van een verplichting om ad hoc melding te doen van een ontstane situatie
waarin sprake is van belangenverstrengeling;
vi. Het stellen van algemene regels over beperkingen bij de aanvaarding van vervolgfuncties
door bewindspersonen;
vii. (i) Een verplichting om periodiek in het openbaar opgave te doen van financiële belangen,
(ii) overwegen om ook financiële gegevens van echtgenoten en afhankelijke familieleden
in die opgave op te nemen en (iii) het instellen van een passend toetsingsmechanisme
voor de opgaven;
viii. Actualisering van de wetgeving omtrent onderzoek en vervolging van ambtsmisbruik.
GRECO constateert thans dat met betrekking tot het integriteitsbeleid voor bewindspersonen
één aanbeveling volledig is geïmplementeerd. Zes aanbevelingen zijn deels geïmplementeerd
en één aanbeveling is niet geïmplementeerd. Er worden verscheidene vervolgacties ondernomen
om verdere uitvoering te geven aan de aanbevelingen.
Uit het nalevingsverslag blijkt dat aanbevelingen i-iv, vi en viii deels zijn geïmplementeerd,
aldus GRECO. De eerste aanbeveling betreft de ontwikkeling van een gecoördineerde strategie met betrekking tot de integriteit
van bewindspersonen. GRECO neemt kennis van de verscheidene bestaande beleidsmaatregelen
die zien op de integriteit van bewindspersonen. De self-assessment risicoanalyse integriteit
kandidaat-bewindspersonen vindt plaats als onderdeel van de kabinetsformatie. Het
is een hulpmiddel voor kandidaat-bewindspersonen dat zich richt op bewustwording en
inventarisatie van risico’s. Ook geldt gedurende de gehele ambtsperiode van bewindspersonen
de gedragscode voor bewindspersonen. Daarnaast worden met het wetsvoorstel regels
vervolgfuncties bewindspersonen regels met betrekking tot het loopbaanvervolg van
bewindspersonen ingevoerd. In het voorgaande nalevingsrapport nam GRECO eveneens kennis
van de nota integriteit openbaar bestuur, met daarin een aantal beleidsvoornemens
en planning ter verbetering van de integriteit van het openbare bestuur in brede zin.
GRECO neemt kennis van de bestaande beleidsmaatregelen en oordeelt dat dit positieve
stappen zijn. GRECO stelt echter dat een algemene strategie voor de integriteit van
bewindspersonen nog ontbreekt. Derhalve concludeert GRECO dat aanbeveling i gedeeltelijk
geïmplementeerd is.
De tweede aanbeveling gaat over de ontwikkeling van een integrale gedragscode voor bewindspersonen en een
daaraan gekoppeld toezicht- en handhavingsmechanisme. De gedragscode voor bewindspersonen,
samen met de Gedragscode Integriteit Rijk, voldoet aan het eerste deel van deze aanbeveling.
GRECO stelt echter dat een systeem van toezicht en handhaving met betrekking tot de
gedragscode ontbreekt, waardoor het tweede deel van de aanbeveling niet is uitgevoerd.
Aanbeveling twee is daarom gedeeltelijk geïmplementeerd. In november 2022 heeft de
Raad van State op verzoek van de Minister van BZK voorlichting uitgebracht over de
vraag of het toevoegen van een intern of extern mechanisme van toezicht en handhaving
past binnen de constitutionele grenzen, mits de ministeriële verantwoordelijkheid
en daarmee de verantwoordingsrelatie tussen regering en parlement overeind blijft1. De Raad van State stelde dat vanuit constitutioneel oogpunt geen bezwaar bestaat
tegen het instellen van een college dat belast is met intern toezicht en handhaving.
Hierbij geeft het ook aan dat indien dit college ook klachten van derden kan behandelen,
er geen sprake is van uitsluitend intern toezicht. In dat geval zouden dezelfde constitutionele
vragen aan de orde kunnen komen als bij de instelling van een externe autoriteit.
De Raad van State stelt in de voorlichting dat het instellen van een externe autoriteit
belast met toezicht en handhaving van de gedragscode voor bewindspersonen een ingrijpende
wijziging zou zijn van het staatsbestel. Het zou de positie van bewindspersonen, de
Minister-President en het parlement en hun onderlinge verhoudingen vergaand beïnvloeden.
Uw Kamer is in december 2022 geïnformeerd dat het kabinet de voorlichting van de Raad
van State opvolgt en geen extern sanctioneringsmechanisme instelt2. Het kabinet onderschrijft de voorlichting van de Raad van State waarin het pleit
voor een brede benadering die recht doet aan de morele dimensie van integriteit, waarin
ook aandacht is voor training, risicoanalyse, vertrouwenspersonen en ethisch leiderschap.
Zo zijn er twee vertrouwensfunctionarissen beschikbaar gekomen voor bewindspersonen
en zijn eerder benoemde maatregelen zoals de self-assessment risicoanalyse integriteit
en de gedragscode geïntroduceerd om bij te dragen aan een cultuur van integriteit
waarin dilemma’s besproken kunnen worden. GRECO ziet dit als positieve ontwikkelingen,
maar stelt dat gezien er nog geen intern of extern toezicht- en handhavingsmechanisme
ontwikkeld is voor de gedragscode voor bewindspersonen, het tweede deel van de aanbeveling
nog niet uitgevoerd is. Gezien de voorlichting van de Raad van State zal het kabinet
niet overgaan tot een vorm van extern toezicht en handhaving op de gedragscode. Ook
een vorm van intern toezicht en handhaving acht het kabinet lastig verenigbaar met
ons staatsbestel. Zo is de Minister-President in Nederland, anders dan in een aantal
andere landen, primus inter pares. Een toezichthoudende en handhavende rol jegens
andere bewindspersonen is daarmee niet goed te verenigen. Ook bij de positie van beide
vertrouwensfunctionarissen voor leden van het kabinet (hierna toegelicht) zou een
toezichthoudende en handhavende rol niet passend zijn, gezien de taak waarvoor hun
beschikbaarheid is bedoeld. Overigens is een motie-van Baarle c.s. inzake intern toezicht
en handhaving op de gedragscode eerder verworpen3. Gezien het eerste deel van de aanbeveling geïmplementeerd is, is aanbeveling II
gedeeltelijk geïmplementeerd.
De derde aanbeveling ziet op vertrouwelijke begeleiding voor bewindspersonen omtrent integriteitskwesties
en de vergroting van bewustwording van integriteitskwesties bij bewindspersonen. In
maart 2024 zijn mevrouw mr. Winnie Sorgdrager en de heer prof. mr. Jaap de Hoop Scheffer
beschikbaar gekomen als vertrouwensfunctionarissen voor bewindspersonen. Bewindspersonen
kunnen met de vertrouwensfunctionarissen van gedachten wisselen over integriteitsvragen
waar zij in hun ambt tegenaan lopen. Met de aanstelling van de twee vertrouwensfunctionarissen
oordeelt GRECO dat het eerste deel van aanbeveling iii uitgevoerd is. Voor het tweede
deel van de aanbeveling dient de integriteitssessie gedurende de ministerraad plaatsgevonden
te hebben. Toen het nalevingsrapport werd vastgesteld was de datum van deze sessie
nog niet definitief en oordeelde GRECO dat aanbeveling iii gedeeltelijk geïmplementeerd
is. Tijdens de vergadering van de ministerraad op 4 juli 2025 zal een nadere kennismaking
en gesprek met de vertrouwensfunctionarissen plaatsvinden met als doel verdere bewustwording
op het gebied van mogelijke integriteitsvragen. Het kabinet hoopt hiermee de derde
aanbeveling volledig te hebben geïmplementeerd.
De vierde aanbeveling betreft het invoeren van regels en richtlijnen over de wijze waarop bewindspersonen
in contact treden met lobbyisten en derden, en de vergroting van de transparantie
van lobbyen. Wat betreft het eerste deel van de aanbeveling heeft GRECO kennisgenomen
van de bestaande regels en richtlijnen voor de omgang van bewindspersonen met lobbyisten
en derden voortkomend uit artikel 3.6 van de Gedragscode voor Bewindspersonen. GRECO
heeft eveneens kennisgenomen van het onderzoek naar de mate waarin de openbare agenda’s
en advies- en consultatieparagrafen van memories van toelichting (lobbyparagrafen)
inzicht bieden in de betrokkenheid van externen bij publieke besluitvorming4. GRECO erkent de inzet om de transparantie en verantwoordingsplicht van lobbyisten
en bewindspersonen te vergroten, en erkent de inzet om de openbare agenda’s van bewindspersonen
te verbeteren. Echter oordeelt GRECO dat het werk hieraan nog niet is afgerond en
dat aanbeveling IV gedeeltelijk geïmplementeerd is. Het kabinet heeft in zijn reactie
op het voornoemde onderzoeksrapport maatregelen aangekondigd ter verbetering van de
openbare agenda’s van bewindspersonen en lobbyparagrafen. Ook wordt bezien in hoeverre
de openbare beslisnota’s bij Kamerbrieven en het Beleidskompas kunnen bijdragen aan
meer transparantie. Voorts vindt voor de zomer 2025 onder onafhankelijke begeleiding
een stakeholdertraject plaats, waarin met belanghebbenden wordt besproken aan welke
eisen een eventueel lobby- of transparantieregister in Nederland zou moeten voldoen.
De Minister van BZK zal uw Kamer meteen na a.s. zomer rapporteren over de verbetermaatregelen
op de bestaande instrumenten alsmede over de uitkomsten van het stakeholdertraject.
Daarbij betrek ik tevens de motie van de leden Dassen en Van Waveren die de regering
verzoekt een verplicht lobbyregister voor bewindspersonen en de ambtelijke top in
te voeren, met daaraan gekoppeld een effectief en onafhankelijk toezicht- en handhavingsmechanisme,
naar voorbeeld van het Ierse lobbyregister (Kamerstuk 35 896, nr. 18).
GRECO concludeert dat de vijfde aanbeveling naar tevredenheid is geïmplementeerd. De aanbeveling gaat over de invoering van een
verplichting om ad hoc melding te doen als er een situatie ontstaat waarin sprake
is van een conflict tussen persoonlijke belangen en officiële functies. In het voorgaande
nalevingsrapport concludeerde GRECO dat de gedragscode voor bewindspersonen een verplichting
bevat om situaties van belangenverstrengeling direct te melden als deze zich voordoen.
De zesde aanbeveling betreft het invoeren van algemene regels over beperkingen bij de aanvaarding van
vervolgfuncties door bewindspersonen. In mei 2024 is het wetsvoorstel regels vervolgfuncties
bewindspersonen ter behandeling ingediend bij uw Kamer. Dit wetsvoorstel bevat voor
een periode van twee jaar na ontslag van bewindspersonen een lobbyverbod, een draaideurverbod
en een verplichting tot het vragen van onafhankelijk advies over vervolgfuncties.
GRECO neemt kennis ervan dat het wetsvoorstel regels vervolgfuncties bewindspersonen
ter behandeling bij de Tweede Kamer ligt, en ziet dit als een positieve stap. Hierbij
stelt GRECO dat het belangrijk is dat het ook regels bevat over handhaving en toezicht.
GRECO oordeelt dat, in afwachting van de behandeling van het wetsvoorstel in uw Kamer,
deze aanbeveling gedeeltelijk is geïmplementeerd. Het kabinet heeft onlangs afgesproken
om zich alvast te zullen houden aan de regels van het wetsvoorstel, ook al heeft het
voorstel nu nog geen kracht van wet. Het vorige kabinet houdt zich aan een zelfde
afspraak. De plenaire behandeling van het wetsvoorstel door de Tweede Kamer heeft
inmiddels plaatsgevonden en het wetsvoorstel is aangenomen. Het wetsvoorstel is ingediend
bij de Eerste Kamer.
GRECO concludeert dat aanbeveling vii niet geïmplementeerd is. In het voorgaande nalevingsrapport constateerde GRECO dat het een positieve ontwikkeling
is dat in de gedragscode voor bewindspersonen een verplichting is opgenomen om nieuwe
financiële belangen die mogelijk leiden tot belangenverstrengeling tijdens de ambtstermijn
te melden aan de Tweede Kamer, maar merkte op dat hiermee niet voldaan werd aan de
invoering van wettelijke verplichtingen. GRECO is op de hoogte van het gesprek dat
plaatsvindt tussen de formateur en kandidaat-bewindspersoon waarin bezien wordt of
zij relevante zakelijke en financiële belangen bezitten. Waar dat het geval is dient
de kandidaat-bewindspersoon ofwel volledig afstand te doen van deze belangen, ofwel
een regeling te treffen, waarover uw Kamer wordt geïnformeerd. Deze procedure is ook
tijdens de formatie in 2024 doorlopen. De eerder genoemde self-assessment risicoanalyse
integriteit bevat ook vragen over de financiële en zakelijke belangen van bewindspersonen.
In december 2024 heeft de Minister-President een brief aan uw Kamer verstuurd inzake
de omgang met de financiële en zakelijke belangen van (aantredende) bewindspersonen5. Deze brief licht het besluit toe om het bestaande kader tegen het licht te houden
en waar nodig voorafgaand aan een volgende formatie te herzien. GRECO neemt kennis
ervan dat de Minister-President in een Kamerbrief heeft aangegeven het bestaande kader
met betrekking tot de verklaring van financiële belangen tegen het licht te willen
houden, ten behoeve van een volgende formatie. Echter ziet GRECO geen concrete vooruitgang
t.a.v. deze aanbeveling en oordeelt derhalve dat de aanbeveling niet geïmplementeerd
is.
De achtste aanbeveling is gedeeltelijk geïmplementeerd. Deze aanbeveling heeft betrekking op de procedure voor ambtsdelicten zoals vervat
in artikel 119 van de Grondwet en de Wet ministeriële verantwoordelijkheid en ambtsdelicten
Staten-Generaal, Ministers en Staatssecretarissen. GRECO heeft aanbevolen aan om maatregelen
te nemen om ervoor te zorgen dat de procedures die voorzien in het onderzoek naar
en de strafrechtelijke vervolging van ambtsmisbruik geen belemmering vormen voor de
strafrechtspleging ten aanzien van bewindspersonen die verdacht worden van corruptie.
Het advies van de Commissie herziening wetgeving ambtsdelicten Kamerleden en bewindspersonen
(commissie Fokkens) concludeert dat de wetgeving voor de opsporing, vervolging en
berechting van overtredingen begaan door Kamerleden, Ministers en Staatssecretarissen
gedurende hun ambtstermijn verouderd is en gemoderniseerd dient te worden. In opvolging
van dit advies wordt de wettelijke regeling langs twee sporen herzien. Spoor I betreft
de aanpassingen in de «gewone» wetgeving binnen de bestaande kaders die de Grondwet
geeft. Spoor II voorziet in een aanpassing van de Grondwet. Beide wetsvoorstellen
zijn voor advies aanhangig gemaakt bij de Afdeling advisering van de Raad van State.
GRECO stelt dat het bovenstaande een positieve ontwikkeling is. Gezien het traject
nog niet afgerond is, is aanbeveling VIII op dit moment nog gedeeltelijk geïmplementeerd.
Implementatie aanbevelingen integriteit Nationale Politie en Koninklijke Marechaussee
De aanbevelingen ter versterking van het integriteitsbeleid voor rechtshandhavingsinstanties
hebben betrekking op:
ix. Uitwerking van de themabladen van de Nationale Politie en ontwikkeling van een vergelijkbaar
instrument voor de Koninklijke Marechaussee, inclusief toezicht op en handhaving van
deze instrumenten;
x. Bijscholing over ethiek en integriteit voor personeel;
xi. Maatregelen voor screening van personeel van de Nationale Politie;
xii. Invoeren van een procedure voor omgang met geschenken en voordelen, inclusief melding
en registratie van dergelijke geschenken/voordelen en toezicht op de naleving van
deze procedure;
xiii. Verbetering van controlemaatregelen ten aanzien van de toegang tot en het gebruik
van vertrouwelijke informatie;
xiv. Onderzoek naar het risico van belangenverstrengeling na uitdiensttreding bij de Nationale
Politie;
xv. Verbetering van het huidige meldingsregime door middel van het invoeren van een periodieke
meldplicht voor financiële belangen van het topmanagement van de Nationale Politie
en de Koninklijke Marechaussee, het aanwijzen van functies waarbij een risico van
belangenverstrengeling aanwezig is en het voorzien in passend toezicht;
xvi. Introduceren van een verplichting om corruptie-gerelateerde misdragingen te melden
en de bescherming van klokkenluiders in dit verband aan te passen.
Aanbevelingen ix-xi, xiii, xiv en xvi zijn reeds naar tevredenheid geïmplementeerd.
Uit het addendum op het tweede nalevingsverslag volgt dat de Nationale Politie zeven
van de acht aan haar gerichte aanbevelingen naar tevredenheid heeft geïmplementeerd.
Eén aanbeveling is deels geïmplementeerd. De Koninklijke Marechaussee heeft vijf van
de zeven aan haar gerichte aanbevelingen naar tevredenheid geïmplementeerd. De twee
resterende aanbevelingen heeft de Koninklijke Marechaussee deels geïmplementeerd.
Het kabinet onderschrijft dat weerbare medewerkers van onschatbare waarde zijn bij
het voorkomen, bestrijden en aanpakken van corruptie. Daarom wordt door de Nationale
Politie en de Koninklijke Marechaussee veel aandacht besteed aan het vergroten van
de weerbaarheid en de meldingsbereidheid van haar medewerkers. De door GRECO waargenomen
voortgang op de aanbevelingen vormt voor beide organisaties een additionele stimulans
om hun inspanningen voort te zetten en te verbeteren.
Nationale Politie
Voor de Nationale Politie geldt dat aanbevelingen ix-xi en xiii-xvi naar tevredenheid
zijn geïmplementeerd. De politie neemt veel maatregelen om integriteit binnen haar
organisatie te bevorderen en de aanpak van (politiële) corruptie te bewerkstelligen.6 Deze ontwikkeling vindt plaats op twee gelijktijdige sporen. Het eerste spoor bestaat
uit integriteit bevorderende maatregelen zoals een landelijk team voor complexe interne
onderzoeken, een nieuw informatiesysteem voor een verbeterde registratie en monitoring
en de mogelijkheid van thematische analyses, het versterken van het lerend vermogen
van de organisatie en specifieke aandacht voor opleiding en bijscholing van medewerkers.
Het tweede spoor richt zich op de aanpak van politiële corruptie. Deze aanpak heeft
als voornaamste doel om medewerkers bewust te maken van corruptiesignalen en situaties
waarin corruptie plaatsvindt, evenals de verschillende verschijningsvormen. De aanpak
bestaat uit zes praktische ontwikkellijnen die in 2025 verder worden uitgewerkt. Zo
wordt er door de politie ingezet op een verbeterde registratie en analyse van signalen
van specifieke risico’s en fenomenen uit de beschikbare operationele data. Op basis
van deze strategische analyses is in 2024 het Nationaal Beeld Politiële Corruptie
worden opgesteld. Deze wordt in 2025 verder ontwikkeld en vertaald naar de organisatie.
Daarnaast is de politie lid van het Internal Criminal Investigations Network (ICIN)
met als voornaamste doel het delen van methoden en technieken voor het onderzoeken
van corruptie binnen politieorganisaties. Ook wettenschappelijk onderzoek wordt intensiever
benut naar de aard en omvang van deze specifieke vorm van corruptie en in samenspraak
met de Politieacademie wordt thans verkend op welke wijze de politie hieraan een bijdrage
kan leveren.
Tenslotte volgen medewerkers weerbaarheidstrainingen gericht op het signaleren van
corruptie aan de hand van voorbeelden uit de praktijk. De eenheid Den-Haag en het
Politiedienstencentrum (PDC) zijn vorig jaar gestart met een pilot. Deze pilot bestaat
uit een aantal workshops waarin medewerkers aan de hand van casuïstiek uit de praktijk
meegenomen worden in de vraag wat corruptie is, hoe zij dit fenomeen herkennen, wat
de gevolgen kunnen zijn en wat medewerkers hieraan zelf kunnen doen. Ook is er een
zogenaamde «Serious Game» ontwikkeld waarbij de medewerkers op een praktische en operationele
wijze aan de slag gaan met het thema corruptie.
Aanbeveling xii: Invoeren van een procedure voor omgang met geschenken en voordelen,
inclusief melding en registratie van dergelijke geschenken/voordelen en toezicht op
naleving van deze procedure.
GRECO concludeert dat aanbeveling xii nog steeds deels is geïmplementeerd. De politie
heeft in 2023 haar beroepscode geactualiseerd met daarbij specifieke aandacht voor
het themablad over het aannemen van geschenken. Dit themablad bevat een procedure,
uitleg van regels en richtlijnen en de bespreking van praktische dilemma’s bij casuïstiek.
Daarnaast zal de huidige Richtlijn Omgaan met Geschenken worden aangevuld met bruikbare
elementen uit de Gedragscode Integriteit Rijk (2020)7. Ook de huidige richtlijn bevat al procedures omtrent de meldplicht (inclusief de
waardebepaling) voor de medewerker, een formeel toetsingskader voor de leidinggevende
en wijze van retournering. Het bestaande beleid wordt ondersteund door middel van
aanvullende voorlichting en training waarin speciale aandacht wordt besteed aan het
vergroten van de meldingsbereidheid van medewerkers.
Tenslotte zal de politie vanaf 2026 een nieuw HR-informatiesysteem in gebruik nemen.
Hierdoor zal het eenvoudiger worden om verschillende soorten meldingen, zoals bijvoorbeeld
nevenwerkzaamheden als ook het aannemen van geschenken, te registeren en hierop toe
te zien door leidinggevenden. Bij de implementatie van het nieuwe informatiesysteem
neemt de politie het registeren van geschenken (met een waarde < € 50) in overweging.
Hiervoor zal het informatiesysteem moeten worden aangepast.
Koninklijke Marechaussee
Integriteit is bij de Koninklijke Marechaussee (Marechaussee) een belangrijk thema
dat doorlopend aandacht verdient en krijgt. Hiervoor werkt de Marechaussee met een
managementmodel integriteit dat bestaat uit de pijlers beschermen, (stimu)leren en
handhaven. Onder de pijler beschermen vallen de preventieve maatregelen en instrumenten
om integriteit te bevorderen, zoals de doorlopende leerlijn morele professionaliteit
die in de opleidingen van de Marechaussee is verwerkt. In deze leerlijn staan de thema’s
integriteit en ethiek centraal en worden onder meer de gedragscode en morele dilemma’s
besproken. Daarnaast volgt iedere medewerker één keer per twee jaar een training over
integriteit. De pijler (stimu)leren heeft betrekking op het leren van incidenten en
het analyseren van trends met het doel om tijdig en passend actie te ondernemen. Dat
gebeurt onder meer doordat integriteit bij werkoverleggen op ieder niveau binnen de
Marechaussee is geagendeerd. Bij een vermoeden van een integriteitsschending doet
het cluster Integriteit van de Marechaussee intern onderzoek, dit valt onder de derde
pijler handhaven.
Daarnaast beschikt de Marechaussee ook over een programmateam georganiseerde ondermijnende
criminaliteit dat zich onder andere richt op de aanpak van corruptie en de bewustwording
van Marechaussee medewerkers. Hiervoor is een e-learning ontwikkeld en een meldroute
gepubliceerd. De e-learning laat de Marechaussee collega’s op een laagdrempelige manier
kennismaken met het onderwerp ondermijning en diverse verschijningsvormen en invalshoeken.
Wanneer een medewerker iets verdachts of vreemds ziet op en/of rond de werkplek, helpt
de meldroute om op verschillende manieren (anoniem) melding te maken. Voor de Marechaussee
geldt dat aanbevelingen ix, x, xiii, xiv en xvi naar tevredenheid zijn geïmplementeerd.
Aanbeveling xii over het melden en registreren van geschenken is deels geïmplementeerd.
In onze brief van 17 oktober 2023 liet ik u weten dat Defensie zou onderzoeken welke
effecten een register en toezicht sorteren bovenop de bestaande gedragsregels en andere
instrumenten8. Hieraan is invulling gegeven door binnen de Koninklijke Marechaussee (KMar) een
applicatie te ontwikkelen om geschenken centraal en digitaal te melden en te registreren.
De integriteitsadviseur KMar monitort het register en adviseert betrokken medewerkers
en leidinggevenden wanneer het aannemen van het geschenk in strijd is met de Gedragsregels
Defensie of integriteitsrisico’s met zich mee brengt. De applicatie wordt dit kwartaal
in gebruik genomen en na een jaar geëvalueerd.
Ten aanzien van aanbeveling xv over financiële belangen en het toezicht daarop, werkt
Defensie aan een defensiebrede regeling die verdere invulling geeft aan de meld- en
registratieplicht die reeds in de rechtspositieregelingen van Defensie is vastgelegd.
Deze regeling is aanvullend op de regels binnen Defensie met betrekking tot het uitvoeren
van nevenwerkzaamheden.
Afsluiting
GRECO concludeert in het eerste addendum bij het tweede nalevingsverslag dat Nederland
zeven van de zestien aanbevelingen uit het vijfde ronde evaluatieverslag naar tevredenheid
heeft geïmplementeerd. Acht aanbevelingen zijn gedeeltelijk geïmplementeerd en één
aanbeveling niet. Dit betekent dat Nederland de aanbevelingen uit de vijfde evaluatieronde
onvoldoende heeft geïmplementeerd volgens GRECO. Gelet op het voorgaande en overeenkomstig
artikel 32, paragraaf 2 (ii.c) van het GRECO Reglement van Orde, nodigt GRECO de Secretaris-Generaal
van de Raad van Europa uit een brief te sturen aan de Minister van Buitenlandse Zaken
van Nederland om het belang om vooruitgang te boeken te benadrukken. De brief van
de Secretaris-Generaal onderstreept het belang van blijvende inzet voor het integriteitsbeleid
van bewindspersonen, wat het kabinet onderschrijft. Nederland dient op 31 maart 2026
weer aan GRECO te rapporteren over de voortgang van de implementatie van de openstaande
aanbevelingen. Op basis van deze voortgangsinformatie zal het Tweede Addendum bij
het tweede nalevingsverslag worden opgesteld. Conform het GRECO Reglement van Orde9 zal met de vaststelling van het tweede addendum bij het tweede nalevingsverslag de
vijfde evaluatieronde voor Nederland worden beëindigd. Nadat GRECO de voortgangsinformatie
heeft beoordeeld, zal ik uw Kamer hierover informeren, mede namens de Minister van
Justitie en Veiligheid en de Minister van Defensie.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J.J.M. Uitermark
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.J.M. Uitermark, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties