Brief regering : Monitoringsrapportage UP, lijst gewasbeschermingsknelpunten en verbeteren toelatingsbeleid
27 858 Gewasbeschermingsbeleid
Nr. 717 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, VISSERIJ, VOEDSELZEKERHEID EN NATUUR
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 juli 2025
Met deze brief bied ik uw Kamer graag de monitoringsrapportage 2024 van het Uitvoeringsprogramma
Toekomstvisie gewasbescherming 2030 (UP) aan. Daarnaast ga ik in op twee andere onderwerpen
op het gebied van gewasbescherming, die onder andere ter sprake zijn gekomen in het
commissiedebat gewasbeschermingsmiddelen van 15 mei 2025 (Kamerstuk 27 858, nr. 714). Het gaat hierbij om de lijst van gewasbeschermingsknelpunten in verschillende teelten
en het verbeteren van het toelatingsbeleid op het gebied van neurodegeneratieve ziekten.
Monitoringsrapportage UP
Bijgevoegd treft u de monitoringsrapportage 2024 van het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie
gewasbescherming 2030 (UP) aan. Deze bouwt voort op de rapportage 2023 die uw Kamer
in november 2024 heeft ontvangen (Kamerstuk 27 858, nr. 678). Zoals ik u eerder heb gemeld, wordt binnen het UP gewerkt met een jaarplancyclus
(Kamerstuk 27 858, nr. 706). Het jaarplan geeft alle partners houvast met betrekking tot de acties die er (prioritair)
uitgevoerd dienen te worden. Om de partners van het UP richting te helpen geven bij
het opstellen van het jaarplan 2026 is de monitoringsrapportage dit jaar eerder verschenen.
Op basis van de rapportage zullen de partners van het UP de prioriteiten voor 2026
bepalen. Ik verwacht u het jaarplan 2026 uiterlijk in het voorjaar van 2026 toe te
sturen.
De monitoring is ingedeeld op basis van de drie strategische doelen. Deze doelen zijn:
1. Planten en teeltsystemen zijn weerbaar,
2. Land- en tuinbouw en natuur zijn met elkaar verbonden en
3. Nagenoeg zonder emissies naar het milieu en nagenoeg zonder residuen op producten.
Daarvoor zijn 16 indicatoren vastgesteld, bijvoorbeeld de afzet van laagrisico gewasbeschermingsmiddelen.
Als er nieuwe gegevens op deze indicatoren beschikbaar zijn sinds de vorige meting,
zijn die toegevoegd aan de bestaande gegevensreeksen. Over het algemeen laten de indicatoren
zien dat we de goede kant op gaan om de doelen te halen. Zo is bijvoorbeeld een afname
van het aantal normoverschrijdingen in het oppervlaktewater zichtbaar. De snelheid
waarmee we vooruitgang boeken behoeft echter aandacht. Daarom vraag ik de deelnemers
van het UP om dit mee te nemen bij het opstellen van het jaarplan 2026. Er kan bijvoorbeeld
gekeken worden of de uitvoering van de acties beter moet, of dat er meer focus nodig
is op het behalen van de strategische doelen.
Lijst van gewasbeschermingsknelpunten
Voorafgaand aan het vorige commissiedebat gewasbeschermingsmiddelen van 15 mei jongstleden
heb ik uw Kamer nogmaals de lijst met actuele gewasbeschermingsknelpunten toegestuurd
(Kamerstuk 27 858, nr. 713). Deze was eerder als bijlage bij het jaarplan 2025 van het Uitvoeringsprogramma
Toekomstvisie gewasbescherming 2030 (UP) toegevoegd, dat uw Kamer op 14 april jongstleden
heeft ontvangen (Kamerstuk 27 858, nr. 706).
Uw Kamer vroeg om een meer gedetailleerde lijst. Daarom voeg ik in overleg met de
sectororganisaties een kolom toe waarin de gewassen specifiek benoemd worden en een
kolom waarin er benoemd wordt welke acties er ondernomen worden om het knelpunt op
te lossen. Op verzoek van uw Kamer stuur ik u de geactualiseerde en gedetailleerdere
lijst toe voor het volgende commissiedebat (TZ202505-067). Ik zal deze lijst jaarlijks
actualiseren en met uw Kamer delen.
Op dit moment ben ik met de sectororganisaties in gesprek over de opvolging van de
verschillende knelpunten en de routes daarvoor. Sectorpartijen en toelatinghouders
spelen hierin een belangrijke rol, omdat zij de teelten en bescherming ervan het beste
kennen. Zij zijn ook de partijen die kennis hebben over problemen in teelten en vroegtijdig
signalen ontvangen van toelatinghouders over het mogelijk van de markt verdwijnen
van gewasbeschermingsmiddelen. Dit samen met hun specifieke teeltkennis stelt ze in
staat vroegtijdig knelpunten te signaleren. Dit gebeurt bijvoorbeeld via een werkgroep
binnen het UP. Zo kunnen ze ook op tijd maatregelen nemen.
Het is aan toelatinghouders om aanvragen in te dienen voor (uitbreidingen van) toelatingen
voor gewasbeschermingsmiddelen. Ook zijn sectororganisaties aan zet waar het bijvoorbeeld
toelatingen voor kleine toepassingen of vrijstellingsaanvragen betreft. Mijn ministerie
faciliteert waar mogelijk. Om minder afhankelijk te kunnen worden van het gebruik
van chemisch synthetische gewasbeschermingsmiddelen, stimuleer ik de ontwikkeling
van alternatieve methoden. Hiervoor zijn onder meer onderzoeksgelden beschikbaar via
de reguliere wegen, zoals Publiek-Private samenwerkingsverbanden (PPS). Een voorbeeld
hiervan is de PPS «Integrale aanpak tulpengalmijt»1. Het doel van dit project is om volgens de ICM(Integrated Crop Management)-systematiek
te komen tot een integrale aanpak en een duurzame beheersing van de plaag. Daarnaast
pleit ik in Europa voor een snellere toelating van alternatieve gewasbeschermingsmiddelen.
Dit gebeurt ambtelijk in het permanente comité en ook in de Landbouw- en Visserijraad
en daarnaast in bilaterale gesprekken. Zo heb ik recentelijk hierover met Eurocommissaris
Varhelyi gesproken.
Verbeteren toelatingsbeleid op het gebied van neurodegeneratieve ziekten
Afgelopen jaar heeft mijn ambtsvoorganger het RIVM opdracht gegeven om een onderzoek
te starten waarin een teststrategie wordt ontwikkeld om de mogelijke relatie tussen
gewasbeschermingsmiddelen, waaronder glyfosaat, en de ziekte van Parkinson te onderzoeken.
Dit onderzoek opereert onder de naam SPARK (Strategies for regulatory assessment of PARKinson’s disease) en loopt langjarig. Het onderzoek zal ook bijdragen aan het verbeteren van de toelatingseisen
en testmethoden voor het detecteren van neurodegeneratieve effecten van gewasbeschermingsmiddelen
(Kamerstuk 27 858, nrs. 653 en 683). Binnen dit project wordt nauw contact onderhouden met EFSA. Hiermee geef ik ook
invulling aan de motie Beckerman c.s. die de regering verzoekt om zo snel mogelijk
met een plan te komen, en dat met de Kamer te delen, om Nederlandse wetenschappers
en het RIVM onderzoek te laten verrichten naar een verbeterd toelatingsbeleid (Kamerstuk
27 858, nr. 589).
Het RIVM levert elk half jaar een voortgangsrapportage op. Afgelopen 22 april heb
ik uw Kamer de eerste voortgangsrapportage van het SPARK project toegezonden (Kamerstuk
27 858, nr. 707). Ik heb toegezegd deze rapportages elk half jaar met uw Kamer te delen. Hiermee
beschouw ik de toezegging aan het lid Podt (D66) (TZ202505–071) als afgedaan.
De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur