Brief regering : Voortgangsbrief Samen tegen mensenhandel
28 638 Mensenhandel
Nr. 257
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 juli 2025
Iedereen in Nederland moet een veilig leven kunnen leiden. Mensenhandel is een ernstige
schending van mensenrechten en één van de meest mensonterende vormen van criminaliteit.
Slachtoffers van mensenhandel krijgen te maken met criminele uitbuiting, seksuele
uitbuiting, arbeidsuitbuiting of andere vormen van mensenhandel. De groep (potentiële)
slachtoffers is divers: ze verschillen van leeftijd, gender en nationaliteit.
Om mensenhandel aan te pakken werk ik in het Actieplan programma Samen tegen mensenhandel
(hierna: Actieplan) samen met betrokken bewindspersonen, actiehouders, organisaties
en ervaringsdeskundigen aan het voorkomen van mensenhandel, het beter signaleren en
helpen van slachtoffers en het aanpakken van daders. Sinds mijn vorige brief van 19 november
2024 (Kamerstuk 28 638, nr. 254) hebben we voortgang geboekt op de acties en kan ik uw Kamer een uitgebreider verslag
sturen van de monitoring van de acties uit het Actieplan.
Bij het aanbieden van het versterkt Actieplan op 17 juni 2024 (Kamerstuk 28 638, nr. 251) is aan uw Kamer toegezegd dat u twee keer per jaar wordt geïnformeerd over de voortgang
van de uitvoering van het Actieplan. Met deze brief doe ik deze toezegging mede namens
de Staatssecretaris van Jeugd, Preventie en Sport, de Staatssecretaris van Langdurige
en Maatschappelijke Zorg, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister voor Asiel en Migratie gestand.
In deze brief licht ik per actielijn de meest relevante ontwikkelingen in de voortgang
van de acties uit die afgelopen periode zijn uitgevoerd. In bijlage 1 staat een overzicht
van de stand van zaken van alle acties uit het Actieplan die al zijn afgerond of lopen.
Naast de voortang van het Actieplan informeer ik uw Kamer in deze brief over het volgende:
– De stand van zaken van het WODC-onderzoek naar landelijke aansturing conform motie
Mutluer;
– Een eerste reactie op het advies van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel
Geweld tegen Kinderen over de governance in de aanpak van mensenhandel;
– Mijn reactie op het rapport «Van kwaad tot erger» van CKM Chat met Fier zoals door
de vaste Kamercommissie Justitie en Veiligheid is gevraagd;
– Internationale ontwikkelingen met betrekking tot de aanpak van mensenhandel; en
– Moties en toezeggingen naar aanleiding van plenair debat over de Wet modernisering
en uitbreiding strafbaarstelling mensenhandel van 5 juni jongstleden.
Voortgang uitvoering Actieplan
Creëren van brede bewustwording (actielijn 1)
In opdracht van het Actieplan is door advies- en onderzoeksbureau Significant Public
een inventarisatie gemaakt van bewustwordingscampagnes over mensenhandel. Het rapport
en de factsheet van de inventarisatie vindt u in bijlage 2 en 3 bij deze brief. De
inventarisatie heeft als doel om een overzicht te krijgen van bestaande bewustwordingscampagnes
die zijn ingezet om doelgroepen bewust te maken van (aspecten van) mensenhandel. Uit
de inventarisatie van bewustwordingscampagnes blijkt dat tussen 2020 en 2024 in Nederland
54 campagnes over mensenhandel zijn opgezet. Er is een groot maar versnipperd aanbod.
De campagnes gaan over mensenhandel in het algemeen, of over specifieke vormen van
uitbuiting en richten zich op burgers en professionals met als doel bewustwording
te vergroten. De daadwerkelijke impact van de bestaande bewustwordingscampagnes blijkt
moeilijk te beoordelen, omdat dit niet altijd is gemeten. De informatie over de bewustwordingscampagnes
zal betrokken worden bij het ontwikkelen van een communicatiestrategie.
Vergroten van de meldingsbereidheid (actielijn 2)
Het advies- en onderzoeksbureau Significant Public, dat ook bij actielijn 1 is betrokken,
heeft ook een inventarisatie gemaakt van meldpunten en kenniscentra van mensenhandel
om een duidelijker beeld te krijgen van de betrokken organisaties. Uit de inventarisatie
van het aantal meldpunten en kenniscentra blijkt dat er in Nederland 95 meldpunten
voor mensenhandel zijn, waarvan zes landelijke meldpunten en 89 regionale meldpunten.
Verder heeft Nederland 39 kenniscentra voor mensenhandel, waarvan zeventien kenniscentra
op landelijke schaal opereren en 22 kenniscentra gericht zijn op een regio. Het rapport
en de factsheet van de inventarisatie vindt u in bijlage 2 en 3 bij deze brief.
De informatie over de meldpunten en kenniscentra zal worden meegenomen bij de verkenning
en het opzetten van een centraal informatiepunt over mensenhandel waarin slachtoffers,
eerstelijns professionals en burgers op een laagdrempelige en toegankelijke manier
worden geïnformeerd en doorverwezen worden naar het juiste loket voor vragen over
aangifte, hulp en opvang. Dit informatiepunt dient als referentie voor organisaties
betrokken in de aanpak van mensenhandel. Recent is de wegwijzer mensenhandel van de
Rijksoverheid geïntegreerd op de vernieuwde website van CoMensha. Dit is een eerste
stap in de ontwikkeling van een centraal informatiepunt.
Daarnaast heeft FairWork in het kader van het vergroten van de meldingsbereidheid
in 2024 verschillende acties ondernomen om slachtoffers van arbeidsuitbuiting te bereiken
en ondersteunen. Zo is er gerichte outreach gedaan onder kwetsbare groepen, zoals 24-uurszorgwerkers, au pairs, nanny’s en huishoudelijk
werkers. Dit werd onder andere gedaan door voorlichtingsbijeenkomsten te organiseren
en door het inzetten van sociale media. Daarnaast heeft FairWork laagdrempelige ondersteuning
geboden aan arbeidsmigranten, juridische strategieën ingezet om nabetalingen te realiseren
en meldingsdrempels verlaagd door kennisdeling en mediacampagnes. Een belangrijke
stap was de online campagne op Facebook, Instagram en TikTok, die 16.915 mensen heeft
bereikt. Dit leidde tot een verdubbeling van het aantal meldingen bij FairWork binnen
deze doelgroep: van 21 in 2023 naar 44 in 2024. Hiermee wordt het belang bevestigd
van gerichte bewustwordingscampagnes om slachtoffers te helpen hun situatie te herkennen
en hulp te zoeken.
Tot slot heeft FairWork meerdere juridische strategieën ingezet om nabetalingen voor
slachtoffers te realiseren. Samen met een sociaal advocatenkantoor zijn procedures
gestart en FairWork of de cliënten zelf hebben loonvorderingsbrieven verstuurd en
werkgevers direct aangesproken. Deze aanpak bleek effectiever dan juridische procedures
via advocaten, die vaak vastlopen door bewijslastproblemen. In 2024 heeft FairWork
voor zeventien kwetsbare derdelanders met succes achterstallig loon opgeëist.
Investeren in en werken aan een betere vaststelling van slachtofferschap en bescherming
(actielijn 3)
Binnen actielijn 3 zijn acties gericht op het opvanglandschap voor slachtoffers mensenhandel
in gang gezet. Het onderzoek naar de huidige opvangcapaciteit door onderzoeksbureau
Q-Consult bevindt zich in de afrondende fase. In een ontwikkeltraject wordt gewerkt
aan scenario’s voor een verbeterd opvanglandschap. Zaken als schaalgrootte en governance
worden daarin meegenomen. Verder wordt een dossieronderzoek uitgevoerd bij drie opvanginstellingen om beter zicht te krijgen op het instroomproces
van slachtoffers in de opvang en knelpunten die daarbij spelen. Alle inzichten uit
deze verschillende trajecten moeten leiden tot verbetervoorstellen voor het opvanglandschap
voor slachtoffers mensenhandel. In de voortgangsbrief van het najaar 2025 zal opnieuw
de voortgang op deze acties in beeld worden gebracht en een reactie worden gegeven
op afgeronde trajecten, waaronder het onderzoek naar de huidige opvangcapaciteit.
Daarnaast heeft CoMensha samen met ervaringsdeskundigen en andere professionals gewerkt
aan het opzetten van een nieuwe werkwijze voor de duurzame inzet van ervaringsdeskundigen
in de aanpak van mensenhandel. De achterliggende gedachte hiervan is dat de aanpak
van mensenhandel moet werken voor het (potentiële) slachtoffer. Ervaringsdeskundigen
kennen mensenhandel van binnenuit en kijken daarom met een ander perspectief. Met
de nieuwe structuur wordt ervaringsdeskundigheid zowel op de grote lijnen van het
Actieplan met een spiegelgroep, als bij specifieke acties met een poule van ervaringsdeskundigen
betrokken. Met de poule wordt gelijk aan een structurele basis voor inzet van ervaringsdeskundigen
gewerkt, ook buiten het Actieplan om.
De spiegelgroep gaat bestaan uit zes tot acht ervaringsdeskundigen en komt (minimaal)
eens per kwartaal samen. De vergaderingen sluiten aan op het kwartaaloverleg en die
van de regiegroep. Het streven is om een diverse groep ervaringsdeskundigen samen
te brengen, om zo uitdagingen vanuit verschillende perspectieven te kunnen benaderen.
De spiegelgroep bespreekt samen hun input voor vraagstukken uit de actielijnen, geeft
(ongevraagd) advies en maakt zich hard voor een goede inzet van ervaringsdeskundigheid.
Deze input wordt gedeeld met de leden van het kwartaaloverleg en de regiegroep.
Daarnaast zal vanuit een verzameling opdrachten die opgesteld zijn door betrokken
organisaties van het actieplan direct gekoppeld worden aan ervaringsdeskundigen. Deze
zogeheten poule zal zo divers mogelijk zijn, zodat aan elke vraag van de organisaties
kan worden voldaan. CoMensha is de coördinator van de poule. Een belangrijk onderdeel
van bovengenoemde structuur is dat ervaringsdeskundigen gelijkwaardig, ook op financieel
gebied, aan andere professionals behandeld moeten worden. Ervaringsdeskundigen ontvangen
daarom een passende financiële vergoeding voor hun inzet.
Verbeteren van de (bovenregionale en regionale) samenwerking (actielijn 4)
Binnen actielijn 4 is gewerkt aan versterking van de bovenregionale en regionale samenwerking
om mensenhandel effectiever aan te pakken. In opdracht van de VNG, het CCV en CoMensha
heeft het advies- en onderzoeksinstituut DSP-groep samen met de opdrachtgevers bouwstenen
opgesteld die richting geven aan een effectieve regionale samenwerking. Op basis van
documentonderzoek, interviews en actiedagen zijn duidelijke taken voor regiehouders,
coördinatoren slachtofferschap en portefeuillehouders gedefinieerd. Tevens wordt ingezet
op professionalisering, door middel van een gezamenlijke leerlijn om handelingsbekwaamheid
en keteneffectiviteit te versterken. Het structureel borgen van deze professionalisering
is nog een aandachtspunt. Tot slot wordt gewerkt aan de ontwikkeling van een extra
bouwsteen gericht op monitoring en evaluatie. Deze bouwstenen zorgen ervoor dat we
meer zicht kunnen krijgen op slachtoffers en daders. De verwachting is dat de DSP-groep
eind dit jaar of uiterlijk begin 2026 de opdracht afrondt.
Daarnaast is met RIEC Midden-Nederland het RAAM-programma van MetaStory beproefd waarin
multidisciplinaire samenwerking in de praktijk wordt geoefend. De combinatie van realistische
scenario’s, casuïstiekbesprekingen en structurele evaluatie heeft geleid tot concrete
verbeterpunten, zoals een versterkte rol van gemeenten, betere gegevensdeling en snellere
signalering van criminele uitbuiting. Deze inzichten worden benut om de verdere uitvoering
van actielijn 4 te verdiepen en landelijk uit te rollen. In bijlage 4 bij deze brief
vindt u het bijbehorende rapport.
Verbetering van de informatiedeling en gegevensverwerking (actielijn 5)
In het kader van actielijn 5 is een werkgroep informatiedeling en gegevensverwerking
gevormd die wordt begeleid door het Kennis- en Expertisenetwerk voor vraagstukken
op het gebied van privacy en gegevensdeling bij samenwerking in het sociaal-, zorg-
en veiligheidsdomein (KEN!). In 2024 en begin 2025 hebben in afstemming met actielijn
4 verschillende bijeenkomsten plaatsgevonden om zicht te krijgen op de verschillende
werkwijzen, functies en werkprocessen bij de aanpak van mensenhandel. Het beeld dat
daaruit naar voren komt, is de op het eerste gezicht grote differentiatie in aanpakken,
terminologie en rollen. Op een iets hoger abstractieniveau zijn daar echter wel enkele
generieke bouwstenen in te onderkennen. In de eerste helft van 2025 is een begin gemaakt
met het schetsen van deze verschillende «bouwstenen». Deze worden getoetst bij de
praktijk.
Vanaf het tweede kwartaal van 2025 wordt gewerkt aan de inrichting van de gegevensverwerking
voor deze bouwstenen op een wijze die voldoet aan de Algemene verordening gegevensbescherming
(AVG). Daarbij wordt zowel gekeken naar de juridische basis in wetgeving, de juridische
positionering van bepaalde rollen en functies, als naar de overige randvoorwaarden
die de AVG stelt. Ook loopt een pilot met enkele gemeenten om te onderzoeken in hoeverre
de Domein Overstijgende Informatie gestuurde Werkwijze (DIGW), die onder andere door
de politie wordt gebruikt, ook toepasbaar is in het gemeentelijk domein met het oog
op signalering van mensenhandel. DIGW heeft betrekking op data-gestuurde signalering.
De inzichten uit deze pilot worden meegenomen in de analyse van de werkwijze in de
aanpak van mensenhandel.
De verwachting is dat in het najaar van 2025 kennisproducten opgeleverd worden die
het veld ondersteunen bij de inrichting van de gegevensverwerking. Dan zal ook zicht
zijn op knelpunten die in wetgeving moeten worden opgelost.
Versterken van de positie van minderjarige slachtoffers (actielijn 6)
Actielijn 6 heeft als doel de praktijk handvatten te bieden voor het verbeteren van
de signalering, bescherming en ondersteuning van minderjarige slachtoffers van mensenhandel.
Professionals en organisaties worden ondersteund bij het implementeren van deze kennis
en het realiseren van een uniforme en duurzaam versterkte aandacht voor minderjarige
slachtoffers in de aanpak mensenhandel. Dit is nodig omdat zowel jongeren als professionals
drempels ervaren in het vinden en bieden van hulp en ondersteuning. Defence for Children/ECPAT
en FIER zijn actiehouder van deze actielijn.
In 2024 is gestart met het creëren van een totaalbeeld van organisaties, instanties
en professionals die een rol spelen in het beschermen van minderjarigen tegen seksuele
en criminele uitbuiting op verschillende lagen. Door het analyseren van bestaande
kennis en het voeren van gesprekken met partners zoals kenniscentra, zorgorganisaties,
gemeenten en onderwijs krijgt dit totaalbeeld steeds meer vorm. De tussentijds opgedane
leerpunten en bevindingen worden doorlopend getoetst aan beleid en verwerkt in adviezen
richting de betrokken organisatie(s) en samenwerkingsverband(en).
Er hebben daarnaast reeds tal van gesprekken plaatsgevonden met slachtoffers, ervaringsdeskundigen
en stakeholders. Zo wordt steeds meer duidelijk welke drempels minderjarigen ervaren
in het praten over hun problemen, en welke drempels professionals ervaren in het herkennen
en doorvragen op signalen. De gesprekken gaan door in 2025. De opgedane kennis wordt
meegenomen in het ontwikkelen van trainingen en het adviseren van partners.
Met twee landelijke organisaties is inmiddels het gesprek gestart over het versterken
van de signalering van mensenhandel onder alleenstaande minderjarige vreemdelingen.
Het doel is om in 2025 en 2026 met een groter aantal organisaties samen te werken
om hun aanpak te versterken.
Tot slot is op 12 mei jl. de campagne «#GeenBUIT» gelanceerd, gericht op professionals
die met jongeren werken. De campagne heeft als doel om zoveel mogelijk van hen te
motiveren de gratis e-learning BUIT voor professionals te volgen. De campagnevideo’s,
posters, mailings en social posts zijn verspreid via sociale media, nieuwsbrieven en kennisplatforms, waaronder ook
de platforms Samen tegen mensenhandel en Zorg voor Jeugd en Gezin.
WODC-onderzoek landelijke aansturing en coördinatie mensenhandel
Op 21 december 2023 is door de leden Mutluer (GL/PvdA), Bikker (CU), Tseggai (GL/PvdA)
en Van Nispen (SP) een motie ingediend waarin de regering wordt verzocht «te onderzoeken
hoe een landelijke aansturing en coördinatie van mensenhandel wel kan worden bewerkstelligd
en welke meerwaarde een nationaal coördinator mensenhandel daarbij kan hebben».1 De Ministeries van Justitie en Veiligheid en Volksgezondheid, Welzijn en Sport hebben
hiervoor gezamenlijk een onderzoeksaanvraag ingediend bij het Wetenschappelijk Onderzoek-
en Datacentrum (hierna: WODC). Het WODC heeft de aanvraag goedgekeurd en werkt aan
de startnotitie. Naar verwachting kan het onderzoek na de zomer starten en worden
de resultaten eind 2025 opgeleverd.
Governance aanpak mensenhandel en rol van Nationaal coördinator
Op 7 oktober 2024 heeft de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen
Kinderen een (ongevraagd) advies uitgebracht over het herzien en versterken van de
governance van de aanpak van mensenhandel.2 Aanleiding voor het advies is dat er volgens de Nationaal Rapporteur vanuit de praktijk
herhaaldelijk en veelal dezelfde knelpunten in de aanpak van mensenhandel worden benoemd.
Zij signaleert verschillende oorzaken: onduidelijkheid over rollen en verantwoordelijkheden;
gebrek aan strategische sturing en gebrek aan proces voor besluitvorming en procesafspraken.
Verder stelt de Nationaal Rapporteur dat momenteel te veel tijd wordt geïnvesteerd
in de organisatie van de samenwerking binnen de aanpak van mensenhandel die een efficiënte
en effectieve aanpak van mensenhandel in de weg staat.
De Nationaal Rapporteur adviseert één overkoepelende structuur voor samenwerking met
een duidelijke verdeling van taken en verantwoordelijkheden. Deze overkoepelende structuur
– de eigenlijke «governance» – is gebaseerd op een ontwerp van de Organisatie voor
Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE). Vertaald naar de Nederlandse context
adviseert de Nationaal rapporteur de rol van de nationaal coördinator verder te versterken
in de functie van de Minister van Justitie en Veiligheid, een commissie aanpak mensenhandel
in te stellen, één nationaal verwijzingsmechanisme in te richten en een heldere regionale
structuur voor samenwerking op te zetten via de zorg- en veiligheidshuizen. De laatste
twee onderdelen van het advies – het nationaal verwijzingsmechanisme en de regionale
samenwerking – zijn al opgenomen in het Actieplan Samen tegen mensenhandel. Het advies
van de Nationaal Rapporteur wordt bij de uitvoering van de acties meegenomen. Parallel
aan het uitgebrachte advies van de Nationaal Rapporteur loopt er, ter uitvoering van
bovengenoemde motie Mutluer, een WODC-onderzoek naar de mogelijkheden van landelijke
aansturing van mensenhandel. Omdat dit onderzoek een sterke overlap kent met het advies
van de Nationaal Rapporteur aangaande de commissie aanpak mensenhandel worden eerst
de bevindingen uit het onderzoek afgewacht voordat een verder vervolg kan worden gegeven
op dit onderdeel van het advies. Wel zullen er al verkennende gesprekken worden gevoerd
met belangrijke partners in de aanpak van mensenhandel.
Over de rol van de nationaal coördinator adviseert de Nationaal Rapporteur dat de
centrale coördinatie in handen blijft van de Minister van Justitie en Veiligheid en
dat deze coördinerende functie versterkt wordt. De centrale coördinatie wordt door
de Nationaal Rapporteur gezien als een taak voor de Rijksoverheid. Dit vanwege de
verantwoordelijkheid voor de naleving van de verschillende internationale en EU-rechtelijke
verplichtingen die gelden voor de aanpak van mensenhandel. In de herziene Europese
Richtlijn is het benoemen van een Nationaal Coördinator (NAC) verplicht gesteld.3 De coördinator is volgens de rapporteur «de spil in de structuur, de dirigent die
leiderschap, ambitie en coördinatie biedt.» Ook dient de NAC volgens de Nationaal
Rapporteur zorg te dragen voor de interdepartementale afstemming tussen de betrokken
ministeries en treedt de NAC op als vertegenwoordiger en het gezicht van die aanpak.
Gelet op deze taken en verantwoordelijkheden dient deze rol formeel te worden belegd
bij de Minister van Justitie en Veiligheid.
In Nederland speelt de Minister van Justitie en Veiligheid de facto reeds de coördinerende
rol in de aanpak van mensenhandel, deze rol is tot dusver nergens vastgelegd. Ik doe
op een later moment in een aparte brief aan uw Kamer een voorstel voor hoe de governance
in de toekomst kan worden ingericht, alsmede een reactie op het WODC-onderzoek ter
uitvoering van bovengenoemde motie Mutluer. De verwachting is dat dit onderzoek eind
2025 wordt afgerond. In de brief wordt ook een toelichting opgenomen over de coördinerende
rol van de Minister van Justitie en Veiligheid en de taken en verantwoordelijkheden
van andere bewindspersonen in de aanpak van mensenhandel welke al reeds in de praktijk
worden toegepast.
Reactie op rapport «Van kwaad tot erger» van CKM Chat met Fier
Het Centrum Kinderhandel en Mensenhandel (hierna: CKM) heeft op 17 april 2025 het
rapport «Van kwaad tot erger» gepubliceerd.4 De resultaten uit het rapport, net als de getuigenissen van een van de slachtoffers
in een uitzending van EenVandaag,5 baren mij zorgen. Het is verwerpelijk dat kinderen worden uitgebuit door personen
waarbij zij zich het meest veilig zouden moeten voelen. Het CKM doet een aantal aanbevelingen
om dergelijke misstanden te voorkomen. Hieronder volgt mijn reactie waarmee ik tegemoet
kom aan het verzoek van het lid Ceder van 22 april jl. om door middel van een brief
op het rapport te reageren.
De eerste aanbeveling uit het rapport ziet op het vergroten van de kennis over seksuele
uitbuiting bij hulpverleners en eerstelijnsprofessionals om zo eerder eventuele misstanden
te kunnen signaleren. Ik deel de mening van het CKM dat signalering door hulpverleners
een belangrijke bijdrage kan leveren aan het in kaart brengen van potentiële slachtoffers.
Daarom wordt in het Actieplan programma Samen tegen mensenhandel, onder de actielijnen
1 en 6, ingezet op het vergroten van het bewustzijn van wat mensenhandel is én het
bieden van handelingsperspectief bij signalen onder een brede groep professionals
in het onderwijs, de (jeugd)zorg en de veiligheidsketen. Met de actiehouders van beide
actielijnen wordt besproken op welke wijze het thema «seksuele uitbuiting door ouders»
meegenomen kan worden in de uitvoering.
Aanbeveling 2 uit het rapport roept op tot het oprichten van multidisciplinair Fieldlab
voor het ontwikkelen van een gericht signalerings- en hulpplan én strategie voor kinderen
die door hun ouder(s) seksueel worden uitgebuit. Seksuele uitbuiting valt onder de
meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling. Bij signalen moet melding worden
gedaan door de betrokken professional. Het is niet gewenst dat professionals werken
met verschillende meldcodes en meldstructuren voor specifieke vormen van geweld en
mishandeling. Het is uiteraard belangrijk dat professionals voldoende kennis hebben
over seksuele uitbuiting door ouders en hier ook op kunnen signaleren en handelen.
Een Fieldlab om deze mogelijkheid te verkennen is echter niet passend. Zoals ook onder
aanbeveling 1 is omschreven, kan training hierbij ondersteunen. Er bestaat ook de
mogelijkheid om een handelingskader op te stellen aanvullend op de meldcode. Een dergelijk
handelingskader bevat aanvullende handvatten, kennis en perspectieven voor professionals
die werken met de meldcode. Een voorbeeld is de door Movisie opgestelde Factsheet
eergerelateerd geweld. Er wordt met het veld verkend of zij een dergelijk handelingskader
nodig vinden.
In de derde aanbeveling uit het rapport stelt het CKM dat vertrouwenspersonen op scholen
kennis dienen te hebben van seksuele uitbuiting en beter toegerust zijn op het melden
van signalen en hier ook opvolging aan te geven. De Staatssecretaris Funderend Onderwijs
en Emancipatie werkt op dit moment aan het verplichten van een interne en externe
vertrouwenspersoon op elke school. Het wetsvoorstel dat dit regelt wordt voor de zomer
met uw Kamer gedeeld. In het kader van de implementatie wordt ook gewerkt aan de professionalisering
van vertrouwenspersonen door onder meer een e-learning en een beroepsprofiel.
De vierde aanbeveling gaat over het waarborgen dat zedenrechercheurs in onderzoeken
naar ouders die hun kinderen misbruiken of mishandelen ook onderzoeken of er sprake
is van seksuele uitbuiting door ouders. Zedenrechercheurs zouden in dat geval, of
bij twijfel daarover, volgens het CKM de AVIM kunnen betrekken. Ik deel de mening
van het CKM dat het rechercheurs in onderzoeken naar seksueel misbruik ook alert dienen
te zijn op uitbuitingssignalen. Hierover is binnen de voor zedenrechercheurs verplichte
opleiding «Handelen in Zedenzaken» een leermodule opgenomen. Daarnaast werken de teams
Seksuele Misdrijven en teams Mensenhandel en Migratiecriminaliteit van de politie
nauw met elkaar samen. Daar waar er raakvlakken zijn, assisteren de teams in elkaars
onderzoeken. Voor deze samenwerking zijn werkafspraken opgesteld die in de praktijk
worden uitgedragen en waarop toegezien wordt door de operationele coördinatoren van
de beide teams. Hiermee sluit de aanbeveling aan bij de huidige praktijk van nauwe
samenwerking die zal worden voortgezet.
De vijfde en tevens laatste aanbeveling uit het rapport roept op tot een intensivering
van de klantenaanpak in het programma Samen tegen mensenhandel. Ik kan melden dat
dit jaar een Fieldlab «Aanpak van klanten» wordt georganiseerd. Door middel van een
Fieldlab wordt onderzocht hoe de aanpak van klanten van mensenhandel kan worden verbeterd.
De voorbereidingen hiervoor zijn gestart en de bevindingen van het betreffende rapport
zullen hierin worden meegenomen.
Internationale ontwikkelingen
Het versterken van de verbinding tussen de nationale trends en ontwikkelingen en de
internationale inzet draagt bij aan het versterken van de aanpak van mensenhandel
in zijn geheel. In mijn Kamerbrief van november vorig jaar heb ik benoemd dat in de
context van het Actieplan steeds zal worden gekeken hoe de nationale en internationale
inzet op het gebied van het tegengaan van mensenhandel met elkaar kunnen worden verbonden.6 Graag deel ik een aantal relevante initiatieven en ontwikkelingen met uw Kamer.
Vijfde voortgangsverslag van de Europese Commissie inzake de bestrijding van mensenhandel
Op grond van Artikel 20 van Richtlijn 2011/36/EU7 («richtlijn ter bestrijding van mensenhandel») heeft de Europese Commissie (hierna:
EC) op 20 januari jl. haar vijfde tweejaarlijkse verslag over de vorderingen in de
strijd tegen mensenhandel binnen de Europese Unie uitgebracht. De EC baseert zich
in haar verslag onder andere op bijdragen van lidstaten via het EU-netwerk van nationale
coördinatoren en rapporteurs, onafhankelijke organen, EU-agentschappen, en leden van
het EU-platform van het maatschappelijk middenveld ter bestrijding van mensenhandel.
Het genoemde verslag is als bijlage bij deze brief gevoegd.
De EC noemt in het vijfde voortgangsverslag een aantal tendensen met betrekking tot
mensenhandel in de Europese Unie (hierna: EU). Het aantal geregistreerde slachtoffers
van mensenhandel in de EU is toegenomen. Slachtoffers van seksuele uitbuiting vormen
nog steeds de grootste groep, maar er is ook een toename van slachtoffers arbeidsuitbuiting
en criminele uitbuiting zichtbaar. In vergelijking met het aantal slachtoffers van
mensenhandel is het aantal vervolgingen en veroordelingen laag. Verder blijven de
opgelegde straffen dikwijls laag, omdat een veroordeling voor andere feiten dan mensenhandel
plaatsvindt. Ook benoemt de EC een toenemende verschuiving van mensenhandel van het
fysieke naar het onlinedomein. Op basis hiervan concludeert de EC dat de bestrijding
van mensenhandel nog altijd een brede aanpak vergt met een grote betrokkenheid van
actoren op nationaal, Europees en internationaal niveau en dat hiervoor voldoende
capaciteit, middelen én een goed functionerend coördinatiemechanisme nodig zijn.
Ik deel de analyses en de conclusies van de EC. Mensenhandel is een verwerpelijke
misdaad en berooft mensen van hun waardigheid, vrijheid en grondrechten. Het beperkt
zich niet tot landsgrenzen en is daarom een probleem voor Europa én dus ook voor Nederland.
Niet enkel omdat Nederland lid is van de EU en we staan voor de vrijheden van burgers,
maar omdat ook in ons land deze schendingen van vrijheid en integriteit van mensen
plaatsvinden. Daarom is de ambitie van Nederland op dit vlak breed. Hierbij verwijs
ik naar hetgeen hierboven al is vermeld rondom de resultaten van het Actieplan programma
Samen tegen mensenhandel en de hieronder genoemde initiatieven op internationaal gebied.
Wereldwijde datahub voor mensenhandel
In mijn Kamerbrief van afgelopen november werd reeds het COMPASS programma genoemd
dat door Nederland wordt gefinancierd. Dit programma, dat als doel heeft om migranten
inclusief slachtoffers van mensenhandel te beschermen, wordt uitgevoerd door de Internationale
Organisatie voor Migratie (IOM). In het kader van COMPASS heeft het IOM het Counter-Trafficking Data Collaborative (hierna: CTDC) opgericht, de eerste wereldwijde datahub voor mensenhandel. Het CTDC
bevat data over 37.000 daders en 17.000 slachtoffers van mensenhandel. Deze data kan
worden gebruikt voor onderzoek en beleid en programmering om mensenhandel te voorkomen,
daders te vervolgen en om slachtoffers bij te staan.
Voorlichting over mensenhandel binnen schoolgemeenschap in Nigeria
Uit cijfers van CoMensha, het landelijk coördinatiecentrum tegen mensenhandel dat
zich inzet voor de belangen en rechten van slachtoffers van mensenhandel in Nederland,
blijkt dat over de periode 2019–2023 de meeste bij CoMensha gemelde slachtoffers van
mensenhandel afkomstig waren uit Afrika. Tevens blijkt uit deze cijfers dat Nigeria,
dat een belangrijk bron-, doorvoer- en bestemmingsland voor illegale migratie is,
de afgelopen jaren behoorde tot de top vijf nationaliteiten van gemelde slachtoffers
van mensenhandel in Nederland.8 Uit het United Nations Office on Drugs and Crime (UNODC) Global Report on Trafficking in Persons
20249
blijkt dat het aantal kinderen onder wereldwijd gedetecteerde slachtoffers van mensenhandel
snel groeit. In dit rapport staat genoemd dat een heel groot gedeelte van de slachtoffers
van mensenhandel voor gedwongen arbeid, gedetecteerd door landen in West-Afrika, uit
kinderen bestaat. Dit onderstreept het belang van een gerichte aanpak tegen mensenhandel
gericht op kinderen. Om hieraan bij te dragen financiert Nederland in Nigeria het
School anti-Trafficking Education and Advocacy Project (STEAP)
met een budget van 5,5 miljoen euro. Dit project, geïmplementeerd door the International Centre for Migration Policy Development (ICMPD), heeft als doel om de Nigeriaanse overheid te ondersteunen in de aanpak van mensenhandel
door middel van voorlichting binnen de schoolgemeenschap. Binnen dit project worden
middelbare scholieren, ouders en leraren vaardigheden aangeleerd om mogelijke gevallen
van mensenhandel veilig en effectief te voorkomen. Technische capaciteiten van scholen,
overheidsinstanties en maatschappelijke organisaties worden versterkt om mensenhandel
te bestrijden. Slachtoffers van mensenhandel worden ondersteund en de samenwerking
tussen scholen en wetshandhavingsinstanties om mensenhandel te identificeren, wordt
versterkt.
Inzet Escapetruck in Bulgarije, Polen en Hongarije
Een ander initiatief dat ik wil benoemen is de Escapetruck van de Reshape Foundation,
die in samenwerking met de politie is ontwikkeld. Deze truck wordt ingezet in Nederland
en Oost-Europa en vraagt aandacht voor de gevaren van mensenhandel. Bezoekers van
deze Escapetruck kunnen ervaren hoe het is om slachtoffer te zijn van mensenhandel
(seksuele, criminele en/of arbeidsuitbuiting), en zijn hierdoor beter uitgerust om
de signalen te herkennen. Dit draagt bij aan bredere kennis over het onderwerp en
biedt bezoekers (zowel potentiële slachtoffers, het brede publiek als bijvoorbeeld
eerstelijnsprofessionals) een handelingsperspectief, onder andere in de vorm van brochures
met meer informatie. Dit verlaagt het risico voor potentiële slachtoffers om in een
uitbuitingssituatie te belanden. De Escapetruck zal in het najaar van 2025 twee weken rondtoeren
door verschillende gemeenten in Bulgarije waar veel migranten vandaan komen die naar
Nederland reizen om hier aan het werk te gaan; deze toer wordt gefinancierd door mijn
ministerie. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken faciliteert dit initiatief door
relevante lokale partijen aan elkaar te koppelen. De Escapetruck wordt ook in andere
landen ingezet. Na initiële financiële ondersteuning vanuit de Nederlandse politie
hebben Polen en Hongarije nu zelf een systeem opgezet om de Escapetruck te ontvangen
en te financieren. In mei jl. is de Escapetruck twee weken in het zuiden van Polen
geweest en voorafgaand aan het bezoek aan Bulgarije maakt de Escapetruck een viertal
stops in Hongarije, georganiseerd vanuit de universiteit van Pécs en na Bulgarije
rijdt de Escapetruck door naar Polen voor een tweewekelijkse toer in het noorden van
Polen.
De herziene Richtlijn bestrijding mensenhandel
Op 24 juni 2024 is Richtlijn (EU) 2024/1712 gepubliceerd. Deze richtlijn – die uiterlijk
op 15 juli 2026 moet zijn geïmplementeerd – herziet de bestaande richtlijn inzake
de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers daarvan.
Ten opzichte van die richtlijn wordt onder andere voorzien in:
– een aanvulling van de strafbepaling van mensenhandel, door de daarin opgenomen niet-limitatieve
opsomming van specifieke vormen van uitbuiting uit te breiden met uitbuiting van draagmoederschap,
uitbuiting van gedwongen huwelijken en uitbuiting van illegale adoptie;
– een aanvullende verplichting tot strafbaarstelling van het opzettelijk gebruikmaken
van diensten die worden verleend door een slachtoffer van mensenhandel;
– een verbreding van het toepassingsbereik van het zogeheten «non-punishmentbeginsel»,
waarmee is geëxpliciteerd dat dit beginsel ook in het kader van bestuursrechtelijke
handhaving van betekenis kan zijn; en
– het instellen van verwijzingsmechanismen voor de vroegtijdige identificatie van slachtoffers
van mensenhandel en de bijstand aan en ondersteuning van die slachtoffers.
Het bestaande Nederlandse recht en beleid voldoen al grotendeels aan de verplichtingen
uit de herziene mensenhandelrichtlijn. Om daaraan volledig te voldoen moeten in het
Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) enkele strafbepalingen worden aangepast en dienen
diverse aanvullende beleidsmaatregelen te worden getroffen. Het daartoe strekkende
implementatiewetsvoorstel is ter advisering aanhangig bij de Afdeling advisering van
de Raad van State. Na de verwerking van dat advies zal het wetsvoorstel bij de Tweede
Kamer worden ingediend.
Moties en toezeggingen plenair debat Wet modernisering en uitbreiding strafbaarstelling
mensenhandel
Op 5 juni jl. vond het plenaire debat van de Wet modernisering en uitbreiding strafbaarstelling
mensenhandel plaats. Tijdens dit debat heb ik u een aantal toezeggingen gedaan met
betrekking tot het Actieplan. Daarnaast heeft Uw Kamer een aantal moties aangenomen
met betrekking tot het Actieplan. De wijze waarop ik hier uitvoering aan geef, zal
worden meegenomen in een brief die ik Uw Kamer dit najaar toezend.
Tot slot
Samen met actiehouders, betrokken organisaties en ervaringsdeskundigen is de afgelopen
tijd hard gewerkt aan het uitvoeren van de acties. Ik wil alle betrokkenen bedanken
voor hun inzet op het Actieplan. Deze samenwerking is ontzettend belangrijk voor het
aanpakken van mensenhandel in Nederland. De ingezette acties hebben al heel wat in
beweging gezet, maar de voortdurende inzet op het onderwerp is ook de komende jaren
nog hard nodig.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
D.M. van Weel
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid