Brief regering : Kabinetsreactie op WRR-rapport "Aandacht voor Media. Naar nieuwe waarborgen voor hun democratische functies"
32 827 Toekomst mediabeleid
Nr. 370 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 juli 2025
Media zijn onmisbaar in een democratische rechtsstaat. Samen met vrije verkiezingen,
onafhankelijke rechtspraak en adequate checks and balances schragen zij onze vrije samenleving. Vrije, onafhankelijke en toegankelijke media
informeren de samenleving met betrouwbare informatie, ze controleren de macht, brengen
maatschappelijke misstanden in de openbaarheid en geven een forum aan verschillende
perspectieven en ideeën.
De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) stelt in het adviesrapport
Aandacht voor media. Naar nieuwe waarborgen voor hun democratische functie het democratische belang van media centraal. In oktober 2024 heeft de WRR het rapport
aangeboden aan het kabinet.1
In deze brief treft u de kabinetsreactie aan.
Het kabinet deelt de analyse van de WRR dat media essentieel zijn voor onze democratie
en zet zich daarom in om deze sector te versterken: door lokale en regionale journalistiek
te ondersteunen, de inrichting van de landelijke publieke omroep te verbeteren, de
veiligheid en vrijheid van journalisten te bevorderen, effectief prominentiebeleid
te ontwikkelen en Europese regelgeving te benutten om de macht van grote platformbedrijven
te begrenzen. Een brede aanpak dus. Sommige van deze maatregelen zijn al van start
gegaan, andere bevinden zich nog in de beginfase.
Maar naast deze grootschalige en concrete interventies is er meer nodig. Het WRR-rapport
maakt duidelijk dat het medialandschap razendsnel steeds complexer en dynamischer
wordt. Het kabinet is van mening dat als we hier goed en bijtijds op willen anticiperen,
een brede, continue, diepgravende en samenhangende kijk op de vraagstukken noodzakelijk
is. Dat willen we realiseren door een nader te ontwerpen interactief proces tussen
publieke en private mediapartijen, maatschappelijke organisaties en wetenschappers.
Deze interactie moet niet alleen leiden tot een breed gedragen analyse, maar het gesprek
over de democratische rol van media ook structureel stimuleren en organiseren. Zowel
overheid als media dragen hierin een gedeelde verantwoordelijkheid.
Door periodieke bijeenkomsten, thematische werkgroepen en publieke consultaties ontstaat
er een lerend netwerk dat snel kan inspelen op nieuwe technologische en maatschappelijke
ontwikkelingen. De dialoog fungeert als een «early warning system», waarmee kansen
en risico’s vroegtijdig worden gesignaleerd, zodat beleid en praktijk tijdig kunnen
bijsturen. Dit is geen eenmalige exercitie, maar een doorlopend proces van leren,
aanpassen en samenwerken. Alleen door gezamenlijke inzet kan het medialandschap haar
onmisbare rol in onze democratie blijven vervullen.
Met deze brief markeer ik het begin van een gerichte en gezamenlijke inspanning om
de rol van media in onze democratie te versterken. In de komende maanden zal ik onderzoeken
hoe deze interactieve aanpak het beste vorm kan krijgen, binnen de beschikbare middelen
en in aansluiting op reeds lopende deelinitiatieven. Het is belangrijk dat deze aanpak
breed gedragen wordt door relevante partijen.
In deze brief geef ik eerst een korte samenvatting van het rapport, gevolgd door een
algemene reactie op de analyse en vervolgens een reactie op de aanbevelingen.
Samenvatting van het rapport
In het rapport kijkt de WRR naar de diverse functies van media en stelt daarbij de
democratische functies centraal.2 Media zorgen voor betrouwbare informatie over maatschappelijk relevante vraagstukken,
leveren input voor de controle van de macht en bieden een podium voor verschillende
perspectieven. In het rapport worden dat de drie democratische functies genoemd: de
informatiefunctie, de controlefunctie en de forumfunctie. Met deze functionele benadering
bouwt het nieuwe rapport voort op het adviesrapport Focus op functies uit 2005.3
In de afgelopen twintig jaar is de digitalisering snel gegaan en dit heeft de samenleving
flink veranderd. De WRR schrijft dat de ontwikkeling van digitalisering en platformisering
ook van invloed zijn geweest op de uitoefening van de democratische functies van media.
De ontwikkelingen en de gevolgen daarvan worden hieronder kort weergegeven. Deze paragraaf
eindigt met vier criteria die de WRR ziet voor het mediasysteem om de democratische
functie te vervullen.
Platformisering van de publieke ruimte
De publieke ruimte is noodzakelijk in een democratie voor de uitwisseling van informatie
en ideeën. Tegenwoordig vindt veel van die communicatie plaats in het online domein.
In deze online publieke ruimte nemen technologiebedrijven een dominante positie in.
Deze grote technologiebedrijven vormen met hun platforms de ruggengraat van het internet
door de manier waarop zij informatie organiseren en samenvoegen via zoekmachines,
appstores, sociale media en apparaten als smartphones en smart tv’s. Ook het publieke
debat vindt voor een groot deel plaats op deze platforms. Hierdoor is het onderhevig
aan de logica die van toepassing is op de platforms zelf. Dit fenomeen noemt de WRR
platformisering en wordt gedefinieerd als het proces waarin «de economische, infrastructurele en
regulatieve praktijken van de grote techplatforms doordesemen in de informatievoorziening
en debatruimte voor burgers».4
De platformisering heeft ook tot een ander mediagebruik geleid. Waar de traditionele
nieuwsmedia afwegingen maken op basis van journalistieke principes, maken platformbedrijven
gebruik van algoritmes die onmisbaar zijn geworden om de oneindige hoeveelheid informatie
of content te ordenen. De online publieke sfeer is hierdoor in zekere zin geautomatiseerd. Deze
aanbevelingssystemen zijn «vooral gericht op de promotie van ophef en vermaak» met
als doel een economisch verdienmodel, dat gebaat is bij zo lang mogelijk de aandacht
vast te houden van de gebruiker.5 Deze aandachtseconomie heeft een publieke sfeer gecreëerd waarin «voor de democratische
oordeels- en besluitvorming zo belangrijke informatie slecht herkenbaar en vindbaar
is, de betrouwbaarheid vaak onduidelijk is en de veiligheid van de deelnemers aan
het publieke debat niet langer is gegarandeerd».6
Een nieuw speelveld voor journalistiek
Deze ontwikkeling van platformisering voor de samenleving en de publieke ruimte heeft
ook zijn weerslag op de journalistiek. De journalistieke media moeten zich verhouden
tot de geplatformiseerde werkelijkheid. De schaarste van traditionele media (kolommen
in de krant of een beperkt aantal minuten voor een item in een televisiejournaal)
bestaat online niet. Daarbij opereren alle mediabedrijven inmiddels cross-mediaal
en is digital first de standaard geworden.
De inhoud raakt losgekoppeld van het aanbod- en distributiekanaal. Dit draagt bij
aan wat context collapse wordt genoemd: «de context waarin informatie tot stand is gekomen, is voor de gebruikers
niet altijd meer kenbaar of evident».7 Nieuws wordt vaker indirect geconsumeerd. Gebruikers komen via sociale media, zoekmachines
of nieuwsverzamelsites in aanraking met nieuws waar ze niet bewust naar op zoek waren.8 Vooral jongeren consumeren hoofdzakelijk via sociale media of zoekmachines, waardoor
de herkenbaarheid van gevestigde merken onder druk komt te staan. Oudere generaties
vinden betrouwbaarheid een cruciale voorwaarde voor nieuws en associëren dat sterk
met de professionele waarden van een nieuwsmerk; jongeren zien betrouwbaarheid eerder
als uitkomst van hun eigen zoekproces en het raadplegen van verschillende bronnen.9
Hoewel journalistieke media meer zijn gaan produceren, maakt journalistieke inhoud
een steeds kleiner deel uit van het totale media-aanbod, dat nog harder gegroeid is.
Dit alles heeft grote gevolgen voor de verdienmodellen van traditionele mediapartijen,
met name voor de private nieuwsbedrijven. Eén op de zeven Nederlanders gebruikt een
betaalde online nieuwsdienst en de betalingsbereidheid bij jongeren is afgenomen.10 Ook advertentie-inkomsten lopen terug bij de gevestigde nieuwsbedrijven. Hier is
een duidelijke connectie met het superieure advertentiemodel van de grote platformbedrijven.
Om deze zware concurrentie met platformbedrijven het hoofd te bieden, zijn fusies
en overnames volgens de mediapartijen noodzakelijk. Dit speelt met name voor lokale
en regionale titels. De Nederlandse private mediasector is zeer sterk geconcentreerd:
titels en onafhankelijke redacties zijn in handen van slechts enkele grote bedrijven.
Vier criteria voor media in het nieuwe speelveld
De ontwikkelingen van een geplatformiseerde online publieke ruimte en het nieuwe speelveld
voor de journalistiek, hebben ontegenzeggelijk consequenties voor de democratische
meningsvorming. Om invulling te kunnen geven aan de drie democratische functies (de
informatiefunctie, de controlefunctie en de forumfunctie) is het, in het nieuwe speelveld,
nodig dat media aan vier criteria voldoen: onafhankelijkheid, betrouwbaarheid, toegankelijkheid
en verantwoording. In het rapport kijkt de WRR naar de ontwikkelingen in het mediasysteem
door de lens van de criteria.
Criterium
Toelichting
Analyse van WRR
Onafhankelijkheid
Media moeten vrij zijn van private of politieke belangen.
Veel mediaorganisaties zijn voor verspreiding van content afhankelijk van diensten
van platformbedrijven.
Online zichtbaarheid en bereik zijn indicatoren geworden voor impact en kwaliteit.
Betrouwbaarheid
Media moeten een zo waarheidsgetrouw en volledig mogelijk beeld geven. Zij moeten
de journalistieke werkwijze volgen.
De hoeveelheid informatie is enorm toegenomen, ook van niet-onafhankelijke, wat kan
leiden tot meer onbetrouwbare content. Dit kan bewust worden ingezet voor desinformatie.
Toegankelijkheid
De media moeten voor een brede groep in de samenleving toegankelijk en herkenbaar
zijn. Hun aanbod moet beschikbaar, betaalbaar en vindbaar zijn.
Het is voor mensen en organisaties veel gemakkelijker om deel te nemen aan het publieke
debat, omdat de kosten zijn verlaagd. Anderzijds wordt de toegang begrensd door intimidatie
en haatzaaien, waar bijvoorbeeld politici of wetenschappers mee te maken krijgen.
Ook door de sterke concentratie van platform- en mediaorganisaties kan de toegang
belemmerd worden.
Verantwoording
Media moeten verantwoording kunnen afleggen. Zij moeten transparant zijn over keuzes
en moeten ter verantwoording geroepen kunnen worden.
Platformbedrijven zijn lastig ter verantwoording te roepen. De wijze waarop contentmoderatie
plaatsvindt is niet transparant en de werking van algoritmes voor personalisatie zijn
niet bekend.
De mate van verantwoording loopt voor journalistieke media sterk uiteen.
De WRR concludeert de analyse dat door de ontwikkelingen de democratische meningsvorming
onder druk is komen te staan. Volgens de WRR is actie nodig om de democratische functie
van media te waarborgen. Dat is noodzakelijk om de invloed van platformbedrijven op
de democratische meningsvorming terug te dringen en om de positie van «reguliere»
media te versterken en een publiek debat te bevorderen. Om dit te bereiken doet de
WRR vier aanbevelingen. Alvorens in te gaan op de aanbevelingen, zal het kabinet een
algemene reactie geven op de conclusies van de WRR.
Algemene reactie
De WRR analyseert in het rapport de impact van de ontwikkelingen van de laatste jaren
op de uitoefening van de democratische functies. Ook beschrijft de WRR de consequenties
die dat heeft voor het mediabeleid. Er worden drie uitgangspunten geformuleerd waaraan
het beleid moet voldoen. Het kabinet onderschrijft deze uitgangspunten die in deze
paragraaf van een korte reactie worden voorzien.
De uitgangspunten zijn:
– De democratische functies zouden leidend moeten zijn;
– Voor de invulling van deze democratische functies is overheidsinterventie noodzakelijk;
en
– Het mediabeleid moet zich niet alleen richten op de traditionele spelers en alle relevante
partijen betrekken.
Democratische functies zijn leidend
Ten eerste, zo schrijft de WRR, moeten de democratische functies om te informeren,
te controleren en een forum te bieden, leidend zijn in het mediabeleid. Het kabinet
onderschrijft dit eerste uitgangspunt. Media zijn cruciaal voor een democratische
rechtsstaat en moeten ook als zodanig worden gezien, juist nu mediavrijheid wereldwijd
steeds verder onder druk komt te staan.11
Het kabinet ziet dat hier de laatste jaren meer aandacht voor is gekomen, zowel op
nationaal als Europees niveau. Zo is één van de hoofdstukken van de jaarlijkse rapportages
van de Europese Commissie over de rechtsstaat in de Unie gewijd aan mediavrijheid
en -pluriformiteit12 en hebben de lidstaten van de Raad van Europa zich gezamenlijk aan de Reykjavíkprincipes
voor democratie gecommitteerd.13 In de nationale context werk ik meer integraal samen op het gebied van mediavrijheid,
bijvoorbeeld met de Minister van BZK op het gebied van democratie en het versterken
van het publiek debat. Op dit moment wordt dit verder uitgewerkt en bekeken wat de
rol van de overheid moet zijn. Uw Kamer wordt hierover later dit jaar geïnformeerd.
Journalisten moeten hun werk in veiligheid kunnen doen. Dat is nodig om de democratische
functie goed te kunnen uitvoeren. Daarom maakte ik eind vorig jaar bekend PersVeilig
structureel te gaan ondersteunen.14 Journalisten krijgen steeds vaker te maken met bedreigingen, intimidatie en geweld:
zowel in de online als in de offline wereld. Als overheid is het noodzakelijk hier
tegen op te treden. Met PersVeilig is er een plek waar journalisten terecht kunnen
om melding te maken van incidenten of onveilige situaties die zij tijdens hun werk
ervaren. PersVeilig, dat internationaal als goed voorbeeld wordt gezien, werkt samen
met de politie en het Openbaar Ministerie. Daarnaast helpt PersVeilig de weerbaarheid
van journalisten te vergroten met onder andere trainingen en vergroot zij het bewustzijn
over agressie en geweld tegen journalisten.
Het kabinet onderschrijft dat de democratische functies in het mediabeleid leidend
moeten zijn, maar vindt ook dat er in het beleid een bredere aandacht moet zijn dan
alleen op informeren, controleren en het bieden van een forum. Media vertellen ook
verhalen, denk aan De Joodse Raad. Media brengen ons samen en verbinden de samenleving, zoals bijvoorbeeld tijdens
de Olympische Spelen. Media brengen ons vermaak en herkenning, denk aan Gooische Vrouwen. Het zijn kortom ook media die ons laten zien wie wij zijn, ons verbeelden en ons
daarover laten nadenken. De analyse van de WRR richt zich met name op de journalistieke
onderdelen van media. Dit is passend omdat het juist die onderdelen van media zijn
die het meest onder druk staan. Tegelijkertijd blijven hierdoor de andere aspecten
onderbelicht. Ook in deze reactie zullen die onderdelen van media niet de aandacht
krijgen die ze verdienen, maar ze zijn voor dit kabinet wel degelijk een zeer belangrijk
uitgangspunt voor het huidige en toekomstig mediabeleid.
Overheidsinterventie is noodzakelijk
Als tweede uitgangspunt stelt de WRR dat overheidsinterventie op het gebied van mediabeleid
noodzakelijk is. Het kabinet is het hiermee eens. Van oudsher heeft Nederland een
sterk publiek stelsel van zowel landelijke als regionale en lokale publieke omroepen.
De overheid is hier altijd nauw bij betrokken geweest. Die verantwoordelijkheid volgt
uit de publieke taak van de publieke omroep, het systeem van de Mediawet en de financiering
vanuit belastinggeld en de (politieke) verantwoording. Het kabinet werkt in samenspraak
met uw Kamer aan concrete wetsvoorstellen ten behoeve van het versterken van de lokale
en landelijke publieke mediadiensten.
Dat neemt echter niet weg dat er ook een verantwoordelijkheid is richting de private
mediapartijen die net als de publieke media een belangrijke rol spelen in het vervullen
van de democratische functie. Het kabinet neemt hier al verantwoordelijkheid, bijvoorbeeld
door het mogelijk maken van PersVeilig of het ondersteunen van onderzoeksjournalistiek.
De overheid kan randvoorwaarden scheppen, zolang de redactionele vrijheid gewaarborgd
blijft. Het blijft wel principieel zo dat de private mediabedrijven zelf verantwoordelijk
blijven voor hun eigen verdienvermogen. Verder in deze brief zal ik hier dieper op
in gaan.
Naast de rol van de overheid om in bepaalde situaties te interveniëren, is het ook
de taak van de journalistieke sector om zelf werk te maken van de invulling van de
democratische functies. Denk daarbij bijvoorbeeld aan het versterken van vertrouwen,
door bijvoorbeeld het gesprek met het publiek aan te gaan en hun uitleg te geven over
hun werk. Dit draagt bij aan het vertrouwen in nieuws en media, wat een randvoorwaarde
is voor de democratische functie van media. Met een ruime meerderheid van de Nederlanders
die vertrouwen heeft in «het nieuws» heeft ons land een goede uitgangspositie.15 Tegelijkertijd neemt het vertrouwen wel af en zien we onder jongeren een kritischere
basishouding.16
Vanuit de sector zijn er verschillende initiatieven om het vertrouwen in nieuws en
journalistiek op peil te houden en mogelijk zelfs te vergroten. Een voorbeeld hiervan
is het project Krant van de Buurvrouw van dagblad De Limburger in Heerlen-Noord, waarbij 3000 digitale abonnementen gratis beschikbaar komen voor
jongeren en hun ouders. Deze mensen krijgen toegang tot de krant en in een bijpassend
schoolproject is er aandacht voor het werk van journalisten. Als kabinet vinden we
deze initiatieven waardevol en belangrijk. Het ondersteunen van dergelijke initiatieven
moet altijd in de wetenschap dat een democratie gebaat is bij een vrije en onafhankelijke
pers waarbij onafhankelijkheid gewaarborgd moet zijn.
Later dit jaar zal ik uw Kamer in een aparte brief informeren over de manier waarop
ik de journalistiek ondersteun. Door journalistieke fondsen en door het versterken
van journalistiek binnen het publieke bestel en met de inzet op sterkere samenwerking
tussen publiek en privaat. In de brief zal ik ook verder ingaan op de publiek-private
initiatieven die worden ondernomen om het vertrouwen in de journalistiek te vergroten.
Dat alles doe ik omdat een sterke, goed functionerende democratie gebaat is bij een
sterke journalistieke sector.
Mediabeleid omvat alle spelers in het mediasysteem
Als derde en laatste uitgangspunt schrijft de WRR dat het mediabeleid zich ook moet
richten op meer dan alleen de traditionele spelers als televisie, radio en dagbladen.
Mediabeleid dient volgens de WRR het hele spectrum aan relevante partijen binnen het
mediasysteem te behelzen. Het kabinet onderschrijft dit uitgangspunt. Als Minister
van OCW ben ik goed in contact met alle spelers in het medialandschap en ik vind het
belangrijk dat te blijven doen. Ik maak daarbij geen onderscheid tussen publieke en
private media. Het is namelijk van belang om het geheel van het mediasysteem dat werkt
volgens de criteria voor de invulling van democratische functies te versterken.17
Digitalisering heeft tot een geheel nieuw speelveld geleid. Het onderscheid tussen
kranten en omroepen is minder relevant geworden: alle mediadiensten opereren immers
online. Mediaorganisaties zijn voor de distributie van aanbod aangewezen op de grote
techplatforms, maar moeten daar concurreren met alle andere vormen van informatie
die samen de content op het platform vormen. Podcasts en influencers zijn voorbeelden
van dergelijke «nieuwe» content. De online platforms hebben een belangrijke rol overgenomen
van de traditionele media in de distributie van informatie en het bieden van een forum,
maar dragen hiervoor geen redactionele verantwoordelijkheid. Lange tijd was er de
verwachting dat sociale media een zeer waardevolle bijdrage zouden leveren aan de
democratie.18 Maar de laatste jaren domineren de schaduwzijden, waarbij duidelijk is geworden dat
data en aandacht de belangrijkste valuta zijn voor deze bedrijven en de platforms
zijn ontworpen om de aandacht van de gebruikers zo lang mogelijk vast te houden om
hen zoveel mogelijk advertenties te kunnen tonen.
Duidelijk is dat het allang niet meer mogelijk is om mediabeleid slechts toe te spitsen
op de stelsels van de publieke omroepen, de geschreven pers en commerciële omroepen.
Door ontwikkelingen in zowel het medialandschap als in de maatschappij heeft het beleid
zich de afgelopen jaren al verbreed met, naast de publieke omroepen en private mediaorganisaties,
ook aandacht voor de platformisering en de schaduwzijden daarvan. Daarnaast is vanuit
beleid een sterkere focus op de veiligheid van journalisten, de samenwerking tussen
publieke en private media op lokaal en regionaal niveau en een verbreding van de koers
van het mediawijsheidsbeleid naar meerdere doelgroepen. Daar waar de scheidslijnen
tussen de verschillende media vervagen, zal ook het beleid moeten volgen. Bij het
mediabeleid zijn nu al verschillende departementen betrokken en ook in de uitwerking
van het toekomstige beleid zal de samenwerking intensiever zijn.
Aanbevelingen en reactie van het kabinet
De WRR doet vier aanbevelingen die gezamenlijk tot doel hebben om de democratische
functie centraal te stellen binnen het beleid. Het kabinet zal deze aanbevelingen,
een voor een behandelen.
1. Maak maximaal gebruik van Europese regelgeving om een betrouwbare en veilige informatieomgeving
te creëren
In zijn analyse schetst de WRR heel duidelijk hoe platforms een centrale plek hebben
gekregen in het publieke debat en de publieke ruimte. De platforms zijn zeer breed
toegankelijk en overstijgen nationale grenzen wat ervoor zorgt dat vrijwel iedereen,
of het nou individuele burgers of lobby- of actiegroepen zijn, content kan produceren
en verspreiden. Hiermee zijn de bedrijven de facto media geworden, maar zij definiëren
zichzelf uitsluitend als tussenpersoon die derden in staat stellen om content te delen
met het publiek. Om de toegankelijkheid en veiligheid van het publieke debat te bevorderen
heeft de Nederlandse overheid zich de afgelopen jaren in Europees verband ingezet
om te komen tot duidelijke regelgeving. Terecht doet de WRR de aanbeveling om hier
maximaal gebruik van te maken om een betrouwbare en veilige informatieomgeving te
realiseren.
Regulering van de online publieke ruimte
De laatste jaren is er vanuit de EU meer regulering om de uitwassen van platformisering
te bestrijden. De Europese Digital Markets Act (DMA) en Digital Services Act (DSA)
zijn onderdeel van een wetgevend pakket met specifieke verplichtingen voor poortwachters
en aanbieders van tussenhandeldiensten, zoals online platforms. Zij worden vaak samen
genoemd, maar hebben andere doelstellingen. Het kabinet is voorstander van de effectieve
uitvoering en handhaving van deze verordeningen en zal hierop blijven inzetten.
De DMA richt zich op een select aantal aangewezen poortwachters en beoogt een eerlijker
speelveld te creëren voor bedrijven die afhankelijk zijn van deze platforms voor hun
digitale aanwezigheid. De DMA moet zorgen voor een eerlijker speelveld in de digitale
sector.19 Het doel van de DMA is om consumenten en ondernemers te beschermen en te zorgen voor
meer concurrentie op de digitale markt en is een belangrijk resultaat van de Nederlandse
beleidsinzet van de afgelopen jaren.20 Door een eerlijker speelveld neemt de afhankelijkheid van een klein aantal spelers
af. Ook het huidige kabinet steunt daarom een sterke handhaving op de DMA. Hiertoe
is de Nederlandse uitvoeringswet van de DMA onlangs versneld in werking getreden.21 De Europese Commissie is bevoegd voor de naleving van de DMA door poortwachters.
De ACM kan de Commissie ondersteunen door middel van onderzoek.
De DSA richt zich op zogenaamde tussenhandeldiensten. Daar vallen onder meer internetaanbieders,
hostingbedrijven, online marktplaatsen en online platforms onder. De DSA streeft naar
een veilige, transparante, voorspelbare en betrouwbare online omgeving, waarin de
verspreiding van illegale online inhoud en desinformatie wordt aangepakt.22 Tegelijkertijd beoogt de DSA de grondrechten doeltreffend te beschermen en innovatie
te vergemakkelijken. Daartoe is een gelaagd systeem van verplichtingen gecreëerd dat
steeds strengere verplichtingen oplegt naarmate een dienst meer invloed uitoefent,
of kan uitoefenen, op de content die klanten via hun diensten verspreiden, en naarmate
het bereik van hun dienst groeit. De zwaarste verplichtingen gelden voor zogenaamde
zeer grote online platforms (VLOPs). Deze diensten dragen de zwaarste verantwoordelijkheid
vanwege hun aanzienlijke maatschappelijke en economische impact. Zij moeten onder
meer jaarlijks onderzoek doen naar systeemrisico’s waar hun diensten mogelijk vatbaar
voor zijn. Daarbij dienen ze rekening te houden met de specifieke aard en omvang van
hun platform. Als zij vaststellen dat hun dienst systeemrisico’s kent dan zijn ze
verplicht om passende mitigerende maatregelen te implementeren. Zij dienen daarnaast
illegale inhoud te verwijderen wanneer zij hiervan kennis hebben, desinformatie aan
te pakken indien dit een systeemrisico vormt, en transparant te zijn over onder andere
de werking van aanbevelingssystemen en de wijze waarop online reclame wordt getoond.
De Europese Commissie houdt toezicht op de naleving van de DSA door VLOPs en kan boetes
opleggen tot 6% van de mondiale jaaromzet. Voor de overige in Nederland gevestigde
diensten zijn de nationale toezichthouders verantwoordelijk voor het toezicht. In
Nederland zijn de ACM en de AP aangewezen.
Samenwerken voor een veilige online omgeving
Dat de publieke ruimte kwetsbaar is, is door de WRR zeer accuraat beschreven. Wereldwijde
ontwikkelingen laten zien dat een gezond publiek debat online geen gegeven is. De
marktmacht van grote techbedrijven vraagt om stevig toezicht en regulering. Daar waar
mogelijk zet het kabinet zich in en onderstreept het belang van effectieve handhaving
van de Europese regelgeving. De DSA is sinds februari 2024 volledig van toepassing.
De Uitvoeringswet digitaledienstenverordening, waarin de toezichthouders in Nederland
worden aangewezen, is in februari 2025 in werking getreden.
Het kabinet beziet hoe zij nationaal kan bijdragen aan een veilige online omgeving
en een gezonde ruimte voor het publieke debat. Deze uitdagingen houden zich niet aan
de traditionele, verkokerde indeling die departementen en toezichthouders vaak wel
hanteren. Een goede samenwerking tussen betrokken departementen als BZK, OCW, BZ,
J&V en EZ, toezichthouders als CvdM en ACM en maatschappelijke organisaties is dus
cruciaal. Dit gebeurt bijvoorbeeld al bij de bestrijding van de negatieve gevolgen
van desinformatie. In het kader van de Rijksbrede strategie voor de effectieve aanpak
van desinformatie werken betrokken departementen samen en delen best practices om de invloed van desinformatie te verminderen. Een ander voorbeeld is de mogelijkheid
van de status als trusted flagger. Trusted flaggers zijn organisaties die illegale content herkennen en melden bij online platforms.
De DSA voorziet in de mogelijkheid tot aanwijzing van entiteiten als trusted flaggers en schrijft voor dat meldingen met prioriteit door de online platforms behandeld
moeten worden. Organisaties die in Nederland gevestigd zijn, kunnen deze status bij
de ACM aanvragen. De ACM is momenteel bezig met de behandeling van de eerste aanvragen.
Op 19 mei jl. is het eerste ontwerpbesluit gepubliceerd.23
Voor de toezichthouders is het Samenwerkingsplatform Digitale Toezichthouders van
belang, waarbij informatie, kennis en ervaringen kan worden uitgewisseld tussen alle
toezichthouders in het digitale domein.24 Deze benadering helpt ook om eventuele knelpunten in Europese regelgeving of de nationale
uitvoering daarvan te identificeren en dit terug te koppelen aan de verantwoordelijke
departementen. Het kabinet nodigt de toezichthouders, los of in samenwerking, nadrukkelijk
uit om de knelpunten over het voetlicht te brengen. Ook over de eventuele problemen
op het gebied van samenwerking, bijvoorbeeld over het mogen delen van gegevens, gaat
het kabinet graag met hen in gesprek om te kijken hoe zulke problemen opgelost kunnen
worden.
Pluriformiteitstoets
De WRR beveelt verder aan om een pluriformiteitstoets uit te werken, onder verwijzing
naar de Europese verordening mediavrijheid (EMFA).25 In het regeerprogramma van het kabinet wordt ook vermeld dat er meer gedaan moet
kunnen worden tegen concentraties op de mediamarkt.26 De genoemde Europese verordening verplicht lidstaten om bij de concentratietoets
op de mediamarkt rekening te houden met een advies op het gebied van pluriformiteit,
uitgevoerd door de mediatoezichthouder. Het kabinet werkt voor de uitwerking van het
regeerprogramma en uitvoering van de EMFA in nationaal recht samen met het Commissariaat
voor de Media en de markttoezichthouder ACM. De Kamer zal over de voortgang worden
geïnformeerd in de mediabegrotingsbrief in het najaar.
2. Maak voor de democratie belangrijke informatie prominent zichtbaar en goed vindbaar
De tweede aanbeveling van de WRR richt zich op overheidsinterventie op het gebied
van het prominent zichtbaar en vindbaar maken van voor de democratie belangrijke informatie.
Het belang van toegankelijke onafhankelijke informatie is onmiskenbaar: voor een betrouwbare
en veilige informatieomgeving, voor goed geïnformeerde burgers, het publieke debat
en daarmee een goed functionerende rechtsstaat.
Door het versnipperde medialandschap dat steeds meer wordt gedomineerd door grote
internationale platform- en techbedrijven staat de zichtbaarheid en vindbaarheid van
aanbod en diensten van publiek belang onder druk. Enkele grote internationale spelers
zijn niet gericht op het algemeen belang, maar op winstmaximalisatie door middel van
aanbevelingsalgoritmes en kopen een prominente positie voor hun aanbod en diensten.
Hierdoor wordt het zoek- en kijkgedrag van gebruikers beïnvloed en raakt informatie
van algemeen belang ondergesneeuwd in het enorme aanbod.
Onderzoeken kaders prominentiebeleid
Aanbod van algemeen belang is echter geen luxe, maar een noodzaak. Het kabinet zet
dan ook in op de wettelijke verankering van prominentiemaatregelen om de zichtbaarheid
en vindbaarheid van aanbod van publiek belang en de democratische functies van media
naar de toekomst toe te borgen. De Europese richtlijn audiovisuele mediadiensten (AVMSD)27 biedt lidstaten die mogelijkheid. Tegelijkertijd erkent het kabinet de complexiteit
van het nemen van prominentiemaatregelen. Bij «aanbod en diensten van algemeen belang»
valt te denken aan journalistieke en educatieve content en culturele programma’s,
maar een vaste definitie is er niet. Lidstaten zijn zelf verantwoordelijk dit uit
te werken. Ook moet bekeken worden wat de reikwijdte van prominentiemaatregelen zou
moeten zijn: op welke platformen, diensten, apparaten of interfaces moet prominentie
betrekking hebben. Hierbij dient zorgvuldig te worden bekeken welke maatregelen opportuun
zijn binnen de wettelijke kaders, op welk niveau deze moeten gelden en binnen welk
toepassingsgebied. Het kabinet wil dit zorgvuldig onderzoeken, want marktingrijpen
door de overheid moet een gerechtvaardigd belang dienen.
Bij het verkennen van de kaders voor prominentiebeleid maakt het kabinet gebruik van
reeds verricht onderzoek, zoals het onderzoeksrapport dat eerder naar uw Kamer werd
gestuurd.28 Ook worden de ervaringen betrokken van een klein aantal landen dat al prominentiemaatregelen
heeft geïmplementeerd. Binnen de EU maken Duitsland, Frankrijk en Italië momenteel
gebruik van de mogelijkheid van de Europese richtlijn. Ook het Verenigd Koninkrijk
heeft maatregelen ontwikkeld. Lessen uit deze landen laten zien dat het ontwerpen
van kaders geen sinecure is. Zo laat de Duitse uitwerking zien dat een grote selectie
van content van algemeen belang niet noodzakelijkerwijs bijdraagt aan (betere) vindbaarheid.
Nederland kent al een aantal maatregelen die als een vorm van prominentie zouden kunnen
worden beschouwd. Deze maatregelen stammen nog uit de tijd dat mensen het media-aanbod
voornamelijk lineair tot zich namen. Zo geldt een doorgifteverplichting (must carry29) van de publieke tv- en radiozenders (van de publieke omroep op landelijk, regionaal
en lokaal niveau, inclusief de zenders van de Vlaamse publieke omroep) in het standaardprogrammapakket
van (kabel)pakketaanbieders. De huidige indeling van de zenderposities van de NPO
op 1, 2 en 3 bij (kabel)pakket-aanbieders is geen wettelijke verplichting, maar historisch
zo gegroeid.
Uitwerking van maatregelen en eerste stappen
Het kabinet werkt de komende tijd verder aan het onderzoeken en uitwerken van mogelijk
nieuw prominentiebeleid. Dit is ook benoemd in het regeerprogramma. Ook wordt hiermee
uitvoering gegeven aan de motie van het lid Mohandis (GroenLinks-PvdA).30 Wet- en regelgeving op het gebied van prominentie moet doeltreffend, technologieneutraal
en toekomstbestendig zijn. Tegelijkertijd is het ook zaak om een begin te maken om
hier lessen uit te kunnen trekken. Het kabinet denkt er aan om te beginnen met een
«smalle» afbakening van de maatregelen die zowel doeltreffend zijn als haalbaar in
de nationale wetgeving. In een later stadium kunnen deze worden verbreed. Nu voor
een te groot toepassingsbereik kiezen, leidt tot een speelveld met grotere complexiteit
en uiteindelijk niet tot doeltreffende wetgeving.
Het voornemen is om in eerste instantie te richten op het niveau van audiovisuele
diensten van algemeen belang op het tv-scherm. Ondanks de afname in lineair kijken
neemt «het grote scherm» in het kijkgedrag namelijk nog steeds een prominente positie
in, bijvoorbeeld als het gaat om on demand kijken.31 De focus zal liggen op apps van Nederlandse mediadiensten die door voorgeprogrammeerde
interfaces in eerste aanleg steeds minder zichtbaar worden voor gebruikers.
Daarnaast kan worden gekeken naar sociale mediaplatforms en zoekmachines die met hun
algoritmische rangschikking van informatie en bronverwijzing ook in aanmerking komen
voor prominentiebeleid. Gelet op het mondiale karakter dat deze diensten kennen zal
dit eerst met name in Europees verband verder verkend moeten worden.
Verder wil het kabinet ook kijken naar apparaten die worden gebruikt om online aanbod
en diensten te consumeren. Hierbij valt te denken aan smart-tv's waar televisiefabrikanten
een nieuwe rol zijn gaan spelen in het verschaffen van toegang tot media-aanbod. Door
betaalde positionering van grote internationale streamingdiensten zoals Netflix en
Disney+ op de startschermen en afstandsbedieningen van partijen als Samsung en LG
wordt het zoek- en kijkgedrag van gebruikers beïnvloed. In de onderhandelingen van
tv-fabrikanten met aanbieders van mediadiensten speelt prominentie een belangrijke
rol. Naar aanleiding van signalen uit de mediasector wil het kabinet de contractuele
voorwaarden die door tv-fabrikanten worden gesteld aan Nederlandse mediaorganisaties
nader onderzoeken.
In de verdere uitwerking van mogelijke prominentiemaatregelen zullen zowel publieke
als private media worden betrokken. Ook wordt samengewerkt met de Ministeries van
Economische Zaken, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het Commissariaat
voor de Media. De verwachting is eind dit jaar een beeld te hebben of het treffen
van prominentiemaatregelen opportuun is en welke richting hiervoor wordt gekozen.
Uw Kamer zal hierover worden geïnformeerd.
3. Versterk de lokale en regionale journalistiek
Als derde doet de WRR de aanbeveling de lokale en regionale journalistiek te versterken.
Veel mensen hebben nog altijd interesse voor lokaal nieuws en de gebruiks- en bereikcijfers
zijn momenteel nog goed.32 Deze media informeren inwoners over wat er speelt in de wijken, dorpen en steden:
van een verslag uit een straat tot het controleren van de gemeenteraad. Lokale en
regionale media vervullen hier belangrijke democratische, maar ook maatschappelijke
functies.33
Wel zijn er zorgen, met name van economische aard. Het speelveld is de laatste jaren
behoorlijk uitgedund. Zo zijn diverse huis-aan-huisbladen geheel verdwenen, zijn redacties
van de regionale dagbladen samengevoegd en daalt het aantal abonnementen op regionale
dagbladen scherper dan bij landelijke titels. In 2011 werd nog zo’n 33 procent van
de Nederlanders bereikt door de regionale dagbladen, in 2022 was dat aandeel gehalveerd.
Bij de verkoop van online abonnementen blijven de regionale titels achter bij de landelijke.34 Daar komt bij dat de digitale transformatie voor met name lokale nieuwsbedrijven,
zoals de huis-aan-huisbladen, moeilijker te voltooien is. Het ontbreekt aan de schaalvoordelen
en het is niet eenvoudig om van een gratis huis-aan-huisblad een florerend internetmedium
met een advertentiemodel te maken. Tegelijkertijd is het voor adverteerders veel gemakkelijker
geworden om digitaal te adverteren: via Facebook of Google kunnen lokale bedrijven
veel gemakkelijker gericht adverteren. Dat zet het economisch model voor de traditionele
mediapartijen, die geworteld zijn in de lokale samenleving, onder druk.
Ook de lokale publieke omroepen staan op dit moment nog onder druk. Het ontbreekt
deze omroepen aan slagkracht. De Raad voor het Openbaar Bestuur en de Raad voor Cultuur
omschreven het in hun rapport als een zwembad waar lokale omroepen watertrappelen:
«een badmeester wordt node gemist».35 Deze uitgangspositie wordt, volgens de adviesraden, maar ook volgens de omroepen
en het Commissariaat voor de Media, veroorzaakt door een slechte financiële positie.
In de periode 2019–2021 schreef een derde van de lokale publieke omroepen rode cijfers,
zo blijkt uit evaluatie door het Commissariaat.36 Ook de adviescommissie Versterken Weerbaarheid Democratische Rechtsorde vestigde
hier de aandacht op. Ook deze commissie acht het versterken van de publieke media,
in het bijzonder op lokaal en regionaal niveau, van groot belang voor de democratische
rechtsstaat.37
Het kabinet onderschrijft daarom de aanbeveling van de WRR om de lokale en regionale
journalistiek te versterken. Het kabinet zet hierbij in op meerdere sporen: het versterken
van de lokale publieke omroepen, het versterken van de journalistiek op lokaal en
regionaal niveau middels de journalistieke fondsen en het verstevigen van de samenwerking
tussen publieke en private partijen op lokaal en regionaal niveau.
Het kabinet werkt door aan de reeds ingezette versterking van de lokale publieke omroepen.38 Het bijbehorende wetsvoorstel heeft tot doel het fundament van de lokale publieke
omroepen fors te verstevigen. De maatregelen uit het wetsvoorstel moeten in de toekomst
bij alle lokale publieke omroepen zorgen voor meer professionaliteit, stabiliteit
en onafhankelijkheid. Zodat inwoners in Nederland, waar ze ook wonen, via de lokale
publieke omroep toegang hebben tot betrouwbare, onafhankelijke informatie over hun
omgeving en lokale bestuur, weten wat er speelt in hun directe omgeving en mee kunnen
blijven doen. Het wetsvoorstel is inmiddels in internetconsultatie geweest. Ik streef
ernaar het wetsvoorstel in de tweede helft van 2025 aan uw Kamer aan te bieden. Zoals
ik schreef in de mediabegrotingsbrief 2025 voorzie ik de inwerkingtredingsdatum van
dit wetsvoorstel per 1 juli 2026. De feitelijke start van het stelsel voorzie ik vervolgens,
na anderhalf overgangsjaar, per 1 januari 2028.39
De journalistieke fondsen, het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek (SvdJ) en het
Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten (FBJP), ondersteunen journalistiek ook op
lokaal en regionaal niveau, zowel publiek als privaat. Deze fondsen zijn een belangrijk
instrument binnen het mediabeleid, in 2025 is er voor onderzoeksjournalistiek in totaal
ruim € 14 miljoen euro beschikbaar. SvdJ ondersteunt de journalistieke infrastructuur
en de innovatie daarvan, bijvoorbeeld met de Incubator. Ook binnen het beleid voor
onderzoeksjournalistiek is er structurele aandacht voor deze tijdrovende manier van
journalistiek op lokaal niveau. SvdJ biedt bijvoorbeeld een ondersteuningsprogramma
voor redacties die aan de gang willen gaan met onderzoeksjournalistiek en ook een
programma om dat duurzaam te ontwikkelen. FBJP heeft voor journalistieke projecten
diverse subsidiemogelijkheden voor lokale en regionale journalisten en redacties.40 Bij beide fondsen is er prioritaire aandacht voor lokale en regionale (onderzoeks)journalistiek.
Het kabinet ziet dat als een positieve ontwikkeling. Juist daarom is het ook goed
dat er aandacht is voor het ontwikkelen van een infrastructuur via het SvdJ en dat
er daarnaast geld is voor losse projecten via het FBJP.
Ik ontwikkel samen met de gehele nieuwsmediasector op lokaal en regionaal niveau een
agenda voor de lokale en regionale journalistiek, zoals aangekondigd in mijn brief
van 25 oktober 2024.41 Met de sectorpartijen, zoals NDP Nieuwsmedia, de branchevereniging van lokale nieuwsmedia
NNP en de koepels van de lokale en regionale publieke omroepen NLPO en RPO, wordt
een visie ontwikkeld voor de sector en worden gezamenlijke projecten ondernomen die
de journalistiek versterken. Deze agenda gaat bijvoorbeeld over technologische ontwikkelingen
en maatschappelijke vraagstukken. De agenda biedt ruimte voor de eigen belangen van
partijen en benoemt de mogelijkheden voor samenwerking tussen publieke en private
partijen. Zo is SvdJ begonnen met een pilot over de vermeende belemmeringen die het
dienstbaarheidsverbod met zich meebrengt. Dat verbod kan structurele samenwerking
tussen publieke en private media in de weg zitten.42 De Kamer is in voornoemde brief van oktober naast de aankondiging van de agenda lokaal
regionaal, geïnformeerd over mijn brede inzet voor lokale journalistiek. Die inzet
zal ik blijven voortzetten, omdat ik het belang van samenwerking onderschrijf. In
het najaar stuur ik een brief aan de Kamer over de voortgang rond de samenwerking
tussen publieke en private journalistiek op lokaal en regionaal niveau.
De WRR beveelt als laatste aan om een gemengd financieringsmodel te ontwikkelen voor
lokale en regionale media. Als voorbeeld wordt genoemd dat de aanwijzingsprocedure
om lokale of regionale publieke omroep te worden ook zou moeten worden opengesteld
voor private spelers. Hoewel het kabinet dit voorbeeld kan volgen en er niet per se
wettelijke bezwaren hoeven te zijn, wil het kabinet onderstrepen dat het zijn van
een publieke omroep specifiekere vereisten met zich meebrengt. Een publieke omroep
wordt belast met een publieke taak en kan daarop worden afgerekend.43 Publieke omroepen hebben geen winstoogmerk, maar hebben een samenlevingsoogmerk.
Omdat ze een publieke functie vervullen, worden zij structureel publiekelijk gefinancierd.
Structurele financiering van private media die niet belast zijn met een publieke taak
is voor het kabinet uitgesloten.
4. Stimuleer dat gebruikers verantwoordelijkheid nemen voor hun rol en positie in
het nieuwe mediasysteem
Ten slotte breekt de WRR een lans voor mediaverantwoordelijkheid. Dit komt voort uit
het idee dat alle gebruikers, individueel en institutioneel, een rol spelen in het
huidige media-ecosysteem. Hier past het begrip «massazelfcommunicatie» bij. De WRR
omschrijft dat als «het idee dat gebruikers invloed uitoefenen op het proces van informatieverwerving,
doordat ze kunnen beslissen wat ze ontvangen en aan welk publiek ze deze zelf gegenereerde
informatie (door)sturen».44 De WRR betoogt dat voor deze grotere rol die gebruikers hebben, ook verantwoordelijkheid
moet worden genomen. In het adviesrapport wordt in de eerste plaats gesproken over
individuele burgers, maar ook «institutionele gebruikers» zoals de overheid en de
politiek.
Versterken mediawijsheid
Om de verantwoordelijkheid voor burgers te kunnen aanspreken, ondersteunt het kabinet
Netwerk Mediawijsheid. Dit is essentieel voor het versterken van de mediawijsheid
en -verantwoordelijkheid in de samenleving. Dit netwerk, aangestuurd door vijf kernpartners45, is al meer dan 15 jaar actief en verbindt inmiddels ruim 1.300 partners aan het
doel «Iedereen mediawijs». Het werkveld is de afgelopen jaren flink veranderd, net
als de uitdagingen. De eerste 10 jaar focuste het Netwerk sterk op jongeren, ouders
en opvoeders binnen de domeinen onderwijs en opvoeding. Door de groeiende aandacht
in het funderend onderwijs voor digitale geletterdheid en mediawijsheid, is het voor
het netwerk mogelijk geworden de blik te verbreden. Kwetsbare volwassenen zijn de
afgelopen vijf jaar nadrukkelijker in beeld gekomen. Deze groepen worden vanzelfsprekend
op andere manieren bereikt dan via opvoeding en onderwijs, hetgeen ook tot een verbreding
van de netwerkpartners heeft geleid.
Sinds een aantal jaren staan in de aanpak van Netwerk Mediawijsheid vier grote opgaven
centraal, die gerelateerd zijn aan een leven in media. Het netwerk organiseert rondom
deze opgaven deelnetwerken, waarin organisaties met specifieke kennis over en ervaring
met deze opgaven samen aan de slag gaan om doelen te realiseren. De opgaven richten
zich niet enkel op burgers zelf, maar ook op de inrichting van de online omgeving.
Het netwerk werkt hierbij nauw samen met de Wetenschappelijke Raad van het Netwerk
Mediawijsheid, waarin twintig wetenschappers van diverse universiteiten en hogescholen
in Nederland zitting hebben. Binnen deze vier opgaven is de aanbeveling van de WRR
om mediawijsheid te stimuleren, waarbij gebruikers verantwoordelijkheid nemen voor
hun rol en positie in het nieuwe mediasysteem, een belangrijk onderwerp.
De eerste opgave van het netwerk is erop gericht dat mensen plezier en profijt hebben
van- en grip hebben op een leven in media. De insteek die Netwerk Mediawijsheid hierbij
kiest is positief en gericht op het nemen van verantwoordelijkheid.46 Een aantal «mediawijze competenties» waarop wordt ingezet verwijst hier expliciet
naar. Denk aan het doorgronden van media, het discussiëren over media en het reflecteren
op het eigen mediagebruik.47 Het doel is dat mensen goed, kritisch en met vertrouwen met nieuws en media om kunnen
gaan. In dit kader organiseert het netwerk jaarlijks bijvoorbeeld Mediamasters. In
2024 namen 260.000 leerlingen uit de groepen 5 tot en met 8 van het primair onderwijs
deel. In deze serious game leren jongeren (onder andere) over de werking van media;
hoe ze betrouwbare informatie kunnen herkennen en er is aandacht voor de rol die zij
zelf in het mediasysteem spelen.
De tweede opgave voor Netwerk Mediawijsheid betreft het tegengaan van de impact van
desinformatie en het verhogen van de weerbaarheid tegen de negatieve gevolgen. De
laatste jaren is de aandacht voor desinformatie flink toegenomen. Binnen de activiteiten
van het netwerk zijn erop gericht mensen weerbaarder en verantwoordelijker te kunnen
maken. De website isdatechtzo.nl biedt bijvoorbeeld op laagdrempelig niveau informatie over desinformatie in de breedste
zin van het woord. Op die manier kunnen burgers leren desinformatie te herkennen en
omgaan met de negatieve gevolgen ervan.
Met de toenemende aandacht voor de veiligheid van journalisten, is het netwerk begonnen
met het project DichterBijNieuws, om de vermeende kloof tussen burgers en journalisten
te overbruggen en om de «nieuwswijsheid» te laten toenemen.48
Onderdeel hiervan is ook leren over bronnen. Het educatief programma van DichterBijNieuws
gaat hier bijvoorbeeld over. Scholen kunnen dat gebruiken als zij daar behoefte aan
hebben. Het tijdelijke project loopt af aan het einde van het jaar, voor het doorzetten
zijn geen financiële middelen beschikbaar. Netwerk Mediawijsheid en de deelnemende
partners werken nu aan het verduurzamen van de geleerde lessen en het overzichtelijk
aanbieden van het materiaal. Vanzelfsprekend worden de ervaringen en de lessen betrokken
bij de nieuwe projecten van het Netwerk.
Mediaverantwoordelijkheid is ook belangrijk bij de derde opgave, «Samen sociaal online»,
waarmee gestreefd wordt naar het in staat stellen van mediagebruikers om samen het
sociale klimaat online te verbeteren. Door middel van landelijke campagnes wordt aandacht
gevraagd voor het onderwerp, waarbij netwerkpartners op lokaal niveau activiteiten
ontwikkelen waarmee mensen in de eigen omgeving zelf aan de slag kunnen gaan met het
onderwerp. In co-creatie met gebruikers van media worden interventies ontwikkeld om
pro-sociaal gedrag te bevorderen.
De inzet van Netwerk Mediawijsheid sluit ook goed aan bij domein overstijgende vraagstukken,
zoals bijvoorbeeld het bevorderen van kinderrechten online en het bevorderen van digitale
balans (inclusief verstandig en gezond schermgebruik), de vierde opgave van het netwerk.
Naast de verantwoordelijkheid die gebruikers binnen het media-ecosysteem hebben, wordt
door het netwerk ingezet op de volle breedte: het gaat om plezier in een leven in
media, het hebben van grip en een juist beschermingsniveau voor kwetsbare mensen.
Maar nadrukkelijk óók om een inrichting van de online omgeving die de mediawijsheid
en mediaverantwoordelijkheid van mensen ondersteunt, met technologie die wordt ontwikkeld
en ingezet op basis van publieke waarden. Het kabinet blijft dit belangrijke werk
ondersteunen.
Overheid en politiek
Overheidscommunicatie is een belangrijk instrument om te voldoen aan het recht van
de burger op communicatie met en informatie van de Rijksoverheid. Het kabinet brengt
zijn beleid, de motieven en de overwegingen die daaraan ten grondslag liggen op actieve
wijze onder de aandacht van een zo breed mogelijk publiek. Hierbij kan in beginsel
van alle denkbare communicatiemiddelen gebruik worden gemaakt. Hiervoor worden de
platforms gebruikt waarop de overheid grote groepen mensen kan bereiken, ook doelgroepen
die via de traditionele media moeilijk te bereiken zijn. De Rijksoverheid blijft zich
inzetten voor het verkennen van nieuwe kanalen om ook in de toekomst in contact te
blijven met de maatschappij.
Zeker in tijden van acute crisis is het cruciaal dat mensen informatie tot zich kunnen
nemen via het medium waarop zij aanwezig zijn. Denk hierbij aan de communicatie over
de maatregelen tijdens de coronapandemie of informatie die veiligheidsregio’s geven
over het belang van het sluiten van ramen en deuren bij een grote brand. Bereik is
een belangrijk criterium om voor een platform te kiezen, maar tegelijkertijd moeten
ook mogelijk negatieve consequenties in ogenschouw worden genomen, zoals privacy-schendingen.
Ten slotte legt de WRR de verantwoordelijkheid bloot van de politiek en de politici
ten aanzien van de media en het informatiesysteem. Politici zijn, volgens de WRR,
belangrijke spelers in het publieke debat en geven door hun uitlatingen aan waar de
grenzen liggen van dat publieke debat. Een reëel risico is het (bedoeld of onbedoeld)
delen van mis- of desinformatie. Ook kan het niet zo zijn dat politici journalisten
op zodanige wijze de maat nemen dat er voor de journalist zelfs een bedreigende situatie
ontstaat. Ik vind dit onacceptabel. Het is een zaak van alle politici om elkaar aan
te spreken op onverantwoordelijk gedrag. Bij politici ligt in zo’n geval de verantwoordelijkheid
om elkaar te normeren. Het doen van normerende uitspraken in zulke gevallen helpt
ook om de media- en persvrijheid te bevorderen. Dit komt de democratische functies
van media ten goede.
Tot slot
Het kabinet stelt vast dat met de analyse van de WRR een stevige analytische basis
wordt gelegd onder het mediabeleid van morgen. De democratische functies moeten gewaarborgd
worden in het mediasysteem, omdat de media een belangrijke waarborg vormen voor de
democratie. De WRR heeft met haar rapport een waardevolle bijdrage geleverd aan de
verbetering van het mediasysteem en het denken over mediabeleid van waardevolle nieuwe
inzichten voorzien.
Het kabinet blijft het versterken van de democratische functies van de media voortzetten.
In deze brief heeft het kabinet weergegeven welke acties al zijn ingezet. Zo blijven
we de komende tijd aan de slag met de recente Europese regelgeving, waarbij we inzetten
op effectieve uitvoering en handhaving. Verder maken we werk van de uitvoering van
de prominentiemaatregelen. Het kabinet gaat het wetsvoorstel voor de versterking van
de lokale publieke omroepen na de zomer indienen bij de Tweede Kamer en werkt daarnaast
aan een brede publiek-private agenda op lokaal en regionaal niveau. Ten slotte blijft
het kabinet zich hardmaken voor mediawijsheid en blijft het kabinet daarom ook investeren
in Netwerk Mediawijsheid.
Het kabinet, in het bijzonder de Minister van OCW, is in gesprek met de partijen en
partners. De komende tijd zal, op basis van het adviesrapport en deze kabinetsreactie,
een gespreksronde worden gevoerd met de spelers in de media en de (maatschappelijke)
partners bij het mediabeleid. In deze gesprekken willen we met deze partijen een open
gesprek voeren om het beleid te ijken.
Ik wil daarbij beleidsopties in kaart brengen die kansrijk zijn voor een gezamenlijk
en actief vervolg. Voor de zomer van volgend jaar zal ik de Kamer informeren over
de mogelijke beleidsopties voor de versterking van de democratische functies binnen
de media. Dit helpt om integraal en toekomstgericht naar het mediabeleid te kunnen
kijken.
Vanzelfsprekend zal uw Kamer geïnformeerd worden over de in deze brief aangekondigde
initiatieven en het vervolg dat aan het rapport wordt gegeven middels de gesprekken
met de (brede) sector.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, E.E.W. Bruins
Indieners
-
Indiener
E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap