Brief regering : Reactie op het rapport 'Nederlands onderzoek en ontwikkeling in internationaal perspectief' van het Rathenau Instituut
33 009 Innovatiebeleid
31 288
Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid
Nr. 164
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 juli 2025
Hierbij ontvangt uw Kamer de reactie op het rapport «Nederlands onderzoek en ontwikkeling
in internationaal perspectief» van het Rathenau Instituut zoals verzocht in uw brief
van 24 april 2025 inzake «Aanbieding rapport «Nederlands onderzoek en ontwikkeling
in internationaal perspectief» van Rathenau Instituut».
OCW heeft de cijfers in het Rathenau-rapport opgevraagd om een beeld te krijgen van
hoe Nederland presteert ten opzichte van de mondiale kenniseconomie. Het rapport biedt
vergelijkingsmateriaal tussen vijfentwintig landen op het gebied van onder andere
investeringen, onderzoekers, studenten en publicaties. Het geeft weer hoe wij als
Nederland samenwerken en ons verhouden tot derde landen binnen én buiten Europa. Zo
signaleert het rapport dat:
• Al zeker 10 jaar de totale Nederlandse R&D investeringen (publiek en privaat) blijven
steken op circa 2,2% van het BBP, ondanks de ambitie en afspraak van tenminste 3%
(Lissabon, 2000; Brussel 2010; Boedapest, 2024).
• Nederland in Europese projecten het meest samenwerkt met Duitsland, Italië, Spanje
en Frankrijk.
• Onderzoekers in Nederland hun resultaten het vaakst samen met collega’s uit de Verenigde
Staten, Verenigd Koninkrijk en Duitsland publiceren (peildatum april 2024).
• Nederland van alle onderzochte landen koploper is met 83% open-access publicaties
(peildatum 2022).
• Het aandeel vrouwelijke onderzoekers in Nederland op 30% ligt (in vergelijkingsjaar
2021). Daarmee kent Nederland de grootste toename en bevinden we ons op gelijke hoogte
met Duitsland en Frankrijk, maar onder bijvoorbeeld Spanje (42%), Italië (36%) en
België (34%).
Onderzoek en innovatie zijn internationaal van aard, omdat kennis en expertise over
grenzen heen worden gedeeld en uitgewisseld. Die internationale verbondenheid wordt
ook door het rapport geïllustreerd. Samenwerken met internationale koplopers, of landen
waarmee we gezamenlijk kunnen optrekken, blijft noodzakelijk. Samenwerking in Europa,
en daarbuiten, stelt kennisinstellingen in staat om mee te doen aan de internationale
top. Zo leveren ze een cruciale bijdrage aan het Nederlandse verdienvermogen en onze
strategische autonomie.
Eén van de instrumenten om deze samenwerking te bereiken is het Europese kaderprogramma
voor onderzoek en innovatie. Daarom zet ik me op Europees niveau, samen met mijn collega
van Economische Zaken, in voor een ambitieuze en slagvaardige opvolger van Horizon
Europe.1 Zoals het kabinet aangaf in de visie op het volgende Kaderprogramma, wordt de urgentie
van Europese samenwerking onderstreept door een dringende noodzaak om complexe maatschappelijke
uitdagingen en veranderende geopolitieke omstandigheden aan te pakken. Het belang
van kennis, onderzoek, wetenschap, technologie en innovatie is in het licht van deze
uitdagingen toegenomen2.
Ik hoop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
E.E.W. Bruins
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap