Brief regering : Voortgang bbl-offensief
31 524 Beroepsonderwijs en Volwassenen Educatie
Nr. 673
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 juli 2025
Nederland staat voor grote uitdagingen en belangrijke maatschappelijke transities
waarvoor we ieders talent en inzet hard nodig hebben – vooral de vakmensen die vanuit
het mbo onze samenleving draaiend houden. De arbeidsmarkt verandert snel, en daarom
is een sterke verbinding tussen beroepsonderwijs en bedrijfsleven belangrijk, misschien
wel belangrijker dan ooit. Hoewel deze samenwerking van oudsher goed is, liggen er
volop kansen om die te versterken. De beroepsbegeleidende leerweg (bbl), waar onderwijs
en praktijk intensief én succesvol samenkomen, speelt hierin een sleutelrol. Daarom
is in de Werkagenda MBO opgenomen dat we inzetten op een bbl-offensief.
In deze brief presenteer ik aan uw Kamer de inhoud en de stand van zaken van de uitvoering
van het bbl-offensief. Hiermee beschouw ik de motie El Yassini1 en de motie Beckerman2 als afgedaan, hoewel de uitvoering nog doorloopt en ik deze samen met de deelnemende
partijen zal blijven monitoren en bijsturen.
De bbl als brug tussen onderwijs en arbeidsmarkt
De bbl vormt een krachtige schakel tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Studenten combineren
werken en leren, waardoor zij niet alleen een diploma behalen, maar ook direct relevante
werkervaring opdoen. Deze praktijkgerichte leerroute is aantrekkelijk voor veel studenten
die liever leren in een werkomgeving dan in een klaslokaal, én voor werkgevers die
actief betrokken zijn bij het opleiden van hun toekomstige vakmensen.
De bbl-leerweg sluit bovendien aantoonbaar beter aan op de behoeften van de arbeidsmarkt.
Uit onderzoek blijkt dat bbl-studenten sneller aan werk komen, vaker een vast contract
krijgen en beter voorbereid zijn op hun beroep dan studenten uit meer schoolse leerwegen.
Gediplomeerde bbl-studenten zijn na hun studie economisch zelfstandiger dan gediplomeerde
bol-studenten (88% versus 54% in 2021). Daarnaast sluiten bbl-opleidingen over het
algemeen beter aan op de arbeidsmarkt3; en is het percentage studenten dat een functie heeft op minimaal het genoten opleidingsniveau
in de bbl hoger dan in de bol. De oorzaak voor deze verschillen ligt mede bij het
type student dat voor de bbl kiest: dit zijn relatief vaak (36% in 2024), zij-instromers
die al werkervaring hebben4. De bbl is dan ook een belangrijke opleidingsroute voor zowel jongeren als voor werkgevers
en werknemers in het kader van Leven Lang Ontwikkelen. Soms kan het overstappen van
bol naar bbl voortijdig schoolverlaten (vsv) voorkomen. Dit maakt de bbl niet alleen
aantrekkelijk op individueel niveau, maar ook maatschappelijk waardevol.
In een tijd van aanhoudende krapte op de arbeidsmarkt, vooral in sectoren als techniek,
zorg en logistiek, biedt de bbl een concreet antwoord. Door jongeren en zij-instromers
versneld en doelgericht op te leiden in de praktijk, helpt de bbl met het verkleinen
van personeelstekorten en het versterken van de economische veerkracht. De bbl is
een volwaardige leerweg binnen het mbo die studenten de gelegenheid biedt om gemiddeld
drie of vier dagen per week bij een leerbedrijf te leren en werken. Hiervoor worden
zij door hun leerbedrijf betaald. De overige dag(en) krijgen ze les op school.
Bbl in beweging: cijfers in het licht van de economie
Het percentage bbl-studenten is voor een groot deel afhankelijk van de conjunctuur.
In een hoogconjunctuur gaat het goed met de economie en is er veel vraag naar arbeid.
Het is dan aantrekkelijk om talentvolle studenten via de bbl al in een vroeg stadium
van de studie aan het bedrijf te binden. In een laagconjunctuur is er minder vraag
naar producten en diensten, waardoor bedrijven minder personeel nodig hebben. Er zijn
minder vacatures en daardoor ook minder nieuwe leerbanen. In de periode 2021–2023
is er een groei geweest in het aandeel bbl-studenten van 26% naar 30% (zie tabel 1).
In 2024 blijft dit aandeel constant. De nieuwe instroom is in 2024 echter licht gedaald
ten opzichte van de twee voorgaande jaren: van 31% naar 29%. Deze ontwikkeling lijkt
samen te hangen met de economische conjunctuur. De economische groei in 2021 en 2022
was relatief groot, terwijl deze in 2023 minimaal was en in 2024 slechts 1%. Dit heeft
mogelijk een effect op de instroom in de bbl. Bovendien is er in het hele mbo sprake
van een algemene krimp van het aantal studenten, waaronder ook bbl-studenten. Op basis
van de Referentieraming wordt verwacht dat deze krimp in het hele mbo zich de komende
jaren voortzet5.
Tabel 1: Aantallen bbl-studenten en percentage instroom1
Jaartal
Aantallen bbl
Aandeel bbl (%)
Instroom bbl (%)
2017
107.894
22%
25%
2018
120.918
24%
27%
2019
129.856
26%
28%
2020
127.795
25%
26%
2021
129.418
26%
29%
2022
135.959
28%
32%
2023
139.373
30%
32%
2024
137.847
30%
30%
X Noot
1
Op basis van de gegevens van DUO over de inschrijvingen in het mbo. Het aandeel
bbl en het aandeel van de bbl binnen de instroom is gebaseerd op het totaal van studenten
in de leerwegen bol of bbl, dus exclusief de studenten die zijn ingeschreven als examendeelnemer.
De getoonde percentages zijn afgerond.
De start van het bbl-offensief
In de Werkagenda MBO 2023–2027 is afgesproken dat de mbo-sector een bbl-offensief
start. Met het bbl-offensief vergroten we de bekendheid, de aantrekkelijkheid en de
toegankelijkheid van de bbl. Zodat meer mensen, voor wie de bbl een passende opleidingsroute
is, kiezen voor de bbl. Het bbl-offensief richt zich ook op meer mogelijkheden om
laagdrempelig in te stromen en op betere begeleiding van bbl-studenten. In de Werkagenda
MBO is afgesproken om het aandeel studenten in de bbl naar 35% te brengen. Dit is
in lijn met de motie El Yassini uit 20226. Het afgelopen jaar is hard gewerkt om het bbl-offensief op te zetten en uit te voeren.
Deelnemende partijen zijn BVMBO, FNV Young & United, JOB MBO, MBO Raad, NRTO, OCW,
SBB en VNO-NCW/MKB-Nederland. Bij de uitwerking zijn ook nog aanvullende partijen
betrokken, zoals Ingrado en het LAKS.
Doel bbl-offensief
Het doel van dit offensief is dat meer mensen, voor wie de bbl een passende opleidingsroute
is, kiezen voor de bbl. We onderscheiden in dit offensief drie relevante groepen:
initiële studenten bij wie leren en ontwikkelen in de praktijk beter past dan hoofdzakelijk
leren op school, zij-instromers die willen om- en bijscholen en mensen die ongediplomeerd
aan het werk zijn of anderszins vanuit een kwetsbare positie in of rond de arbeidsmarkt
staan.
De partijen hebben vijf kansen en knelpunten geïdentificeerd en daarvoor actielijnen
opgesteld die momenteel worden uitgevoerd. Actielijn 1 t/m 4 zijn gezamenlijk opgesteld
– en worden uitgevoerd door alle deelnemende partijen. Actielijn 5 is een initiatief
van de Ministeries van OCW en Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). Het betreft
de volgende actielijnen:
1. We vergroten de bekendheid van de bbl
2. We verbeteren de begeleiding van bbl-studenten
3. We zetten de bbl gericht in bij voortijdig schoolverlaten (vsv) en ongediplomeerd
aan het werk
4. We versterken maatwerk en flexibel onderwijs
5. We verbeteren de financiële positie van bbl-studenten
Inhoud en stand van zaken actielijnen bbl-offensief
Per actielijn beschrijven we de belangrijkste acties. Voor een totaaloverzicht per
actielijn verwijzen wij uw leden door naar de bijlage.
Actielijn 1: We vergroten de bekendheid van de bbl-leerweg
De bbl is nog onvoldoende bekend onder jongeren, ouders en/of verzorgers, het onderwijs
(decanen) en publieke (landelijke en regionale) instanties. De groep die de bbl wel
kent, ziet deze leerweg niet altijd als volwaardig alternatief voor de bol en doet
vaak aannames over de bbl die gestoeld zijn op overtuigingen zoals «je kan je hele
leven nog werken» en «de bbl sluit minder goed aan op een overstap naar het hbo».
Dat de onbekendheid en (onjuiste) aannames effect hebben op de studiekeuze van potentiële
studenten blijkt uit het schoolverlatersonderzoek. Het onderzoek laat zien dat 61%
van de leerlingen in het vmbo de bbl niet eens overweegt in de studiekeuze.7 Met actielijn 1 vergroten we de bekendheid van de bbl onder studenten voor wie de
bbl nog onbekend is en/of voor wie de bbl een passende onderwijsvorm kan zijn. Aanvullend
vergroten we de kennis over de bbl onder decanen, ouders en partijen binnen de arbeidsmarktregio’s.
Dit doen we door met alle partners meer en betere informatie te verspreiden over de
bbl gericht op de verschillende doelgroepen studenten en instellingen. Vanuit OCW
wordt er in de jaarlijkse examenbrief aan examenkandidaten in het vmbo en de havo
een passage over de bbl-leerweg opgenomen en is er een soortgelijk informatiestuk
opgenomen in de nieuwbrief richting decanen in het onderwijs.
Actielijn 2: We verbeteren de begeleiding van de bbl-studenten
In de bbl is de begeleiding vanuit school en het leerbedrijf cruciaal, maar niet altijd
voldoende aanwezig. In sectoren met een hoge personeelskrapte kan de begeleiding onder
druk staan. Goede begeleiding is essentieel voor het leerproces van de bbl-student
en draagt bij aan de ontwikkeling van vakmanschap. Onvoldoende begeleiding kan verstrekkende
gevolgen hebben, zoals vsv. NRO-onderzoek laat zien dat een betere binding van studenten
met de opleiding uitval vermindert.8 Alle partijen onderstrepen dat een goede driehoeksrelatie tussen student, school
en leerbedrijf de basis is voor een goede beroepspraktijkvorming (bpv). Uit de Jobmonitor
2024 blijkt dat 53% van de bbl-studenten positief is over de rol van de school tijdens
de bpv9. Over de begeleiding die het leerwerkbedrijf biedt is 69% tevreden.
Er is nog onvoldoende kennis over welke verbetering in de begeleiding specifiek voor
de bbl-doelgroep nodig is. De MBO raad doet daarom samen met partners uit het bbl-offensief
een onderzoek naar de ervaringen met stagebegeleiding en de begeleidingsbehoeften.
Op basis van dit onderzoek werken we vanuit het bbl offensief aan een gerichte verbetering
van de begeleiding. Dit geldt zowel voor bol- als bbl-studenten. De afspraken uit
het Stagepact mbo10 over het verbeteren van de begeleiding gelden onverminderd ook voor bbl-studenten.
De partners uit het offensief zorgen voor een goede wisselwerking tussen Stagepact
en bbl-offensief. Daarbij hebben scholen in de periode 2024–2027 kwaliteitsmiddelen
ontvangen die ook worden ingezet op betere begeleiding bij stages en leerbanen. De
subsidieregeling praktijkleren11 ondersteunt bedrijven financieel bij het begeleiden van bbl-studenten.
Met een lerende aanpak worden de goede praktijken door de MBO Raad verspreid binnen
de scholen. Om de benodigde verbeteringen ook formeel een plek te geven wordt er in
het najaar van 2025 door SBB gewerkt aan de herziening van het bpv-protocol, waarin
aanvullende afspraken worden gemaakt over de samenwerking tussen scholen en leerbedrijven
ten aanzien van bpv.
Actielijn 3: We zetten de bbl gericht in bij voortijdig schoolverlaten (vsv) en ongediplomeerd
aan het werk.
Ongediplomeerde jongeren die werken, zijn kwetsbaar op de arbeidsmarkt. Als de arbeidsmarkt
inzakt lopen zij als eerst het risico hun baan te verliezen. De bbl is bij uitstek
een instrument om deze jongeren alsnog een diploma te laten behalen. Het aanbod van
bbl-opleidingen is echter nog onvoldoende dekkend en niet altijd weten partijen binnen
de regio waar de opleidingen te vinden zijn en wie daarvoor benaderd kan worden. Hiervan
ondervinden ook potentiële studenten en werkgevers nadelen.
Op 24 juni is het wetvoorstel «Van school naar duurzaam werk» behandeld in de Tweede
Kamer en hiervoor is brede steun geuit. Indien de Eerste en Tweede Kamer instemmen
met het wetsvoorstel Van school naar duurzaam werk worden regio’s verplicht om per
1 januari 2026 nieuwe regionale vsv-programma’s op te stellen12. De partners van het bbl-offensief zetten zich er vanaf voorjaar 2025 samen met Ingrado
voor in dat in alle regionale vsv-programma’s wordt opgenomen dat jongeren die ongediplomeerd
aan het werk zijn, gestimuleerd worden om alsnog een diploma te halen. Daaronder valt
in ieder geval dat de jongeren voor wie dit mogelijk is als eerst de optie krijgen
aangeboden om via de bbl een relevante opleiding af te maken. We betrekken hierbij
actief de Regionale Werkcentra.
Actielijn 4. We versterken maatwerk en flexibel onderwijs.
Voor het flexibiliseren van een (bbl) opleiding biedt het huidig wettelijk kader al
veel mogelijkheden. Toch maken scholen hiervan niet altijd gebruik. Dat is zonde,
want maatwerkopties kunnen de bbl of een bol/bbl-combinatie een aantrekkelijkere en
meer passende route maken voor uiteenlopende doelgroepen studenten. Vooral zij-instromers
lopen op dit moment aan tegen diverse belemmeringen, zoals een beperkt aantal instroommomenten
op jaarbasis en het verplicht moeten volgen van de generieke vakken taal, rekenen
en burgerschap. Dat moet beter, want we willen dat zoveel mogelijk mensen die dat
willen zich flexibel duurzaam kunnen omscholen, zeker voor beroepen in maatschappelijke
tekortsectoren.
Momenteel onderzoekt OCW samen met scholen de mogelijkheden voor een toegankelijker
vrijstellingenbeleid voor zij-instromers. Dat heeft onder andere betrekking op de
generieke onderdelen van mbo-opleidingen zoals Nederlands, rekenen en burgerschap.
Hier kom ik naar verwachting in het najaar van 2025 nader bij uw Kamer op terug. Daarnaast
brengen OCW, de MBO Raad en de NRTO de mogelijkheden tot het geven van vrijstellingen
die al bestaan beter onder de aandacht bij scholen en dagen zij examencommissies uit
hiervan meer gebruik te maken. Het Kennispunt MBO heeft ter ondersteuning een toolbox
«Valideren bewijsmateriaal LLO» opgeleverd met handvatten voor examencommissies en
opleidingsteams.13 Op het gebied van flexibele instroommomenten en overgangen tussen bol en bbl stimuleren
we dat er per studiejaar 2026–2027 meer flexibele overstapmogelijkheden tussen bol
en bbl zijn en dat studenten bij alle opleidingen minimaal twee keer per jaar kunnen
starten. OCW, de MBO Raad en andere partners werken aan deze – en andere – vormen
van flexibel onderwijs via het Nationaal groeifondsprogramma Npuls14.
Actielijn 5: We verbeteren de financiële positie van bbl-studenten
Initiatief vanuit de Ministeries van OCW en SZW: aandacht voor financiële positie
bbl-studenten.
Vanuit het Ministerie van OCW is actielijn 5 opgezet met als doel om de financiële
positie van bbl-studenten te verbeteren. Een bbl-student is in dienst bij een erkend
leerbedrijf en ontvangt salaris. Maar hoe hoog dat loon is, verschilt aanzienlijk
per sector, cao en leeftijd. Daarbij vallen bbl-studenten vanwege dit arbeidscontract
buiten bepaalde regelingen die wel gelden voor voltijds studenten. Dit leidt ertoe
dat sommige bbl-studenten financiële problemen ervaren.
Wettelijk kader en cao-afspraken: geen eenduidig beeld
Bbl-studenten vallen onder het wettelijk minimum bbl (jeugd)loon. Dit is een variatie
op het minimum(jeugd)loon. Voor studenten van 18 t/m 20 jaar is deze variatie lager
dan het reguliere minimumjeugdloon (zie tabel 1).
Tabel 1. Bbl-variatie in vergelijking met het minimum jeugdloon per 1 januari 2025.
Leeftijd
Minimumloon naar leeftijd
Minimumloon bbl naar leeftijd
Verschil per uur
21+ jaar
€ 14,06
€ 14,06
N.v.t.
20 jaar
€ 11,25
€ 8,65
€ 2,60
19 jaar
€ 8,44
€ 7,38
€ 1,06
18 jaar
€ 7,03
€ 6,40
€ 0,63
Indien werkgevers de minimumbedragen aanhouden, wat gelukkig niet bij alle werkgevers
geldt, betekent dit dat bbl-studenten minder verdienen dan hun leeftijdsgenoten met
een reguliere (bij)baan in (loon)dienst. De bbl-staffel is oorspronkelijk ingevoerd
om het aantal leerbanen te bevorderen, maar pakt in de praktijk ongunstig uit voor
bbl-studenten in de leeftijd van 18 t/m 20 jaar. Deze jongeren van 18 t/m 20 jaar
hebben op grond van de wet in ruil voor 4 dagen werk geen recht op een volledig minimumjeugdloon.
Dit maakt hen financieel kwetsbaar, zeker omdat ze daarnaast geen recht hebben op
studiefinanciering of een studenten-OV. Uit onderzoek van JOBmbo blijkt dat 20% van
de bbl-studenten aangeeft het lastig te vinden om maandelijks rond te komen. Vergelijkbare
conclusies komen uit onderzoek van het Nibud15.
Een lage beloning maakt bbl-studenten vatbaar voor financiële stress, wat leidt tot
verhoogde uitvalrisico's en ongelijkheid ten opzichte van voltijdstudenten. De bbl
heeft te maken met een relatief hoog percentage vsv. Uit recent onderzoek van Regioplan16 blijkt dat de uitval vooral hoog is onder 18-, 19- en 20-jarige bbl-studenten, die
aangeven dat «liever willen werken» een belangrijke motivator is om te stoppen met
hun opleiding. In het actieplan «Voorkomen voortijdig schoolverlaten» staat dat financiële
prikkels om de opleiding te verruilen voor werk moeten worden verkleind17. Dit helpt om ongediplomeerde uitstroom tegen te gaan. Een passende vergoeding voor
stages en bbl-leerbanen helpt hierbij.
Zekerheid over een beloning die tenminste gelijk is aan het minimum(jeugd)loon, kan in de sectoren waar geen gunstige cao-afspraken voor bbl-studenten
zijn gemaakt een stimulans zijn voor instroom en behoud18.
Middels deze actielijn ben ik voornemens om de bbl-variatie af te schaffen en alle
bbl-studenten onder het voor hun leeftijd geldende minimumloon te laten vallen. Dit
hangt samen met de aangekondigde verhoging van het minimumjeugdloon van het Ministerie
van SZW. Het Ministerie van SZW heeft middels de kabinetsreactie op de verkenning
naar het minimumjeugdloon uw Kamer hierover op 4 juli geïnformeerd.
Verder is in mei 2024 de motie Beckerman19 aangenomen voor het verschaffen van een studentenreisproduct aan bbl-studenten om
de inkomenspositie van bbl-studenten te versterken. In het Stagepact mbo is afgesproken
dat werkgevers verantwoordelijk zijn voor de vergoeding van onkosten zoals reiskosten
van bbl-studenten, net zoals zij dat zijn voor hun andere werknemers. Ik vind het
belangrijk dat werkgevers deze verantwoordelijkheid pakken. In 2024 gaf 55% van de
bbl-studenten in de JOB-monitor20aan dat zij een onkostenvergoeding ontvangen. Dat is een begin, maar nog niet voldoende.
In het recente debat van 2 april jl. dat ik met uw Kamer heb gevoerd over stages in
het mbo, hbo, wo en aansluiting op de arbeidsmarkt, heb ik aangegeven dat ik de sociale
partners en met name werkgevers stevig ga aansporen om tot passende vergoedingen te
komen. Hier hoort een passende reiskostenvergoeding voor bbl-studenten wat mij betreft
ook bij. Ik zie dan ook geen reden om studenten een studentenreisproduct te verschaffen.
Vervolg bbl-offensief; opleiden voor de arbeidsmarkt van de toekomst
Het bbl-offensief is een van de manieren waarop ik samen met partners in- en om het
mbo werk aan het versterken van de aansluiting tussen onderwijs en de arbeidsmarkt.
Dit is extra belangrijk gezien de grote urgentie voor het opleiden voor maatschappelijke
opgaven en strategische tekortsectoren.
Ik ben blij met de gezamenlijkheid waarin ik het bbl-offensief met de partners in
en om het mbo kan vormgeven en uitvoeren. Er zijn goede afspraken gemaakt en de uitvoering
is reeds gestart. Ik blijf de resultaten monitoren en waar nodig neem ik samen met
de partners aanvullende maatregelen om de bbl-leerweg te versterken. Het is essentieel
dat iedere student een ontwikkeltraject kan volgen dat het best bij diegene past en
een passende vergoeding hoort daarbij. Zo zorgen we ervoor dat er meer talent wordt
opgeleid voor de arbeidsmarkt van de toekomst en voor de maatschappelijke opgaven
waar Nederland voor staat.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
E.E.W. Bruins
Indieners
-
Indiener
E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap