Brief regering : Voortgang Actieagenda Integratie en de Open en Vrije Samenleving
32 824 Integratiebeleid
Nr. 456
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 juli 2025
Het kabinet werkt aan een minder vrijblijvend integratiebeleid. Dat is nodig, want
Nederland is een land met grote verschillen tussen mensen. Maar hoe groot die verschillen
soms ook mogen zijn, wat ons bindt is het doel van Nederland als open en vrij land.
Een Nederland waar iedereen voluit zichzelf kan zijn. Waar iedereen zijn of haar eigen keuzes maakt. Waar iedereen
gelijk wordt behandeld. En waar iedereen zich thuis voelt. Ongeacht overtuiging, afkomst,
seksuele gerichtheid, geloof of geslacht. Dit geldt voor iedereen, voor nieuwkomers
(asielzoekers, statushouders en hiermee verbonden gezinsmigranten) maar ook voor hen
die al in Nederland wonen en de ontvangende samenleving vormen. Die vrijheid is het
fundament van onze samenleving en daar zijn we samen verantwoordelijk voor. Helaas
is het nog niet voor iedereen vanzelfsprekend om vrij te zijn. Vrij om je eigen leven
in te richten, je eigen geloof – of ongeloof – te belijden, vrij om je eigen partner
te kiezen.
Daarom is het zo belangrijk dat we ons meer gaan uitspreken, als overheid en als samenleving.
Mensen die hun vrijheid beknot zien, verdienen onze steun. Zij moeten ervaren dat
de overheid, en de grote stille meerderheid van dit land, aan hun kant staan. Zo is
het onacceptabel als vrouwen niet mogen werken van hun man, of als tieners niet uit
de kast komen omdat hun geaardheid taboe is in hun familie of geloofsgemeenschap.
Net zoals het onacceptabel is als je vanwege je hoofddoek of achternaam bij sollicitaties
afgewezen wordt.
Onze vrijheid is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van ons allemaal als burgers
van dit land. Ze vraagt om continue inzet. En om duidelijkheid. Juist naar mensen
die ons land tot hun nieuwe thuis hebben gemaakt, moeten we helder zijn. Over wat
we van elkaar verwachten. En over waarop we elkaar kunnen aanspreken.
Migratie en integratie zijn verbonden opgaven en hebben effect op de sociale samenhang
in de samenleving. De omvang van de integratieopgave hangt mede af van het aantal
nieuwkomers, hun opleidingsniveau en culturele achtergrond en de mate waarin we in
Nederland in staat zijn om met elkaar samen te leven.
De manier waarop nieuwkomers integreren heeft effect op de sociale samenhang in Nederland.
Dit kabinet wil de migratie drastisch beperken, daarom hebben we in het regeerprogramma
stevige maatregelen afgesproken.
Integreren is meedoen. Onze vrijheid omarmen, de taal leren en aan het werk zijn.
Ik vind het belangrijk dat nieuwkomers zo snel mogelijk aan het werk gaan, het liefst
al vanaf het moment dat ze in een AZC zitten. Werk is de beste manier om te integreren
in de Nederlandse samenleving. Werk is de plek waar je elkaar ontmoet, onze cultuur
en gebruiken leert kennen en de (vak-)taal het snelste leert. De arbeidsdeelname van
statushouders is helaas relatief laag.
Taal speelt daarbij een belangrijke rol.1 Inburgering geeft statushouders een stevige basis voor het leren van de taal en kennis
van de Nederlandse samenleving. Taalachterstand (en daardoor minder kans op werk)
speelt echter bij meer mensen een rol. De taaleis in de Participatiewet blijft daarom
behouden. Ik vind het belangrijk dat mensen die een bijstandsuitkering ontvangen en
op zoek moeten naar werk, de Nederlandse taal voldoende beheersen. Zodat ze ook echt
mee kunnen doen.
Eerste uitwerking Actieagenda
Deze brief is een eerste uitwerking van de Actieagenda Integratie en Open en Vrije
Samenleving die ik heb aangekondigd in mijn brief van 7 februari 2025. Ook is in deze
brief een reactie op de moties Van Dijk, Becker en Ceder opgenomen.
De actieagenda bestaat uit twee pijlers.
• De eerste: De normen en waarden van onze open en vrije samenleving;
• De tweede: Nieuwkomers aan het werk.
Pijler 1 De normen en waarden van onze open en vrije samenleving
De waarden van de open en vrije samenleving zijn geen vanzelfsprekendheid. Ze vragen
om continu onderhoud en bescherming. Zeker in tijden van toenemende desinformatie,
discriminatie, polarisatie, radicalisering jihadisme en (rechts)extremisme en buitenlandse
inmenging. Ik zet mij daarom in voor een samenleving waar iedereen zichzelf kan zijn.
Waar meisjes en vrouwen zelf de baas zijn over hun leven en hun financiën. En waar
geen enkele ruimte is voor schadelijke praktijken als huwelijksdwang, eer-gerelateerd
geweld of genitale verminking.
In deze pijler benoem ik hoe ik de normen en waarden van onze open en vrije samenleving
wil beschermen, juist ook wanneer zij in het gedrang komen. Hierbij worden acties
uitgezet op de volgende onderwerpen:
• Recht op zelfbeschikking en preventie van schadelijke praktijken
• Tegengaan discriminatie en onderzoek naar triggerfactoren
• Preventie radicalisering en extremisme
• Ongewenste buitenlandse inmenging
• Imamopleiding
• Polarisatie en maatschappelijke spanningen
• Burgerschap
• Verbeteren regelgeving versterkte gebedsoproep
• Holocausteducatie
1.1 Recht op zelfbeschikking en de preventie van schadelijke praktijken
Iedereen moet volop mee kunnen doen en financieel redzaam zijn. In gesloten gemeenschappen,
waarbij opvattingen over de verhouding tussen man-vrouw beperkend kunnen uitvallen
voor vrouwen, is dit niet altijd het geval. Ik zet daarbij in het bijzonder in op
het financieel zelfredzaam worden en werk vinden van vrouwen met een migratieachtergrond.
Vooral wanneer het nieuwkomers betreft kunnen met name deze vrouwen ondersteuning
gebruiken bij het opbouwen van een persoonlijk netwerk en kennis opdoen over financiële
instanties in Nederland. Hierbij zet ik vooral in op een brede en bestendige inzet
van bewezen effectieve interventies. Zo heeft Diversion een aanpak ontwikkeld waarbij
wordt samengewerkt met zelforganisaties van vrouwen, de Kiezen voor Werk-interventie.
Hierbij is er een train-de-trainers aanpak en zijn gemeenten nauw betrokken. Zo kunnen
we meer vrouwen bereiken én kunnen vrouwenorganisaties in heel het land van elkaar
leren. Dat vergroot de kans op duurzaam resultaat. En door de samenwerking tussen
gemeenten en vrouwenorganisaties te vergroten, verkleinen we de kans dat vrouwen na
het inburgeringstraject werkloos thuis komen te zitten. De snelste route naar financiële
zelfbeschikking is werk.
Meer informatie over het thema De begeleiding naar werk van vrouwelijke statushouders
is te vinden onder pijler 2 Nieuwkomers aan het werk van deze brief.
Verandering van binnenuit
Acties
• Samenwerken met Movisie en het Oranje Fonds om effectieve methodieken in te zetten
om meer groepen te bereiken, zoals het inzetten van getrainde «voortrekkers» binnen
gemeenschappen en zelforganisaties te ondersteunen.
• Starten van pilot project gericht op preventieve plegeraanpak (om te voorkomen dat
zij pleger worden) bij schadelijke praktijken. (Start: tweede helft van dit jaar)
Ik wil ervoor zorgen dat er meer mensen in gesloten gemeenschappen worden bereikt,
via de inzet van zogenoemde sleutelfiguren. Zij zijn het beste in staat om te zorgen
voor een mentaliteitsverandering binnen verschillende groepen met als doel dat eenieders
individuele vrijheid en rechten worden gerespecteerd. Ook die van vrouwen, lhbtiq+’ers
en niet- of ex-gelovigen. Daarom gaan we, voortbouwend op bestaande trajecten zoals
die ook vanuit de departementen van OCW en VWS worden ondersteund «voortrekkers» trainen
die binnen hun gemeenschappen werken aan mentaliteitsverandering. Mijn inzet is gericht
op groepen die nu nog onvoldoende bereikt worden. Wij willen dat bewezen effectieve
methodieken breed ingezet worden, bijvoorbeeld als het gaat om hoe we zelforganisaties
het beste kunnen ondersteunen.
Op dit gebied zoeken we aansluiting bij de intentieverklaring die door de Staatssecretaris
van funderend onderwijs en emancipatie is verstrekt en die zich richt op de aanpak
van seksueel- en gendergerelateerd geweld.
Daarnaast is nieuwe inzet nodig op mentaliteitsverandering. Potentiële plegers van
schadelijke praktijken (bijvoorbeeld van eerwraak) staan soms ook zelf onder druk
van hun gemeenschap. Daarom wil ik nog dit jaar een project starten dat zich specifiek
richt op mannen. Dit moet voorkomen dat zij pleger worden. Hierbij wordt bekeken hoe
dit initiatief kan aansluiten bij initiatieven zoals die worden uitgevoerd in het
kader van het plan van aanpak «Stop Femicide!» en de mannenalliantie die de Staatssecretaris
voor funderend onderwijs en emancipatie voornemens is op te richten.
Versterken ketenaanpak
Acties
• Organiseren van expertsessies en samenwerken met veldpartijen om deskundigheidsbevordering
te bevorderen. (Start: medio dit jaar, doorlopend)
• Inzetten van Pharos voor het ontwikkelen van een plan voor extra training en opleiding
van professionals. (Start: medio dit jaar, doorlopend)
Versterken ketenaanpak schadelijke praktijken
Wil je schadelijke praktijken tegengaan, dan moet je wel weten waar je op moet letten.
Dat geldt voor iedereen die hierbij betrokken is. Daarom willen we professionals bij
onder andere opvang, zorg en politie hierin trainen. Samen met de Staatssecretaris
van VWS was ik aanwezig bij een expertsessie over de aanpak van schadelijke praktijken.
Vanuit het veld bleek er een grote behoefte te zijn aan het trainen, voorlichten en
opleiden van professionals die te maken hebben met schadelijke praktijken. Ik heb
Pharos gevraagd op korte termijn een plan te maken voor een meerjarige aanpak. Zij
kijken daarbij naar de witte vlekken in de keten en naar een meer gebundeld (digitaal)
aanbod van trainingsprogramma’s. Er is hierbij speciale aandacht voor vrouwelijke
genitale verminking.
Interdepartementale samenwerking bij de ketenaanpak (preventie- zorg en opvang- strafrecht)
van schadelijke praktijken
Het kabinet vindt het belangrijk om schadelijke praktijken te voorkomen en tegen te
gaan. Het Ministerie van VWS coördineert de aanpak, waar nog vier andere ministeries
bij betrokken zijn. De komende tijd werken we aan:
• Het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC) heeft in opdracht van het Ministerie
van JenV onderzoek uitgevoerd naar preventieve beschermingsbevelen bij huwelijksdwang,
achterlating en vrouwelijke genitale verminking. In dit rechtsvergelijkend onderzoek
worden ervaringen uit het Verenigd Koninkrijk, België, Denemarken en Noorwegen meegenomen.
De beleidsreactie op het onderzoek wordt zo snel mogelijk, uiterlijk voor het einde
van het jaar aan de Kamer gestuurd.
• Het kabinet is voornemens om een nieuwe voorlichtingscampagne te starten op Schiphol.
Ik ga hierover afspraken maken met betrokken collega’s over welke voorlichtingsactiviteiten
we kunnen inzetten. Voor het eind van de zomer wordt een gesprek geïnitieerd om samen
met Schiphol te bepalen welke voorlichtingsactiviteiten op Schiphol kunnen worden
ingezet over de risico’s op huwelijksdwang, achterlating of vrouwelijke genitale verminking.
Schiphol geeft aan bereid te zijn hier opnieuw aan bij te dragen.
• In maart van dit jaar is de motie Dral en Becker aangenomen, over het uitwerken van
de juridische adviesplicht bij de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling.
Bij vermoedens van huiselijk geweld, kindermishandeling of schadelijke praktijken
moet bij een adviesplicht altijd advies worden gevraagd bij Veilig Thuis door professionals.
Door de Staatssecretaris van Jeugd, Preventie en Sport (VWS) wordt uitvoering gegeven
aan deze motie. De invoering van een adviesplicht vraagt om een aantal inhoudelijke
keuzes en zicht op randvoorwaarden voor de uitvoering. De verkenning van de verschillende
mogelijkheden hiervoor wordt momenteel uitgevoerd.
Financiële zelfbeschikking
Acties
• Opschalen en verduurzamen van bewezen effectieve interventies zoals de Kiezen voor
Werk-interventie. (Start: binnen 6 maanden, doorlopend)
• Samenwerken met vrouwen-grassrootsorganisaties en gemeenten om de aanpak te versterken.
(Start: binnen 6 maanden, doorlopend).
• Arbeidstoeleiding van vrouwen met migratieachtergrond verbeteren.
Iedereen moet volop mee kunnen doen. Ook vrouwen met een migratieachtergrond. Daarom
wil ik ze helpen financieel zelfredzaam te worden en werk te vinden. Hierbij zet ik
vooral in op een brede en bestendige inzet van bewezen effectieve interventies. Zo
kunnen we meer vrouwen bereiken én kunnen vrouwenorganisaties in heel het land van
elkaar leren. Dat vergroot de kans op duurzaam resultaat. En door de samenwerking
tussen gemeenten en vrouwenorganisaties te vergroten, verkleinen we de kans dat vrouwen
na het inburgeringstraject werkloos thuis komen te zitten.
Daarnaast verken ik op welke wijze het arbeidstoeleidingsproces voor vrouwen met een
migratieachtergrond, bijvoorbeeld in een uitkeringssituatie, verbeterd kan worden.
Daarnaast wil ik bestuurlijke afspraken maken met gemeenten over het actief naar arbeid
begeleiden van vrouwen met een migratieachtergrond bij het gemeenteloket. Over de
uitkomsten van deze verkenning en deze inzet wordt uw Kamer voor het einde van het
jaar geïnformeerd.
1.2 Tegengaan discriminatie en verdiepend onderzoek triggerfactoren
Acties
• Herhaling en verdieping van het onderzoek naar triggerfactoren van antisemitisme van
het Verwey-Jonker Instituut uit 2015.
In een open en vrije samenleving is geen ruimte voor discriminatie en racisme. Daarom
zetten we onverminderd in op preventie van discriminatie op grond van herkomst, religie
en etniciteit, zoals vervat in het Nationaal Programma tegen Discriminatie en Racisme.
Op deze wijze maakt de ontvangende samenleving ruimte voor nieuwkomers zodat iedereen
mee kan doen. Non-discriminatie en meedoen zijn voor mij dragende elementen van de
Nederlandse identiteit passend bij de vrije en open samenleving.
Ik zie dat de ruimte voor iedereen om zichzelf te zijn onder druk staat. Zo laat recent
onderzoek2 zien dat mensen met een lhbtiq+ achtergrond vaker slachtoffer zijn van criminaliteit
en zich onveilig voelen dan niet-lhbtiq+ personen. Daarom laat ik een breed onderzoek
uitvoeren onder de waardeoriëntaties onder alle groepen in de Nederlandse bevolking
en naar de – achterliggende – factoren en omstandigheden die verklaren hoe oordelen,
meningen en percepties tot stand komen. Dit onderzoek zal tevens ingaan op de vraag
hoe en onder welke voorwaarden en omstandigheden, deze factoren latente (voor)oordelen
omzetten (triggeren) tot manifest gedrag. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om de triggerfactoren van discriminatie,
waaronder antisemitisme en anti-lhbtiq+ discriminatie. Daarmee is dit brede onderzoek
een vervolg en verdieping op het onderzoek naar Antisemitisme van 2015.3
Met dit onderzoek actualiseer ik ook de eerdere onderzoeken naar triggerfactoren voor
andere vormen van discriminatie. Dit voornemen is onder andere ingegeven door een
zogenoemd «diner pensant» dat ik met een aantal vooraanstaande wetenschappers op dit
terrein heb gehad die indien mogelijk ook betrokken kunnen zijn met de nadere uitwerking
van bovenstaand onderzoek.
1.3 Preventie radicalisering en extremisme
Radicalisering en extremisme vormen een bedreiging voor onze open en vrije samenleving.
De NCTV stelt het dreigingsniveau voor een terroristische aanslag in Nederland nog
steeds op 4 (substantieel).4 Dit komt onder meer door de aanhoudende hoge dreiging vanuit het jihadisme. Tegelijkertijd
zijn er zorgen dat jongeren met sympathieën voor rechts-terroristische en jihadistische
denkbeelden online vaker én sneller radicaliseren. Uit recent onderzoek van de AIVD5 blijkt dat minderjarigen steeds vaker een terroristische dreiging vormen vanwege
hun jihadistische of rechts-terroristische gedachtegoed. De onlinewereld speelt een centrale rol bij hun radicalisering.
Radicalisering van jongeren wordt zorgwekkend als zij op basis van steeds extremer
wordende overtuigingen en idealen bereid zijn om over te gaan tot buiten wettelijk
of zelfs terroristisch handelen. Daarom vind ik het cruciaal om de digitale weerbaarheid
van jongeren te versterken en het bewuster maken van mensen in hun directe omgeving,
zodat zij minder vatbaar zijn voor radicale invloeden. Het komende jaar zet ik daarom
in op het versterken van de kennisbasis, het versterken van vakmanschap en samenwerking,
bewustwording en de ontwikkeling en evaluatie van effectieve interventies.
Kennisontwikkeling en kennisdeling
Acties
• Onderzoek hoe radicalisering via online platforms tegen te gaan
• Onderzoek naar de inzet van AI-tools als beschermende factor tegen de ontwikkeling
van extreme denkbeelden (Start: Q3 2025)
• Onderzoek naar factoren die bijdragen aan radicalisering in landelijke gebieden. (Start:
Q4 2025)
• Ontwikkeling van handreikingen en een toolbox voor gemeenten en professionals in het tegengaan van (online) radicalisering en extremisme (Start: doorlopend)
Jongeren begeven zich in toenemende mate in de online wereld; een omgeving waarin extremistische boodschappen razendsnel kunnen circuleren.
Er is een groeiende behoefte aan kennis over deze nieuwe vorm van radicalisering.
Ik investeer daarom in onderzoek naar de mogelijke inzet van AI-tools tegen radicalisering
en wat gamende jongeren nodig hebben om weerbaar te zijn tegen extreme denkbeelden.
De beste manier om radicalisering tegen te gaan staat centraal in deze onderzoeken.
Ook betrek ik de expertise van verschillende stakeholders, waaronder de Raad van de
Kinderbescherming6, diverse wetenschappers en de NCTV bij het uitwerken van de onderzoeksopzet. Mijn
inzet is om de resultaten van dit onderzoek goed aan te laten sluiten bij het onderzoek
naar het misbruik van gaming (platforms) voor rekruteringsdoeleinden door extremisten
dat het WODC onlangs heeft aangekondigd. De onderzoeken worden dit najaar en begin
volgend jaar aanbesteed.
Daarnaast heb ik gezien dat veel onderzoek zich richt op de grootstedelijke context,
terwijl er grote verschillen zijn tussen de leefwereld van jongeren in steden en dorpen.
Daarom start ik een onderzoek in meer landelijk gebied om te bekijken welke factoren
ervoor zorgen dat (jonge) mensen radicaliseren en uiteindelijk in de hoek van het
jihadisme of rechts-extremisme terechtkomen. Dit onderzoek is erop gericht om ook
kleinere gemeenten handvatten te bieden voor het tegengaan van radicalisering. De
inzichten worden waar mogelijk vertaald in handreikingen voor gemeenten en professionals
en de ontwikkeling van nieuwe interventies en methodieken.
Professionaliseren van gemeenten en versterken regionale samenwerking
Acties
• Regionale netwerkbijeenkomsten met gemeenten en professionals (lopend, nieuwe regio’s
vanaf Q4 2025, doorlopend).
Gemeenten spelen een sleutelrol in de aanpak van radicalisering en extremisme. Tegelijkertijd
stel ik vast dat de aanpak per gemeente en per professional verschilt. Daarom investeer
ik in het versterken van samenwerking, kennisdeling en professionalisering op regionaal
niveau. De afgelopen periode heb ik geïnvesteerd in het versterken van kennis en samenwerking
in Noord-Nederland en Zeeland. Deze bijeenkomsten worden de komende tijd uitgebreid
naar andere regio’s. In deze netwerken staat de regionale radicaliseringsproblematiek
centraal en wordt gezamenlijk gekeken naar effectieve manieren om radicalisering te
signaleren, te voorkomen en tegen te gaan. Daarbij wordt nauw samengewerkt met de
NCTV.
Tevens is één van de doelen van deze actielijn het versterken van de kennisbasis en
het stimuleren van evidence based werken. Ik doe dit door het organiseren van bijeenkomsten en het actief verspreiden
van best practices en bewezen interventies, in samenwerking met gemeenten, professionals, gemeenschappen
en andere ministeries.
Ontwikkeling van effectieve interventies op radicalisering
Acties
• Faciliteren van interventieontwikkeling via decentrale uitkeringen en SPUK-regeling
(onderdeel van het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid) (Start: doorlopend)
• Ontwikkelen van een toegankelijke database met effectieve interventies (Start: Q3,
2025)
Naast de inzet op kennisdeling en regionale samenwerking ondersteun ik gemeenten ook
financieel bij het (door)ontwikkelen van interventies tegen radicalisering en extremisme.
Het is mijn inzet om de ontwikkeling van innovatieve en contextgerichte aanpakken,
die aansluiten bij de leefwereld van jongeren en andere risicogroepen, mogelijk te
maken. Hiervoor stel ik vanaf 2025 budget beschikbaar via decentrale uitkeringen en
via de SPUK-regeling in het kader van het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid
(NPLV).
De afgelopen periode zijn op lokaal niveau al diverse interventies gericht op digitale
weerbaarheid door SZW gefaciliteerd en geëvalueerd. De uitkomsten van deze evaluaties
worden eind 2025 openbaar gemaakt en vormen een belangrijke bouwsteen voor de verdere
professionalisering van het lokale beleid. Om de kennis beter vindbaar te maken voor
gemeenten en uitvoerende professionals, ontwikkel ik een laagdrempelige en toegankelijke
online database met effectieve interventies.
Ontwikkelen en faciliteren van bewustwordingscampagnes
Acties
• Organiseren van conferenties, regionale coalitie(s) en webinars over digitale weerbaarheid.
(Reeds gestart; volgende bijeenkomst in Q3; doorlopend)
• Samenwerking met de Alliantie Samen sterk tegen online haat en discriminatie en ondersteuning
van campagnes. (Reeds gestart; campagne in Q3-Q4 2025)
Ik richt me in deze aanpak niet alleen op beleidsontwikkeling, maar ook op het vergroten
van het digitaal bewustzijn onder jongeren, ouders en professionals. Bestuurders binnen
gemeenten, scholen en maatschappelijke organisaties hebben een sleutelrol in het agenderen
van digitale risico’s. Via conferenties en webinars breng ik de urgentie van dit onderwerp
nadrukkelijk onder de aandacht. Zo ontstaat er meer ruimte voor digitale weerbaarheid
binnen lokaal beleid en in de praktijk van professionals. Daarnaast kunnen meer praktische
webinars jeugdprofessionals helpen bij het herkennen van signalen van online radicalisering
en hoe hier adequaat op te reageren.
Ook de directe omgeving van jongeren wordt versterkt. Binnen de Alliantie Samen sterk tegen online haat en discriminatie ontwikkelen jongeren gezamenlijk interventies voor hun peers met het doel om online grensoverschrijdend gedrag en haatzaaierij tegen te gaan. Daarnaast ondersteun ik
campagnes waarin ouders bewust worden gemaakt van de risico’s van de online wereld en over digitale weerbaarheid.
1.4 Ongewenste buitenlandse inmenging
Statelijke inmenging
Buitenlandse gebeurtenissen en ontwikkelingen kunnen doorwerken in de Nederlandse
samenleving en spanningen veroorzaken. Dit kan ook het gevolg zijn van diasporabeleid
van andere landen. Contact met het land van herkomst is op zichzelf geen probleem.
Maar wanneer dit contact niet (meer) vrijwillig is, wanneer sprake is van druk of
dwang vanuit een andere statelijke actor, of wanneer activiteiten van andere statelijke
actoren onze democratische rechtsorde ondermijnen, gaat dit ten koste van vrijheden
van burgers en kan dit leiden tot gevoelens van onveiligheid, spanningen en polarisatie
binnen en tussen groepen in onze samenleving.7 Dat is onacceptabel.
In mijn brief van 26 maart jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over hoe ik mijn rol binnen
de kabinetsbrede OBI-aanpak invul vanuit mijn opgave om polarisatie en (oplopende)
sociale spanningen tegen te gaan en de sociale stabiliteit van Nederland te bevorderen.8 Zoals toegelicht in deze Kamerbrief, zijn de afgelopen jaren diverse kennisproducten
ontwikkeld, zijn er kennissessies georganiseerd en onderhoudt de Expertise-unit Sociale
Stabiliteit (ESS) actief contact met gemeenten, professionals en gemeenschappen in
het hele land.
Met de Actieagenda Integratie en Open en Vrije Samenleving geef ik een extra impuls
aan het versterken van de weerbaarheid van Nederland tegen polarisatie en maatschappelijke
spanningen als gevolg van statelijke inmenging, ook vanuit mijn rol binnen de kabinetsbrede
OBI-aanpak. Dit doe ik samen met andere ministeries, lokale overheden, het maatschappelijk
middenveld en diverse professionals. Hierover heb ik gesprekken gevoerd met deskundigen
op het gebied van buitenlandse inmenging en diverse gemeenschappen om deze inzet verder
te verfijnen en nieuwe ideeën op te halen. De inzichten uit deze gesprekken neem ik
mee in mijn beleidsaanpak. Daarbij is er nadrukkelijk ook aandacht voor het tegengaan
van discriminatie, omdat discriminatie en kansenongelijkheid belangrijke factoren
zijn in het verliezen van het vertrouwen in de Nederlandse samenleving en daarmee
mogelijk het vergroten van de vatbaarheid voor buitenlandse inmenging en beïnvloeding.
Daarnaast draagt SZW bij aan de totstandkoming van een centraal OBI-meldpunt, waar
uw Kamer om heeft verzocht9. Momenteel wordt onderzocht hoe een dergelijk meldpunt op zorgvuldige wijze vorm
kan krijgen, met bijzondere aandacht voor privacy-, veiligheids- en cybersecurityaspecten.
De Minister van JenV heeft tijdens het commissiedebat «Buitenlandse inmenging en beïnvloeding»
toegezegd ernaar te streven uw Kamer nog dit jaar te informeren over het operationeel
worden van dit meldpunt.10
Naast het meldpunt, is het van groot belang om het bewustzijn over OBI en de weerbaarheid
daartegen te vergroten. Dit ga ik onder andere doen door:
• Het organiseren van regionale sessies in de tweede helft van 2025, samen met gemeenten
en maatschappelijke partners, met nadruk op handelingsperspectieven;
• Het organiseren en faciliteren van gesprekken met gemeenschappen over buitenlandse
inmenging;
• Het ontwikkelen van een praktische handreiking (inclusief visualisaties over het herkennen
van OBI-signalen) met concrete handelingsperspectieven voor gemeenten en maatschappelijke
organisaties. De handreiking zal ook onder de aandacht gebracht worden bij organisaties
die betrokken zijn bij inburgering;
• Het (door)ontwikkelen van een toolkit voor lokale sociaal-maatschappelijke professionals,
in samenwerking met andere betrokken departementen.
Daarnaast is het essentieel om de samenwerking en kennisdeling tussen departementen,
gemeenten en maatschappelijke organisaties verder te versterken. Dat gebeurt onder
andere door het uitbreiden van netwerken met experts en onderzoekers op het gebied
van OBI.
Tot slot wil ik gemeenten (inclusief bestuurders) en maatschappelijke organisaties
faciliteren in het ontwikkelen en testen van interventies die de weerbaarheid van
gemeenschappen vergroten tegen polarisatie en maatschappelijke spanningen als gevolg
van statelijke inmenging. Hiervoor stel ik dit jaar financiering beschikbaar via cofinanciering
voor maatschappelijke organisaties en decentrale uitkeringen voor gemeenten. Hiermee
kunnen zij werken aan beschermende factoren en pilots ontwikkelen, zoals gemeenschapsoverstijgende
interventies gericht op bijvoorbeeld conflictoplossing.
Ongewenste buitenlandse financiering
Met betrekking tot de aanpak op ongewenste buitenlandse beïnvloeding heeft de Minister
van JenV op 15 mei 2025 uw Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van de verkenning
naar hoe andere landen omgaan met ongewenste buitenlandse financiering en het instrumentarium
dat zij hiervoor inzetten. De bevindingen uit deze verkenning vormen aanknopingspunten
voor nader onderzoek.
Problematisch gedrag
Acties
• Uitvoeren van een verkenning naar mogelijkheden om specifieke problematische gedragingen
te definiëren. (Start tweede helft 2025; uitkomsten verwacht Q1 2026)
Het kabinet maakt zich zorgen over een kleine groep mensen, die zich niet aan de regels
van de democratische rechtsstaat houden met intolerante en onverdraagzame gedragingen.
Het lid Becker heeft de regering in een motie verzocht om te onderzoeken of «problematisch
gedrag» op sectorniveau juridisch gedefinieerd kan worden om de handvatten voor handhaving
van problematisch gedrag te versterken. De komende periode vindt de uitvoering van
deze verkenning plaats waarbij in beeld wordt gebracht of er specifieke gedragingen
zijn die ernstig genoeg zijn om te normeren, en die niet met het huidig juridisch
instrumentarium kunnen worden aangepakt. Ik ontvang de uitkomsten van deze verkenning
aan het einde van dit jaar en informeer de Kamer in het eerste kwartaal van 2026 over
de bevindingen en de wijze waarop aan deze bevindingen gevolg wordt gegeven.
1.5 Imamopleiding
Moslims maken een substantieel deel uit van de Nederlandse bevolking. Om hun geloof
in de Nederlandse context vrijelijk te kunnen belijden is het gewenst dat de religieuze
voorgangers kennis hebben van de Nederlandse samenleving en de Nederlandse taal beheersen.
Hiertoe is een erkende en bekostigde imamopleiding op hbo-bachelorniveau een belangrijke
voorwaarde. Ik wil bevorderen dat het onderwijsveld samen met de moslimgemeenschappen
in staat zijn deze opleiding vorm te geven.
Acties
• Opstellen van een masterplan door het Contactorgaan Moslims en Overheid (CMO) voor
de ontwikkeling van de imamopleiding, gebaseerd op het adviesrapport van onderzoeksbureau
Hobéon, én in samenwerking met bekostigde onderwijsinstellingen. (Gestart: Q2 2025)
• In samenwerking met het CMO vormen van een consortium van onderwijsinstellingen voor
de ontwikkeling van deze opleiding. (Start: Q3 2025. Gesprekken lopen nu al tussen
CMO en Onderwijsinstellingen.
• Een erkende en bekostigde imamopleiding op hbo-bachelorniveau die in het leerjaar
2028–2029 van start kan gaan.
Moslims in Nederland zijn momenteel voor het grootste deel afhankelijk van imams uit
het buitenland. Deze imams spreken vaak geen Nederlands en zijn onvoldoende bekend
met de Nederlandse context. Hierdoor sluiten ze onvoldoende aan bij de behoeften en
leefwereld van Nederlandse moslims en bij de Nederlandse normen en waarden van de
open en vrije samenleving. Daarom vindt dit kabinet het belangrijk dat er een erkende
en bekostigde imamopleiding op hbo-bachelor niveau komt. Moslims in Nederland moeten
zelfstandig, zonder beïnvloeding vanuit de herkomstlanden, invulling kunnen geven
aan hun geloof. Het, in samenspraak met het afnemend werkveld, opleiden van in Nederland
gewortelde imams stelt gemeenschappen in staat om onafhankelijk van de herkomstlanden
hun eigen predikers en voorgangers voort te brengen. Dit zou op termijn kunnen leiden
tot een afname van de behoefte van Nederlandse moskeeën om buitenlandse imams aan
te trekken. Zodra er voldoende aanbod is van in Nederland opgeleide imams zal ik hierover
in gesprek treden met het afnemend werkveld.
Evaluatie eerdere poging
Een eerdere poging om een imamopleiding te starten is begin 2024 vroegtijdig gestopt.
Onderzoeksbureau Hobéon heeft begin 2025 een adviesrapport11 opgeleverd over het proces om tot een imamopleiding te komen. Hierin pleitten ze
onder meer voor een breder draagvlak vanuit de moslimgemeenschap. Deze en andere waardevolle
suggesties neem ik ter harte bij deze nieuwe poging om een imamopleiding op te zetten.
Daarmee kom ik tegemoet aan een toezegging van de toenmalig Minister van SZW, Karien
van Gennip. Zij zegde een terugkoppeling toe over hoe maatschappelijke signalen worden
meegenomen bij de vormgeving van een Nederlandse imamopleiding.
Planning
De ontwikkeling van de imamopleiding kost ruim twee jaar. Dit komt doordat de procedures
voor nieuwe opleidingen gevolgd moeten worden, met vaste beslistermijnen. Het initiatief
voor het inhoudelijk ontwikkelen van een geaccrediteerde en bekostigde opleiding is
aan de onderwijsinstellingen. Momenteel verkennen het CMO en meerdere onderwijsinstellingen
of zij samen een imamopleiding willen ontwikkelen. Zodra er een consortium van onderwijsinstellingen
gevormd is, zal ik uw Kamer informeren over inhoud, tijdlijn en proces.
1.6 Polarisatie en maatschappelijke spanningen
Steeds meer mensen maken zich zorgen over de toenemende polarisatie in Nederland (SCP,
2022). Internationale conflicten, zoals het conflict in het Midden-Oosten, hebben
directe impact op de sociale stabiliteit in ons land. Spanningen ontstaan zowel binnen
als tussen verschillende groepen burgers en ook in de relatie tussen burgers en de
overheid. Ook lokaal, in gemeenten, nemen spanningen toe, bijvoorbeeld rond de opvang
van asielzoekers of de integratie van nieuwkomers. Zo schreef de burgemeester van
Rotterdam in een open brief aan alle bewoners dat veel mensen zich in de stad ongezien
voelen in hun pijn. En dat wie werkelijk wil samenleven, bereid moet zijn alle pijn
te zien en te erkennen. We hoeven het niet met elkaar eens te zijn, maar we moeten
wel in contact met elkaar blijven.
De burgemeester van Rijswijk gaf het afgelopen jaar aan dat er behoefte is aan ondersteuning
vanuit het Rijk bij het omgaan met lokale spanningen in haar gemeente met betrekking
tot de Eritrees-Nederlandse gemeenschappen. Deze vraag onderstreept het belang van
een krachtige en toegankelijke ondersteuning voor gemeenten, zodat zij effectief kunnen
inspelen op oplopende sociale spanningen.
Belangrijk om te benadrukken is dat polarisatie dubbele kanten kent. Enerzijds kan
het de emancipatie van achtergestelde groepen bevorderen. Aanscherpen van tegenstellingen
in een debat kan keuzen verhelderen en interesse wekken bij een lauw publiek. Anderzijds
kan polarisatie een risico vormen, zeker als de verscherping gevoelsmatig sterker
wordt. Groepen burgers komen recht tegenover andere groepen te staan, die ze steeds
meer gaan zien als «de vijand». De versmalling van de narratieven over «de ander»
of over een vraagstuk zorgen dat dialoog of effectief debat steeds lastiger worden.
De komende jaren ga ik de aanpak van polarisatie en maatschappelijke spanningen langs
meerdere lijnen verder versterken: (1) het versterken van de lokale aanpak, (2) het
investeren in dialoog en samenwerking met onder meer sleutelfiguren, en (3) het intensiveren
van de inzet zodra maatschappelijke spanningen oplopen. Dat doe ik in samenwerking
met gemeenten en het maatschappelijk middenveld.
Versterken van de lokale aanpak op polarisatie en maatschappelijke spanningen
Om de lokale aanpak te versterken zet ik in op het ontwikkelen en evalueren van interventies
gericht op het effectief omgaan met polarisatie en maatschappelijke spanningen. Gemeenten
worden hierin ondersteund via de SPUK-regeling van het NPLV en via decentrale uitkeringen.
Met verschillende maatschappelijke organisaties wordt gekeken naar ondersteuning van
(potentieel) effectieve interventies.
Om kennisdeling en praktische ondersteuning te verbeteren, ontwikkel ik een toegankelijke
database met kennis, tools en werkzame interventies. Deze database ondersteunt gemeenten
en professionals bij het kiezen en toepassen van effectieve werkwijzen. De inhoud
wordt afgestemd op de praktijkbehoeften van het veld en samen met betrokkenen opgebouwd.
Acties
• Ontwikkelen en evalueren van preventieve interventies gericht op polarisatie en maatschappelijke
spanningen. (Start: Q3, doorlopend)
• Ontwikkelen van een toegankelijke database met kennis, tools en werkzame interventies
voor gemeenten en professionals. (Start: Q4 2025)
• Organiseren van themadagen en webinars voor gemeenteambtenaren, wethouders en communicatieadviseurs.
(reeds gestart, volgende bijeenkomst in Q4 2025)
• Versterken van regionale samenwerking en kennisopbouw in regio’s zoals Zeeland, Limburg
en Noord-Nederland. (reeds gestart, volgende regio in Q3 2025, doorlopend)
• Versterken van de handelingsbekwaamheid (jeugd)professionals in de wijk. (Start: Q4
2025)
Daarnaast investeer ik in het versterken van kennis en vaardigheden bij gemeenten.
In het najaar van 2024 organiseerde SZW een bijeenkomst voor gemeenten om handvatten
te bieden voor een effectieve aanpak op polarisatie en maatschappelijke spanningen.
In 2025 volgen hierop een webinar voor wethouders en een bijeenkomst voor communicatieadviseurs.
Ook zet ik in op versterking van de regionale samenwerking en professionalisering
tussen gemeenten door middel van het delen van best practices, het versterken van handelingsperspectieven en het bevorderen van samenwerking. Deze
versterking is reeds gestart in de regio’s Noord-Nederland en Zeeland. In de komende
periode breid ik dit uit naar andere regio’s, startend met de regio Limburg.
Daarnaast investeer ik in (jeugd)professionals in de wijk. Zij signaleren spanningen
vaak als eerste. Door hun handelingsbekwaamheid te versterken, vergroten we de respons
op lokaal niveau. De komende periode beoog ik een nog groter aantal professionals
te bereiken in samenwerking met maatschappelijke organisaties.
Stimuleren van dialoog en samenwerking
Acties
• Een nationale dialoog met diverse gemeenschappen gericht op sociale cohesie conform
motie Ceder. (Start: Q1 2026)
• Ondersteunen van lokale dialooginitiatieven en projecten gericht op het versterken
van verbinding in wijken. (Start: Q4)
• Breed delen van hulpmiddelen voor het voeren van constructieve gesprekken (reeds gestart,
doorlopend)
• Ondersteunen van lokale initiatieven die bijdragen aan duurzame verbinding. (Start:
Q4 en verder)
Sociale cohesie is wat mensen verbindt en hen in staat stelt om samen te leven, te
werken en deel te nemen aan de samenleving. Scheidslijnen binnen de samenleving kunnen
deze cohesie ondermijnen. Het is daarom van belang te voorkomen dat deze scheidslijnen
uitgroeien tot breuklijnen, zowel op nationaal als op lokaal niveau.
Nationale dialoog
Op nationaal niveau geef ik uitvoering aan de motie-Ceder door het organiseren van
een nationale dialoog. Die dialoog zal gevoerd worden met sleutelfiguren uit diverse
gemeenschappen en staat gepland voor het eerste kwartaal van 2026. Hierin worden gesprekken
gevoerd tussen burgers onderling en tussen burgers en overheid, waarbij de voorwaarde
is dat men openstaat voor elkaars perspectief. De dialoog zal o.a. gaan over de open
en vrije samenleving, gelijkwaardigheid en gelijke behandeling, discriminatie en wat
het Nederlanderschap betekent. Recente onderzoeken, zoals onderzoek van het CBS naar
slachtofferschap en veiligheidsbeleving lhbtiq+ personen12 worden hierin ook meegenomen. Daarnaast faciliteer ik actief het inbrengen van gespreksonderwerpen
vanuit de samenleving zelf.
Na een landelijke aftrap zullen er op regionaal niveau meerdere dialogen plaatsvinden.
Door de dialogen versterken we de onderlinge verbondenheid in de samenleving. De uitkomsten
worden gebruikt voor het uitbreiden en aanscherpen van de beleidsaanpak op het gebied
van sociale cohesie.
Daarnaast investeer ik in het toegankelijk maken van kennis en hulpmiddelen. In het
najaar van 2024 zijn in onder meer Arnhem en Rotterdam zogeheten democratische dialooggesprekken
gevoerd, onder andere over scheidslijnen die zijn ontstaan naar aanleiding van het
conflict in het Midden-Oosten. Deze trajecten hebben geleid tot de ontwikkeling van
een werkbare opzet voor het voeren van de democratische dialoog en een praktische
«wegwijzer» om deze breder te organiseren. Deze hulpmiddelen bevatten concrete handvatten
voor het voeren van constructieve gesprekken binnen gemeenten, organisaties en gemeenschappen,
en worden breed gedeeld met professionals, informele leiders en bestuurders.
Maatschappelijke spanningen
Acties
• Periodiek in kaart brengen van nieuwe fenomenen en effectieve aanpakken op het gebied
van polarisatie en maatschappelijke spanningen. (Start: Q4 2025)
• Ontwikkelen van een kennismodule voor ambtenaren over spanningen en polarisatie. (Start:
Q1 2026)
• Opzetten van betere manieren om gemeenten te ondersteunen bij lokale spanningen. (Start:
Q1 2026, doorlopend)
Ondanks investeringen in lokale aanpakken en het stimuleren van dialoog kunnen maatschappelijke
spanningen en polarisatie blijven ontstaan, zowel op straat als online. Het is daarom cruciaal om vroegtijdig zicht te krijgen op ontwikkelingen die de sociale
stabiliteit onder druk zetten. Ik wil periodiek onderzoek doen naar nieuwe fenomenen
en effectieve aanpakken rond polarisatie en maatschappelijke spanningen, in samenwerking
met kennispartners, gemeenten en andere departementen. Dit overzicht ondersteunt beleidsvernieuwing
en stelt Rijk, gemeenten en professionals in staat om adaptief te reageren op nieuwe
spanningsdynamieken.
Een belangrijk deel van hedendaagse spanningen speelt zich online af. Polarisatie en radicalisering versterken elkaar via digitale kanalen. Om gemeenten
en professionals beter toe te rusten op de preventieve inzet op online polarisatie, ontwikkel ik een kennismodule voor ambtenaren gericht op de verbinding
tussen de online en offline wereld. Deze module vergroot kennis over spanningen en polarisatie, en stimuleert
samenwerking en co-creatie met informele netwerken en organisaties in de wijk.
Omdat een effectieve aanpak van polarisatie en maatschappelijke spanningen een rijksbrede
inzet vraagt, neemt SZW actief deel aan het interbestuurlijke programma dat zich richt
op polarisatie, ongenoegen, maatschappelijke onrust en anti-institutionele tendensen.
Dit gebeurt in het kader van het Ondersteuningsnetwerk Omgaan met Maatschappelijke
Onrust.
Tot slot investeer ik in manieren om gemeenten snel kunnen ondersteunen bij acute
spanningen. Bestuurders, wijkprofessionals en lokale gemeenschappen kunnen worden
ondersteund bij complexe spanningen of polarisatie in reactie op bijvoorbeeld (inter)nationale
gebeurtenissen.
Burgerschap
Dit kabinet ziet het als zijn verantwoordelijkheid om de kracht van de samenleving
te versterken en ruimte te bieden aan eigen initiatieven van burgers en bedrijven.
In onze diverse samenleving, waarin mensen met verschillende achtergronden, overtuigingen
en leefwijzen samenleven, vormt burgerschap een onmisbare waarde. Het functioneren
van Nederland als gemeenschap vraagt om actieve betrokkenheid van burgers zelf. Het
vraagt van mensen om daadwerkelijk mee te doen in die samenleving en bij te dragen.
Burgerschap is daarmee geen vrijblijvende zaak: het is de basis van een sterke democratie,
sociale samenhang en vertrouwen in elkaar. Juist in een pluriforme samenleving is
het van belang om ruimte te bieden aan verschillen, én te investeren in wat ons verbindt.
Het kabinetsbeleid op het gebied van burgerschap richt zich op het versterken van
de democratie, het bevorderen van sociale cohesie en het waarborgen van een inclusieve
samenleving waarin iedereen de kans krijgt actief bij te dragen. Het kabinet streeft
naar een samenleving waarin burgers zich betrokken voelen en verantwoordelijkheid
nemen voor het gemeenschappelijk belang. Burgerschap is daarmee geen afzonderlijk
beleidsterrein, maar een breed thema dat meerdere departementen raakt, met name OCW,
BZK en SZW.
Hoewel SZW al op diverse manieren bijdraagt aan burgerschap, wordt dit thema beleidsmatig
nog niet expliciet en samenhangend opgepakt. Ik vind dit echter noodzakelijk, omdat
burgerschap een belangrijke factor is in het versterken van de weerbaarheid en veerkracht
van de samenleving.
Door burgerschap vanuit een sociaal-maatschappelijk perspectief op te pakken, wordt
een waardevolle aanvulling geboden op het huidige kabinetsbeleid. Zo ontstaat een
integrale benadering van burgerschap, waarbij OCW zich richt op onderwijs, BZK op
de democratische inrichting en het stelsel, en SZW op het sociaal domein, waarin een
belangrijke rol is weggelegd voor partijen zoals welzijnsorganisaties, jongerenwerkers,
buurtteams, opbouwwerkers en andere eerstelijnsprofessionals.
Om burgerschap op korte termijn verder te versterken, onderzoek ik op welke wijze
SZW financieel kan bijdragen aan initiatieven zoals het Expertisepunt Burgerschap
dat onderdeel is van de ondersteuningsstructuur voor burgerschapsonderwijs. Daarnaast
verken ik de mogelijkheden om ook organisaties zoals de Respect Foundation te ondersteunen.
Voor de langere termijn verken ik in samenwerking met BZK een gezamenlijk meerjarenplan
met concrete beleidsvoornemens op het gebied van burgerschap, in aansluiting op de
inzet die in de brief «meedoen in de democratie en samenleving» vanuit BZK zijn aangekondigd13. Hierbij betrek ik ook graag de perspectieven vanuit uw Kamer op dit thema.
1.7 Verbeteren regelgeving versterkte gebedsoproep
Acties
• Uitvoeren van een landelijke nulmeting om gegevens te verzamelen over het toezicht,
het aantal moskeeën dat gebruik maakt van de versterkte gebedsoproep, de frequentie
daarvan, en of dit wordt gecommuniceerd met gemeenten. (Start: gestart, afronding:
Q2)
• Voeren van verdiepende gesprekken met een geselecteerd aantal gemeenten en lokale
stakeholders om knelpunten en verbeterpunten te identificeren. (Start: Q2)
• Uitwerken van voorstellen voor verbeteren regelgeving versterkte gebedsoproep. (Q1
2026)
In het regeerprogramma is opgenomen dat het kabinet betere regels wil voor versterkte
oproepen tot gebed. Zoals aangekondigd door het Ministerie van BZK14, is het traject voor het verbeteren van de regelgeving van versterkte gebedsoproepen
van start gegaan. We beginnen met een nulmeting, waarmee in kaart wordt gebracht hoeveel
moskeeën gebruik maken van versterkte gebedsoproepen en hoe vaak, in welke mate er
sprake is van overlast, hoe het toezicht geregeld is en op welke wijze er gecommuniceerd
wordt met gemeenten.
Ook vinden verdiepende gesprekken met gemeenten en lokale stakeholders plaats. Deze gesprekken moeten inzicht bieden in knelpunten én oplossingsrichtingen
in bestaande wet- en regelgeving (Q2). Zo willen we de beleving, bekendheid en communicatie
tussen gemeenten, geloofsgemeenschappen en omwonenden beter in kaart brengen. De eerste
resultaten hiervan worden begin Q3 verwacht. Ik zal deze uiteraard met uw Kamer delen.
Hierna gaan we om tafel met onderzoekers en experts (Q3). De uitkomsten en concrete
verbetervoorstellen vooraanpassing van wet- en regelgeving zal ik begin 2026 met uw
Kamer delen.
1.8 Holocausteducatie
Het is belangrijk dat iedereen in Nederland kennis heeft van de geschiedenis en betekenis
van de Holocaust. Holocausteducatie is onderdeel van het curriculum in het funderend
onderwijs. Dit betekent dat scholieren tijdens hun schoolcarrière leren over de Holocaust.
Inburgeringsplichtige nieuwkomers hebben in de regel geen Nederlands onderwijs gevolgd.
Om hun kennis over de Holocaust te borgen, zijn de eindtermen van het inburgeringsexamen
Kennis Nederlandse Maatschappij (KNM) gewijzigd. Het begrip Holocaust is opgenomen
in de eindtermen en wordt daarmee onderdeel van wat inburgeraars moeten kennen en
weten als zij examen doen. Hiermee geeft het kabinet uitvoering aan het regeerprogramma.
De nieuwe eindtermen zijn op 1 juli 2025 in werking getreden.
Om de kennis over de Holocaust bij inburgeraars te versterken is het kabinet voornemens
om, in navolging van de motie Diederik van Dijk c.s.15 een bezoek door inburgeraars aan instellingen en musea met een relatie tot de holocaust
mogelijk te maken. Op dit moment vindt de verkennende fase hiervoor plaats. Op basis
van de uitkomsten van de verkenning zal ik keuzes maken om binnen de financiële kaders
en organisatorische mogelijkheden bezoeken door inburgeraars vanaf 2026 mogelijk te
maken.
Deze verkenning wordt samen met de Ministeries van OCW en VWS uitgevoerd en vindt
plaats in het kader van het Nationaal Plan Versterking Holocausteducatie (NPVHE).
De verkenning wordt separaat aan uw Kamer verzonden. In het kader van het NPVHE16 is in opdracht van het Ministerie van OCW een brede peiling uitgezet onder docenten
in het voortgezet onderwijs, inclusief het onderwijs voor nieuwkomers. Hierin wordt
gevraagd hoe docenten lesgeven over de Holocaust en welke bevorderende en belemmerende
factoren zij daarbij ervaren. De uitkomsten van de peiling komen in de eerste helft
van 2025 beschikbaar. Lessen uit de peiling kunnen interessant zijn voor het versterken
van de Holocausteducatie in de inburgering.
Naar aanleiding van de motie Flach17 wordt gekeken hoe meer aandacht voor de Holocaust onderdeel kan worden van de participatieverklaring
voor inburgeraars. Dit wordt meegenomen in het kader van de algemene evaluatie van
de participatieverklaring, die na de zomer van 2025 wordt opgeleverd. De Kamer wordt
naar verwachting in het derde kwartaal van 2025 verder geïnformeerd over het versterken
van Holocausteducatie in de inburgering.
Pijler 2 Nieuwkomers aan het werk
Een goede integratie van nieuwkomers begint bij een goede start. Werk en taal vormen
de basis van integratie. Inburgering draagt eraan bij dat nieuwkomers zo snel mogelijk
meedoen in Nederland, het liefst via betaald werk. Het geeft een stevige basis voor
het leren van de taal en kennis van de Nederlandse maatschappij en arbeidsmarkt.
Verder vind ik het belangrijk dat mensen die een bijstandsuitkering ontvangen de Nederlandse
taal zo goed mogelijk beheersen. Want als je de taal beheerst, heb je ook meer kans
om aan het werk te gaan. Daarom blijft de taaleis in de Participatiewet behouden én
wordt deze gehandhaafd zodat iedereen volwaardig mee kan doen.
Dit kabinet wil dat er gelijke kansen zijn voor iedereen op de arbeidsmarkt. Het is
onacceptabel als nieuwkomers puur vanwege hun afkomst minder kans op een baan hebben
dan Nederlanders. Objectieve werving en selectie moet hier verandering in brengen.
Ook is het van belang om vraag en aanbod beter bij elkaar te brengen. Initiatieven
als CompetentNL (een landelijke standaard voor het beschrijven van vaardigheden) en
VUM (een project dat zich richt op het verbeteren van de uitwisseling van matchingsgegevens
tussen verschillende systemen, zowel publiek als privaat) kunnen daaraan bijdragen.
Ik heb eerder uitgebreid beschreven wat ik wil doen om nieuwkomers aan het werk te
helpen in de Werkagenda Voor een Inclusieve Arbeidsmarkt (VIA)18 Deze werkagenda is opgesteld samen met de 20 partners uit de Taskforce VIA19 en bestaat uit een groot aantal acties waarmee ik de komende vier jaar de arbeidsmarktpositie
van nieuwkomers duurzaam wil verbeteren.
In deze pijler benoem ik voor de volgende thema’s wat ik ga doen om te zorgen dat
nieuwkomers sneller aan het werk kunnen:
• Asielzoekers aan het werk
• Startbanen
• Begeleiding naar werk van vrouwelijke statushouders
• Taaleis in de bijstand
• Ondersteuning werkgevers
• Gelijke kansen op de arbeidsmarkt
2.1 Asielzoekers aan het werk
Acties
– Ondersteuning van lopende pilots en goede voorbeelden (2025 en 2026)
– Ik start met het uitwerken van de meest effectieve manier om asielzoekers te begeleiden
naar werk (2025 en 2026).
– Besluitvorming over de ondersteuningsstructuur asielzoekers aan het werk (Q1 2027)
Werk is de beste manier om te integreren in de Nederlandse samenleving. Het is belangrijk
om dit vanaf het begin dat mensen aan het werk gaan, stevig neer te zetten. Ik wil
daarom onderzoeken hoe we asielzoekers het effectiefst kunnen helpen aan een goede
start op de arbeidsmarkt. Hoe dat het beste kan, hebben we in 2024 een eerste verkenning
gedaan. Deze verkenning wil ik samen met alle betrokkenen verder uitwerken. Ik zal
uw Kamer daar volgend jaar zomer verder over informeren.
Vroege start
Een vroege start op de arbeidsmarkt begint in het AZC. Het kabinet wil daarom kansrijke
asielzoekers stimuleren om zo snel mogelijk aan het werk te gaan. Steeds meer asielzoekers
doen dit al. In het afgelopen jaar zijn flink meer tewerkstellingsvergunningen verleend
aan deze groep: van 1.840 in 2023 naar ca. 10.880 vorig jaar. Voor 2025 verwacht het
UWV een verdere stijging naar zo’n 15.000 vergunningen.
Belemmeringen wegnemen
Asielzoekers ervaren verschillende belemmeringen om snel aan het werk te kunnen. Dit
kabinet wil die belemmeringen wegnemen. Bijvoorbeeld door BSN-nummers sneller uit
te geven. De uitgifte van BSN-nummers vindt inmiddels plaats bij een aantal gemeenten
die zich hebben gespecialiseerd in de inschrijving van asielzoekers en statushouders
in de basisregistratie personen (BPR). Ook is er een spoedprocedure waarbij asielzoekers
en statushouders die een BSN nodig hebben voor werk, zorg, wonen of studie deze binnen
twee weken kunnen aanvragen bij het COA. Met het UWV heb ik afspraken gemaakt waardoor
het afhandelen van tewerkstellingsvergunningen voor asielzoekers nu binnen twee weken
kan.
Een aantal categorieën asielzoekers met een aanvraag in de versnelde procedure mag
straks niet meer werken. Dit geldt voor asielzoekers van wie de asielaanvraag waarschijnlijk
wordt afgewezen. Ook asielzoekers die een overdrachtsbesluit hebben ontvangen (Dublinclaimanten)
mogen straks niet meer werken. Landen kunnen hier niet van afwijken waardoor we de
Wet arbeid vreemdelingen op dit punt moeten aanpassen.
Eerste verkenning
In 2024 is een eerste verkenning gedaan naar de manier waarop de begeleiding naar
werk van asielzoekers moet worden vormgegeven. In samenwerking met het COA, UWV, VNG,
met werkgeversorganisaties AWVN en VNO-NCW, en met uitzendkoepels NBBU en ABU hebben
we gekeken hoe we hierbij aan kunnen sluiten bij de bestaande structuren voor arbeidstoeleiding.
Ik wil graag een stap verder gaan. Ik vind het belangrijk dat we het eigen initiatief
van asielzoekers ondersteunen en dat (regionale) werkgevers meer betrokken worden.
Asielzoekers die snel aan het werk gaan, vergroten in een later stadium – als ze een
verblijfsvergunning krijgen en in Nederland mogen blijven – hun kans op duurzaam werk.
Dit wil ik graag stimuleren.
Vervolgaanpak
Ik ga daarom uitwerken hoe de ondersteuning voor een snelle start op de arbeidsmarkt
van asielzoekers eruit moet zien. Werk is de basis van inkomen. Ook draagt werk bij
aan het leren van de Nederlandse cultuur en werknemersvaardigheden. Nieuwkomers die
snel aan de slag gaan, vergroten hun kans op duurzaam werk als ze in een later stadium
een verblijfsvergunning hebben verkregen. De ondersteuning zou het eigen initiatief
van asielzoekers moeten stimuleren (zie de toename van het aantal tewerkstellingsvergunningen)
en de samenwerking met (regionale) werkgevers. Ook ga ik onderzoeken wat de rol van
publieke en private partijen kan zijn.
2.2 Startbanen
Acties
– Opzetten van 8 pilots waarin we werken aan bijvoorbeeld langer bijverdienen naast
een uitkering, variëren van de verhouding tussen taallessen en werk en taalles op
de werkvloer.
– De resultaten worden meegenomen in een plan van aanpak voor een landelijke uitrol
van startbanen en de komende evaluatie van de wet inburgering.
De arbeidsdeelname van statushouders is laag. Ze zijn relatief vaak afhankelijk van
de bijstand, vooral in de eerste jaren nadat ze een status hebben gekregen. In 2014
ontving na twee jaar 91% van de statushouders een bijstandsuitkering, na 8,5 jaar
was dat echter al afgenomen tot 34%. Ik wil daarom zorgen dat zo veel mogelijk statushouders
aan de slag kunnen in een zogenoemde startbaan. Een startbaan houdt in dat een statushouder
na vestiging in een gemeente direct bij de aanvraag van bijstand een baan krijgt aangeboden.
Met een startbaan kunnen statushouders werk en inburgering combineren.
Proeven met startbanen in gemeenten
Daarom werken we aan een – op termijn – landelijke uitrol van startbanen. Om goed
inzicht te krijgen in de beste manier om dit aan te pakken, ben ik samen met gemeenten
in verschillende pilots aan het onderzoeken wat er werkt als statushouders bij vestiging
in een gemeente meteen een betaalde baan aangeboden krijgen. Het gaat om 8 pilots
in 30 gemeenten. De resultaten van deze pilots deel ik met andere gemeenten die interesse
hebben in deze aanpak en worden betrokken in de plannen voor de landelijke uitrol
van startbanen.
Combineren taal en werk
Het combineren van het leren van de taal met werk is waardevol, maar niet gemakkelijk.
Wie Nederlands spreekt, heeft meer kans op een baan. Maar Nederlands leren kost ook
tijd. Tijd die niet gebruikt kan worden om te werken. We zien dit terug in de cijfers.
Zo heeft na 18 maanden slechts 13% van de statushouders betaald werk. Een groot deel
hiervan werkt parttime. Meer dan de helft (54%) werkt zelfs minder dan 20 uur per
week en verdient minder dan een uitkering.20
Experimenten betaald werk en inburgering
Ik heb daarom extra budget vrijgemaakt om – binnen de bestaande regelgeving – te experimenteren
met meer mogelijkheden om betaald werk en inburgering te combineren. Ik denk bijvoorbeeld
aan pilots gericht op het beter benutten van de mogelijkheden in het wetsvoorstel
Participatiewet In Balans om langer bijverdienen (15% boven op de uitkering) mogelijk
te maken. Ook denk ik aan het variëren van de verhouding tussen taallessen en werk
(o.a. flexibel taalonderwijs, een ingroeimodel of een andere volgorde van taal en
werk), taalles op de werkvloer en betere afspraken met vooral mkb werkgevers over
het combineren van werk en taal.
De inzichten die uit de pilots met gemeenten komen en die betrekking hebben op de
Wet inburgering 2021 worden meegenomen in de evaluatie van deze wet in 2027 of eerder
indien de resultaten daar aanleiding toe bieden.
2.3 De begeleiding naar werk van vrouwelijke statushouders
Mannelijke statushouders werken meer dan vrouwelijke statushouders. Uit de benchmark
van Divosa van 2022 blijkt dat 17% van de vrouwelijke statushouders en 47% van de
mannelijke statushouders betaald werk heeft. Ook de Adviesraad Migratie heeft hier
recent een rapport over gepubliceerd.21 Hier moet verandering in komen. Samen met SAM, de vereniging van uitvoerende professionals
en de Hogeschool Arnhem Nijmegen (HAN) ga ik de begeleiding naar werk van vrouwelijke
statushouders verbeteren.
Acties
– Meer vrouwelijke statushouders naar werk begeleiden in samenwerking met SAM (vereniging
van klantmanagers) en de HAN (Hogeschool Arnhem Nijmegen)
– Werken aan de verdere professionalisering door een community of professionals te bouwen in samenwerking met SAM (de vereniging van klantmanagers),
– Jaarlijkse klantmanagersbijeenkomst; waar klantmanagers workshops krijgen hoe mensen
en met name vrouwen met migratieachtergrond te begeleiden naar werk,
– Ontwikkeling van betere werkprocessen bij gemeenten om de begeleiding naar werk van
vrouwelijke statushouders te verbeteren. Op basis hiervan wordt een digitale werkwijzer
voor gemeenten en een handreiking voor klantmanagers ontwikkeld.
Vrouwelijke statushouders aan het werk
Vrouwelijke statushouders moeten beter geholpen worden om aan het werk te komen. Zo
blijkt uit onderzoek van de HAN22 dat vrouwelijke statushouders vaak eerst hun gezin op de rit willen krijgen voordat
ze zelf aan het werk gaan. Ook heeft een gedeelte van de vrouwelijke statushouders
in het land van herkomst nooit gewerkt. Zij moeten eenmaal in Nederland – veel meer
dan mannelijke statushouders – hun autonomie ontwikkelen en ruimte nemen om aan het
werk te gaan.
Verder blijkt uit datzelfde onderzoek dat klantmanagers bij gemeenten soms handelingsverlegenheid
ervaren bij het begeleiden naar werk van mensen met een migratieachtergrond. En er
is een neiging om zich in de begeleiding van echtparen eerst op de man te richten.
Dat is ongewenst. Ook blijkt dat gemeenten hun werkprocessen niet altijd even goed
inrichten op de begeleiding van vrouwelijke statushouders. Gemeenten die dit wél doen,
zijn effectiever in het duurzaam naar werk begeleiden van (vrouwelijke) statushouders.
Ik wil in gesprek met gemeenten om deze effectievere aanpak landelijk te gebruiken.
Daarnaast verken ik op welke wijze het arbeidstoeleidingsproces voor vrouwen met een
migratieachtergrond, bijvoorbeeld in een uitkeringssituatie, verbeterd kan worden.
Over de uitkomsten van deze verkenning wordt uw Kamer voor het einde van het jaar
geïnformeerd.
Klantmanagers zijn aan zet
Klantmanagers en gemeenten zijn als eerste aan zet bij de begeleiding naar werk van
vrouwelijke statushouders. Ik vind het samen met SAM belangrijk dat er een meer uniforme
manier van begeleiding naar werk komt. Het is niet wenselijk dat vrouwen in de ene
gemeente anders begeleid worden dan in de andere gemeente. Daarom ga ik samen met
SAM en de HAN aan de slag om de professionalisering van klantmanagers te versterken.
2.4 Taaleis in de bijstand
Acties
– In gesprek met gemeenten over de knelpunten die zij zien bij de uitvoering en handhaving
van de taaleis in de bijstand.
– Uitwerken van de concrete inzet van bij voorjaarsnota extra vrijgemaakte middelen
om taalonderwijs in het kader van de taaleis te verbeteren
– In kaart brengen van eventuele vann wet- en regelgeving om de handhaving en naleving
te verbeteren.
– In gesprek met werkgevers over de manier waarop de taalvaardigheid van werknemers
verbeterd kan worden.
Taal is de basis van een goede integratie in Nederland. Te veel mensen staan aan de
zijlijn omdat zij een taalachterstand hebben. Ik vind het daarom belangrijk dat mensen
die een bijstandsuitkering ontvangen de Nederlandse taal zo goed mogelijk beheersen.
Met gemeenten wil ik kijken wat een goede manier is om hen met taalonderwijs te ondersteunen.
Het is daarbij goed om te benoemen dat deze maatregel niet alleen geldt voor nieuwkomers.
De taaleis geldt voor iedereen die een bijstandsuitkering aanvraagt en niet voldoende
Nederlands spreekt om te kunnen functioneren op de arbeidsmarkt en in de samenleving.
Wel is het kabinet voornemens om – gezien de beperkte middelen en personeel – deze
nadere uitwerking van de taaleis in eerste instantie op nieuwkomers in de bijstand
te richten.
Ik ben met gemeenten in gesprek over de knelpunten die zij zien bij de uitvoering
van de taaleis. Het is noodzakelijk dat gemeenten de taaleis beter gaan handhaven.
Ik ga daarom samen met hen in kaart brengen welke mogelijke oplossingen er zijn en
of het nodig is om de wet- en regelgeving verder aan te passen. Ook wil ik in gesprek
met werkgevers over de mogelijkheden die zij zien om de beheersing van de Nederlandse
taal van werknemers te verbeteren.
2.5 Ondersteunen van werkgevers
Acties
– Verlengen van de werkgeverssubsidieregeling (SOWIS).
– Lerende aanpak en werkgeversalliantie.
– Samenwerking met tekortsectoren.
Subsidieregeling
Werkgevers kunnen veel doen om meer asielzoekers en statushouders aan het werk te
helpen. Een deel van de werkgevers doet dit ook al. Ik wil ervoor zorgen dat dit voor
steeds meer werkgevers onderdeel wordt van hun normale bedrijfsvoering. Maar het duurzaam
in dienst nemen van nieuwkomers kost werkgevers extra tijd en geld vanwege taal- en
cultuurverschillen. Daarom is er in 2024 een subsidieregeling gestart.
De subsidieregeling is succesvol. Met de verlenging van deze regeling kan ik de komende
jaren ongeveer 1.000 werkgevers ondersteunen bij het bieden van extra begeleiding
op de werkvloer om taal- en cultuurverschillen te overbruggen. Het tweede tijdvak
staat nu open tot en met 30 september 2025. Deze loopt door tot in 2029.
Meer werkgevers bereiken
Om werkgevers verder te ondersteunen bij het duurzaam in dienst nemen van statushouders
heb ik de handreiking Begeleiding op de Werkvloer opgesteld. Daarnaast organiseer ik samen met werkgeversorganisaties en arbeidsmarktregio’s
bijeenkomsten waarin werkgevers ervaringen kunnen uitwisselen. De inzichten uit deze
bijeenkomsten gebruik ik voor de doorontwikkeling van de handreiking. Iedere werkgever
die met statushouders aan de slag wil moet kunnen putten uit een pakket aan eenvoudig
toepasbare instrumenten.
Verder initieer ik een werkgeversalliantie waarin werkgevers geïnspireerd en uitgenodigd
worden om meer nieuwkomers in dienst te nemen. Dit doe ik onder andere door het delen
van goede praktijkvoorbeelden, met extra aandacht voor kraptesectoren. Ik ben ook
met de branche- organisaties uit de kraptesectoren in gesprek over de manier waarop
succesvolle programma’s voor nieuwkomers verder kunnen worden opgeschaald.
Tekortsectoren
Ik probeer samen met de Minister van Klimaat en Groene Groei & de Minister van Economische
Zaken meer statushouders aan het werk te krijgen in de techniek, bouw en energie.
Zo krijgen netbeheerders 25 miljoen euro uit het Klimaatfonds voor het opleiden van
zij-instromers, waaronder statushouders, tot elektromonteur. Ook investeren de technische
sectoren zelf in het opzetten van sectorspecifieke (leer-)werktrajecten voor statushouders.
Voor het primair en voortgezet onderwijs is er vanuit OCW een subsidieregeling waarmee
schoolbesturen 10.000 euro kunnen krijgen voor het opleiden en begeleiden van statushouders
en Oekraïners die als docent aan de slag willen. Ook in de zorg ontstaan waardevolle
initiatieven. Zo heeft het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) een traject
ontwikkeld voor nieuwkomers met een zorgachtergrond, gericht op instroom als assistent-verpleegkundige
en doorgroei naar een vaste functie.
2.6 Gelijke kansen op de arbeidsmarkt
Acties
– In samenwerking met werkgeversorganisaties als AWVN en VNO-NCW en Mkb Nederland werken
aan de bewustwording van de meerwaarde van gelijke kansen.
– Ondersteunen en ontzorgen van bedrijven door de ontwikkeling van goed toepasbare hulpmiddelen
voor werving en selectie, behoud en doorstroom, met een focus op tekortsectoren, branches
en regio’s en mkb-bedrijven.
Het kabinet wil dat iedereen gelijke kansen heeft op de arbeidsmarkt. Werkgevers zien
de waarde van gelijke kansen. Toch is het niet altijd gemakkelijk om deze goede wil
om te zetten in een verandering van gedrag en werkwijze. Daarom blijft het noodzakelijk
om in te zetten op gelijke kansen op de arbeidsmarkt.
Het mkb
Het grootste deel van de Nederlandse beroepsbevolking werkt in het mkb. Bedrijven
in het mkb zijn vaak kleiner, er werken minder mensen en er is minder geld voor professioneel
HR-beleid. Daarom is het belangrijk om juist mkb-bedrijven te helpen bij het inzetten
van objectieve wervingsmethoden. Het programma Voor een Inclusieve Arbeidsmarkt (VIA)
ontwikkelt effectieve hulpmiddelen voor werving en selectie, ook specifiek voor tekortsectoren
in het mkb.
3. Financiën
Alle plannen uit deze actieagenda integratie worden gefinancierd binnen de bestaande
en – bij Voorjaarsnota 2025 – nieuw toegekende middelen. In de tabel is een overzicht
opgenomen van de nieuw toegekende middelen voor de komende jaren.
Tabel: nieuw toegekende middelen bij VJN (x 1 mln.)
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Struc.
Actieagenda Integratie
5,0
10,6
11,9
11,7
9,2
0
Startbanen (2.2)
1,3
0
Taaleis (2.4)1
0
0
3,7
10,6
17,4
22
17,4
Totaal
5
11,6
15,6
22,3
26,6
22
17,4
X Noot
1
De middelen voor de taaleis worden structureel in 2040. Tussen 2030 en 2039 is er
€ 22 mln per jaar beschikbaar voor de taaleis.
4. Moties
Motie-Van Dijk, Kamerstuk 36 651, nr. 26
In de brief van 11 maart 2025 over de duurzame vormgeving van school en omgeving,
heeft de Staatssecretaris van OCW ook het jaarlijkse monitoringsrapport over onderwijssegregatie
aangeboden. De monitor geeft inzicht in segregatie op basis van inkomen, opleidingsniveau
en herkomst van ouders van leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs. We geven
uitvoering aan de motie-van Dijk door onderwijssegregatie te blijven volgen. Gemeenten,
schoolbesturen en andere betrokken partijen kunnen de betreffende cijfers inzien op
het Regionaal Dashboard Gelijke Kansen. Zo stellen wij hen in staat om lokaal de best
passende maatregelen te nemen om segregatie tegen te gaan.
Het kabinet onderkent dat voor het versterken van het gemeenschapsgevoel belangrijk
is dat mensen met verschillende achtergronden elkaar in de publieke ruimte blijven
tegenkomen. Daarom wordt ingezet op het bevorderen van laagdrempelige, spontane ontmoetingen
in de publieke ruimte. In grootschalige ontwikkellocaties wordt vaak ingezet op een
mix van verschillende type huur- en koopwoningen. De ruimtelijke inrichting en leefbaarheid
in de wijk zijn van invloed op de sociale verbinding in een wijk. Via het Nationaal
Programma Leefbaarheid en Veiligheid zetten we de komende jaren extra in op het verbeteren
van slechte woningen en zorgen we voor meer gemengde wijken zodat mensen met verschillende
achtergronden elkaar kunnen ontmoeten.
Motie-Becker, Kamerstuk 35 228, nr. 45
Op dit moment ben ik in gesprek met maatschappelijke partners over de rol die zij
kunnen en willen spelen bij de uitwerking en uitvoering van deze Actieagenda. In sommige
gevallen is er al sprake van samenwerking, zoals u in deze brief kunt lezen. De maatschappelijke
organisaties met wie ik samenwerk, onderschrijven een open en vrije samenleving en
de doelstellingen van de actieagenda. In lijn met de motie-Becker (VVD) zal ik een
overzicht van deze organisaties met u delen. U ontvangt dit als bijlage van de meer
uitgewerkte Actieagenda in het najaar.
Motie Ceder Kamerstuk 36 600 XV, nr. 82
Op nationaal niveau geef ik uitvoering aan de motie-Ceder door het voorbereiden van
een nationale dialoog met sleutelfiguren uit onze diverse samenleving om de sociale
cohesie te bevorderen. Deze dialoog vindt plaats in het eerste kwartaal van 2026.
Ter voorbereiding worden sinds begin dit jaar gesprekken gevoerd met maatschappelijke
organisaties en vertegenwoordigers van verschillende gemeenschappen. De uitkomsten
worden gebruikt om het beleid voor sociale cohesie aan te scherpen.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J.N.J. Nobel
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid