Brief regering : Verslag 113e Internationale Arbeidsconferentie 2025
29 427 ILO-verdragen
Nr. 132
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 juli 2025
Van 2 tot en met 13 juni vond de 113e zitting van de Internationale Arbeidsconferentie (hierna: IAC) plaats in Genève.
In mijn brief van 28 mei 2025 (Kamerstuk 29 427, nr. 131) informeerde ik u over de inzet van het Koninkrijk der Nederlanden tijdens de IAC.
Hierbij ontvangt u, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken en de Staatssecretaris
Participatie en Integratie, het verslag van deze conferentie.
In overeenstemming met onze traditie nam ook dit jaar een tripartiete delegatie van
het Koninkrijk der Nederlanden deel aan de IAC. Minister Cicilia van Aruba heeft een
deel van de conferentie bijgewoond. Vanwege de politieke situatie in Nederland heb
ik niet deelgenomen aan de IAC. Directeur-Generaal Werk, dhr. Kaatee, heeft mij vervangen.
In zijn toespraak tot de plenaire vergadering heeft hij de steun van het Koninkrijk
der Nederlanden benadrukt voor het werk van de Internationale Arbeidsorganisatie (hierna:
IAO) in het bevorderen van sociale rechtvaardigheid en goede arbeidsomstandigheden
wereldwijd. Het is van belang dat iedereen toegang heeft tot fatsoenlijk werk, bestaanszekerheid
en sociale bescherming. Ook is met de toespraak gedeeld dat de Nederlandse overheid
werkt aan een evenwichtigere arbeidsmarkt met meer zekerheid voor flexwerkers en zelfstandigen
en blijft inzetten op samenwerking met sociale partners, ook internationaal.
Daarnaast is er in diverse bilaterale gesprekken, waaronder met Directeur-Generaal
(hierna: DG) Houngbo van de IAO en de internationale sociale partners, aandacht gevraagd
voor het versterken van de internationale sociale dialoog en samenwerking met landen
uit alle regio’s binnen de IAO. Juist in deze tijden van geopolitieke onrust is er
een groot belang dat partijen goed met elkaar in gesprek zijn en blijven over sociale
gelijkheid en het verbeteren van arbeidsomstandigheden wereldwijd.
Algemeen
In zijn openingstoespraak vraagt DG Houngbo aandacht voor het feit dat de verwachting
is dat er zeven miljoen banen minder gecreëerd worden in 2025 dan in 2024 werd gedacht.
Als reden hiervoor geeft hij de achterblijvende economische groei als gevolg van geopolitieke
en economische spanningen, met name op het terrein van de internationale handel.
DG Houngbo benadrukt het belang van de IAO voor wereldwijde werkgelegenheid en fatsoenlijke
banen, juist ook in een wereld die onderhavig is aan diepgaande verandering. Het bevorderen
van inclusieve economische groei, rechten van werknemers en weerbare instituties zijn
essentieel om de democratische waarden in de wereld van werk te beschermen. De IAO
moet daarbij naar de toekomst kijken en moet hervormen om efficiënter en effectiever
te worden. DG Houngbo benadrukt daarbij de focus op het werk van de IAO met betrekking
tot internationale arbeidsnormen. Het is van vitaal belang dat de internationale regels
eerlijk en billijk zijn en worden nageleefd.
De woordvoerders van de internationale werkgevers en werknemers benadrukken beide
het belang van de IAO en goede tripartiete samenwerking. De toon van de woordvoerders
is hierbij positiever en constructiever dan de laatste jaren. De woordvoerders benadrukken
dat de IAO belangrijke resultaten heeft te leveren, bijvoorbeeld in de IAC-comités
met betrekking tot nieuwe internationale normen ten aanzien van platformwerk en biologische
gevaren.
De toepassing en naleving van verdragen en aanbevelingen
In het comité inzake de toepassing en naleving van arbeidsnormen (Committee on the
application of standards, CAS), een belangrijk onderdeel van het toezichthoudend mechanisme
op de naleving van arbeidsnormen van de IAO, zijn dit jaar zaken met betrekking tot
24 landen besproken. Het onafhankelijke expertcomité van de IAO had een vijftal zaken
als zeer ernstig geclassificeerd. Dit betreft de zaken Afghanistan (IAO-Verdrag nr. 111
betreffende discriminatie in arbeid en beroep), Tsjaad (IAO-Verdrag nr. 182 betreffende
de ergste vormen van kinderarbeid), Libië (IAO-Verdrag nr. 29 betreffende de gedwongen
of verplichte arbeid), Ecuador (IAO-Verdrag nr. 98 betreffende het recht op collectieve
onderhandeling en organisatie), en Kirgizië (IAO- Verdrag nr. 81 betreffende de arbeidsinspectie).
De overige zaken op de agenda hadden betrekking op naleving van verschillende IAO-verdragen
door Bolivia, Burundi, El Salvador, Georgië, Ghana, Guinee-Bissau, Honduras, Hongarije,
Iran, Irak, Maleisië, Nepal, Nicaragua, Panama, Moldavië, Slowakije, Sri Lanka, Oezbekistan
en Zambia. Bespreking van de zaken met betrekking tot Afghanistan en Nicaragua konden
niet plaatsvinden, aangezien Afghanistan momenteel niet vertegenwoordigd is in de
IAO en Nicaragua niet naar de bespreking kwam. Als onderdeel van de IAO-resolutie
met betrekking tot Belarus vond daarnaast een speciale zitting plaats over de naleving
van IAO-verdrag nr. 87 (vrijheid van vakvereniging en de bescherming van het vakbondsrecht)
en verdrag nr. 98 (recht op organisatie en collectieve onderhandelingen) waarbij conclusies
zijn aangenomen met de stappen die Belarus dient te nemen om naleving te waarborgen.
In het CAS heeft het Koninkrijk, zoals gebruikelijk, zijn inzet via het EU-voorzitterschap
laten verlopen, waarbij bijzondere aandacht is gegaan naar de zaken met betrekking
tot schending van fundamentele verdragen, waaronder het verbod op dwangarbeid en kinderarbeid.
In de conclusies uit het comité staan zorgen over ernstige gevallen van niet-naleving
van verdragen. Overheden worden dringend opgeroepen adequate maatregelen te nemen
om aan de verdragsverplichtingen te voldoen, eventueel met behulp van technische assistentie
van de IAO.
Ieder jaar vindt binnen het CAS ook een algemene thematische discussie plaats. Dit
jaar is deze discussie gevoerd op basis van een rapport van de IAO over het bereiken
van dekkende arbeidsongeschiktheidsbescherming.
Via het EU-voorzitterschap heeft het Koninkrijk in het CAS aangestuurd op het belang
van wereldwijde bescherming tegen arbeidsongeschiktheid middels dekkende wet- en regelgeving.
Normstelling op het gebied van bescherming tegen biologische gevaren
Tijdens deze IAC vond de tweede en tevens laatste onderhandelingsronde plaats over
een verdrag en aanbeveling ten aanzien van preventie en bescherming tegen biologische
gevaren in de werkomgeving. Op 13 juni zijn het verdrag (nr. 192) en de aanbeveling
(nr. 209) na een stemming door overheden, werkgevers en werknemers aangenomen. Dit
is het eerste instrument dat een mondiaal beschermingsniveau biedt tegen biologische
gevaren in de werkomgeving en draagt bij aan het fundamentele recht op gezonde en
veilige werkomstandigheden.
Het verdrag vraagt overheden om nationaal beleid te maken omtrent biologische gevaren
op de werkvloer. In het nationale beleid dient onder andere aandacht te zijn voor
preventieve en beschermende maatregelen, maar ook voor maatregelen die zich richten
op het omgaan met ongevallen en noodsituaties. Ook zijn rechten en verplichtingen
van werkenden en werkgevers vastgelegd. De bijbehorende aanbeveling biedt ondersteuning
bij het formuleren van beleid in de nationale context.
Nederland en andere EU-landen hebben zoveel mogelijk ingezet op aansluiting bij EU-regelgeving.
Vanwege geografische verschillen tussen landen is daarbij ook rekening gehouden met
de wereldwijde verschillen van biologische gevaren. Het is nu aan de lidstaten, in
overleg met sociale partners, om te bepalen of zij het verdrag ratificeren. Ook ik
zal hierover met sociale partners in overleg treden.
Normstelling op het gebied van fatsoenlijk werk in de platformeconomie
Normstelling in de IAO vindt plaats tijdens twee opeenvolgende IAC’s. Dit jaar vond
de eerste bespreking plaats over standaarden voor fatsoenlijk werk in de platformeconomie.
In deze IAC heeft het tripartiete comité besloten dat er een verdrag en een aanbeveling
zullen worden opgesteld. Dit zal gebeuren tijdens de volgende IAC in 2026 op basis
van de aangenomen conclusies van dit jaar. Deze conclusies vormen de basis voor een
nieuw internationaal verdrag. Tevens geven de conclusies richting aan de aanbeveling
die zal worden opgesteld.
Het verdrag zal een kader bieden voor fatsoenlijk werk voor werkenden in de platformeconomie.
In de EU is dit geregeld in de EU-richtlijn betreffende de verbetering van de arbeidsvoorwaarden
bij platformwerk die in oktober 2026 moet zijn geïmplementeerd. In de internationale
context is de bescherming van werkenden in de platformeconomie nog niet geregeld.
Bij de totstandkoming van een verdrag en een aanbeveling is een goede balans tussen
de duurzame ontwikkeling van de platformeconomie en de bescherming van werkenden van belang.
Innovatieve manieren om de transitie van de informele naar de formele economie te
bevorderen
Tien jaar na de aanname van IAO-Aanbeveling nr. 204 over de Transitie van de Informele
naar de Formele Economie, vond er tijdens deze IAC een discussie plaats over innovatieve
manieren om de formalisering te bevorderen en omstandigheden voor werknemers in de
informele economie te verbeteren.
Hoewel relatief gezien het aantal mensen in de informele economie wereldwijd is gedaald
in de afgelopen tien jaar, is dit niet het geval in absolute termen. De aangenomen
resolutie benadrukt dat informaliteit voor de meeste mensen geen keuze is, maar een
gevolg van beperkte mogelijkheden in de formele economie. Het vormt een grote uitdaging
voor de verwezenlijking van werknemersrechten, waaronder sociale bescherming, en arbeidsomstandigheden.
Het belemmert de productiviteit, ondermijnt duurzame ondernemingen, overheidsinkomsten
en de actieradius van overheden. Het is een complexe, structurele en evoluerende uitdaging
die alle regio’s van de wereld treft.
De resolutie erkent dat IAO-Aanbeveling nr. 204 tien jaar na haar aanname reeds volledig
geïmplementeerd dient te worden. Om dit te bevorderen, worden overheden en sociale
partners opgeroepen om – onder meer – het ontwikkelen van vaardigheden voor werknemers
te bevorderen, registratie- en nalevingsmechanismen te stroomlijnen en beleid en regelgeving
te versterken voor de juiste classificatie van arbeidsrelaties. Tevens worden IAO-geledingen
opgeroepen om maatregelen te bevorderen gericht op het versterken van gepaste fatsoenlijkheid
om bij te dragen aan de formalisering van werk in toeleveringsketens. Ook worden zij
opgeroepen om adequate, inclusieve en effectieve arbeidsbescherming en leefbare lonen
te garanderen voor alle werknemers. De resolutie geeft de IAO het mandaat om een mondiale
routekaart op te stellen om formalisatie te bevorderen en om technische assistentie
te bieden aan IAO-geledingen om nationale en sectorale formaliseringsstrategieën te
ontwikkelen.
IAO’s tripartiete inbreng bij de Second World Summit for Social Development («Sociale
Top») in 2025
De IAO heeft met brede steun van werkgevers, werknemers en overheden een resolutie
aangenomen met de prioriteiten van de tripartiete geledingen van de IAO voor de Sociale
Top die van 4 tot 6 november 2025 in Qatar zal plaatsvinden. De resolutie roept de
lidstaten van de IAO onder andere op om op passende wijze werkgevers- en werknemersorganisaties
te betrekken bij de voorbereiding, uitvoering en opvolging van de Sociale Top. Ook
wordt het belang van een leidende rol voor de IAO in de implementatie van de uitkomsten
van de top die het IAO-mandaat raken onderstreept. Dit betreft onder andere het IAO-mandaat
ten aanzien van fundamentele arbeidsnormen, werkgelegenheid, fatsoenlijk werk, een
leefbaar loon, sociale bescherming en sociale dialoog. De resolutie roept tevens op
om de hoofdboodschappen die de IAO-Beheersraad in november 2024 vaststelde mee te
wegen in de uitkomsten van de mondiale top. Het Koninkrijk hecht belang aan een sterke
rol van de IAO bij de Sociale Top, onder andere vanwege het normatieve IAO-mandaat,
en heeft de resolutie gesteund.
Maatregelen jegens Myanmar op grond van artikel 33 van de IAO-statuten
Tijdens de IAC lagen de maatregelen voor jegens Myanmar, op grond van artikel 33 van
de IAO-statuten, omdat Myanmar de aanbevelingen van de IAO Onderzoekscommissie onvoldoende
naleeft. In Myanmar vinden ernstige schendingen plaats op het gebied van dwangarbeid
en vrijheid van vakvereniging. Een artikel 33-procedure geldt als een relatief zwaar
middel, dat nog niet vaak is toegepast binnen de IAO. Het artikel bepaalt dat in het
geval dat een lid van IAO het nalaat om tijdig de aanbevelingen van de Onderzoekscommissie,
of een uitspraak van het Internationaal Gerechtshof uit te voeren, de Beheersraad
aan de IAC passende maatregelen kan aanbevelen om naleving te waarborgen.
Conform onze inzet in EU-verband en met gelijkgezinde partners is het volledige pakket
aan maatregelen dat de Beheersraad in november jl. aan de IAC heeft aanbevolen aangenomen.
Deze maatregelen dienen om Myanmar ertoe te bewegen om de aanbevelingen van de Onderzoekscommissie
met betrekking tot naleving van IAO-verdrag nr. 29 (verbod op dwangarbeid) en verdrag
nr. 87 (vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de bescherming van het vakbondsrecht)
op te volgen. De IAO zal deze schendingen in Myanmar tijdens Beheersraden en Conferenties
bespreken totdat naleving is geconstateerd. Er is afgesproken dat de IAO, de leden
van de IAO en andere onderdelen van de Verenigde Naties verschillende maatregelen
nemen. De leden van de IAO (overheden, werkgevers en werknemers) worden gevraagd om
hun betrekkingen met de militaire autoriteiten in Myanmar tegen het licht te houden
om te voorkomen dat deze de autoriteiten in staat stellen om de schendingen voort
te zetten.
Het Koninkrijk erkent het bewind sinds de coup van 2021 niet als legitieme vertegenwoordiger
van Myanmar en heeft de contacten met het bewind tot technisch niveau beperkt. Bedrijven
en organisaties kunnen voor informatie en advies en bij vragen met betrekking tot
verantwoord ondernemen terecht bij het MVO-steunpunt van de RVO1 en de landenpagina Myanmar van de RVO2. Het kabinet verwacht daarnaast van alle Nederlandse bedrijven die internationaal
opereren dat zij de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen inzake maatschappelijk
verantwoord ondernemen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights toepassen.
De status van de Palestijnse Autoriteit in de IAO en diens rechten van deelname in
IAO-vergaderingen
Tijdens de IAC lag een concept-resolutie voor over de status van de Palestijnse Autoriteit
in de IAO en diens rechten van deelname aan specifieke IAO-vergaderingen. Deze IAO-resolutie
komt voort uit AVVN-resolutie ES-10/23, die rechten van de Palestijnse Autoriteit
als waarnemer binnen de Verenigde Naties uitbreidt. De IAO-resolutie stelt voor de
rechten van de Palestijnse Autoriteit als waarnemer ook binnen de IAO uit te breiden.
De concept-resolutie is aangenomen. Nederland heeft zich op deze resolutie, zoals
aan de Kamer aangekondigd, onthouden van stemming.
LHBTI
Tijdens de bespreking van het programma en de begroting van de IAO voor 2026–2027
werd uitvoerig gesproken over de verwijzing naar LHBTI/Sexual Orientation and Gender
Identity (SOGI) personen in het werkprogramma voor 2026–2027 van de IAO. Een groep
landen wilde deze verwijzing uit de tekst halen of afzwakken, net als tijdens de IAC
van twee jaar geleden, en heeft hun bezwaren laten optekenen. De verwijzing is ongewijzigd
in de tekst behouden gebleven. Het Koninkrijk der Nederlanden heeft zich hiervoor
in EU-verband en met gelijkgezinde landen stevig ingezet. Dit is in lijn met de bredere
Nederlandse inzet om binnen relevante internationale gremia op te komen voor de positie
en rechten van deze personen.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Y.J. van Hijum
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid