Brief regering : Reactie op notitie 'Klimaatactivisten: weten zij wel waartegen zij protesteren?'
32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
30 252 Toekomstvisie agrarische sector
Nr. 1523 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, VISSERIJ, VOEDSELZEKERHEID EN NATUUR
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 juli 2025
Hierbij stuur ik u een reactie op de brief van 28 oktober 2024 «Aanbieding notitie
«Klimaatactivisten: weten zij wel waartegen zij protesteren?»» (kenmerk 2024Z17153/2024D4376).
Ten eerste vermeldt de brief dat klimaatactivisten plantaardige landbouw willen in
Nederland om CO2-uitstoot te verminderen. Daarbij zouden weilanden omgezet worden in akkerbouw terwijl
de grond daar niet altijd geschikt voor is, en juist tot meer CO2-uitstoot leidt.
Het huidige kabinet werkt aan beleid dat gericht is op emissiereductie door onder
andere innovatie, bedrijfsspecifieke emissiedoelen en vrijwillige beëindigingsregelingen.
Daarbij wordt er geprioriteerd op belangrijke gebiedsspecifieke opgaven, waarbij de
provincies verder gaan met de uitvoering van de maatregelpakketten waarvoor middelen
beschikbaar zijn gesteld. Hierover schreef ik al in de kamerbrief over Ruimte voor
Landbouw en Natuur.1 In deze brief gaf ik ook aan dat ik met de provincies afspraken maak over de uitvoering
van de ruimtelijke keuzes voor landbouw en natuur. Ik trek daarvoor samen op met de
Minister van VRO die het proces rond NOVEX en Nota Ruimte coördineert. Daarin worden
de integrale ruimtelijke afwegingen gemaakt.
Ten tweede vermeldt de brief dat bedrijven die in Nederland uitgekocht worden, met
behulp van EU-landbouwsubsidies in Oost Europa weer opgebouwd worden. Dit zou leiden
tot meer CO2-uitstoot omdat de gronden daar niet altijd voor geschikt zijn of er geen aandacht
is voor milieuregels.
Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) onderzocht hoe groot het risico is op «weglekken»
van emissiereductie bij verkleining van de veestapel in Nederland.2 Indien de emissiereductie wordt bereikt door het verkleinen van de productie in Nederland,
dan bestaat het risico dat deze productie buiten Nederland toeneemt, met de bijbehorende
emissies. De emissies worden daarmee slechts verplaatst en niet vermeden. Mocht de
productie op de nieuwe locatie op een minder efficiënte wijze gebeuren dan in Nederland
en de vraag neemt niet af, dan zal er per saldo inderdaad sprake zijn van een toename
van de emissies. Voor veel Nederlandse landbouwexportproducten geldt dat productie
in Nederland op relatief efficiënte wijze gebeurt. In die gevallen kan er dus sprake
zijn van weglek van emissiereductie. Van belang is dat Nederlandse beëindigingsregelingen
een voorwaarde bevatten dat deelnemers aan die regelingen niet in Nederland of elders
in Europa mogen doorstarten met een bedrijf met dezelfde diersoort als de diersoort
die op de beëindigde veehouderijlocatie werd gehouden. Deze voorwaarde komt voor uit
Europese staatssteunregelgeving.
De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur