Brief regering : Kabinetsreactie op SER-advies 'Naar verdere succesvolle toepassing van sociale innovatie'
33 009 Innovatiebeleid
Nr. 163
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID EN VAN ECONOMISCHE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 juli 2025
Op dit moment hebben grote veranderingen Nederland in hun greep. Zaken als digitalisering,
klimaat, migratie en vergrijzing zorgen voor uitdagingen op het gebied van werk en
de kwaliteit van werk. Bij werkgevers én bij werkenden. Ook de inflatie en de energieschaarste
hebben grote invloed op Nederland en het Nederlandse bedrijfsleven. Werkenden moeten
leren omgaan met nieuwe technologie zoals AI, werken vaker op afstand met elkaar samen
en ervaren nog steeds uitdagingen op het gebied van ontplooiing van talenten en competenties
waarbij iedereen mee kan doen op de arbeidsmarkt. Dit terwijl werkgevers geconfronteerd
worden met schaarste op het gebied van arbeidskrachten en energie en een internationale
concurrentiepositie die onder druk staat, waar zij creatieve oplossingen voor moeten
vinden.
Bedrijven en organisaties moeten innoveren om snel en goed te kunnen reageren op zulke
veranderingen. Eén van de belangrijkste ambities van het kabinet is dan ook om te
zorgen voor de juiste omstandigheden om te kunnen innoveren. Daarbij gaat het niet
alleen om technologische innovatie, maar ook om sociale innovatie: andere manieren
van werken, organiseren, managen en samenwerken. Dat betekent bijvoorbeeld meer aandacht
voor (bij)scholing van werknemers, inclusief managers, het organiseren van medezeggenschap,
het borgen van een gezonde werk- en bedrijfscultuur en nadenken over hoe het werk
zo ingericht en georganiseerd kan worden dat dit aantrekkelijk blijft. Met als doel
bedrijven met gemotiveerde, productieve en duurzaam inzetbare werknemers. Het kabinet
ziet sociale innovatie als een essentiële voorwaarde voor bedrijven, de arbeidsmarkt
en de economie in zijn geheel om te kunnen omgaan met al die grote veranderingen.
Vooral arbeidsmarktkrapte en stagnerende arbeidsproductiviteit maken sociale innovatie
urgent.
Vernieuwing is binnen een arbeidsorganisatie vaak uitdagend en niet vanzelfsprekend.
Dit was voor de toenmalige Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en
Staatssecretaris van Economische Zaken (EZ) reden om op 17 juni 2020 de SER advies
te vragen over de toepassing van sociale innovatie en de uitdagingen en kansen voor
het Nederlandse bedrijfsleven.1
De SER heeft vervolgens in maart 2023 het advies «Naar verdere succesvolle toepassing
van sociale innovatie» gepubliceerd.
In deze brief informeren wij uw Kamer over de reactie van het kabinet op dit SER-advies.
We geven eerst een algemene reactie, daarna reageren we op de specifieke aanbevelingen.
Algemene reactie
Met sociale innovatie doelt de SER op «vernieuwing van de arbeidsorganisatie en maximale
benutting van competenties gericht op verbetering van bedrijfsprestaties en ontplooiing
van talent»2. De SER benadrukt het belang van sociale innovatie voor het Nederlandse bedrijfsleven,
vanwege het positieve effect op de werkomstandigheden van medewerkers en op de arbeidsproductiviteit.
Het kabinet sluit zich aan bij de opvatting van de SER dat sociale innovatie een belangrijk
thema binnen de huidige arbeidsmarkt moet zijn.
Het kabinet onderscheidt twee aspecten van sociale innovatie binnen organisaties:
1. Sociale innovatie als organisatievraagstuk dat zich richt op onder andere competentieontwikkeling,
de inrichting van werk, kwaliteit van werk en het stimuleren van een inclusieve werkomgeving.
2. Sociale innovatie als (gedeeltelijke) oplossing voor zowel de arbeidsmarktkrapte als
voor het verbeteren van het concurrentievermogen.
Tussen de adviesaanvraag aan de SER halverwege 2020 en de publicatie van het SER-advies
in 2023 is verschillend beleid geïnitieerd gericht op het stimuleren van sociale innovatie
binnen organisaties. Zo is het kabinet in 2021 gestart met een aantal innovatieve
werkvoorzieningen die sociale innovatie stimuleren, waarbij het kabinet (mkb-)werkgevers
helpt om mensen die een extra steuntje in de rug nodig hebben een passende werkplek
te bieden.3 Zo ondersteunt het Sociaal Innovatiefonds werkgevers bij het doen van investeringen
om groepen mensen met een ondersteuningsbehoefte aan te nemen.4 Naar aanleiding van het amendement van de heer De Kort5 biedt de subsidieregeling inclusieve technologie werkgevers de mogelijkheid om te
investeren in technologische inclusieve hulpmiddelen in de periode van oktober 2025
tot en met mei 2026.6 Met deze voorzieningen zet het kabinet in op het stimuleren van aantrekkelijk, betekenisvol
en perspectiefrijk werk, zoals de SER in het rapport benoemt.
De SER geeft aan dat competentieontwikkeling van werkenden van groot belang is bij
sociale innovatie. Innovatie is namelijk afhankelijk van hoe de werkenden in de onderneming
zijn toegerust met vaardigheden en meekunnen met veranderingen en slimme oplossingen
die juist bijdragen aan verandering. De SLIM-regeling sluit daarop aan in de vorm
van een subsidieregeling voor het mkb, om te investeren in een leerrijke werkomgeving.
Op 22 november 2024 is uw Kamer geïnformeerd over de verlenging van de SLIM-regeling.
De Kamerbrief Slim investeren in leven lang ontwikkelen (LLO) introduceert ook een
scholingsfaciliteit binnen de SLIM-regeling.
De scholing is gekoppeld aan in hoe werknemers tijdens hun carrière kunnen doorgroeien
binnen specifieke sectoren (sectorale ontwikkelpaden) om werkgevers in maatschappelijk
cruciale sectoren te ondersteunen in verkrijgen van voldoende gekwalificeerd personeel.7 Op 13 november 2023 heeft uw Kamer ook de Kamerbrief Vervolg beleidslijnen LLO ontvangen,
waarin het kabinet de start van een leercultuurprogramma aankondigde8. In het leercultuurprogramma worden in samenwerking met sectorale en regionale partijen
activiteiten opgezet om de leercultuur in het mkb te bevorderen. Met name in het mkb
kan dit een uitdaging zijn, omdat daar over het algemeen minder tijd en middelen beschikbaar
zijn om te blijven leren en ontwikkelen. Ook zet het kabinet in op het werven en ontwikkelen
op basis van vaardigheden in plaats van alleen maar diploma’s. Diverse branches, regio’s
en bedrijven zijn hier al actief mee aan de slag, bijvoorbeeld door skillspaspoorten
te ontwikkelen en gebruiken. Het kabinet faciliteert dit door de ontwikkeling van
de nationale skillstaal CompetentNL, waarmee we een objectieve gezamenlijke taal voor
allerlei skillsinitiatieven bieden. Dit helpt bij een gedeeld beeld van wat mensen
kennen en kunnen.
Voor het verhogen van de (arbeids-)productiviteit door de toepassing van sociale innovatie
wordt er in de Kamerbrief Uitwerking plannen arbeidsmarktkrapte en brede arbeidsmarktagenda9 gewezen op het belang van innovatie. Hier wordt via vijf sporen de krapteaanpak van
dit kabinet toegelicht. Innovatie raakt aan deze nauw verwante sporen. Zo experimenten
onderwijsbesturen met innovaties als de meerurenbonus en flexibiliteit van roosters
om mensen in staat te stellen meer uren te werken. Zo is het slimmer organiseren van
werk met dezelfde mensen één van de pijlers onder de aanpak om de krapte terug te
dringen. Daarnaast werkt het Ministerie van EZ aan de uitwerking van de productiviteitsagenda.
Hierin worden de verschillende vervolgstappen beschreven die het kabinet zal nemen
om de arbeidsproductiviteit in Nederland te verhogen. In de voortgangsbrief10 van december is het belang van innovatie voor productiviteitsgroei benadrukt. Ook
zet het kabinet met het arbeidsmarktpakket in op goede werkrelaties die de voedingsbodem
vormen voor sociale innovatie.
De SER stelt terecht dat het combineren van sociale innovatie en procesinnovatie11 leidt tot een hogere productiviteit. In het Actieplan Groene en Digitale Banen wordt
sociale innovatie dan ook beschouwd als randvoorwaardelijk voor grootschalige adoptie
van arbeidsbesparende technologieën en procesinnovatie om de arbeidsmarktkrapte terug
te dringen. In het laatste kwartaal van 2023 is uw Kamer hierover geïnformeerd.12
De SER heeft helder uiteengezet waar aanknopingspunten liggen op het gebied van «de
organisatie van veranderingen van de arbeidsorganisatie voor medewerkers in het bedrijf».
Punten die de SER onderscheidt zijn met name gericht op managementvaardigheden, organisatiecultuur,
competenties van het personeel en de bedrijfscultuur13.
Dit helpt het kabinet in toekomstige beleidsontwikkeling nog scherper te duiden wat
sociale innovatie binnen organisaties omvat en waar mogelijkheden liggen om arbeidsinnovatie
verder te stimuleren en te ondersteunen.
Het kabinet ziet het als een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor overheden, sociale
partners en werkgevers om sociale innovatie actief te stimuleren.
Reactie op specifieke aanbevelingen
Zorg voor een gerichte stimuleringsregeling voor het mkb
De SER geeft aan dat door een gebrek aan interne competenties en capaciteit van kleinere
ondernemingen niet elke onderneming vanuit dezelfde kennisbasis kan handelen. In de
huidige situatie missen kleinere ondernemingen de kennis om te bepalen wat ze nodig
hebben, bijvoorbeeld in het kader van digitalisering en de klimaat- en energietransities.
Hierdoor bestaat er volgens de SER marktfalen in de vorm van informatie-asymmetrie.
Om dit tegen te gaan is een financieel stimuleringsinstrument voor het midden- en
kleinbedrijf (mkb) volgens de SER noodzakelijk.
Tegelijkertijd constateert de SER dat een tekort aan financiering niet de kern van
het probleem is, maar dat de voornaamste knelpunten bedrijfsmatig van aard zijn. Bijvoorbeeld
door een gebrek aan prioritering, het vermogen van een organisatie om een nieuwe manier
van werken te omarmen of een gebrek aan vaardigheden.14
Het kabinet realiseert zich dat het onderliggende probleem van informatie-asymmetrie
alle vormen van innovatie hindert. Het is de overtuiging van het kabinet dat bedrijven
eerst zelf doordrongen moeten worden van het belang van proces- en sociale innovaties.
Dit vergt bewustwording en activatie van bedrijven. Ten aanzien van procesinnovatie
heeft het kabinet in overleg met branches in de laatste brief ten aanzien van het
Actieplan Groene en Digitale Banen een aanpak met drie actielijnen aangekondigd gericht
op:
1. Informatievoorziening aan bedrijven.
2. Bevordering van regionale ondersteuningen.
3. Onderzoek naar welke aanpak werkt om bedrijven meer succesvol te laten innoveren in
hun werkprocessen.15
Ten aanzien van de definitie die de SER hanteert van sociale innovatie moet het kabinet
nog een aanpak ontwikkelen, waarbij de aanpak op procesinnovatie ter inspiratie dient.
Het Platform Sociale Innovatie
De SER adviseert om samen met sociale partners een nieuw platform gericht op sociale
innovatie binnen organisaties in te stellen. De Raad pleit daarbij voor de ondersteuning
van bedrijven met onderzoek, praktische tips en het uitwisselen van ervaringen. Het
kabinet beaamt dat informatiedeling en het toegankelijk maken van informatie van groot
belang is bij het stimuleren van innovatie.
Voor sociale innovatie binnen organisaties geldt dat er diverse platforms beschikbaar
zijn die zich gedeeltelijk dan wel geheel op het onderwerp richten. Voorbeelden hiervan
zijn de TNO-kennisbank sociale innovatie, het kenniscentrum Sociale Innovatie van
de Hogeschool Utrecht, Windesheim Zwolle, het Leeroverzicht, de City Deal Impact Ondernemen,
het platform Duurzaam aan het Werk, Teqnow van de Metaalunie of één van de regionale
platforms gericht op sociale innovatie.
Het kabinet gaat daarom met de SER bekijken waar kansen liggen om de informatiedeling
en de uitvoering van sociale innovatie beter te borgen, rekening houdend met het al
bestaande instrumentarium. Het kabinet ziet daarbij ook een verantwoordelijkheid voor
de sociale partners en moedigt hen aan om tips, voorbeelden en ervaringen te delen
als het aankomt op sociale innovatie.
Tot slot
Het kabinet is de SER erkentelijk voor het rapport met concrete handvatten om sociale
innovatie breder, succesvoller en duurzamer toe te passen in het Nederlands bedrijfsleven.
In deze brief is uiteengezet hoe het kabinet verder invulling geeft aan de aanbevelingen
van de SER. De laatste aanbeveling van de SER om hierbij te blijven kijken naar het
buitenland nemen wij ook ter harte. Het kabinet ziet tot slot een grote meerwaarde
in voortdurende inspanningen van de SER om goede voorbeelden uit de praktijk te delen
als het gaat om sociale innovatie.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Y.J. van Hijum
De Minister van Economische Zaken,
V.P.G. Karremans
Indieners
-
Indiener
Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Medeindiener
V.P.G. Karremans, minister van Economische Zaken