Brief regering : Veiligheid op universiteiten en hogescholen
29 240 Veiligheid op school
Nr. 175 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 juli 2025
Op 23 januari jl. is met uw Kamer een debat gevoerd over veiligheid op universiteiten
en hogescholen. Dit naar aanleiding van protesten op de campussen met als voornaamste
eis van demonstranten dat hogescholen en universiteiten hun banden met Israëlische
onderwijsinstellingen verbreken, vanwege de oorlog in Gaza. Uit dit debat kwam een
aantal moties en toezeggingen voort, die raken aan de bevoegdheden van hogescholen
en universiteiten. Ik ben hierover met de koepelorganisaties Universiteiten van Nederland
(hierna: UNL) en Vereniging Hogescholen (hierna: VH) in gesprek gegaan en heb hen
daarbij gevraagd om uiteen te zetten op welke wijze de instellingen hier gehoor aan
geven op collectief- en op instellingsniveau. Hun reactie vindt u als bijlage bij
deze brief (bijlage 1). In aanvulling daarop geef ik in deze brief weer op welke wijze
ik invulling geef aan de moties en toezeggingen waar het mijn rol aangaat.
In de afgelopen maand is het aantal demonstraties weer toegenomen, met name op de
universiteiten. Ik vind het onverteerbaar dat dit in enkele gevallen ook in geweld,
vernielingen, discriminatie, haatzaaien of andere strafbare feiten ontaardde. Dit
is volstrekt onacceptabel. Het demonstratierecht is een groot goed en ik vind dat
er ruimte moet zijn voor demonstraties op de onderwijsinstellingen. Ook op de onderwijsinstellingen
gelden immers de grondrechten van vrijheid van meningsuiting en het recht om te demonstreren.
Dat laat onverlet dat demonstraties en protestacties altijd moeten plaatsvinden binnen
de grenzen van de wet en op de campus ook binnen de huis- en gedragsregels van de
instelling. Ook draagt iedereen als lid van de academische gemeenschap een belangrijke
eigen verantwoordelijkheid voor een respectvolle omgang met elkaar. Voor geweld, vernielingen,
discriminatie en bedreigingen is nooit plek. Niet in onze samenleving en niet in het
onderwijs. Het is op geen enkele manier te verantwoorden en mag ook nooit een excuus
zijn om gehoord te willen worden. Het gaat ten koste van anderen die hun geluid op
een vreedzame en respectvolle manier willen laten horen en van diegenen die willen
studeren of bezig zijn met een tentamen, docenten die onderwijs willen geven en wetenschappers
die met hun onderzoek bezig zijn. Ook raakt het studenten, en in het bijzonder Joodse,
Israëlische en moslimstudenten, die zich niet meer veilig of welkom voelen op hun
instelling, die bij voorbaat van een bepaalde mening worden beticht, of die op de
ongeregeldheden en vernielingen worden aangesproken vanwege hun religie of achtergrond.
Ik vind al deze situaties van daadwerkelijke en ervaren onveiligheid volstrekt onacceptabel.
Ik blijf me met de instellingen dan ook inzetten om de veiligheid op de instellingen
te borgen. De (bijgevoegde) brief van de koepels en deze brief geven aan op welke
wijze we hier blijvend aan werken. In deze brief ga ik achtereenvolgens in op veiligheidsbeleid
bij universiteiten en hogescholen, centrale regie op veiligheid, een eenduidig veiligheidsprotocol,
antisemitismebestrijding en aanpak (sociale) veiligheid.
Veiligheidsbeleid bij universiteiten en hogescholen
Hoe de colleges van bestuur van universiteiten en hogescholen invulling geven aan
hun verantwoordelijkheid om de veiligheid op hun instelling te borgen, lichten zij
toe in hun brief (bijlage 1). Zij spannen zich dagelijks in om hun verantwoordelijkheid
voor de organisatie en continuïteit van het primaire proces in een veilige leer- en
werkomgeving in te vullen. In de praktijk komen besturen hierbij voor lastige dilemma’s
te staan wanneer zij het evenwicht moeten vinden tussen het demonstratierecht, de
academische vrijheid1 en de continuïteit van onderwijs en onderzoek in een veilige leer- en werkomgeving.
Door het stellen van heldere regels (waaronder de gezamenlijke «Richtlijn protesten»2) en deze te handhaven, de inzet van onder andere risicogericht toegangsbeleid, en
inzet op verbetering van de informatiedeling tussen instellingen en lokale driehoek,
zie ik dat de weerbaarheid van instellingen tegen verstoringen het afgelopen jaar
is verhoogd. Ik sprak hier recentelijk nog over met de universiteitsbestuurders en
vertegenwoordigers van justitie en politie waarbij ook specifiek is stilgestaan bij
de onderlinge informatiedeling.
Ongeregeldheden tijdens demonstraties zijn niet altijd te voorzien, bijvoorbeeld als
relschoppers van buiten de instellingen de demonstraties aangrijpen om vernielingen
aan te richten. Daarom maken instellingen risicoanalyses vooraf, delen zij informatie
over acties en maatregelen met elkaar en doen zij een beroep op de lokale veiligheidsdriehoek
wanneer daar aanleiding toe is. Het is van belang dat de verantwoordelijkheid voor
de veiligheid zoveel mogelijk lokaal wordt genomen. De instellingen in nauwe samenwerking
met de politie en lokale driehoek kunnen de situatie ter plekke het beste inschatten
en besluiten hoe hiermee om te gaan, waarbij het lokale gezag gaat over de inzet van
de politie. Instellingen spreken mensen aan die zich niet houden aan de huis- en gedragsregels,
doen aangifte van strafbare feiten, zoals bedreiging, geweld, vernieling of openlijke
geweldpleging, en staan studenten en medewerkers bij die aangifte willen doen. Bij
vernielingen wordt zo mogelijk de schade verhaald op de dader(s), zie hierover mijn
Kamerbrief.3 Ook leren instellingen van hun ervaringen op het gebied van veiligheid, ook gezamenlijk.
Dit doen de universiteiten via hun netwerk van integrale veiligheidsadviseurs, en
als sector via het Platform Integrale Veiligheid (hierna: het platform IV) waarin
universiteiten en hogescholen samenwerken aan organisatieontwikkeling, beleidsvorming,
monitoring, awareness en crisismanagement.
Centrale regie op veiligheid (n.a.v. motie Heite c.s.)
De motie van het lid Heite4 c.s. verzoekt mij te onderzoeken op welke wijze centrale regie op sturingsinformatie
en veiligheidsbeleid de fysieke veiligheid van Joodse studenten bij universiteiten
kan verbeteren, met behoud van de autonomie van instellingen. Daarbij heb ik aangegeven
in gesprek te gaan met de sector over de regie op veiligheid en waar deze kan worden
verbeterd.
Bij de regie op veiligheid tussen de instellingen heeft het Platform IV-HO een rol,
onder andere via het programma Integrale Veiligheid van het platform dat het Ministerie
van OCW in de periode 2016 t/m 2023 met subsidie heeft ondersteund. Als invulling
van het verzoek uit de motie, wil ik onafhankelijk laten onderzoeken welke ervaringen,
lessen en opbrengsten dit programma heeft opgeleverd in de instellingen en voor de
sector die benut kunnen worden voor de toekomst in de samenwerking op het gebied van
veiligheid. Bijvoorbeeld als het gaat om de omgang met protesten en veiligheidsincidenten.
Ik laat dit onderzoek onafhankelijk uitvoeren en doe dit in nauwe samenwerking met
de instellingen gezien hun verantwoordelijkheid voor een veilige leer- en werkomgeving.
Ik zal uw Kamer informeren over de uitkomsten en opvolging van dit onderzoek.
Uw Kamer heeft mij tijdens het debat van januari gevraagd in gesprek te gaan met het
platform IV. Hierop kan ik aangeven dat er vanuit mijn ministerie contact is met dit
expertnetwerk. Op basis van de resultaten van bovengenoemd onderzoek, wordt dat gesprek
vervolgd.
Vanuit uw Kamer kwam ook de vraag om meer duidelijkheid over welke escalatiemogelijkheden
er zijn wanneer protesten uit de hand lopen of de veiligheid van studenten en medewerkers
in het geding is. In bijlage 2 licht ik de escalatiemogelijkheden bij veiligheidssituaties
nader toe.
Eenduidig veiligheidsprotocol (n.a.v. motie Eerdmans/Martens-America)
Motie Eerdmans/Martens-America5 vraagt mij om samen met de universiteiten en hogescholen een eenduidig veiligheidsprotocol
te ontwikkelen. Zoals ik tijdens het debat van 23 januari jl. heb aangegeven is dit
een verantwoordelijkheid van de instellingen en sector zelf. In bijgaande brief van
de koepels lichten zij toe hoe de centrale afstemming tussen instellingen over diverse
veiligheidsdomeinen in de afgelopen periode heeft geleid tot diverse handreikingen
waarmee eenduidigheid in de aanpak wordt versterkt. Deze handreikingen gebruiken de
instellingen namelijk voor het opstellen en aanscherpen van hun beleid. Zo is er een
gezamenlijke «Richtlijn protesten» door de VH en UNL uitgebracht, en heeft het Platform
IV de handreiking «governance van Integrale Veiligheid» uitgebracht,6 de handreiking voor de omgang met controversiële sprekers,7 en een training om de dialoog over veiligheid tussen medezeggenschap en het college
van bestuur te bevorderen.8 Deze dialoog is van belang voor een goede betrokkenheid van de medezeggenschap bij
het ontwikkelen en vaststellen van het veiligheidsbeleid in de instelling9. Ook is recent de handreiking Beveiliging Hoger Onderwijs opgeleverd.10 Met hierbij aanvullend de toelichting van de instellingen in hun brief beschouw ik
de motie als ingevuld. Indien hierover in het voornoemde onderzoek naar de lessen
uit het programma Integrale Veiligheid aanvullende relevante zaken naar voren komen,
zal ik de instellingen verzoeken deze waar mogelijk verder op te pakken.
Antisemitismebestrijding en aanpak (sociale) veiligheid
Het is onmiskenbaar dat de protesten leiden tot een gevoel van onveiligheid op de
campus bij veel Joodse en Israëlische studenten, docenten en wetenschappers. Ik vind
dit afschuwelijk en leef mee met de Joodse en Israëlische studenten en medewerkers
die dit treft. Ik spreek hen hier met regelmaat over en blijf deze gesprekken voeren.
Als Minister ben ik er voor alle studenten en we moeten er met elkaar voor zorgen
dat het onderwijs voor alle studenten een toegankelijke en veilige plek blijft waar
in verbinding met elkaar leren en ontwikkelen centraal staan. Hieronder valt ook de
fysieke veiligheid van studenten en medewerkers. De regie daaromtrent wordt nader
toegelicht in bijlage 2 (escalatiemogelijkheden bij veiligheidssituaties).
Samen met de sector zet ik mij in om de veiligheid op de instellingen te verbeteren
en antisemitisme te bestrijden. Zo werk ik, samen met het bureau van de Nationaal
Coördinator Antisemitismebestrijding (NCAB), aan een handreiking voor vertrouwenspersonen,
die na de zomer klaar is. Deze handreiking gaat over het herkennen van en omgaan met
antisemitisme en wordt opgesteld in samenspraak met vertrouwenspersonen en andere
functionarissen sociale veiligheid, en met Joodse studenten en medewerkers.
Ook is de Taskforce Bestrijding Antisemitisme inmiddels aan de slag met een belangrijke
opdracht. Deze gaat gerichte voorstellen doen voor de maatregelen ten behoeve van
de veiligheid van Joden, waaronder de veiligheid van Joodse studenten op hogescholen
en universiteiten en het weren van antisemitische sprekers op instellingen. De tasforce
richt zich daarbij op de verantwoordelijkheid van bestuurders en beleidsmakers binnen
de juridische kaders en kijkt naar de lastige afweging tussen het geven van ruimte
waar het kan en begrenzen waar het moet. Daarbij gaat het ook om vraagstukken over
het demonstratierecht in relatie tot de huisregels en de openbare orde en het voorkomen
van antisemitisme. Het op een veilige manier vergroten van de aangiftebereidheid van
Joodse en Israëlische studenten vind ik eveneens van groot belang. Ik heb de voorzitter
van de Taskforce hier op gewezen. Ook heb ik, op verzoek van uw Kamer, het manifest
«Een waardige campus» van studenten en medewerkers van de Radboud Universiteit met
hem gedeeld.
Ik voel daarnaast de urgentie om de afspraken uit de Nationale Strategie Bestrijding
Antisemitisme11 uit te voeren en ik zet de integrale aanpak rond sociale veiligheid met de sector
onverminderd door. In deze aanpak worden verschillende acties ondernomen op het gebied
van antisemitismebestrijding. Zo wordt in het onderzoek naar klacht- en meldvoorzieningen
dat ik momenteel laat uitvoeren als onderdeel van mijn integrale aanpak sociale veiligheid,
ook gekeken naar het handelingsperspectief bij meldingen van antisemitisme. Ik zal
uw Kamer hierover naar verwachting rond de zomer informeren.
Als onderdeel van de integrale aanpak sociale veiligheid, werk ik momenteel ook aan
een wettelijke zorgplicht veiligheid in het vervolgonderwijs. Dit wetsvoorstel voorziet
in versterking van het toezicht op veiligheidsbeleid van instellingen. Doel is dat
er continu aandacht is voor een veilige leer- en werkomgeving. Het voorkomen van onveilige
situaties en hoe daarbij te handelen als deze toch optreden, maakt hier onderdeel
van uit. Het wetsvoorstel gaat naar verwachting dit najaar in internetconsultatie.
Verder treed ik periodiek in gesprek met de NCAB om de ontwikkelingen van de sociale
veiligheid van Joodse studenten te bespreken, net als de voortgang van en bevindingen
van mijn beleid. Ook blijf ik met bestuurders van instellingen in gesprek over het
borgen van de veiligheid van Joodse studenten en medewerkers.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, E.E.W. Bruins
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap