Brief regering : Beleidsreactie op het Eindrapport Evaluatie KB Nationale Bibliotheek (2019- 2023)
25 268 Zelfstandige bestuursorganen
Nr. 241
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 juli 2025
Met deze brief ontvangt uw Kamer mijn reactie op het eindrapport Evaluatie KB, Nationale
Bibliotheek (2019–2023) van onderzoeksbureau KWINK groep. Ik heb het rapport op 7 april
jl. reeds ter informatie aan uw Kamer gestuurd1.
De KB, Nationale Bibliotheek
De KB, Nationale Bibliotheek (hierna: KB) is een unieke organisatie en geeft op nationaal
niveau invulling aan een aantal wettelijk vastgelegde taken. De KB draagt zorg voor
de «nationale bibliotheekverzameling» van publicaties die in en over Nederland zijn
geschreven en speelt een centrale rol in het netwerk van openbare bibliotheekorganisaties.
De taken van de KB zijn respectievelijk vastgelegd in de Wet op het hoger onderwijs
en wetenschappelijk onderzoek (WHW), de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen
(Wsob) en deels ook in de Kaderwet zbo’s (zelfstandige bestuursorganen).
Evaluatie conform Kaderwet zbo’s
Sinds 2015 is de KB een zelfstandig bestuursorgaan (zbo) en in die hoedanigheid valt
ze onder de Kaderwet zbo’s. In artikel 39 van deze wet is bepaald dat een zbo elke
vijf jaar wordt geëvalueerd op doeltreffendheid en doelmatigheid2. In deze evaluatie is daarnaast aandacht besteed aan de interne en externe governance
van de KB. Het onderzoek heeft betrekking op de periode 2019 tot en met 2023 en is
uitgevoerd door het onderzoeksbureau KWINK groep (hierna: KWINK). De onderzoekers
hebben onderzoek gedaan door middel van interviews, document- en data-analyse en digitale
vragenlijsten. Zij hebben informatie opgehaald bij de KB en OCW en daarnaast ook bij
een groot aantal stakeholders binnen het werkveld van de KB.
Algemene appreciatie van de evaluatie
Het evaluatierapport van KWINK is positief. De KB presteert goed. Ik onderschrijf
dit positieve beeld.
Sinds de KB er in 2015 substantiële taken op het gebied van openbare bibliotheken
bij heeft gekregen, vervult zij een veel bredere rol dan voorheen. Dit heeft een niet
te onderschatten impact gehad op de organisatie, die nog altijd door echoot. Daarnaast
heeft de voortschrijdende digitalisering grote consequenties voor de KB, over de volle
breedte van alle taken die zij vervult. Om mee te kunnen bewegen met deze veranderingen
is de KB continu in ontwikkeling. Ik heb grote waardering voor de wijze waarop de
KB zichzelf binnen deze uitdagende context voortdurend opnieuw weet uit te vinden.
KWINK heeft een aantal aanbevelingen gedaan, aan de KB en ook aan mijn ministerie.
De KB en mijn ministerie kunnen zich vinden in de aanbevelingen en nemen ze ter harte.
Hieronder licht ik enkele specifieke aandachtspunten uit.
Specifieke aandachtspunten naar aanleiding van de evaluatie
De KB en ik zien een aantal rode draden in het rapport. In deze paragraaf reageer
ik daarom op gegroepeerde aanbevelingen op het gebied van:
1. De KB als complexe organisatie (aanbevelingen 2, 8, 11);
2. De rol van de KB in relatie tot het netwerk van openbare bibliotheken (aanbevelingen 7,
9, 10);
3. De nationale collectie (aanbevelingen 4, 5, 14);
4. Het «samenspel» en de governance (aanbevelingen 1, 3);
5. Financiën (aanbeveling 12).
1. De KB als complexe organisatie (aanbevelingen 2, 8, 11)
In analyses van KWINK komt de KB naar voren als een veelzijdige en betekenisvolle
organisatie met een breed palet aan taken en diensten. In lijn met de ambitie om opgavegericht
te werken, is de interne organisatie de afgelopen jaren veranderd. De evaluatie onderstreept
het belang van blijvende aandacht voor helderheid over rollen en verantwoordelijkheden,
zowel intern als extern. KWINK beveelt de KB aan om hierover intern en extern meer
duidelijkheid te creëren en om te investeren in draagvlak voor de richting waarin
de organisatie zich beweegt. De KB neemt deze aanbevelingen ter harte en zet bijvoorbeeld
al stappen om de borging van en communicatie over de organisatieontwikkeling centraal
in de organisatie te beleggen en om de tevredenheid van medewerkers vaker te bevragen.
Ik blijf hierover in contact met de KB.
2. De rol van de KB voor het netwerk van openbare bibliotheken (aanbevelingen 7, 9,
10)
De KB vervult sinds 2015 taken voor het netwerk van openbare bibliotheken. De evaluatie
laat zien dat de KB hier in korte tijd een stevige en zichtbare positie in heeft opgebouwd.
Met het Bibliotheekconvenant en de Netwerkagenda is een belangrijke impuls gegeven
aan samenwerking en samenhang in de sector. Ook de doorontwikkeling van de landelijke
digitale bibliotheek en bijbehorende infrastructuur verloopt voortvarend.
Tegelijkertijd vraagt de coördinerende rol van de KB blijvende aandacht voor rolduidelijkheid
en goede afstemming binnen het netwerk. In het evaluatierapport wordt geconcludeerd
dat op deze terreinen nog winst te behalen valt. De aanbeveling aan de KB is om systematisch
en voor elk afzonderlijk project of traject te investeren in rolduidelijkheid en in
een gestructureerd, efficiënt en transparant procesmanagement. De KB gaat hier werkendeweg
en in samenspraak met netwerkpartners mee aan de slag. Een goed voorbeeld is het uitwerken
van de door de KB gecoördineerde WAU-trajecten3, die moeten leiden tot de verbetering van de publieke dienstverlening.
Met betrekking tot de online bibliotheek zie ik positieve resultaten, waaronder een
groter bereik en gebruik onder het brede publiek en onder jongeren in het beroepsonderwijs.
De evaluatie benadrukt het belang van gebruiksvriendelijkheid en het betrekken van
(ook niet-)gebruikers bij de doorontwikkeling. De KB heeft aangegeven deze aanbeveling
op te zullen volgen en gaat sturen op toegankelijkheid en gebruiksvriendelijkheid,
onder andere bij de ontwikkeling van nieuwe apps en voorzieningen. Daarnaast neemt
de KB de aanbeveling over de inzet van gebruikersonderzoek onder gebruikers én niet-gebruikers
ter harte.
3. De nationale collectie (aanbevelingen 4, 5, 14)
Eén van de wettelijke taken van de KB is het verzorgen van de nationale bibliotheekverzameling
van Nederland. Deze collectie van publicaties die in en over Nederland zijn geschreven
is een belangrijk onderdeel van ons culturele erfgoed en vormt een onmisbare basis
voor sociaal en geesteswetenschappelijk onderzoek.
In de evaluatie wordt geconcludeerd dat de KB deze taak overwegend doeltreffend uitvoert.
Dit blijkt onder andere uit de wijze waarop de strategische digitaliseringsprogramma’s
zoals Metamorfoze en Indisch Erfgoed Digitaal vorm krijgen. Partijen in het veld beschouwen
de KB als een expert op het gebied van digitalisering.
De omvang van de eigen collectie, zowel fysiek als digitaal, is tijdens de evaluatieperiode
toegenomen. Die groei is deels autonoom, maar komt ook voort uit de door de KB gevolgde
digitale strategie en actieve inzet op digitalisering. Deze groei van de collectie,
met name in het digitale domein, heeft ook gevolgen voor de financiële situatie van
de KB. Hier kom ik later in deze brief op terug.
De evaluatie bevat ook aandachtspunten. Zo zijn er achterstanden ontstaan in het metadateren
van objecten. Daardoor zijn objecten die de KB in de nationale collectie heeft nog
niet altijd goed vindbaar en toegankelijk. Om de resultaten en de impact van de collectie
verder te verbeteren, beveelt KWINK de KB aan om in te blijven zetten op kennisopbouw
over het automatiseren van metadatering door AI en om te onderzoeken of de beschikbare
personele capaciteit kan worden vergroot. In lijn met de Nationale Strategie Digitaal
Erfgoed4 hecht ik er waarde aan dat gebruikers optimaal toegang hebben tot de collectie. Ik
blijf hierover in gesprek met de KB.
Daarnaast geven stakeholders aan dat zij zich niet altijd goed meegenomen voelen in
keuzes die de KB maakt, bijvoorbeeld rondom collectievorming en digitalisering. Ook
met het oog op de nationale collectie beveelt KWINK daarom aan de KB aan om te investeren
in procesontwerp en procesmanagement. De KB gaat hier werk van maken, analoog aan
hoe zij dit thema voor het netwerk van openbare bibliotheken gaat oppakken. Vanuit
OCW blijf ik graag in gesprek met de KB over de ontwikkeling van de collectie, met
als uitgangspunt een relevante nationale verzameling, met name voor sociaal- en geesteswetenschappers.
Tot slot wordt mij in de evaluatie aanbevolen om een oplossing te zoeken die de KB
in staat stelt doelmatig invulling te geven aan webarchivering. Ik heb op 23 mei jl.
een rapport over de facilitering van webharvesting naar uw Kamer verzonden5. In het derde kwartaal kom ik met mijn inhoudelijke reactie op dit rapport.
4. Het «samenspel» en de governance (aanbevelingen 1, 3)
KWINK concludeert bij aanbeveling 3 dat OCW ruimte geeft en de KB verantwoordelijkheid
neemt, maar dat de samenwerking (het «samenspel») tussen beide partijen tijdens de
evaluatieperiode onvoldoende van de grond kwam. Daardoor duurde het lang voordat problemen
werden opgelost. De besluitvorming over de huisvesting van de KB bijvoorbeeld kwam
moeizaam tot stand. Hierdoor kregen andere vraagstukken, bijvoorbeeld op het gebied
van de nationale bibliotheekverzameling, lange tijd te weinig aandacht. KWINK beveelt
dan ook aan om in de samenwerking te investeren en werkafspraken vast te leggen.
Ik herken deze conclusies en kan mij vinden in de aanbeveling. Tegelijkertijd constateer
ik dat in de afgelopen periode al veel werk is verricht om de relatie tussen OCW en
de KB te versterken, met resultaat. Zo is het zogeheten «driehoeksoverleg» tussen
eigenaar, opdrachtgevers en opdrachtnemer6 geïnstitutionaliseerd, zijn de rollen binnen het ministerie nader verduidelijkt en
is de ondersteuning van de eigenaarsfunctie sinds 2022 verstevigd.
Deze ontwikkelingen hebben geleid tot een intensiever en meer samenhangend contact
in de «driehoek» tussen de opdrachtgevende directies, de eigenaar en de opdrachtnemer.
De door KWINK aanbevolen concrete werkafspraken zijn inmiddels gemaakt. Daarnaast
zijn prestatie-indicatoren vastgesteld die richting geven aan het gesprek over de
wettelijke taken van de KB. Ik ben ervan overtuigd dat relevante vraagstukken inmiddels
tijdig kunnen worden geagendeerd en opgepakt; de KB deelt dit beeld. KB en OCW anticiperen
er bijvoorbeeld al op om in een vroeg stadium in gesprek te gaan over de ontwikkeling
van het beleidsplan 2027–2030 van de KB, waarbij de wettelijke taken en de prestatie-indicatoren
het vertrekpunt zullen vormen.
Met het oog op een toekomstbestendige inrichting van de governance van de KB wil ik
de daarvoor benodigde aanpassingen van de WHW spoedig in gang zetten. Daarmee geef
ik opvolging aan aanbeveling 1 over de bestuursvorm. Dit traject gaat naar verwachting
nog in 2025 van start. Doel van de beoogde aanpassing zal zijn om de inhoud van de
wet beter te laten aansluiten op de huidige praktijk binnen de KB. Momenteel functioneert
het Algemeen Bestuurscollege (ABC) in de praktijk als toezichthouder en voert de algemeen
directeur de dagelijkse leiding. De wijziging van de WHW zal ruimte scheppen voor
een transformatie van het ABC naar een Raad van Toezicht, en voor het beleggen van
bestuurlijke bevoegdheden bij een eenhoofdig bestuur.
Deze aanpassing sluit aan bij de aanbevelingen uit eerdere evaluaties en voorliggende
evaluatie en draagt bij aan duidelijkheid in rollen en verantwoordelijkheden. De formele
besluitvorming over de wetswijziging wordt in samenhang met het bredere zbo-beleid
zorgvuldig voorbereid.
5. Financiën (aanbeveling 12)
In het evaluatierapport wordt op basis van onderzoek naar de doelmatigheid van de
KB geconcludeerd dat de totale kosten die zijn gemaakt goed in beeld zijn. Het is
echter niet eenduidig vast te stellen of de KB doelmatig heeft gefunctioneerd, omdat
er geen goed beeld is van de specifieke kosten van producten en diensten van de KB.
Aanbeveling 12 aan de KB luidt dan ook: «Meer transparantie aanbrengen in kosten van
afzonderlijke taken, projecten, programma’s of diensten». Ik herken dit beeld en ondersteun
de aanbeveling. Beter inzicht in de financiën van de KB zal zowel de KB als OCW beter
in staat stellen beredeneerde strategische keuzes te maken voor de korte en lange
termijn. De KB werkt eraan om deze aanbeveling gevolg te geven en het gesprek hierover
met mijn ministerie is gaande.
In de evaluatie komen de uitdagingen rondom de digitale taken van de KB beperkt naar
voren. Voor de KB zijn deze uitdagingen momenteel groot en daarom vind ik het belangrijk
hier in deze reactie aandacht aan te besteden. De KB geeft aan momenteel over te weinig
middelen te beschikken om de groeiende digitale taken naar behoren te kunnen (blijven)
vervullen. Het eerdere onderzoek van Improven7 naar de financiering van de digitale taken van de KB bevestigt dit. Ik ben met de
KB in gesprek over mogelijke oplossingen.
Vervolg
Het contact tussen de KB en mijn ministerie krijgt in formele zin gestalte in de vorm
van jaarlijkse «driehoeksoverleggen» en periodieke contactmomenten met de opdrachtgevende
directies Onderzoek & Wetenschapsbeleid en Media & Creatieve industrie binnen mijn
ministerie. De opvolging van de aanbevelingen én het verdere gesprek over de financiering
van de digitale taken van de KB zal op de agenda van elk driehoeksoverleg staan en
zal periodiek onderwerp van gesprek zijn tijdens de genoemde contacten tussen de KB
en mijn ministerie.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
E.E.W. Bruins
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap