Brief regering : Onderzoek oorzaken van de onderschrijding van het budgettair kader wijkverpleging
23 235 Thuiszorg en wijkverpleging
Nr. 244 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 juli 2025
Met deze brief informeer ik u over een onderzoek naar de oorzaken van de onderschrijding
van het budgettair kader wijkverpleging dat in opdracht van partijen uit deze sector
is uitgevoerd. Ook geef ik u een update over de laatste ontwikkeling die gericht is
op het verbeteren van de organisatie en toegankelijkheid van wijkverpleging door middel
van samenwerking en coördinatie, ofwel herkenbare en aanspreekbare wijkverpleging.
Onderzoek oorzaken onderuitputting wijkverpleging
Aanleiding voor het onderzoek is dat al jarenlang minder geld – oplopend naar een
miljard in 2024 – door zorgverzekeraars wordt uitgegeven dan het maximale kader voor
wijkverpleging dat VWS hiervoor beschikbaar stelt. Deels is dit te verklaren doordat
een deel van eerdere onderschrijdingen door VWS beschikbaar is gehouden in het budgettair
kader. Daarnaast wordt, conform afspraak in het Integraal Zorgakkoord (IZA), jaarlijks
een ruime volumegroei aan het kader toegevoegd. Hoewel deze hoge raming een gedeeltelijke
verklaring is voor de onderschrijding, blijft de gerealiseerde groei van uitgaven
al jaren achter bij de verwachte groei op basis van demografische factoren als de
vergrijzing. Eerdere onderzoeken hebben geen compleet beeld opgeleverd van de oorzaken
van de onderschrijding. Met het onderzoek dat ik meestuur worden alle inzichten bij
elkaar gelegd en zijn verschillende hypotheses getoetst. Het rapport is in opdracht
van Actiz, ZorgthuisNL en Zorgverzekeraars Nederland (ZN) door Gupta uitgevoerd.
Het onderzoek gaat in op onderliggende oorzaken voor twee belangrijke trends die een
groot deel van de lagere dan oorspronkelijk geraamde uitgaven verklaren. Ten eerste
is het aantal zorguren per cliënt in de Zorgverzekeringswet (Zvw) de afgelopen jaren
sterk afgenomen. De uren per cliënt in de wijkverpleging in de Zvw zijn gedaald van
gemiddeld 126 uur per cliënt per jaar in 2017 naar gemiddeld 88 uur in 2022. Ten tweede
is de stijging van het aantal cliënten in de wijkverpleging Zvw minimaal. Dit lijkt
in contrast te staan met de vergrijzing. Het rapport laat verschillende oorzaken zien
van deze twee ontwikkelingen:
• Ten eerste kan de beperkte stijging van het aantal cliënten en de kosten deels worden
toegeschreven aan de substitutie van zorg naar de Wet langdurige zorg (Wlz). Dit betreft
vooral het Modulair Pakket Thuis (MPT) en Volledig Pakket Thuis (VPT). Van de krimp
in wijkverpleging Zvw kan 14% verklaard worden door VPT substitutie. Dit wordt mede
veroorzaakt door verschillen in financiële prikkels tussen de Zvw en Wlz. Zo maken
zorgverzekeraars doelmatigheidsafspraken in de Zvw en biedt het integrale tarief voor
VPT juist meer mogelijkheden en flexibiliteit voor de aanbieder. De groei van het
VPT wordt door aanbieders en zorgverzekeraars overwegend als wenselijk gezien, maar
er zijn ook zorgen dat cliënten met een minder zware zorgvraag uit de Zvw worden gehaald
en overgaan naar de minder doelmatige Wlz. Uit het onderzoek blijkt dat de indicatiestelling
door het CIZ niet veranderd is in de afgelopen jaren, dus dat is geen oorzaak voor
deze substitutie.
• Een tweede oorzaak voor de afname van het aantal uren/de kosten per cliënt in de Zvw
wijkverpleging is de toegenomen doelmatigheid. Dit komt zowel door een zorginhoudelijke
verschuiving richting meer zelfredzaamheid van cliënten, als door doelmatigheidsafspraken
met financiële prikkels tussen zorgaanbieders en zorgverzekeraars. Ook hebben personeelstekorten
soms geleid tot minder ingezette uren per cliënt. De impact van de hogere doelmatigheid
wordt overwegend positief beoordeeld door aanbieders en verzekeraars omdat dit bijdraagt
aan toegankelijkheid en betaalbaarheid van de wijkverpleging. Tegelijkertijd geeft
een deel van de aanbieders aan dat de toegenomen doelmatigheid ook leidt tot meer
werkdruk en (mogelijk daardoor) een stijging van het ziekteverzuim.
• Verder is gekeken naar de ontwikkeling van tarieven in de wijkverpleging Zvw. Over
de tarieven bestaan verschillende beelden, maar grofweg lijken met name grote aanbieders
tevreden over de tarieven in de Zvw. Kleinere aanbieders geven vaker aan dat tarieven
ontoereikend zijn. Dat er verschillen zijn tussen kleine en grote aanbieders lijkt
door kwantitatieve analyses bevestigd te worden. Op basis van deze analyse kan echter
niet worden geconcludeerd of de tarieven passend en/of kostendekkend zijn, ook niet
voor verschillende type aanbieders, zoals de grote versus kleine aanbieders.
• De vitaliteit van de sector is onderzocht door onder andere te kijken naar de arbeidsmarkt.
De arbeidsvoorwaarden van wijkverpleegkundigen zijn concurrerend en de werkgelegenheid
is goed. Tegelijkertijd is de afgelopen jaren, na jaren van stijging, een lichte daling
van de instroom van studenten gesignaleerd. De prognose is dat het aantal hbo-studenten
de komende vijf jaar met 20% afneemt, het aantal mbo studenten blijft naar verwachting
gelijk. Ook is het ziekteverzuim (van 8%) in de wijkverpleging hoger dan in andere
(zorg)sectoren.
• Tot slot gaat het rapport in op een eerder onderzoek dat is uitgevoerd in opdracht
van VWS. Daarin was de vraag of een verminderde toegankelijkheid van wijkverpleging
een verklaring is van de lagere dan verwachte uitgaven. Dit onderzoek heeft aangetoond
dat het merendeel van de cliënten die wijkverpleging nodig hebben snel terecht kan,
ondanks dat soms meerdere aanbieders moeten worden benaderd1. Voor cliënten met een complexe zorgvraag is soms meer tijd nodig om passende wijkverpleging
te vinden. Deze bevindingen zijn in het rapport van Gupta opnieuw samengevat.
ActiZ, Zorgthuisnl en ZN hebben mij laten weten dat de gezamenlijke analyses van het
onderzoek hebben geleid tot een eenduidig beeld over de oorzaken van de onderschrijding
van het macrokader voor wijkverpleging en dat zij de conclusies van het onderzoeksrapport
grotendeels onderschrijven. De partijen geven aan dat zij de bevindingen hebben meegenomen
bij de totstandkoming van het Hoofdlijnenakkoord Ouderenzorg (HLO), waarbij zij nauw
betrokken waren. Ze benadrukken dat hun acties zich in dit akkoord vooral richten
op de Wlz in de wijk, omdat de wijkverpleging binnen de Zvw over het algemeen al doelmatiger
is georganiseerd dan in de Wlz. Zo is in het HLO opgenomen dat MPT, dat een modulaire
opbouw kent, voorliggend is op het VPT. Ik stuur u de begeleidende brief die ik van
partijen bij het onderzoeksrapport heb ontvangen mee als bijlage.
Organisatie wijkverpleging en visie eerstelijnszorg
Herkenbare en aanspreekbare wijkverpleging richt zich op het verbeteren van de organisatie
en toegankelijkheid van wijkverpleging door middel van samenwerking en coördinatie.
Te vaak kost het cliënten, mantelzorgers of zorgverleners veel moeite om wijkverpleging
tijdig te organiseren. Zo zijn huisartsen regelmatig veel tijd kwijt aan het rondbellen
voor wijkverpleging. Daarnaast is er ook nog een kleine groep cliënten, met een complexere
zorgvraag, waarbij het organiseren van zorg niet tijdig lukt2. Door zorgaanbieders in een wijk samen te laten werken in één duidelijk herkenbaar
en aanspreekbaar team, wordt de wijkverpleging herkenbaar voor burgers/cliënten, huisartsen
en andere verwijzers/zorgverleners voor zorgvragen en samenwerkingsafspraken. In de
kamerbrief van mei 2024 heeft mijn voorganger u geïnformeerd over het eindrapport
van het RIVM over de (doorontwikkeling) van herkenbare en aanspreekbare (H&A) wijkverpleging
in de periode 2021–20233. Dit rapport liet zien dat er in meerdere regio’s invulling wordt gegeven aan afspraken
over de invoering van H&A-teams wijkverpleging, maar dat het nog niet overal evengoed
van de grond is gekomen.
In de brief van oktober jl.4 heeft de toenmalig Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg (LMZ) daarom
aangegeven dat in het kader van de visie eerstelijnszorg 2030 aanvullende afspraken
worden gemaakt over herkenbare en aanspreekbare wijkverpleging. De visie eerstelijnszorg
richt zich op het versterken van de eerste lijn door samenwerking in hechte wijk-
en regionale verbanden, waarbij alle eerstelijnssectoren, inclusief wijkverpleging,
goed zijn vertegenwoordigd. In het Bestuurlijk Overleg Visie Eerstelijnszorg hebben
partijen de uitgangspunten «organisatie wijkverpleging en visie eerstelijnszorg» in
februari jl. vastgesteld. Samenvattend is overeengekomen dat onderstaande nodig is
voor de organisatie van wijkverpleging om haar rol en verantwoordelijkheid, in samenwerking
met andere professionals, goed te pakken:
a. In elke regio een coördinerend mechanisme in de wijkverpleging voor het afvangen en
coördineren van zorgvragen. Dit punt is herkenbaar en aanspreekbaar voor burgers/cliënten,
huisartsen en andere verwijzers/zorgverleners;
b. In elke wijk een vaste gemandateerde deelname namens de wijkverpleging aan het hechte
wijkverband om samenwerking tussen professionals te bevorderen;
c. In elke regio een vaste gemandateerde deelname vanuit de wijkverpleging aan het Regionaal
Eerstelijns SamenwerkingsVerband (RESV) voor samenwerkingsafspraken op regioniveau.
Op dit moment werken Actiz, Zorgthuisnl en ZN met elkaar, aan de hand van praktijkvoorbeelden,
verder uit hoe bovenstaande punten landelijk geïmplementeerd kunnen worden. Hiervoor
heeft ZN een landelijke inventarisatie gedaan onder de verzekeraars over de ontwikkeling
van H&A in hun regio’s. De inventarisatie heeft laten zien dat er veel initiatieven
lopen en regio’s weer een stap verder zijn dan ten tijde van de RIVM rapportage in
20235. Regio’s waar nog niets van de grond is gekomen, kunnen straks met de uitwerking
en de praktijkvoorbeelden daadwerkelijk aan de slag. Wanneer aanbieders niet zelf
het initiatief nemen, maakt de marktleider zorgverzekeraar (contract)afspraken met
een of enkele aanbieders van wijkverpleging om het initiatief te nemen om de samenwerking
te organiseren.
Met deze brief doe ik de toezegging van mijn ambtsvoorganger af om uw Kamer te informeren
over de wijze waarop de aanbevelingen uit het Equalisrapport6 over toegankelijkheid van de wijkverpleging met het veld worden opgepakt. Met bovenstaande
concretisering om de rol van de wijkverpleegkundigen te versterken in hechte wijkverbanden,
voldoe ik daarnaast aan de motie van het lid Paulusma over een plan opstellen om leiderschap
van verpleegkundigen binnen de wijkteams te bevorderen7. Ik ga ervan uit dat elke zorgverzekeraar en elke aanbieder van wijkverpleging hiermee
aan de slag gaat. Dat is immers in het belang van cliënten, burgers, huisartsen, ziekenhuizen
en alle zorgverleners in de wijkverpleging.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, N.J.F. Pouw-Verweij
Indieners
-
Indiener
N.J.F. Pouw-Verweij, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport