Brief regering : Beantwoording vragen commissie over het verslag van de rapporteurs over het Jaarverslag Ministerie van Financiën en Nationale Schuld 2024 (Kamerstuk 36740-IX-1) en de Slotwet Ministerie van Financiën en Nationale Schuld 2024 (Kamerstuk 36740-IX)
36 740 IX Jaarverslag en slotwet Ministerie van Financiën en Nationale Schuld 2024
Nr. 9
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 juli 2025
Naar aanleiding van de vragen van rapporteurs Faddegon en Inge van Dijk over het Jaarverslag
(Kamerstuk 36 740 IX, nr. 1) en de Slotwet van het Ministerie van Financiën en de Nationale Schuld (IX) 2024
(Kamerstuk 36 740 IX) die ons 23 juni zijn toegezonden, beantwoorden wij middels deze brief de gestelde
vragen per onderwerp. Omdat de onderwerpen in deze brief raken aan de portefeuilles
van alle drie de bewindspersonen, stuur ik deze brief mede namens de Staatssecretaris
van Financiën – Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane en de Staatssecretaris van
Financiën – Herstel en Toeslagen.
Vragen en antwoorden
1. Systeemverantwoordelijkheid Minister van Financiën bij het begrotingsbeheer en
de rijksbrede financiële bedrijfsvoering
De commissie vraagt de Minister in te gaan op wat hij in 2024 heeft gedaan en bereikt
vanuit zijn coördinerende en kaderstellende taak (systeemverantwoordelijkheid) bij
het begrotingsbeheer en de rijksbrede financiële bedrijfsvoering.
Als Minister van Financiën ben ik systeemverantwoordelijk voor het begrotingsbeheer
en de financiële bedrijfsvoering. In het kader van begrotingsbeheer heb ik in oktober
2024 de Agenda voor Toekomstbestendig Begroten en Verantwoorden verzonden aan de Kamers.1 In die Kamerbrief staan de kabinetsreactie op de evaluatie van de Comptabiliteitswet
2016 en de plannen voor de verbetering, modernisering en vereenvoudiging van het begrotings-
en verantwoordingsproces en de financiële informatievoorziening. De plannen bouwen
verder op stappen die al gezet zijn de afgelopen jaren voor rust in het begrotingsproces,
meer inzicht in begrotingsinformatie door uniformering en moderne techniek en de onderbouwing
van beleid door evaluaties.
Een onderdeel van de financiële bedrijfsvoering is het financieel beheer van het Rijk.
Het afgelopen jaar heb ik daar invulling aangegeven in de vorm van het Programma Versterking
financieel beheer. Over concrete acties en behaalde resultaten heb ik gerapporteerd
in het Financieel Jaarverslag van het Rijk (paragraaf 3.2.3). Het afgelopen jaar heb
ik tevens belangrijke eerste stappen gezet naar meer robuuste en betrouwbare rijksbrede
financiële informatievoorziening. Deze geleidelijke modernisering draagt bij aan verbeterde
datakwaliteit en financieel beheer. Evenals aan de voorbereiding op technologische
ontwikkelingen. Hierover kunt u meer lezen in paragraaf 3.3.2 van het Financieel Jaarverslag
van het Rijk, bij het Programma Toekomst Financiële administratie (TFA).
2. Opvolging aanbevelingen Rekenkamer
De commissie verneemt graag van de Minister:
• per onvolkomenheid aan te geven in welk jaar deze naar verwachting is opgelost, rekening
houdend met het beslag van de hersteloperaties op de organisatie;
• hoe de Minister inzet op het oplossen in 2025 van de onvolkomenheden met betrekking
tot het inkoopbeheer als de daarvoor benodigde positionering van het CDI-office pas
ingaat per 1 januari 2026?
Onderstaande tabel toont per onvolkomenheid de oplosambitie (status juni 2025).
Onvolkomenheid Algemene Rekenkamer
Oplosambitie
1. Misbruik en oneigenlijk gebruik (M&O) -beleid Belastingdienst UHB en MKB
2025
2. Inkoopbeheer Toeslagen
2025
3. Inkoopbeheer Douane
2025
4. Beheer grote geldstromen Douane
2025
5. Continuïteit IT-systemen grote belastingstromen
2027
6. Bescherming bestaansminimum bij Betalingsregelingen
2025
7. Inkoopbeheer beleidsdepartement
2025
De oplosambitie voor IT-legacy is gewijzigd van 2026 naar 2027. Zoals de Algemene
Rekenkamer heeft geconstateerd in het Verantwoordingsonderzoek, is uitloop in de ketens
ontstaan voor onder andere het uitfaseren van Cool:Gen vanwege de herstelmaatregelen
als gevolg van de HR-arresten met betrekking tot box 3. De Kamer wordt periodiek geïnformeerd
over de stand van zaken.
Voor inkoopbeheer beleidsdepartement blijft de oplosambitie 2025, ook nu is besloten
dat het CDI-office per 1 januari 2026 wordt geherpositioneerd. De verbeteringen die
zijn ingezet om de onvolkomenheid op te lossen gaan namelijk, tijdens de transitie
van het CDI-office, onverminderd door. De herpositionering van het CDI-office bij
FEZ zorgt voor een verdere versteviging van de verbinding tussen het inkoopbeheer
en het financieel beheer.
3. M&O Beleid
De commissie vraagt om concreter in te gaan op het raamwerk waarvan de toepasbaarheid
om een acceptabel minimumniveau van toezicht te bepalen wordt onderzocht.
Op 6 maart 20252 heeft de Staatsecretaris Financiën – Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane drie
onderzoeken die te maken hebben met het Toezicht van de Belastingdienst aan de Tweede
Kamer gestuurd, vergezeld van een beleidsreactie. Eén van de onderzoeken is de rapportage
Minimumniveau Toezicht Belastingdienst uitgevoerd door PwC van 20 oktober 2024. Hierin
is het raamwerk beschreven waaraan u refereert. De conclusie van het onderzoek is
dat het niet mogelijk is om een absoluut minimumniveau toezicht vast te stellen. Zoals
het rapport stelt is het vaststellen van een minimumniveau toezicht problematisch
door de heterogeniteit van belastingmiddelen en belastingplichtigen, en de inherente
politieke aard van het vaststellen van acceptabele restrisico’s.
Het raamwerk dat de onderzoekers hebben aangeboden bestaat uit drie fasen: een dialoog
met belanghebbenden en experts, bureau- en veldonderzoek en een afweging van strategische
prioriteiten en risicobereidheid. De onderzoekers geven aan dat nu nog niet voldaan
wordt aan belangrijke randvoorwaarden om met het voorgestelde afweegkader te gaan
werken. Ten eerste is meer data en onderzoek nodig om de effecten van verschillende
vormen van uitvoering en handhaving te kunnen bepalen. Ten tweede is er behoefte aan
kanalen via welke de dialoog met de maatschappij over de wenselijkheid van effecten
van fiscaal toezichtsbeleid gevoerd kan worden. Tot slot zal capaciteit vrijgemaakt
moeten worden om met dit afweegkader te gaan werken.
Zoals ik in de brief van 6 maart heb aangegeven, verken ik op dit moment het methodologisch
raamwerk, en in hoeverre elementen van deze methodiek toepasbaar zijn binnen de context
van de Belastingdienst en de Uitvoerings- en Handhavingsstrategie.
4. Volledig en juiste aangifte MKB-ondernemingen
De rapporteurs constateren dat het percentage juiste en volledige aangifte van MKB
ondernemingen significant lager is dan van burgers. De commissie verneemt graag wat
de Minister wanneer gaat doen om het percentage juiste en volledige aangifte van MKB-ondernemingen
te verhogen.
De Uitvoerings- en handhavingsstrategie van de Belastingdienst is erop gericht het
gedrag van bedrijven zodanig te beïnvloeden dat zij structureel (fiscale) regels naleven
(compliance). Om inzicht te krijgen in het effect van de strategie en dus in het handelen
van de Belastingdienst maakt de Belastingdienst gebruik van kengetallen.
In tabel 12 van het jaarverslag zijn de kengetallen opgenomen die het nalevingstekort
bij Particulieren en MKB in percentages weergeven. Dit nalevingstekort is in de steekproef
Particulieren en de steekproef Ondernemingen gemeten om de compliancedoelstelling,
juiste en volledige aangifte in een kengetal weer te geven.3 Deze kengetallen vertonen een trend over de loop van de jaren en zijn kenmerkend
voor de specifieke doelgroepen particulieren en MKB-ondernemingen.
Het nalevingstekort bij Particulieren dat uit de steekproef in 2024 naar voren komt
is 0,2%. Bij MKB is dat percentage in het jaar 2024 5,0%. De reden dat het nalevingstekort
bij MKB-ondernemingen significant hoger ligt dan bij Particulieren is, omdat MKB-ondernemingen
hebben te maken met meerdere belastingwetten, zoals Inkomensheffing (winst), omzetbelasting,
mogelijk vennootschapsbelasting en loonheffing. Particulieren hebben overwegend uitsluitend
met inkomensheffing niet winst te maken. Daarnaast zijn de wettelijke bepalingen binnen
die wetten voor MKB-ondernemingen ingewikkelder dan voor particulieren en moeten ondernemers
anders dan particulieren een administratie voeren. Om het voor particulieren zo makkelijk
mogelijk te maken om aan hun verplichtingen te voldoen maakt de Belastingdienst gebruik
van het instrument van de Vooraf ingevulde Aangifte (VIA) welke op basis van (gevalideerde)
informatie van derden wordt ingevuld. Voor MKB-ondernemingen beschikt de Belastingdienst
niet over betrouwbare informatie van derden.
De commissie vraagt ook wat MKB gaat doen om het nalevingstekort verder terug te dringen.
Uit onderzoek van de Belastingdienst blijkt dat wanneer controlemedewerkers, in geval
van een correctie, gevraagd wordt naar de oorzaak van een onjuistheid in aangiften
van MKB-ondernemingen, dat dit voor het overgrote deel voortkomt uit onbedoelde fouten
van de indiener (steekproef Ondernemingen). De Belastingdienst onderkent dit en werkt
om die reden samen met fiscaal dienstverleners om die onbedoelde fouten te voorkomen
en te steunen op de kwaliteit die fiscale dienstverleners en softwareontwikkelaars
aan de aangifte kunnen toevoegen.4 Hiervoor zijn we een meerjarig traject «Vanzelf Goed» gestart. Voor ondernemers zonder
fiscaal dienstverlener of met een onvoldoende kwalificerende fiscaal dienstverlener
wil de Belastingdienst de dienstverlening gerichter en duidelijker aanbieden. De Belastingdienst
analyseert daartoe welke MKB-ondernemingen, in welke omstandigheden welke informatie
nodig hebben om de aangifte goed te doen. Het nalevingstekort bestaat voor een kleiner
deel ook uit bewust gemaakte fouten of fraude. Via vormen van intensief toezicht en
samenwerkingsverbanden met andere overheidsorganisaties worden deze vormen van non-compliance
aangepakt, in geval van omvangrijke fraude ook via opsporing door de FIOD.
Zoals in de beleidsreactie op de onderzoeken Toezicht is gemeld, houdt de Belastingdienst
de ontwikkeling van het toezicht achteraf nauwlettend in de gaten.
5. Afnemende beschikbare expertise verouderde IT-systemen
De commissie verneemt graag wat de Minister wanneer gaat doen aan het risico dat de
beschikbare expertise op het vlak van de verouderde IT-systemen steeds verder afneemt.
De Belastingdienst beheerst dat risico door de oude technologieën zo snel mogelijk
te vervangen door courante technologie. Een voorbeeld daarvan is de vervanging van
Cool:gen. Deze moderniseringstrajecten hebben de hoogste prioriteit in de meerjarenportfolio
waarbij nauw op de voortgang wordt gestuurd. Daarnaast wordt er ook ingezet op het
delen van beschikbare kennis tussen medewerkers om te borgen dat kennis van verouderde
programmatuur aanwezig is bij de Belastingdienst.
6. Personeelstekort
De commissie verneemt graag hoe de reactie van de Minister op het Verantwoordingsonderzoek
(«formatie op orde») zich verhoudt tot het jaarverslag (krapte «merkbaar» en «onderbezetting»).
In het Jaarverslag Financiën en Nationale Schuld is onder «Prioriteiten van beleid
met aandacht voor de uitvoering en de arbeidsmarkt» opgenomen dat de krapte op de
arbeidsmarkt merkbaar is, bijvoorbeeld dat vacatures langer open staan. Het kost meer
inspanning om op formatie te komen. Daarom is ingezet op een gecombineerde strategie
van zowel werving als behoud en ontwikkeling van medewerkers. In 2024 leverde dit
positieve resultaten op. Dat is de reden dat ik in mijn brief (Bestuurlijke reactie
Staat van de Rijksverantwoording 2024, 2025–0000119837) schreef dat Financiën door
de extra inspanningen op formatie is gekomen, maar dat ik ook aangeef dat de wervingsopgave
de komende jaren blijft aanhouden vanwege de spanning op de arbeidsmarkt en de natuurlijke
uitstroom. Ook nieuwe taken en nieuw beleid dragen hieraan bij.
Verder vraagt de commissie in hoeverre de Algemene Rekenkamer en het Ministerie van
Financiën verschillende beelden hebben van het personeelstekort bij het Ministerie
van Financiën.
De Algemene Rekenkamer en ik delen het beeld dat personeelstekorten voorkomen moeten
worden. Om die reden heb ik ingezet op de gecombineerde strategie van werving en het
behoud van medewerkers, en liep Financiën daarmee tekorten op de formatie in.
Tenslotte vraagt de commissie in hoeverre de Algemene Rekenkamer en het Ministerie
van Financiën hierdoor verschillende inschattingen hebben van de termijn waarop de
onvolkomenheden kunnen worden opgelost en de bijhorende risico’s kunnen worden weggenomen,
in het bijzonder bij het oplossen van onvolkomenheid van de IT-legacy grote belastingmiddelen?
Het oplossen van onvolkomenheden en wegnemen van risico’s is breder dan het hebben
van voldoende personeel. Met het op formatie komen, zet Financiën daarin wel een stap.
Voor specifiek de krapte op de arbeidsmarkt voor ICT zet de Belastingdienst in op
sourcing, waarbij potentiële kandidaten worden benaderd. Ook heeft de Belastingdienst
eigen ICT-opleidingstrajecten, waarbij door te werken en te leren collega’s worden
opgeleid voor het werken in de ICT. Verder verwijs ik naar de reactie op vraag 5 waarbij
de Belastingdienst inzet op het optimaal gebruik van beschikbare kennis.
7. Betalingsregelingen
De commissie verneemt graag wat de Minister concreet gaat doen en wanneer, om het
bestaansminimum van burgers met meer aflossingen beter te beschermen.
Geheel in lijn met de bevindingen van de rapporteurs wordt de Leidraad Invordering
2008 per 1 juli 2025 aangepast. Met de wijziging komt de ruimte in het recht sterker
tot uitdrukking: als het niet betalen van aflossingen aan derden tot ongewenste effecten
kan leiden, kan met die aflossingen rekening worden gehouden bij het bepalen van de
betalingscapaciteit voor een betalingsregeling. De wijziging is onder andere in werkoverleggen
actief onder de aandacht gebracht bij medewerkers van de Belastingdienst. Ook de werkinstructies
worden aangepast.
Ik wil benadrukken dat rekening houden met aflossingen aan derden niet altijd een
oplossing is voor burgers met schulden. Schulden zijn immers dynamisch en niet iedereen
met schulden heeft inzicht in zijn schuldpositie. Bovendien is een betalingsregeling
bedoeld voor het oplossen van tijdelijke betalingsproblemen. Voor burgers met verschillende
schuldeisers is schuldhulp de passende oplossing, omdat mogelijk sprake is van een
problematische schuldsituatie. Daarom blijf ik actief inzetten op verschillende manieren
om het bestaansminimum van burgers te beschermen. Enkele van de vele ontwikkelingen
op dit terrein, die binnen afzienbare termijn tot resultaten leiden of al hebben geleid,
zijn de volgende.
De Belastingdienst participeert in diverse interdepartementale trajecten, zoals het
Programma Doorontwikkeling Clustering Rijksincasso en de Werkgroep Uniformeren bestaansminimum.
Hierin onderzoeken verschillende overheidsorganisaties de wenselijkheid en de mogelijkheden
voor het uniformeren van de diverse normen die schuldeisers hanteren voor het vaststellen
van het bestaansminimum in betalingsregelingen (zoals de beslagvrije voet en het vrij
te laten bedrag). De planning is dat het onderzoek in de tweede helft van 20255 is afgerond.
Daarnaast is op 1 juni 2025 het experiment Vroegsignalering WGS1 gestart, waarbij
10 gemeenten, de Belastingdienst en Dienst Toeslagen samenwerken om mogelijke problematische
schulden eerder te signaleren en om burgers tijdig passende hulp te bieden. Onderzocht
wordt of de gemeenten een nieuwe groep schuldenaren in beeld krijgen en of hulp wordt
geaccepteerd. De eerste resultaten worden eind 2025 verwacht.
Ook wil ik graag wijzen op de maatregelen die worden genomen bij de implementatie
van de invorderingsstrategie van de Belastingdienst. In het bijzonder het verlengde
uitstel van betaling (met eventueel een kwijtscheldingsmogelijkheid) bij illiquide
vermogen, die per 1 juli 2025 in werking treedt. Door deze maatregel hoeft een burger
met een schuld zijn woning (met overwaarde) niet te verkopen om zijn schuld bij de
Belastingdienst te voldoen. Sinds 1 januari 2025 is het daarnaast mogelijk om kwijtschelding
te verlenen voor motorrijtuigenbelasting. Tenslotte wordt gewerkt aan een standaardbetalingsregeling
voor particulieren.
8. Schadehersteloperatie Toeslagen
De commissie wil van de Minister weten wanneer er duidelijkheid komt over de precieze
uitwerking van het schadeherstel waaronder 1 uniform schadekader.
In de aanbiedingsbrief bij de 20e Voortgangsrapportage (VGR) over de Hersteloperatie Toeslagen informeert de Staatssecretaris
van Financiën – Herstel en Toeslagen de Kamer over de wijze waarop ze verder is gegaan
met de opvolging van de aanbevelingen van de Commissie Van Dam. Er zal daarbij specifiek
veel aandacht zijn voor de gedeeltelijke herinrichting van het schadestelsel met als
belangrijk element hierin de vaststelling van schadekader dat uniform van toepassing
zal zijn in de forfaitaire schaderoutes. Deze brief zal samen met de 20e VGR naar verwachting op vrijdag 4 juli naar de Kamer verstuurd worden.
9. Fiscale regelingen
De rapporteurs constateren dat van de 10 fiscale regelingen die in 2024 zijn geëvalueerd
er slechts één positief scoorde op zowel doeltreffendheid als doelmatigheid. De commissie
verneemt graag of, en zo ja en wanneer, hoe de Minister de overige 9 in 2024 geëvalueerde
fiscale regelingen wilt verbeteren, versoberen dan wel afschaffen in lijn met het
advies van het Ambtelijk rapport Aanpak fiscale regelingen.
De commissie verwijst naar de regelingen zoals genoemd in het rapport bij het jaarverslag
2024 van de Algemene Rekenkamer (zie tabel hieronder). Het demissionaire kabinet is
niet voornemens om nieuwe beleidswijzigingen door te voeren met betrekking tot deze
geëvalueerde fiscale regelingen. Op zeer korte termijn wordt een ambtelijk rapport
naar de Kamer gestuurd waarin beleidsopties zijn uitgewerkt voor negatief geëvalueerde
regelingen. Dit betreft ook de in 2024 geëvalueerde regelingen, met uitzondering van
de heffingskortingen en het btw nultarief op zonnepanelen. Over dit ambtelijke rapport
heeft geen politieke weging plaatsgevonden. Een kabinetsreactie op dit ambtelijke
rapport is aan een volgend kabinet.
Het nultarief op zonnepanelen is, anders dan de tabel suggereert, nog niet geëvalueerd
op doeltreffend- en doelmatigheid. In het vorig jaar uitgevoerde onderzoek (monitoring)
is met name gekeken naar de kortetermijngevolgen voor de uitvoering gegeven het vereenvoudigingsdoel
van de regeling.
Doeltreffend
Doelmatig
Giftenaftrek IB
Ja
Nee
Giftenaftrek VPB
Ja
Nee
Laag vpb-tarief
Beperkt
Nee
AHK
Ja
Onzeker
Ouderenkorting
Onzeker
Ja
Alleenstaande ouderenkorting
Onzeker
Ja
Btw nultarief zonnepanelen
Onzeker
Onzeker
Diensttijdvrijstelling
Beperkt
Nee
Algemene schenkingsvrijstelling voor kinderen
Ja
Beperkt
Schenkingsvrijstelling dure studies
Ja
Ja
10. Opvolging adviezen Algemene Rekenkamer
De commissie verneemt graag welke aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer de Minister
overneemt en welke niet en waarom niet.
Ik verwelkom alle aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer en ook de dienstonderdelen
nemen deze graag ter harte. Bij het ministerie willen we continu verbeteren, bestaande
onvolkomenheden oplossen en nieuwe voorkomen. In dat proces wordt ook de Algemene
Rekenkamer meegenomen, bijvoorbeeld bij het gezamenlijk met de Algemene Rekenkamer
bepalen van de verschillen tussen de huidige en gewenste situatie en het tussentijds
informeren van de Algemene Rekenkamer inzake de voortgang van het oplossen van de
onvolkomenheden.
Enkel op twee punten delen wij de conclusie van de Algemene Rekenkamer niet. Ten eerste
betreft dit het onderwerp verlengingsopties inhuur waarbij de Algemene Rekenkamer
aangeeft dat wij hier onrechtmatig op handelen. Ondanks dat wij dit standpunt niet
delen, laat dit onverlet dat er ook op dit punt in den brede acties worden genomen
om fouten en onzekerheden te minimaliseren. Ten tweede geeft de Algemene Rekenkamer
aan dat er een niet nader te kwantificeren aanvullende onzekerheid is op de belastingontvangsten.
Hierbij past de kanttekening dat de uitkomsten over 2024 van de begrotingsindicatoren
voor dienstverlening, toezicht en opsporing voor de Belastingdienst geen aanleiding
geven om te veronderstellen dat er sprake zou zijn van deze onzekerheid.
Tot slot verwijs ik naar de bestuurlijke reactie op het Verantwoordingsrapport Algemene
Rekenkamer 2024 voor een nadere toelichting per onderwerp wat betreft de opvolging
van de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer.
11. Beleidsdoorlichting Toezicht Belastingdienst
De commissie verneemt graag hoe de Minister bij een volgende evaluatie wel harde uitspraken
wil kunnen doen over de doeltreffendheid en doelmatigheid van het toezicht van de
Belastingdienst.
In hun eindrapport6 schetsen de onderzoekers van Panteia een duidelijk beeld van het toezicht bij de
Belastingdienst en de doorgevoerde beleidsverbeteringen. Ze concluderen dat de Uitvoerings-
en Handhavingsstrategie (UHS) coherent is uitgewerkt naar beleid voor verschillende
doelgroepen, en dat dienstverlenende en preventieve activiteiten grotendeels effectief
bijdragen aan naleving.
Tegelijkertijd is het lastig om de doeltreffendheid van het toezichtbeleid als geheel
ondubbelzinnig vast te stellen, vanwege de brede beleidsambitie, de veelheid aan activiteiten
en de complexe samenhang daartussen. De onafhankelijke deskundige prof. I. Leistikow
onderschrijft deze conclusie en geeft aan dat een causale relatie tussen beleid, uitvoering
en uitkomst niet hard te maken is. Voor toekomstige evaluaties is daarom een brede
programmering opgezet onder het thema «Uitvoering en handhaving Belastingdienst»,
passend bij de diversiteit van taken en verantwoordelijkheden binnen de uitvoerings-
en handhavingspraktijk en de daarbij behorende besluitvorming en beleidsontwikkeling.
Alle evaluaties bieden, afhankelijk van de specifieke aard en inzichtbehoefte, relevante
inzichten in (voorwaarden voor) doelmatigheid en/of doeltreffendheid. In de Strategische
Evaluatie Agenda (SEA) in de begroting 2026 zal hier nader op in worden gegaan. Daarnaast
werkt de Belastingdienst aan een proces- en productenmodel om meer inzicht te krijgen
in de kosten per toezichtsinstrument.
Zoals in de brief van 6 maart jl. al is aangegeven zal de Belastingdienst onderzoeken
of meer evaluaties op separate toezichtsinstrumenten nodig zijn en of het mogelijk
is om bij deze evaluaties de effecten in kaart te laten brengen op tussendoelen en
compliance.
12. Burgertevredenheid Toeslagen
De commissie verneemt graag de scores in 2023 in 2024 van «weet niet», «neutraal»,
«tevreden» en «zeer tevreden» waaruit de indicator burgertevredenheid is samengesteld.
Onderstaand treft u de scores over 2023 en 2024. De term «neutraal» wordt niet gebruikt
bij de metingen. Deze wordt ondervangen met de term «niet tevreden/niet ontevreden».
Metingen
2023 Q2
2023 Q4
2024 Q2
2024 Q4
(Zeer) tevreden
71%
69%
69%
73%
niet tevreden/niet ontevreden
16%
17%
15%
14%
weet ik niet
6%
7%
8%
6%
(zeer) ontevreden
7%
7%
7%
6%
13. Grensbedragen terugvorderingen
De commissie verneemt graag of de Minister overweegt de grensbedragen voor terugvorderingen
aan te passen aan de relevante inflatie-index sinds 2015 en voortaan te laten stijgen
met de relevante inflatie-index.
Dienst Toeslagen heeft overwogen om de grensbedragen voor hoge terugvordering aan
te passen aan de hand van loon- en prijsinflatie en heeft verkend in hoeverre het
tot een verbetering van de indicator zou leiden. Naast inflatie is tevens gekeken
naar het gemiddelde toeslagbedrag. De ontwikkeling van beide componenten kan invloed
hebben op de KPI «percentage definitieve toekenningen zonder grote terugvordering».
Het maakt de indicator echter complexer en vanwege lastig uitlegbare jaarlijkse aanpassing
van het grensbedrag is hiervan afgezien. Tevens zouden dan de afgeronde grensbedragen
verdwijnen wat de huidige eenvoud vermindert. Uitkomst is dat de huidige indicator
gehandhaafd blijft.
14. Apparaatsuitgaven
De rapporteurs constateren dat de apparaatsuitgaven van het Ministerie van Financiën
in 2024 8,7% hoger zijn uitgevallen dan de vastgestelde begroting. De commissie verneemt
graag wat de stijging van de apparaatsuitgaven ten opzichte van de vastgestelde begroting
verklaart.
De begroting 2024 is uitgedrukt in het loon- en prijspeil 2023, terwijl de realisatie
in het jaarverslag in lonen en prijzen 2024 is. Dit verklaart een belangrijk deel
van de stijging van de uitgaven tussen begroting en jaarverslag. In 2024 zijn de personeelskosten
relatief fors gestegen door de nieuwe cao Rijk. Naast loon- en prijsontwikkeling zijn
er andere factoren. Zo is er bijvoorbeeld meer gebruik gemaakt van externe inhuur
dan was voorzien.
De Minister van Financiën,
E. Heinen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. Heinen, minister van Financiën