Brief regering : Opvolging aanbevelingen Periodieke rapportages 2024
31 271 Beleidsdoorlichting Buitenlandse Zaken
Nr. 41 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 juli 2025
In deze brief informeer ik uw Kamer over de opvolging van bevindingen en aanbevelingen
van Periodieke rapportages die in 2024 zijn afgerond.
Evaluaties vormen een belangrijke basis voor een lerende overheid. Bereikt beleid
het gewenste effect (doeltreffendheid)? En gaat dat tegen de laagst mogelijke kosten
(doelmatigheid)? Evaluaties verschaffen burgers, bedrijven en uw Kamer inzicht in
de effecten van het gevoerde beleid en daarmee de besteding van publieke middelen.
Deze informatie kan ingezet worden om de kwaliteit van beleid, publieke voorzieningen,
en wetten en regels continu te verbeteren.
Het kabinet vindt het belangrijk om de bevindingen en aanbevelingen van evaluaties
mee te nemen in de (door)ontwikkeling van beleid en uw Kamer hierbij te betrekken.
Deze brief bevat daarom een overzicht van de opvolging van bevindingen en aanbevelingen
van de Periodieke rapportages (de opvolger van beleidsdoorlichtingen) die vorig jaar
zijn uitgevoerd binnen mijn departement. Zo blijven de bevindingen en aanbevelingen
onder de aandacht, en kan de voortgang meegenomen worden in beleidsdiscussies en besluitvorming.
Deze brief geeft invulling aan de acties die in de brief Versterking rijksbrede evaluatiestelsel
(Kamerstuk 31 865, nr. 267) worden aangekondigd, naar aanleiding van de motie-Van Vroonhoven/Vermeer (19 december
2023; Kamerstuk 36 470, nr. 6).
Dit jaar stuur ik u de opvolging van de Periodieke rapportages die vorig jaar zijn
uitgevoerd. Komende jaren zal het kabinet uw Kamer wederom informeren over deze, en
nieuwe Periodieke rapportages die sindsdien zijn uitgevoerd. De Kamer vervult zelf
ook een belangrijke rol in het evaluatiestelsel en wij hopen dat deze brief bijdraagt
aan het gesprek over beter beleid.
Voor Rijksbegroting Hoofdstuk 5, Buitenlandse Zaken:
SEA-THEMA: Veiligheid en stabiliteit
Overkoepelende toelichting SEA-thema:
Veiligheid is door de jaren heen een steeds breder gedefinieerd begrip geworden. Voorheen
werd veiligheid (internationaal) vooral vanuit een militair perspectief bezien en
waren conflicten conventioneel van aard. Maar als gevolg van nieuwe (hybride) dreigingen
en ontwikkelingen zijn nieuwe thema’s inmiddels onderdeel geworden van het veiligheidsbeleid,
zoals cyberveiligheid, economische veiligheid en kunstmatige intelligentie. Waar voorheen
vooral statelijke actoren een rol speelden in het buitenlandse veiligheidsbeleid,
gaat er nu ook dreiging uit van niet-statelijke actoren (bijvoorbeeld terrorisme en
internationale criminaliteit).
Veel van deze grensoverschrijdende dreigingen, die Nederland ook kunnen raken, zijn
erg omvangrijk en complex. Dit vraagt om een geïntegreerde aanpak en samenwerking
in internationaal verband. De activiteiten waarmee resultaten op dit vlak worden nagestreefd,
kunnen onderscheiden worden naar drie typen: diplomatieke inzet in internationaal
verband, financiering van beleidsondersteunende programma’s en projecten, en bijdragen
aan militaire missies.
Titel onderzoek
Type onderzoek
Jaar afronding
Begrotingsartikel(en)
Budgettaire grondslag (laatste evaluatiejaar)
Periodieke rapportage Buitenlandse Zaken begrotingsartikel 2 «Veiligheid en stabiliteit»
Periodieke rapportage over periode 2015 t/m 2022
2024
H5, Artikel 2
€ 266,59 mln.
Toelichting evaluatie: Dit rapport onderzoekt de (voorwaarden voor) doeltreffendheid en doelmatigheid van
de onder BZ artikel 2 «Veiligheid en Stabiliteit» ingezette beleidsinstrumenten op
basis van onderliggende evaluaties.
Aanbevelingen/bevindingen:
Toelichting status opvolging:
1.
Breng in de geplande Buitenland en Veiligheidsvisie (BVV) en andere strategieën de
oorzaak-gevolg keten tussen activiteiten en einddoelstellingen beter in kaart
Onderhanden: op dit moment is gekozen voor het vooralsnog niet formuleren van een
nieuwe veiligheidsstrategie, gegeven de zich snel ontwikkelende (veiligheids- en stabiliteits-)
omstandigheden in de wereld. Wel worden jaarlijks jaarplannen opgesteld door beleidsdirecties,
diplomatieke posten en andere relevante actoren zoals andere ministeries, die als
leidraad dienen voor de jaarinzet van middelen en instrumenten. Ook is de Beleidsbrief
Ontwikkelingshulp mede op het veiligheidsbelang gestoeld. Bij die documenten wordt
zoveel als mogelijk rekening gehouden met deze aanbeveling. Voor een nieuwe beleidsnota
inzake veiligheid en stabiliteit zal dat het geval zijn zodra tot een dergelijke
nota wordt besloten.
2.
Blijf realistische doelstellingen formuleren die binnen de invloedsfeer van Nederland
liggen en zorg voor realistische rapportages over de voortgang.
Onderhanden: zoals beschreven in de beleidsreactie is er op het gebied van missies
en andere inzet tegenwoordig meer aandacht voor het dichten van de kloof tussen de
Nederlandse beleidsambities en de invloedssfeer. Er worden door BZ en Defensie concrete
acties ondernomen om doelstellingen zo realistisch mogelijk te formuleren, zoals het
opstellen van een schrijfwijzer die bijdraagt aan heldere formulering van doelstellingen
in artikel 100 brieven. En er wordt gewerkt aan betere en onafhankelijke monitoring
van missies. Tevens wordt in het kader van de geplande BVV in het veiligheidsbeleid
uitgegaan van een dosis realisme in de beleidsambities op het veiligheidsvlak en de
beperkingen van de Nederlandse invloedssfeer. De beleidsambitie is het beschermen
van de Nederlandse belangen, zoals territoriale veiligheid en het bevorderen van een
internationale orde waarin we onze waarden op het vlak van internationaal recht, democratie,
mensenrechten en accountability (vastgelegd in internationale afspraken)weerspiegeld
zien. Rekening houden met de eigen beperkte invloedssfeer betekent dat Nederland altijd
werkt aan bovenstaande in gezamenlijkheid met anderen. De Nederlandse inzet is het
versterken van de NAVO, EU en het vormen van nieuwe bilaterale en multilaterale coalities
in en buiten VN-verband, om gezamenlijke belangen beter te beschermen. Samen met partners
ontwikkelt Nederland nieuwe instrumenten, standaarden en normen voor een zo sterk
mogelijke positie in de veranderende wereldorde.
Deze inzet geldt onverminderd, met de kanttekening dat de ontwikkelingen op het wereldtoneel
een voorheen ongeziene en onvoorspelbare vlucht hebben genomen en nog blijven nemen.
Het realisme van gisteren is volstrekt anders dan dat van vandaag – laat staan van
morgen. Dit neemt niet weg dat de aanbeveling richtinggevend blijft, al helemaal waar
het rapportages betreft.
3.
Directies en departementen moeten gezamenlijk constant aandacht blijven besteden aan
de coherentie van beleid en de wijze waarop daar organisatorisch zo effectief mogelijk
sturing aan wordt gegeven.
Onderhanden: zoals ook gemeld in de beleidsreactie is de interdepartementale coherentie
inmiddels op Ministerieel niveau geborgd door de Nationale Veiligheidsraad (NVR).
De frequentie daarvan is toegenomen. De bijeenkomsten van de NVR worden op hoogambtelijk
niveau (ANVR) voorbereid. Daarnaast vinden ook regelmatig interdepartementale overleggen
plaats, zowel voor landen als voor thema’s. In de hoogambtelijke Stuurgroep Missies
en Operaties coördineren BZ, Defensie, JenV en BHO de veiligheidsinzet ter versterking
van de internationale rechtsorde. De daaraan voorafgaande samenwerking op werkniveau
met alle relevante actoren garandeert in alle stadia van besluitvorming een hoge mate
van coherentie.
4.
In de relatie met andere departementen is het van belang dat BZ duidelijk uitdraagt
wat de meerwaarde van BZ is en daarbij aansluiting zoekt bij de belangen van andere
departementen.
Onderhanden: de in de beleidsreactie geformuleerde inzet is onverminderd sturend in
beleidsvorming en -uitvoering:
het Ministerie van Buitenlandse Zaken is zich bewust van de eigen rol in de interdepartementale
samenwerking op veiligheid en stabiliteit en zal dat waar nodig uitdragen. BZ is verantwoordelijk
voor het versterken van ons veiligheidsfundament in internationaal verband, waaronder
door internationaal optreden in coalities, en voor het voorkomen van onveiligheid
middels internationale afspraken, normen en verdragen. BZ werkt nauw samen met Defensie,
onder meer aan collectieve verdediging. Ook draagt BZ samen met Defensie bij aan het
bevorderen van de internationale rechtsorde via missies en operaties, en aanpalende
stabilisatie en inzet in de veiligheidssector vanuit BHO. Vanuit het veiligheidsbelang
worden OH-middelen ingezet in drie prioriteitsregio’s op basis van integrale landensturing.
Samen met J&V (incl. NCTV) zorgt BZ voor het bestrijden van terrorisme en grensoverschrijdende
criminaliteit. Interdepartementaal wordt samengewerkt aan het verhogen van nationale
weerbaarheid tegen (nieuwe) dreigingen. BZ is bovendien verantwoordelijk voor de aansturing
van het postennet.
5.
Zoek naar manieren om het personeelsbeleid van BZ beter aan te laten sluiten bij de
specialistische kennis die nodig is op verschillende deelterreinen van veiligheid
en stabiliteit. Dit kan bijvoorbeeld door lopende pilots op het gebied van kennisopbouw
en domeinsturing – indien succesvol – te formaliseren en uit te breiden.
Onderhanden: aan deze aanbeveling wordt opvolging gegeven door verdere ontwikkeling
van domeinsturing voor het veiligheidsdomein, het creëren van carrièremogelijkheden
en -paden voor specialisten (kenniscircuits), het deels openstellen van de algemene
opleiding voor specialisten zodat ze organisatiekennis en vaardigheden opbouwen die
nodig zijn in de bilaterale en multilaterale context, het aanbieden van trainingen
en opleidingen om de specialistische kennis up to date te houden, door het aanmoedigen van detacheringen binnen het specifieke werkterrein
bij een externe partij, door het actief stimuleren van uitwisseling binnen de overheid
en met bondgenoten.
Strategische specialistische kennis wordt op het veiligheidsterrein in het bijzonder
vormgeven door de creatie van diverse «kennisfuncties» binnen de Directie Veiligheidsbeleid
van BZ.
6.
Geef meer aandacht aan monitoring en evaluatie om resultaatgericht werken te versterken.
Het in kaart brengen van de verwachte oorzaak-gevolg keten tussen activiteiten en
doelstellingen is daarvoor essentieel.
Onderhanden: het in de beleidsreactie gestelde is onverkort van kracht: er wordt gewerkt
aan betere en onafhankelijke monitoring van missies. Ook op andere terreinen worden
Monitoring, Evalueren en Leren (MEL) agenda’s opgesteld. De beoogde verbeteringen
gaan in op kwaliteit en kwantiteit van de output, waaronder inhoudelijke samenhang
tussen thema’s en verbeterde wendbaarheid. Zie in aanvulling ook hetgeen genoemd onder
aanbeveling 5. en 7.
7.
Geef invulling aan de in deze rapportage genoemde thema’s (NAVO, hybride dreigingen
en economische veiligheid, en staatsopbouw) in de komende strategische evaluatie-agenda
(SEA) en zoek daarvoor – waar relevant – samenwerking met andere betrokken ministeries.
Onderhanden: ter aanvulling op het in de beleidsreactie gestelde, zij verwezen naar
de nieuwe ambtelijke inrichting van de Directie Veiligheidsbeleid, welke ondermeer
in een betere aansluiting voorziet bij andere ministeries en de in de aanbeveling
genoemde beleidsterreinen.
Voor Rijksbegroting Hoofdstuk 17, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp:
SEA-THEMA: Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat
Overkoepelende toelichting SEA-thema:
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp werkt aan ontwikkeling om,
in ontwikkelingslanden, armoede te verminderen en weerbaarheid te vergroten. Specifiek
zet de Minister hierbij in op het verbeteren van landbouwproductie en voedselzekerheid
(BHO artikel 2.1); het verbeteren van waterbeheer, drinkwater en sanitatie (BHO artikel 2.2);
het verbeteren van toegang tot schone energie, bos- en grondstoffenbeheer (BHO artikel 2.3).
Het beleid op deze onderwerpen staat beschreven in verschillende, (sub)thema-specifieke,
strategieën zoals de internationale klimaatstrategie (IKS); de gemene deler van deze
strategieën is het gebruik van natuurlijke hulpbronnen en ecosystemen. Ongeacht het
inhoudelijke onderwerp, werkt de Minister onder dit thema steeds aan duurzame toegang
tot basisvoorzieningen zoals WASH, schone energie en een voedzaam dieet enerzijds
en aan duurzame productie van die basisvoorzieningen, inclusief de bescherming van
(bron-)ecosystemen als stroomgebieden, bossen en landbouwgronden, anderzijds. De beleidsdoelstellingen
die de Minister hanteert zijn gekoppeld aan de Sustainable Development Goals (SDG's
– 2, 6, 7, 13, 15) en, net als de SDG's, geformuleerd tot 2030.
Titel onderzoek
Type onderzoek
Jaar afronding
Begrotingsartikel(en)
Budgettaire grondslag (laatste evaluatiejaar)
Periodieke rapportage internationaal klimaatbeleid 2016–2022.
Een goed klimaat voor ontwikkeling
Periodieke rapportage over periode 2016 t/m 2022
2024
H17, artikel 2
€ 795 mln. totale publieke klimaatfinanciering (incl. IDA, IBRD, IFC)
Toelichting evaluatie: Deze Periodieke rapportage evalueert het Nederlandse klimaatbeleid binnen ontwikkelingssamenwerking
voor de periode 2016 tot en met 2021 met updates voor 2022. Hoofdvraag bij het onderzoek
was: Hoe heeft het Nederlandse internationale klimaatbeleid ontwikkelingslanden ondersteun
Aanbevelingen/bevindingen:
Toelichting status opvolging:
1.
Besteed gerichte aandacht aan kwetsbare groepen en klimaatrisico’s, met analyses en
M&E
Afgerond:
Het kabinet heeft verschillende aanvullende maatregelen genomen zoals:
•
een door het ministerie verbeterde versie van het gehanteerde resultatenkader (met
daarin ook ruimte voor randvoorwaardelijke resultaten, kwalitatieve indicatoren en
een thematische specificering van klimaatresultaten);
•
een verplichte meer expliciete analyse en beoordeling van programma's, vooraf en achteraf,
op klimaatrelevantie en doelgroepbereik;
•
de ontwikkeling van een e-training over klimaatrelevantie voor beleidsmedewerkers
en versterking expertise op een aantal ambassades.
Het kabinet heeft verder gevolg gegeven aan zijn voornemen om de vraag naar explicietere
klimaatrisico- en kwetsbaarheidsanalyses en verbeterde monitoring van kwetsbare groepen
nog nadrukkelijker op te nemen in de kaderinstructies voor onze onderhandelingen binnen
internationale financiële instellingen (IFIs).
2.
Ontwikkel geïntegreerde langetermijnstrategieën op water en voedsel
Onderhanden: de IOB benoemde het belang van geïntegreerde langetermijnstrategieën
op het gebied van water en voedselzekerheid. Het kabinet deelt dit belang. Water en
Voedselzekerheid zijn in de beleidsbrief Ontwikkelingshulp (Kamerstuk 36 180 nr. 133) ook aangemerkt als centrale thema's in het ontwikkelingshulpbeleid van het kabinet
(naast gezondheid). In stabiele partnerlanden intensiveert het kabinet de beleidsinzet
op voedselzekerheid en water; voor conflictlanden intensiveert het kabinet een regionale
aanpak. Win-win is hierbij het streven. Voor Nederland staan de belangen economie
en handel, veiligheid en stabiliteit, en migratie centraal. Voor partnerlanden gaat
het om eigen belangen, onder meer op het gebied van voedselzekerheid en water management,
die zij met Nederlandse steun kunnen realiseren.
IOB gaf aan dat bij watermanagement er goede voorbeelden zijn voor een langetermijnstrategie
en hoe klimaat hierin verweven is. Voor voedselzekerheid is de inzet van het kabinet
om aan te sluiten bij national foodsystem pathways, die landen ontwikkelen in het kader van de VN Food Systems Summit van 2022, om voedselsystemen
toekomstbestendig te maken. Omgaan met klimaatverandering is hier expliciet onderdeel
van. Nederland ondersteunt het tot stand komen van deze plannen en zal, waar mogelijk,
de Nederlandse inzet op voedselzekerheid hiermee in lijn brengen.
3.
Richt je op achtergestelde groepen en op een rechtvaardige transitie.
Afgerond: het kabinet neemt nota van de IOB-conclusie dat Nederland zich moet blijven
richten op toegang tot hernieuwbare energie voor arme en achtergestelde groepen in
lage inkomenslanden en regio’s. In lijn met de beleidsbrief Ontwikkelingshulp (Kamerstuk
36 180, nr. 133) wordt de inzet op kleinschalige hernieuwbare energie vanuit het budget voor klimaat
vanaf 2025 verminderd, ook financieel. De huidige inzet via fondsen en programma’s
zal in de komende jaren aflopen. Het in 2022 verhoogde doel om tenminste 100 miljoen
mensen te bereiken met toegang tot hernieuwbare energie tot in de periode 2015–2030
is daarmee niet langer haalbaar. Het kabinet verwacht het oorspronkelijke doel van
50 miljoen bereikte mensen wel te halen.
In de brief van 20 februari 2025 (Kamerstuk 31 793, nr. 279) met de reactie op verzoek over het effect van de bezuinigingen op de Internationale
Klimaatstrategie is aangegeven dat in het licht van de bezuinigingen het kabinet niet
voornemens is aanvullende middelen vrij te maken voor het schade- en verliesfonds.
Onderhanden: in het bestuur van en de dialoog met financiële instellingen, fondsen
en programma’s en uitvoerende organisaties wordt ingezet op allocatie van klimaatfinanciering
aan de landen en groepen die het armst en het meest kwetsbaar voor klimaatverandering
zijn.
4.
Maak zoveel mogelijk private investeringen mogelijk en focus op additionaliteit
Afgerond: naar aanleiding van de deelstudie klimaatfinanciering in de evaluatie naar
klimaatfinanciering (Kamerstuk 32 813, nr. 811) had Nederland zich al met succes ingespannen voor nieuwe regels voor Private Sector
Vehikels die onder meer voor schrijven dat de betreffende programma’s worden getoetst
op zowel financiële additionaliteit als ontwikkelingsadditionaliteit. Naar aanleiding
van de evaluatie naar klimaatfinanciering (Kamerstuk 32 813, nr. 811) is het ministerie ook doorgegaan met het stimuleren van zoveel mogelijk private
investeringen conform genoemde aanbeveling van IOB. In 2024 is de mobilisatie van
private klimaatfinanciering flink gestegen (zie bijlage 6 van het HGIS-verslag 2024,
Kamerstuk: 36 411, nr. 2) en is bijvoorbeeld het Mobilising Finance for Forests programma financieel ondersteund. Verder is in de beleidsbrief ontwikkelingshulp (Kamerstuk
36 180, nr. 133) de mobilisatie van private sector investeringen verankerd, in het bijzonder op het
gebied van klimaat, voedsel en water.
5.
Verbeter de coherentie van het beleid: met ambitieuzer binnenlands beleid en verduurzaming
van de consumptie.
Onderhanden:
Het kabinet omarmt de IOB aanbeveling om producenten en productielanden te ondersteunen
om ontbossing te voorkomen en diplomatie in te zetten om ook niet-EU consumptielanden
te bewegen tot het verduurzamen van waardeketens. Binnen deze aanpak heeft het kabinet
bijvoorbeeld ingezet op de totstandkoming van de EU ontbossingsverordening (EUDR).
In lijn met de aanbevelingen van IOB wordt tevens ingezet op flankerend beleid, om
te voorkomen dat kleine producenten worden uitgesloten uit toeleveringsketens. Ook
is het terugbrengen van de Nederlandse land-, water- en klimaatvoetafdruk onderdeel
van het actieplan beleidscoherentie voor ontwikkeling. In de brief van 20 februari
2025 (Kamerstuk 31 793, nr. 279) wordt verwezen naar de Klimaatnota waarin het kabinet heeft aangegeven dat het zijn
bijdrage levert aan de klimaat- en energiedoelstellingen van de Europese Unie conform
de Europese wetgeving en naar de diplomatieke inzet voor een gelijk speelveld om andere
landen te bewegen naar het ambitieniveau van de Europese klimaatwet waar Nederland
ook aan moet voldoen.
Titel onderzoek
Type onderzoek
Jaar afronding
Begrotingsartikel(en)
Budgettaire grondslag (laatste evaluatiejaar)
Coherentie van het Nederlandse beleid en de effecten op voedselzekerheid, water en
klimaat in ontwikkelings-landen, 2016–2023.
Synergie in ontwikkeling
Periodieke rapportage over periode 2016 t/m 2023
2024
H17, Artikel 2
Voedselzekerheid € 388,41 mln
Water € 201,68 mln
Klimaat € 307,06 mln
totaal € 897 mln
Toelichting evaluatie: Nederland ondersteunt voedselzekerheid, waterbeheer, en klimaatactie in ontwikkelingslanden.
De evaluatie onderzocht de resultaten en hoe deze zijn beïnvloed door coherentie:
de samenhang tussen verschillende thema’s en verschillende actoren, tussen kortetermijnprojecten
en langetermijnstrategieën, en tussen activiteiten op verschillende schaalniveaus.
Deze evaluatie bekijkt vooral ontwikkelingssamenwerking, maar ook ander Nederlands
beleid.
Aanbevelingen/bevindingen:
Toelichting status opvolging:
1.
Ondersteun nationale langetermijn-strategiëen van partnerlanden
Onderhanden: de Kamerbrief ontwikkelingshulp (februari 2025) zet de grote lijnen van
deze steun uiteen. In stabiele partnerlanden intensiveert het kabinet de beleidsinzet
op voedselzekerheid (VZ) en water (WA); voor conflictlanden intensiveert het kabinet
een regionale aanpak. Win-win is hierbij het streven. Voor Nederland staan de belangen
economie en handel, veiligheid en stabiliteit, en migratie centraal. Voor partnerlanden
gaat het om eigen belangen, onder meer op het gebied van voedselzekerheid en water
management, die zij met Nederlandse steun kunnen realiseren. In met name de stabiele
landen zijn de eigen nationale lange-termijn strategieën – «national pathways» voor
voedselzekerheid, en waterstrategieën – een belangrijk kader. In de loop van 2025
stelt het kabinet voor een aantal van die partnerlanden nieuwe meerjaren landenstrategieën
(MLS) op. Ook vermindering van de lange-termijn negatieve gevolgen van klimaatverandering
is hierbij een belangrijk aandachtspunt.
2.
Zet beleidsdialoog voort en ondersteun de institutionele capaciteit van partnerlanden
Onderhanden: zie hierboven. MLS-en worden in 2025 dialoog met partnerlanden opgesteld
en zullen in de jaren daarna samen met/in dialoog met partnerorganisaties in die landen
worden uitgevoerd. Ambassades spelen hierbij een belangrijke rol. Het kabinet ondersteunt
interventies die als specifieke doel hebben om institutionele capaciteit versterken.
Daarnaast is ook «lokaal-geleide ontwikkeling» een mechanisme om institutionele capaciteit
van partnerlanden te versterken. De Kamerbrief ontwikkelingshulp benadrukt dat dit
mechanisme de komende jaren belangrijker wordt in de uitvoering.
3.
Maak langetermijn afspraken voor programma’s
Onderhanden: de intensivering van de inzet van het kabinet op VZ en WA vergroot de
ruimte voor lange-termijnafspraken in met name stabiele landen. Een deel van de VZ-
en WA- programma’s heeft al een horizon van 6 tot 10 jaar. Met het nieuwe beleid kan
dit aandeel verder groeien. Dit komt voorspelbaarheid van de hulp ten goede, bestendigt
partnerschappen, creëert ruimte voor synergie, vermindert transactiekosten en vergroot
impact. Waar opportuun, zal het kabinet lange-termijn programma’s combineren met korte-termijn
interventies. Die combinatie doet recht aan de lange adem die nodig is voor ontwikkelingsprocessen,
terwijl korte-termijnresultaten ook waardevol zijn om lange-termijnprogrammering bij
te sturen.
4.
Werk vanuit een geïntegreerde systeembenadering aan een gedifferentieerde aanpak
Onderhanden: zowel voor VZ (voedselsysteembenadering) als voor WA (geïntegreerd waterbeheer)
werkt het kabinet waar mogelijk vanuit een geïntegreerde systeembenadering, met aandacht
voor directe impact op mensen en randvoorwaarden (informatie, beleid, regelgeving,
instituties, financiering, enz.) om impact te bestendigen. In de MLS wordt dit uitgewerkt.
Hierbij differentieert het kabinet, afhankelijk van de context in een land of regio.
Soms wordt intensiever samengewerkt met publieke partners, soms met private of maatschappelijke
organisaties. De politieke situatie, specifieke doelgroepen waar het beleid zich op
richt, of focus op specifieke Nederlandse belangen zullen dergelijke keuzes mede bepalen.
Maatwerk is een hierbij sleutelbegrip.
5.
Vergroot de rol van ambassades
Onderhanden: het kabinet beoogt de capaciteit op ambassades effectief en efficiënt
in te zetten, ook ten behoeve van coherente realisatie van beleidsdoelen op VZ en
WA. De taakstelling voor het postennetwerk en de veiligheidssituatie in partnerlanden
beperken de mate waarin ambassades een grotere rol kunnen spelen. In stabiele landen
zijn die beperkingen minder groot dan in conflictlanden, en de eerste groep landen
biedt dan ook het meeste perspectief op dit punt. Het gaat om maatwerk. In 2025 zal
dit in MLS-en worden uitgewerkt die vanaf 2026 worden uitgevoerd.
6.
Verschuif de nadruk bij monitoring en evaluatie van project- naar programmaniveau
Onderhanden: ook bij deze aanbeveling geldt dat het perspectief voor programmatische
evaluatie beter is in stabiele landen met goede randvoorwaarden voor lange-termijnprogrammering
dan in conflictlanden. Waar opportuun zullen in de MLS-en initiatieven tot dit soort
evaluaties worden opgenomen.
7.
Ontwikkel coherent beleid dat productie, consumptie en milieudoelstellingen met elkaar
verbindt
Onderhanden: zoals al aangegeven in de beleidsreactie op de Periodieke rapportage
zal het kabinet op verschillende kanalen blijven inzetten: EU handelsverdragen, voedselsysteembenadering,
en interdepartementale coördinatie via onder andere de Monitor Brede Welvaart en de
Nationale SDG-rapportage.
De Minister van Buitenlandse Zaken, C.C.J. Veldkamp
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken