Brief regering : Voortgang forensische zorg
33 628 Forensische zorg
Nr. 110
                   BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 juni 2025
Door forensische patiënten tijdig en adequaat te behandelen wordt de samenleving beschermd.
                  Op deze manier is forensische zorg essentieel voor de veiligheid van Nederland. Om
                  de veiligheid van onze samenleving te waarborgen, moeten de randvoorwaarden op orde
                  zijn, zoals voldoende beveiligde plekken en gekwalificeerd personeel. De capaciteit
                  van de forensische zorg staat de afgelopen jaren onder druk. Het aanbod van het aantal
                  behandelplekken blijft achter bij de toegenomen vraag. Op het hoogste beveiligingsniveau
                  is de nood het hoogst: momenteel verblijven er circa 225 tbs-gestelden in een reguliere
                  gevangenis in afwachting van een behandeling in een tbs-kliniek. Daarom is het belangrijk
                  om het tekort aan tbs-plaatsen aan te vullen.
               
Om tijdig te kunnen bijsturen en het beleid zoveel mogelijk te laten aansluiten op
                  actuele ontwikkelingen, is het ook in het belang van de maatschappelijke veiligheid
                  essentieel dat er periodiek wordt geëvalueerd. Als onderdeel van de Strategische Evaluatie
                  Agenda zal het beleid gericht op het voorkomen van recidive binnen de forensische
                  zorg later dit jaar worden doorgelicht.1 Over de onderzoeksopzet wordt uw Kamer conform de richtlijnen van een beleidsdoorlichting
                  direct na het zomerreces van 2025 geïnformeerd.
               
Om de capaciteitsdruk op het hoogste beveiligingsniveau tegen te gaan zijn een aantal
                  belangrijke stappen gezet. In deze brief wordt uw Kamer daarover geïnformeerd. Op
                  de eerste plaats is de garantieregeling voor Forensisch Psychiatrische Centra (FPC’s)
                  uitgewerkt. FPC’s zijn tbs-klinieken met het strengste beveiligingsniveau. Met deze
                  garantieregeling voor FPC’s wordt invulling gegeven aan de afspraak in het Regeerprogramma.
                  Hiermee wordt het voor particuliere FPC’s aantrekkelijker om te investeren in het
                  uitbreiden dan wel in stand houden van tbs-capaciteit. Voorts wordt gekeken hoe ter
                  bevordering van de veiligheid binnen de tbs-klinieken het gebruik van de bodyscan
                  mogelijk kan worden gemaakt.
               
Naast de gezette stappen komt deze brief in bijlage I terug op andere relevante ontwikkelingen
                  in het belang van een houdbaar en duurzaam stelsel van de forensische zorg. Daarbij
                  wordt ook ingegaan op een aangenomen motie en verschillende toezeggingen die zijn
                  gedaan in het commissiedebat tbs van 18 december 2024 en het daarop volgende tweeminutendebat
                  van 19 december 2024.
               
1. Inleiding
               
Net als in het gevangeniswezen staat de capaciteit binnen de tbs onder hoge druk.
                  Het capaciteitsgebrek binnen de tbs zorgt bovendien weer voor extra druk in het gevangeniswezen.
                  Zo verblijven momenteel circa 225 tbs-gestelden in een reguliere gevangenis in afwachting
                  van hun tbs-behandeling in een van de FPC’s (deze cliënten worden tbs-passanten genoemd).
                  Voor het verlichten van de capaciteitsdruk binnen het gevangeniswezen is het van groot
                  belang dat deze tbs-passanten zo spoedig mogelijk kunnen doorstromen naar een FPC.
                  Ook heeft lang wachten op het begin van de behandeling een nadelig effect op de behandeltermijn
                  van de tbs-passant. Het is in een rechtsstaat essentieel dat rechterlijke uitspraken
                  tijdig worden uitgevoerd. De lange wachttijden voor plaatsing in een tbs-kliniek ondermijnen
                  daarmee de effectiviteit van het tbs-systeem. Daarnaast zorgt het verblijf van tbs-passanten
                  in het gevangeniswezen ook voor extra kosten, aangezien een tbs-passant recht heeft
                  op een schadevergoeding wanneer de passantentermijn langer duurt dan vier maanden.2
Ook in de overige forensische zorg leidt de capaciteitsdruk tot knelpunten. Ondanks
                  intensieve afstemming met zorgaanbieders lukt het de Dienst Justitiële Inrichtingen
                  (DJI) niet altijd om personen aan wie een voorwaardelijke straf of maatregel is opgelegd
                  met een behandelvoorwaarde, na detentie aansluitend in een forensische zorgsetting
                  te plaatsen. Dit kan tot gevolg hebben dat hoewel de klinische opname onderdeel is
                  van de strafrechtelijke titel, de cliënt in afwachting van plaatsing tijdelijk vrij
                  kan bewegen in de samenleving. Naast het bewerkstelligen van meer capaciteit dat tijd
                  vergt, wordt de komende maanden met de betrokken ketenpartners onderzocht hoe dit
                  risico kan worden voorkomen en welke aanvullende maatregelen moeten worden genomen
                  om de veiligheid van onze samenleving te borgen.
               
2. Uitbreiding aantal tbs-plekken
               
Gelet op bovenstaande problematiek, dient de capaciteitsdruk binnen de forensische
                  zorg te worden verlicht. Daarom wordt de komende jaren ingezet op het uitbreiden van
                  de tbs-capaciteit met circa 200 plaatsen zowel bij Rijks- als particuliere instellingen.
                  Mijn ambtsvoorganger was met deze inzet reeds gestart en heeft in de begroting van
                  het Ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV) daarvoor de benodigde middelen laten
                  reserveren. Met de uitbreiding van het aantal plekken, kunnen personen waaraan tbs
                  met dwangverpleging is opgelegd, tijdig worden behandeld. Deze uitbreiding is onder
                  meer afhankelijk is van het verstrekken van bouwvergunningen, de beschikbaarheid van
                  voldoende personeel alsook de investeringsbereidheid van de sector.
               
Naast de uitbreidingen wordt ook gewerkt aan het verbeteren van de door- en uitstroom
                  van tbs-gestelden, waarmee hoog beveiligde capaciteit kan worden vrijgespeeld voor
                  de instroom van tbs-gestelden. Tbs-gestelden beginnen hun behandeling op een hoog
                  beveiligingsniveau. Naarmate de behandeling vordert, kan in de meeste gevallen de
                  zorg en beveiliging worden afgeschaald. In die gevallen worden tbs-gestelden overgeplaatst
                  naar een lager beveiligingsniveau, met meer vrijheden om toe te werken naar een veilige
                  terugkeer in de samenleving. DJI heeft samen met tbs-klinieken de specifieke zorg-
                  en/of beveiligingsbehoefte van deze groep tbs-gestelden die zouden kunnen doorstromen
                  naar een lager beveiligingsniveau, in kaart gebracht. Samen met de tbs-klinieken en
                  de overige forensische zorgaanbieders gaat DJI aan de slag om passend aanbod voor
                  de groep te vinden ten behoeve van de noodzakelijke doorstroom. Zij doen dit of via
                  het bestaande zorgaanbod, of door nieuw passend zorgaanbod te creëren. Hiermee kan
                  op termijn extra 50 plaatsen hoog beveiligde capaciteit worden vrijgespeeld.
               
In het licht van het bovenstaande bied ik u het onderzoeksrapport van het Wetenschappelijk
                  Onderzoeks- en Data centrum (WODC): «Een veelkleurig vergezicht» aan, dat op 20 mei
                  jl. is gepubliceerd. Dit onderzoek gaat in op de problematiek van ca. 15% van de tbs-populatie
                  die vanwege complexe problematiek moeilijk behandelbaar is en mede daarom langdurig
                  of permanent in een tbs-kliniek verblijft. Met oog op het bevorderen van de door-
                  en uitstroom zal ik de bevindingen en aanbevelingen uit het WODC-rapport zorgvuldig
                  bestuderen. In de eerstvolgende voortgangsbrief forensische zorg zal ik beleidsinhoudelijk
                  reageren op het onderzoeksrapport dat als bijlage VII is bijgevoegd.
               
Om ook in de toekomst aan de verwachte vraag te kunnen voldoen, zijn extra maatregelen
                  getroffen die in de voortgangsbrief van 30 september jl.3 zijn aangekondigd. Hieronder wordt een aantal belangrijke stappen nader toegelicht.
                  De overige maatregelen met betrekking tot de aanpak van de capaciteitsdruk worden
                  verder toegelicht in bijlage I van deze brief.
               
3. Financiële stelselmaatregelen
               
Met de uitwerking van twee financiële stelselmaatregelen wordt conform het Regeerprogramma
                  de capaciteitsuitbreiding bij tbs-klinieken (FPC’s) verder gestimuleerd door middel
                  van een garantieregeling en een beschikbaarheidsbijdrage.
               
3.1 Garantieregeling voor FPC’s
               
Op 17 april jl. heeft het kabinet ermee ingestemd dat JenV in de toekomst onder bepaalde
                  voorwaarden garant kan staan voor in totaal € 300 mln. aan leningen van particuliere
                  FPC’s ten behoeve van capaciteitsuitbreiding. Voor de invulling van deze garantstellingsruimte
                  en de risico’s hierbij, wordt een reserve op de JenV-begroting gecreëerd. JenV zal
                  hiervoor eenmalig € 24 mln. storten conform de geldende regels omtrent garantieregelingen.
                  Deze garantieregeling is bedoeld voor leningen die particuliere FPC’s nodig hebben
                  om capaciteit uit te breiden, dan wel in stand te houden. Door als overheid garant
                  te staan voor een deel van de lening, kunnen deze FPC’s naar verwachting tegen een
                  lagere rente een lening afsluiten voor de beoogde uitbreiding. Dat maakt het voor
                  particuliere FPC’s aantrekkelijker om te investeren in uitbreiding en/of renovatie.
                  Volgens verwachting kan de garantieregeling voor FPC’s vanaf medio 2026 in werking
                  treden.
               
Op basis van artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet 2016 moeten beleidsvoorstellen
                  aan de Tweede Kamer zijn voorzien van een toelichting op de nagestreefde doelstellingen,
                  de doeltreffendheid en doelmatigheid, het beleidsinstrumentarium, de financiële gevolgen
                  voor het Rijk en informatie over de evaluatie. In bijlage IIa en IIb is het afwegingskader
                  met voornoemde toelichting op de beleidskeuzes bij de garantieregeling voor FPC’s,
                  bijgevoegd.
               
3.2 Beschikbaarheidsbijdrage voor FPC’s
               
Conform het Regeerprogramma4 wordt ook gewerkt aan een vorm van beschikbaarheidsbijdrage om capaciteitsuitbreiding
                  te stimuleren. Historisch gezien fluctueert de bezetting van de FPC’s. Het risico
                  op onderbezetting in de toekomst als gevolg van een afnemende behoefte, kan voor zorgaanbieders
                  een reden zijn om terughoudend te zijn met uitbreiden. Met behulp van een beschikbaarheidsbijdrage
                  wil ik dit risico beperken door particuliere FPC’s op een meer stabiele manier te
                  financieren. Hiermee wordt het in de toekomst mogelijk om particuliere FPC’s ook deels
                  te kunnen financieren op basis van daadwerkelijke beschikbaarheid en niet alleen op
                  basis van bezetting, zoals nu het geval is.
               
Om deze manier van financiering te kunnen inzetten is een wijziging van de Wet forensische
                  zorg (Wfz) nodig, hetgeen wordt uitgewerkt. Daarbij wordt rekening gehouden met een
                  financiering voor het beschikbaar houden van in totaal 200 plekken binnen particuliere
                  FPC’s, beveiligingsniveau 4. Bij de verdere uitwerking zullen ook de eerste resultaten
                  van de garantieregeling in 2026–2027 worden meegenomen om de doelmatigheid van deze
                  twee regelingen zo goed mogelijk op elkaar te laten aansluiten.
               
4. Vergroten veiligheid
               
Naast voldoende capaciteit is een veilig werk- en behandelklimaat van essentieel belang
                  voor het functioneren van de forensische zorg. Een speerpunt daarbij is het tegengaan
                  van het hebben en houden van verboden spullen (contrabande) binnen de FPC’s. Hoewel
                  het volledig voorkomen van contrabande in de praktijk helaas niet haalbaar is, is
                  het essentieel om te streven naar een zo effectief en breed mogelijk maatregelenpakket
                  om contrabande tegen te gaan. FPC’s beschikken reeds over diverse instrumenten waaronder
                  fouilleren, visiteren, toezicht tijdens bezoekmomenten, willekeurige kamercontroles
                  en het inzetten van speurhonden. Het bestaande instrumentarium wordt verder uitgebreid
                  door het gebruik van de bodyscan5 mogelijk te maken. Met de uitbreiding van het instrumentarium kan contrabande sneller
                  en effectiever kan worden opgespoord. Het voordeel van de bodyscan is bovendien minder
                  (fysieke) belasting voor zowel tbs-gestelden als het personeel. Voor het invoeren
                  van de mogelijkheid van de bodyscan is een wetwijziging nodig die na de zomer van
                  2025 wordt gestart.
               
Daarnaast worden in samenhang met de hierboven genoemde wetswijziging de bevoegdheden
                  van tbs-klinieken op het gebied van het gebruik van communicatiemiddelen (zoals bijvoorbeeld
                  mobiele telefoons en [spel]computers) explicieter en uitgebreider vastgelegd, zodat
                  klinieken doeltreffender kunnen optreden bij misbruik hiervan. Ook wordt het komend
                  najaar samen met het veld verkend of de huidige controle op het gebruik van gedragsbeïnvloedende
                  middelen (denk aan alcohol en drugs) door tbs-gestelden verder moet worden uitgebreid,
                  en op welke wijze het zicht op de financiële middelen van tbs-gestelden buiten de
                  kliniek kan worden verbeterd.
               
5. Afsluitend
               
Volgend op het commissiedebat tbs van 18 december 2024 en het tweeminutendebat van
                  19 december 2024 heeft uw Kamer een motie aangenomen. Daarbij zijn destijds door mijn
                  ambtsvoorganger diverse toezeggingen gedaan met betrekking tot het borgen van een
                  veilig en houdbaar forensische zorgstelsel. In bijlage I van deze brief wordt aan
                  de hand van een overzicht toegelicht hoe deze motie en toezeggingen worden opgevolgd.
               
Voorts wordt toegelicht hoe met behulp van (technologische) innovatie kan worden bijdragen
                  aan het aantrekkelijker maken van de forensische zorg door middel van arbeidsintensieve
                  besparende maatregelen en de verbetering van het werk- en behandelklimaat. Hierbij
                  geef ik mijn beleidsreactie op het advies van de Raad voor Strafrechttoepassing en
                  Jeugdbescherming (RSJ) over technologische innovaties in de forensische zorg (bijlage
                  III) en een TNO-verkenning in dit verband (bijlage IV).
               
Tot slot deel ik u mijn beleidsreactie op de procesevaluatie van het WODC van de Wet
                  forensische zorg (bijlage V).
               
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
                  T.H.D. Struycken
Bijlage I Voortgang overige ontwikkelingen forensische zorg
                  
Naast de aanpak van de capaciteitsdruk en het bevorderen van een veilig werk- en behandelklimaat
                     binnen tbs-klinieken, zijn er diverse ontwikkelingen binnen de brede forensische zorg
                     die ook aandacht verdienen. In deze bijlage van de voortgangsbrief forensische zorg
                     worden deze ontwikkelingen nader toegelicht.
                  
In hoofdstuk 1 wordt ingegaan op de aangenomen motie en toezeggingen naar aanleiding
                     van het commissiedebat tbs van 18 december 2024 en het daarop volgende het tweeminutendebat
                     van 19 december 2024.
                  
Overzicht motie en toezeggingen:
1. Motie van de leden Van Nispen (SP) en Lahlah (GL/PvdA) om met concrete plannen te
                              komen om het werk in de forensische zorg aantrekkelijker te maken om het personeelstekort
                              terug te dringen;
                           
2. Toezegging met betrekking tot de vragen van het lid Van Nispen over de cijfers rondom
                              het personeelstekort in rijks- en particuliere klinieken, inclusief de flex- en zzp-cijfers;
                           
3. Toezegging met betrekking tot de vragen van het lid Helder (BBB) over het verlengen
                              van de verlengingstermijn voor de tbs;
                           
4. Toezegging met betrekking tot de vragen van het lid Ellian (VVD) over de gemaximeerde
                              tbs;
                           
5. Toezegging met betrekking tot de vragen van het lid Ellian over de longstay en de
                              eventuele mogelijkheid tot uitbreiding van de PI Vught;
                           
6. Toezegging met betrekking tot de vragen van het lid Lahlah over de Oostvaarderskliniek
                              en het externe toezicht.
                           
7. Toezegging met betrekking van de vragen van het lid Bruyning (NSC) om te onderzoeken
                              of afwijzende besluiten van verzoeken tot overname van de tbs-maatregel uit landen
                              uit het Caribisch deel van het Koninkrijk inzichtelijk kunnen worden gemaakt voor
                              organisaties in de strafrechtketen.
                           
In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de overige maatregelen die nodig zijn om de capaciteitsdruk
                     aan te pakken. Vervolgens komen in hoofdstuk 3 andere relevante ontwikkelingen binnen
                     de forensische zorg aan bod. In aansluiting op deze meer algemene terugkoppeling geef
                     ik in hoofdstuk 4 mijn inhoudelijke beleidsreactie op het advies van de Raad voor
                     Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) over technologische innovaties in
                     de forensische zorg. Dit advies stuur ik uw Kamer met deze brief mee, in bijlage III.
                     Tot slot geef ik in hoofdstuk 5 mijn inhoudelijke reactie op de procesevaluatie die
                     door het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Data centrum (WODC) is uitgevoerd naar de
                     Wfz.
                  
Overzicht bijlagen:
I. Voortgang overige ontwikkelingen forensische zorg;
II.
A. Afwegingskader (artikel 3.1 CW) voor beleidskeuzes garantieregeling FPC’s;
B. Toetsingskader garantieregeling forensische zorg;
III. RSJ advies – Technologische innovaties in de forensische zorg;
IV. Eindpresentatie TNO – verkennend onderzoek naar het werk van sociotherapeuten in de
                              forensische zorg
                           
V. Procesevaluatie WODC – Patiënt op de juiste plek in de forensische zorg
VI. WODC rapport – Inzicht in toezicht: tbsgestelden langdurig(er) voorwaardelijk vrij
VII. Onderzoeksrapport WODC – Een Veelkleurig Vergezicht
1. Motie en Toezeggingen
                  
1.1. Aantrekkelijker maken van het werken in de forensische zorg
                  
Naar aanleiding van het tweeminutendebat tbs van 19 december 2024 is een motie aangenomen
                        van de leden Lahlah (GL/PvdA) en Van Nispen (SP) die de regering oproept om concrete
                        plannen te maken om het werk in de forensische zorg aantrekkelijker te maken en daarmee
                        het personeelstekort terug te dringen6.
                     
Naar aanleiding van deze motie is met de betrokken ketenpartners en zorgaanbieders
                        gesproken. Uit dit overleg blijkt dat om een aantrekkelijk werkgever te kunnen blijven,
                        de partijen het meest zijn geholpen met duidelijke randvoorwaarden om te kunnen innoveren.
                        Het gaat daarbij om innovaties gericht op het verminderen van de werkdruk, het vergroten
                        van het werkplezier van de professionals in de forensische zorg en daarmee het zorgen
                        voor een veilig werk- en behandelklimaat.
                     
Zoals eerder in de voortgangsbrief van 30 september 2024 met uw Kamer is gedeeld7, wordt ook vanwege de krapte op de arbeidsmarkt ingezet op het bevorderen van (technologische)
                     innovaties in de forensische zorg. Daarvoor is onder meer het project «Innovatie en
                     Technologie» belegd bij het Expertisecentrum voor Forensische Psychiatrie (EFP) als
                     verbindende schakel tussen instellingen om (technologische) innovaties te bevorderen.
                     Hierover vindt u meer in bijlage III.
                  
Daarnaast heeft onderzoeksbureau TNO in de afgelopen periode een verkenning uitgevoerd,
                        gericht op de uitdagingen binnen de functiegroep sociotherapie. De resultaten van
                        deze TNO-verkenning vindt u in bijlage IV. TNO heeft bij drie verschillende forensische
                        instellingen meegelopen (op beveiligingsniveaus 4, 3 en 2), waarbij telkens de werkzaamheden
                        van twee sociotherapeuten zijn geobserveerd. Op basis van de bevindingen uit deze
                        meeloopdagen schetst TNO een aantal aangrijpingspunten voor verbetering:
                     
• de inzet van technologie, zoals het verbeteren van het cameratoezicht en de inzet
                              van robotisering;
                           
• een betere organisatie van werk, onder meer door het terugbrengen van administratieve
                              taken en het beperken van het aantal overlegmomenten;
                           
• het optimaliseren van het HR-beleid, onder meer door het beter inwerken van nieuwe
                              medewerkers en het verbeteren van de doorgroeimogelijkheden.
                           
De forensische zorgaanbieders hebben aangegeven deze verbeterpunten vanuit de TNO-verkenning
                     binnen hun eigen verantwoordelijkheid te willen doorvoeren. Hierbij geven zij aan
                     het meest gebaat te zijn met de juiste juridische en financiële randvoorwaarden vanuit
                     JenV. Als belangrijke financiële randvoorwaarde is door de zorgaanbieders en ketenpartners
                     genoemd dat moet worden voorkomen dat het volume van financiering afneemt, zodra de
                     personele inzet in de toekomst mogelijk daalt vanwege de inzet van technologie. Een
                     afname van personele inzet betekent namelijk niet direct een afname van de te maken
                     kosten, aangezien bij innovatie de zogeheten overheadkosten naar verwachting zullen
                     stijgen. Deze en andere randvoorwaarden worden in overleg met het veld verder uitgewerkt,
                     inclusief het bijbehorende sturingsmodel.
                  
1.2. Overzicht personele bezetting
                  
In het commissiedebat van 18 december 2024 is toegezegd te reageren op de vragen van
                     het lid Van Nispen (SP) over de cijfers rond het personeelstekort in rijks- en particuliere
                     klinieken, inclusief de flex- en zzp-cijfers.
                  
In april 2025 bleek dat de bezetting in de rijksinstellingen (FPC’s) ongeveer 50 fte
                     lager was dan de formatieve ruimte van 943 fte. Vanwege vacatures en onder meer ziekteverzuim
                     blijft de inzet van externen in de rijksinstelling vooralsnog noodzakelijk. Begin
                     2025 was er sprake van circa 90 fte externe inhuur. Er wordt binnen de rijksinstellingen
                     extra ingezet op de werving van nieuwe medewerkers. Een overzicht van de in- en uitstroomcijfers
                     uit 2024 laat zien dat er ongeveer 30 medewerkers meer zijn ingestroomd dan uitgestroomd.
                     Ook de afgelopen vier maanden (januari-april 2025) zijn er 37 nieuwe collega’s ingestroomd.
                  
DJI heeft geen verantwoordelijkheid voor het personeel binnen de particuliere zorginstellingen
                     en kan derhalve weinig zeggen over de personele bezetting inclusief de flex- en zzp-cijfers.
                     Het thema personeel wordt echter wel besproken in de gesprekken rond het contractmanagement tussen DJI en de zorgaanbieders. Daarbij is er de afgelopen periode extra
                     aandacht geweest voor het handhaven van de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties
                     (DBA).
                  
Uit de gesprekken van JenV met de belangenvereniging van forensische zorgaanbieders
                     komt verder een beeld naar voren dat de arbeidskrapte in de forensische zorg vergelijkbaar
                     is met die in de reguliere geestelijke gezondheidszorg.
                  
1.3. Termijn tbs-behandeling
                  
Met het oog op het verminderen van het recidivepercentage, vroeg het lid Helder (BBB)
                     mijn ambtsvoorganger tijdens het commissiedebat van 18 december 2024 of de termijn
                     van verlenging voor de ongemaximeerde tbs kan worden verruimd: van één of twee jaar
                     naar drie, vier of vijf jaar. Naast het verminderen van het recidivepercentage, heeft
                     dit verzoek ook het verlichten van de werklast binnen de rechtspraak tot doel.
                  
De tbs met dwangverpleging strekt tot vrijheidsbeneming, waarvoor binnen het Europees
                     mensenrechtenkader strikte voorwaarden gelden. Uit jurisprudentie van het Europees
                     Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) volgt dat justitiabelen recht hebben op rechterlijke
                     toetsing van hun vrijheidsbeneming. De verlengingsprocedure moet daarbij voldoen aan
                     de eisen die voortvloeien uit artikel 5 lid 4 van het Europees Verdrag voor de Rechten
                     van de Mens (EVRM). Een periodieke toets kan voldoen aan deze eisen wanneer de toets
                     met redelijke tussenpozen plaatsvindt. Uit eerdere jurisprudentie van het EHRM kan
                     worden afgeleid dat een tijdsbestek van meer dan één jaar tussen rechterlijke toetsen
                     van de rechtmatigheid van de vrijheidsbeneming al te lang kan zijn. Aangezien in de
                     praktijk nu reeds sprake is van één of twee jaar, is er met het oog op artikel 5 lid
                     4 EVRM en de jurisprudentie hierover, geen juridische ruimte om de termijn voor de
                     verlenging van de tbs-maatregel te verruimen naar drie jaar of meer.
                  
Bovendien kan het verlengen van de termijn tussen verlengingszittingen leiden tot
                     een langere gemiddelde verblijfsduur in tbs-instellingen. Dit kan de capaciteit van
                     de tbs-sector verder onder druk zetten en wachttijden voor nieuwe tbs-gestelden verlengen.
                     Regelmatige toetsing en flexibiliteit blijven belangrijke pijlers om zowel de rechtsbescherming
                     te waarborgen als de effectieve behandeling en resocialisatie van tbs-gestelden te
                     bevorderen.
                  
1.4. Beleidsverkenning gemaximeerde tbs
                  
Een tbs-maatregel wordt opgelegd voor twee jaar en kan bij een ongemaximeerde tbs,
                        steeds opnieuw door de rechter worden verlengd voor de duur van één of twee jaar.
                        In een klein deel van de gevallen duurt de tbs-maatregel uiterlijk vier jaar. Dit
                        is het geval wanneer er géén sprake is van een delict tegen – of dat gevaar veroorzaakt
                        voor – de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meerdere personen (gewelds-
                        of zedendelicten). Deze variant wordt ook wel de «gemaximeerde tbs» genoemd. Onder
                        andere bij de volgende delicten is de tbs-maatregel gemaximeerd: diefstal zonder geweld,
                        brandstichting zonder gevaar voor personen en stalking.
                     
Aangezien de gemaximeerde tbs-maatregel een vaste einddatum heeft, ontbreekt bij de
                        betreffende tbs-gestelden vaak de motivatie om mee te werken aan hun behandeling.
                        Dit kan ertoe leiden dat in de tbs-behandeling onvoldoende stappen worden gezet voor
                        een veilige terugkeer in de maatschappij.
                     
Het lid Ellian (VVD) heeft tijdens het commissiedebat tbs van 18 december 2024 verzocht
                     om te verkennen of het systeem van gemaximeerde tbs naar behoren werkt. Hij vroeg
                     in dit verband na te gaan of de duur van de gemaximeerde tbs niet zou moeten worden
                     aangepast: van vier jaar naar bijvoorbeeld zes of acht jaar. De achterliggende reden
                     hiervoor is onder meer dat de duur van de passantentermijn8 in mindering wordt gebracht op de termijn voor de gemaximeerde tbs.
                  
De zorgen en vragen van het lid Ellian worden onderschreven. Om de effectiviteit van
                     de gemaximeerde tbs te verbeteren, zijn in 2024 tussen de ketenpartners samenwerkingsafspraken
                     gemaakt. Hierdoor kunnen ketenpartners eerder in het proces afstemmen over de tbs-gestelde
                     en kan het vervolgtraject beter en efficiënter worden vormgegeven. Desondanks liggen
                     de recidivecijfers twee jaar na beëindiging van de maatregel hoger bij de gemaximeerde
                     tbs dan bij de ongemaximeerde variant.9 Gelet op de knelpunten worden nu verschillende beleidsopties, inclusief afschaffing
                     van de gemaximeerde tbs onderzocht. In de eerstvolgende voortgangsbrief forensische
                     zorg wordt deze beleidsverkenning met uw Kamer gedeeld.
                  
1.5. Gerichte capaciteitsuitbreiding
                  
In het commissiedebat tbs van 18 december 2024 vroeg het lid Ellian (VVD) hoe de capaciteitsuitbreiding
                     wordt gerealiseerd. Concreet vroeg hij of de LFPZ-voorziening wordt uitgebreid en
                     of het mogelijk is om tbs-passanten te behandelen in Penitentiair Psychiatrisch Centrum
                     (PPC) Vught. Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik in de eerste plaats naar
                     de schriftelijke beantwoording van de vragen die zijn gesteld in het commissiedebat
                     gevangeniswezen en tbs van 2 oktober 2024.10 De uitbreiding van de LFPZ is onderdeel van de geplande capaciteitsuitbreidingen
                     in de FPC’s waarbij ook wordt ingezet op het verbeteren van de doorstroom van tbs-passanten.
                  
Met betrekking tot de vraag of het mogelijk is tbs-passanten te behandelen in het
                     Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) Vught, verwijs ik eveneens naar deze eerdere
                     schriftelijke beantwoording.11 Tbs-passanten ontvangen in het PPC Vught de noodzakelijke geestelijke gezondheidzorg,
                     en worden daar ook behandeld. Hiervoor is een PPC voldoende toegerust.12 Deze behandeling is echter niet hetzelfde als een tbs-behandeling binnen een speciaal
                     voor dat doel toegeruste tbs-kliniek. Er is geen capaciteit binnen PPC Vught beschikbaar
                     om daar de tbs-behandeling volledig te kunnen vormgeven, deze capaciteit is immers
                     noodzakelijk voor het gevangeniswezen. Op basis van eerdere ervaringen wordt geconstateerd
                     dat het vormgeven van een tbs-behandelklimaat binnen een penitentiare inrichting niet
                     voldoende kwalitatief mogelijk is.
                  
1.6. Ontwikkelingen Oostvaarderskliniek
                  
Tijdens het commissiedebat van 18 december 2024 is toegezegd uw Kamer op de hoogte
                     te houden over de ontwikkelingen in de Oostvaarderskliniek en het externe toezicht
                     die daar is ingesteld.
                  
Op 25 november 2024 heeft mijn ambtsvoorganger het briefrapport van de Inspectie Gezondheidszorg
                        en Jeugd en de Inspectie Justitie en Veiligheid (hierna: de inspecties) over de Oostvaarderskliniek
                        en de inhoudelijke reactie hierop met uw Kamer gedeeld.13 De inspecties hebben de kliniek gedurende een half jaar intensief gemonitord naar
                        aanleiding van zorgen over de veiligheid en de kwaliteit van zorg in de kliniek.14 In de inhoudelijke reactie zijn twee concrete maatregelen aangekondigd:
                     
– Het aanstellen van twee externe deskundigen die de uitvoering van de interne sturing
                              op de verbetermaatregelen uit de inspectierapporten monitoren;
                           
– Er wordt een extern en onafhankelijk adviesbureau betrokken om, gericht en in samenhang,
                              invulling te geven aan de ontwikkelopgave voor de komende jaren.
                           
Inmiddels zijn de externe deskundigen aangesteld en halverwege februari 2025 gestart
                     voor een periode van één jaar met de mogelijkheid tot verlenging. Daarnaast is het
                     externe bureau dat de Oostvaarderskliniek zal ondersteunen bij de ontwikkelopgave
                     ook aangesteld. Als onderdeel van de reguliere gesprekscyclus ontvangt DJI iedere
                     vier maanden een voortgangsrapportage van de Oostvaarderskliniek. In deze rapportage
                     is de stand-van-zaken van de uitvoering van het jaarplan opgenomen. Via de voortgangsbrieven
                     forensische zorg wordt uw Kamer op de hoogte gehouden over de voortgang.
                  
1.7. Steekincident Albert Heijn Turfmarkt
                  
Op 17 december 2024 is uw Kamer bij brief geïnformeerd over de beleidsreactie op de
                     rapporten van de Inspectie Justitie en Veiligheid en de procureur-generaal bij de
                     Hoge Raad naar het dodelijk steekincident dat in juni 2023 plaatsvond in het filiaal
                     van de Albert Heijn op de Turfmarkt in Den Haag.15 Hierin is de aanbeveling opgenomen om zowel instemmende als afwijzende besluiten
                     op verzoeken vanuit de andere landen binnen het Koninkrijk der Nederlanden aan Nederland
                     tot overname van de tenuitvoerlegging van een tbs-behandeling, inzichtelijk te maken
                     voor organisaties die onder DJI vallen.
                  
Tijdens het commissiedebat tbs op 18 december 2024 heeft mijn ambtsvoorganger toegelicht
                        dat het – conform de inhoud van de beleidsreactie op de onderzoeksrapporten – niet
                        uitvoerbaar is om afwijzende besluiten over verzoeken tot overname van tbs-maatregelen
                        voor organisaties die onder DJI vallen, inzichtelijk te maken. Daarbij is toegezegd
                        in gesprek te zullen gaan met het Openbaar Ministerie en Justis om te onderzoeken
                        of zij afwijzende besluiten uiteindelijk toch inzichtelijk kunnen maken voor organisaties
                        in de strafrechtketen.
                     
Een en ander heeft ertoe geleid dat is besloten vast te houden aan de initiële reactie
                        op de aanbeveling. Dit houdt in dat er geen aparte werkwijze komt om afwijzende besluiten
                        inzichtelijk te maken voor organisaties in de strafrechtketen. De informatiebehoefte
                        van partijen uit de strafrechtketen ziet immers op het inzichtelijk maken van het
                        strafrechtelijk verleden van een persoon in de landen van het Koninkrijk (inclusief
                        een tbs-maatregel) en niet zozeer op een verzoek tot overname van een strafrechtelijke
                        maatregel.
                     
Vanwege de bovengenoemde informatiebehoefte wordt wel extra ingezet op het lopende
                     onderzoek van de Justitiële Informatiedienst (Justid). Hierbij wordt onderzocht op
                     welke wijze het gepast en effectief is om bij organisaties die strafrechtelijke gegevens
                     uit landen uit het Koninkrijk raadplegen, het bewustzijn van de mogelijke onvolledigheid
                     van aangeleverde gegevens te vergroten. Het doel is om medewerkers van organisaties
                     uit de strafrechtketen aan te moedigen om bij personen uit de andere landen van het
                     Koninkrijk een extra check te doen op de volledigheid van het dossier in het Justitieel
                     Documentatiesysteem.
                  
2. Aanvullende maatregelen capaciteit
                  
Naast de eerder genoemde maatregelen in het eerste deel van de brief, zijn aanvullende
                     maatregelen genomen om de capaciteitsdruk in de forensische zorg terug te dringen.
                  
2.1. Werkagenda Aansluiting forensische zorg en reguliere zorg
                  
Op 25 november 2024 is de Werkagenda Aansluiting forensische zorg en reguliere zorg
                     met uw Kamer gedeeld.16 Binnen deze werkagenda werken de Ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
                     (VWS) en JenV nauw samen. De Werkagenda bevat 11 maatregelen om de groep personen
                     met verward en/of onbegrepen gedrag en een hoog veiligheidsrisico de noodzakelijke
                     passende zorg, ondersteuning en – waar nodig – beveiliging te bieden. Voorbeelden
                     van maatregelen die op dit moment verder worden geconcretiseerd zijn: een extra strafrechtelijke
                     maatregel als lichtere variant op de tbs-maatregel, betere risicotaxatie in de reguliere
                     geestelijke gezondheidszorg en de realisatie van zestig nieuwe plekken in de reguliere
                     zorg voor langdurig klinisch verblijf voor een specifieke doelgroep, waarbij vaak
                     noodzaak is tot (relationele) beveiliging. Voor deze laatste doelgroep bestaat op
                     dit moment geen geschikte plek. Deze maatregelen zijn gericht op het beter laten aansluiten
                     van de reguliere zorg op de forensische zorg en andersom.
                  
Zoals toegezegd, wordt uw Kamer rond de zomer van 2025 via een separate brief geïnformeerd
                     over de voortgang, de concrete maatregelen en het tijdspad van deze Werkagenda.
                  
2.2. Uitvoeringskader zorgconferenties
                  
Eerder is gebleken dat zorgconferenties bijdragen aan het bevorderen van de doorstroom.17 Een zorgconferentie is een overleg tussen onder meer de behandelend kliniek, DJI
                     en de advocaat van de tbs-gestelde, met het doel een behandelimpasse van de tbs-gestelde
                     te doorbreken. Via de voortgangsbrief van 30 september 202418 is uw Kamer geïnformeerd over de ontwikkeling van een uitvoeringskader voor zorgconferenties.
                     Het uitvoeringskader, dat rond de zomer van 2025 inwerking treedt, maakt duidelijk
                     onder welke voorwaarden een zorgconferentie kan plaatsvinden en hoe de opvolging hiervan
                     vorm krijgt. Verder wordt de mogelijkheid onderzocht om de bekostiging van de betrokken
                     advocaten op te nemen in de bestaande systematiek van vergoedingen voor rechtsbijstand
                     via een wijziging van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand. Tot dat moment blijft
                     de huidige praktijk door middel van de bekostiging via DJI van kracht.
                  
2.3. Meerjarenagenda forensische zorg en technologie en innovatie
                  
Daarnaast is via de voortgangsbrief van 30 september 2024 de meerjarenagenda forensische zorg 2024–2029 met uw Kamer gedeeld.19 De kern van de meerjarenagenda is het beheersbaar krijgen van het capaciteitsdruk.
                        Hiervoor actief ingezet op het stimuleren van (technologische) innovaties in de forensische
                        zorg, en krijgen de zorgaanbieders ruimte om zich hierin verder te ontwikkelen. Daarbij
                        wordt ook samen met de sector verkend hoe gedurende de forensische behandeling flexibeler
                        en minder tijdsintensief kan worden op- en afgeschaald tussen verschillende beveiligingsniveaus
                        om de doorstroom te bevorderen.
                     
De innovaties zien vooral op het bevorderen van een veilig werk- behandelklimaat en
                        het waar mogelijk reduceren van arbeidsintensieve handelingen. In hoofdstuk 4 wordt
                        hierop nader ingegaan, en vindt u mijn inhoudelijke reactie op het advies van de Raad
                        voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) over technologische innovaties
                        in de forensische zorg. Dit advies van de RSJ is als bijlage III aangehecht.
                     
2.4. Versterking samenwerking gemeenten
                  
De Werkagenda Aansluiting forensische zorg en reguliere zorg ziet ook op het versterken
                     van de continuïteit van zorg en ondersteuning bij terugkeer van de patiënt naar een
                     gemeente. In de voortgangsbrief van 30 september 202420 is uw Kamer geïnformeerd over het rapport van onderzoeksbureau Significant met aanbevelingen
                     over het versterken van de samenwerking tussen de forensische zorg en gemeenten. Het
                     verbeteren van de samenwerking tussen forensische zorg en gemeenten is opgenomen als
                     maatregel in de Werkagenda Aansluiting forensische zorg en reguliere zorg. In de eerdergenoemde
                     separate kamerbrief over deze werkagenda wordt uw Kamer rond de zomer van 2025 geïnformeerd
                     over de concrete uitwerking van deze maatregel.
                  
2.5. CTP Veldzicht
                  
De capaciteitsdruk speelt ook een rol in relatie tot Veldzicht. Veldzicht is van oorsprong
                     een Rijks tbs-kliniek, maar is in der tijd ontwikkeld naar een gespecialiseerd Centrum
                     voor Transculturele Psychiatrie. Sinds 2014 behandelt Veldzicht naast reguliere tbs-patiënten,
                     ook vreemdelingen met een tbs-maatregel, vreemdelingen in de strafrechtketen en bestuursrechtelijke
                     vreemdelingen. Daarnaast worden er ook bewoners van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers
                     (COA), en ongedocumenteerde vreemdelingen die (acute) psychiatrische zorg nodig hebben,
                     behandeld. Recent is uw Kamer geïnformeerd dat onder andere door behoefte aan meer
                     tbs-capaciteit is besloten het samenwerkingsconvenant tussen COA en DJI niet te verlengen.21 Zo zijn nieuwe samenwerkingsafspraken gemaakt voor de periode van een jaar (1 april
                     2025 tot 1 april 2026).22 Aankomend jaar wordt gewerkt naar alternatieve zorg voor COA-bewoners, zodat ruimte
                     ontstaat voor meer tbs-gestelden in Veldzicht. Het streven is dat Veldzicht in de
                     toekomst de focus kan leggen op de behandeling van tbs-gestelden.
                  
2.6. Vreemdelingen in tbs
                  
Vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf in de tbs kunnen in de knel raken tussen
                     de stelsels van de migratie- en de strafrechtketen. Dit komt vooral doordat aan de
                     vreemdeling zonder rechtmatig verblijf niet in alle gevallen verlof kan worden verleend.
                     Dit kan repatriëring naar- en resocialisatie in het land van herkomst in de weg staan.
                     De vreemdelingen zijn vanwege hun psychische problematiek en de tbs-maatregel in veel
                     gevallen zeer moeilijk uitzetbaar. Tegelijkertijd belemmert het niet beschikken over
                     een verblijfsvergunning de tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel aangezien meerdere
                     stappen in het verlof niet goed kunnen worden uitgevoerd zonder rechtmatig verblijf.
                     Hierdoor stagneert de tbs-behandeling en wordt het moeilijk om een verantwoorde terugkeer
                     te realiseren. Vanwege deze spanning tussen het vreemdelingenrecht en het strafrecht
                     kunnen vreemdelingen in een uitzichtloze situatie terechtkomen.
                  
Gelet op de complexiteit van de problematiek is het tot dusver onvoldoende gelukt
                        om de impasse rond de conflicterende wetten (op onderdelen) te doorbreken. In die
                        gevallen waar verlof veilig en verantwoord kan worden vormgegeven, wordt in de tussentijd
                        bekeken welke mogelijkheden voor onbegeleid en transmuraal verlof mogelijk zijn. Dit
                        draagt bij aan het doorlopen van de tbs-behandeling.
                     
Uw Kamer wordt op de hoogte gehouden over relevante beleidsontwikkelingen.
3. Overige ontwikkelingen
                  
3.1. Inzet ervaringsdeskundigen in de forensische zorg
                  
In de forensische zorg wordt gewerkt met ervaringsdeskundigen. Dat zijn personen die
                     zelf patiënt zijn geweest in de reguliere-, verslavings- en/of forensische zorg en
                     zich nu inzetten voor de behandeling van forensische patiënten. Dankzij hun verleden
                     kunnen zij op een andere manier contact maken met patiënten en hen motiveren mee te
                     werken aan de behandeling. Vanwege de meerwaarde voor de behandeling is het gebruik
                     van ervaringsdeskundigen opgenomen in het Kwaliteitskader forensische zorg.
                  
Van alle medewerkers in de forensische zorg wordt vanwege de aard van het werk een
                     hoge mate van integriteit verwacht. Om die reden is in ieder geval een Verklaring
                     Omtrent het Gedrag (VOG) verplicht en voor een groot aantal functies in de tbs-klinieken
                     ook een VOG politiegegevens. Juist vanwege hun strafrechtelijk verleden komen veel
                     ervaringsdeskundigen niet in aanmerking voor een VOG.
                  
Om ervaringsdeskundigen veilig en verantwoord te kunnen inzetten, is allereerst onder
                     regie van het EFP een profiel voor de inzet van ervaringsdeskundigheid uitgewerkt.
                     Daarnaast is verkend of er binnen de huidige VOG-systematiek een apart screeningsprofiel
                     voor ervaringsdeskundigen kan worden ontwikkeld. Dit bleek om meerdere redenen niet
                     werkbaar. Er is één systematiek voor de VOG, waarbij maatwerk alleen mogelijk is in
                     de weging van risico’s, niet in aparte procedures per functie.
                  
Een apart screeningsprofiel voor ervaringsdeskundigen in de forensisch zorg zou kunnen
                     leiden tot een ongelijke behandeling ten opzichte van andere functies met vergelijkbare
                     risico’s. Om die reden wordt binnen het kader van de Wet forensische zorg en de Beginselenwet
                     verpleging terbeschikkinggestelden verkend of en hoe ervaringsdeskundigen zonder VOG
                     veilig en verantwoord kunnen worden ingezet en onder welke voorwaarden. Uw Kamer wordt
                     via de eerstvolgende voortgangsbrief forensische zorg hierover verder geïnformeerd.
                  
3.2. Eigen bijdrage
                  
Een eigen bijdrage in de zorgkosten geldt voor mensen die gebruikmaken van bepaalde
                     zorg- en ondersteuningsvormen die (gedeeltelijk) vergoed worden vanuit de Wet langdurige
                     zorg (Wlz), de Zorgverzekeringswet (Zvw), of de Wet maatschappelijke ondersteuning
                     2015 (Wmo 2015). Momenteel betalen personen die op een justitiële titel in een zorginstelling
                     of beschermde woonvorm verblijven geen eigen bijdrage. Dit houdt in dat zij, ondanks
                     mogelijk inkomen vanuit werk, uitkering of ander vermogen, geen kosten hebben aan
                     voedingsmiddelen of vaste lasten tijdens hun verblijf in de forensische zorg. Deze
                     kosten komen voor rekening van het Rijk.
                  
Het niet hoeven betalen van een eigen bijdrage door patiënten in de forensische zorg
                     staat op gespannen voet met de behandeling die is gericht op resocialisatie. Bovendien
                     is er sprake van rechtsongelijkheid tussen patiënten die op een justitiële titel,
                     en patiënten die op een andere titel zorg ontvangen terwijl zij in eenzelfde instelling
                     kunnen verblijven. Patiënten die op een niet-strafrechtelijke zorgtitel in een zorginstelling
                     verblijven, zijn wel verplicht tot het betalen van een vorm van een eigen bijdrage;
                     de cliënten die op een strafrechtelijke titel in dezelfde zorginstelling verblijven
                     niet. Dit kan binnen de instellingen voor scheve verhoudingen en spanningen zorgen.
                  
In de beleidsreactie van de toenmalige Minister voor Rechtsbescherming van 23 september
                     2022 op de rapportage van PricewaterhouseCoopers, over het begrotingstekort van DJI,
                     is aangekondigd de inkomensafhankelijke eigen bijdrage voor verblijf opnieuw in te
                     voeren en een wijziging van de Wfz voor te bereiden.23 Tijdens de begrotingsbehandeling van november 2024 heeft het lid Ellian (VVD) een
                     amendement ingediend om het herinvoeren van de eigen bijdrage zo snel mogelijk te
                     laten plaatsvinden. Naar aanleiding van het amendement is uw Kamer op 2 december 2024
                     ingelicht over de laatste stand van zaken.24
In afstemming met VWS is begin 2025 als eerste het CAK gevraagd een impactanalyse
                     uit te voeren naar de uitvoerbaarheid van de eigen bijdrage, financiële effecten (verwachte
                     kosten en baten) en de gevolgen voor de doelgroep. Het CAK doet dit op basis van informatie
                     van zorgaanbieders en DJI en zal volgens planning de impactanalyse vóór het aanstaande
                     zomerreces opleveren. Daarnaast is ook het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB)
                     gevraagd om een impactanalyse uit te voeren. Op basis van de uitkomsten van beide
                     impactanalyses wordt bepaald wat de vervolgstappen zijn om de eigen bijdrage voor
                     het verblijf in de forensische zorg te kunnen innen. Uw Kamer wordt via de eerstvolgende
                     voortgangsbrief forensische zorg geïnformeerd over de voortgang.
                  
3.3. Evaluatie Beginselenwet verpleging terbeschikkinggestelden
                  
In de voortgangsbrief van 30 september 202425 bent u geïnformeerd over de vierde evaluatie van de Beginselenwet verpleging terbeschikkinggestelden
                     (Bvt) en de wijze waarop deze evaluatie is uitgevoerd. In algemene zin blijkt uit
                     deze analyses dat de Bvt op meerdere onderdelen aan vernieuwing toe is, mede in het
                     licht van actuele en toekomstige technologieën en het streven naar een toekomstbestendig
                     stelsel. Recentelijk hebben de partijen uit het Bestuurlijk Overleg Forensische zorg
                     ingestemd met de uitkomsten van de beleidsanalyses en de voorgestelde oplossingsrichtingen.
                  
Voor sommige knelpunten ligt de oplossing in een aanpassing van de Bvt. Dit geldt
                     vooralsnog voor het gebruik van een bodyscanapparaat, naast het bestaande handmatige
                     onderzoek van tbs-gestelden. Naast een wijziging met betrekking tot de bodyscan, krijgen
                     klinieken duidelijke en uitgebreide bevoegdheden voor het controleren van communicatiemiddelen.
                     In de voorbereiding van het wetsvoorstel terzake wordt bezien of deze wijzigingen
                     ook wenselijk zijn voor de twee andere beginselenwetten.
                  
Voor het beperken van de hoeveelheid goederen in de opslag van klinieken wordt een
                     bewaartermijn toegevoegd in de Regeling Model huisregels. Daarnaast wordt de maximale
                     waarde aan goederen die tbs-gestelden mogen meenemen naar de kliniek in de Regeling
                     Model huisregels beperkt ter voorkoming van ruil en/of handel. Tot slot wordt in de
                     Regeling eisen persoonlijke verblijfsruimte justitiële tbs-inrichtingen een grondslag
                     gecreëerd zodat er ruimte is voor de kliniek om in het kader van veiligheid af te
                     wijken van de standaard inventaris.
                  
In de volgende voortgangsbrief forensische zorg wordt uw Kamer geïnformeerd over de
                     beleidsanalyses op het gebied van de beheersbevoegdheid van tbs-klinieken, urineonderzoek
                     en gegevensdeling.
                  
3.4. Verbetering forensische zorg in het Caribisch deel van het Koninkrijk
                  
Nederland zet zich in voor het verbeteren van de forensische zorg in het Caribisch
                     deel van het Koninkrijk, via het Koninkrijksbrede meerjarig programma forensische
                     zorg en behandeling, tbs en pij. Over de laatste stand van zaken met betrekking tot
                     dit programma is uw Kamer geïnformeerd in de Kamerbrief Voortgang beleidsagenda Caribisch
                     Nederland26.
                  
3.5. Wetsevaluatie termijn voorwaardelijke beëindiging dwangverpleging
                  
De afgelopen jaren zijn er twee wetswijzigingen doorgevoerd die betrekking hebben
                     op de duur van de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. In 2008 is de
                     maximale duur van de voorwaardelijke beëindiging verlengd van maximaal drie jaar naar
                     maximaal negen jaar. In 2017 is de maximale duur komen te vervallen. Deze laatste
                     wijziging maakte onderdeel uit van de Wet langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding
                     en vrijheidsbeperking (Wlt). Het WODC is gevraagd onderzoek te doen naar de effectiviteit
                     van deze twee wetswijzigingen. In bijlage VI is het onderzoeksrapport bijgevoegd.
                     Een inhoudelijke beleidsreactie volgt in de eerstvolgende voortgangsbrief forensische
                     zorg.
                  
4. Beleidsreactie RSJ-advies technologische innovaties in de FZ
                  
De inzet van technologieën in de forensische zorg biedt kansen voor de toekomst, onder
                     andere met het oog op het personeelstekort binnen de sector en als waardevolle aanvulling
                     op behandelmogelijkheden.27 Zo zijn er kansen om de veiligheid te vergroten, behandelingen te versnellen, administratieve
                     lasten terug te dringen en arbeidsbesparend te kunnen werken. Tegelijkertijd zijn
                     er aandachtspunten. Zo is het van belang om de juiste juridische en ethische randvoorwaarden
                     te realiseren voor een verantwoorde toepassing van technologieën in de forensische
                     zorg. Hierom heeft mijn ambtsvoorganger de afdeling advisering van de Raad voor Strafrechtstoepassing
                     en Jeugdbescherming (hierna: de RSJ) gevraagd meer inzicht te geven in de ethische
                     en rechtspositionele afwegingen bij de inzet van technologie in de forensische zorg.
                     Meer specifiek is de RSJ gevraagd een kader te schetsen voor het maken van deze afwegingen.
                     Dit heeft geresulteerd in het advies Technologische innovaties in de forensische zorg. Het advies van de RSJ is als bijlage III bij deze brief gevoegd.
                  
4.1. Het advies
                  
Het advies biedt een brede reflectie op de ethische en rechtspositionele aspecten
                     van de inzet van technologie in de forensische zorg. De RSJ formuleert randvoorwaarden
                     voor de inzet van technologieën in de forensische zorg. Dit doet de RSJ door verschillende
                     uitgangspunten te geven die zijn uitgesplitst naar de toelating, de implementatie
                     en de toepassing van technologieën in de forensische zorg. De uitgangspunten vormen
                     volgens de RSJ een eerste basis voor een normatief kader voor de inzet van technologieën
                     in de forensische zorg. De RSJ adviseert dan ook een normatief kader te ontwikkelen.
                     Tot slot doet de RSJ vier aanbevelingen tot overheidsregie, om de door de RSJ geformuleerde
                     uitgangspunten in de praktijk te kunnen brengen. Deze aanbevelingen hebben betrekking
                     op een wettelijke grondslag, lagere regelgeving en beleid, tijdelijke wet/of experimenteerbepalingen
                     en landelijke coördinatie.
                  
4.2. Inhoudelijke reactie
                  
De RSJ adviseert een normatief kader te ontwikkelen. Vaak gaat de ontwikkeling van
                     technologieën sneller dan de gedachtenvorming over mogelijke risico’s, en sneller
                     dan de vorming van (wettelijke) kaders. Dit is niet alleen het geval binnen de forensische
                     zorg, maar dit is binnen meerdere terreinen terug te zien.28 Daarom acht ik het niet haalbaar – en overigens ook niet wenselijk – om een sluitend
                     juridisch en ethisch kader te ontwikkelen voor de toelating, implementatie en individuele
                     toepassing van technologieën. Een kader dat pretendeert sluitend te zijn, zal in de
                     praktijk al achterhaald zijn op het moment dat het vaststellingsproces is afgerond.
                     Tegelijkertijd vind ik het belangrijk dat technologieën in de forensische zorg op
                     een ethisch en juridisch correcte manier worden toegepast. De gedachtenvorming hierover
                     moet niet pas op gang komen wanneer een specifieke technologie zich aanbiedt, maar
                     moet voortkomen uit een duidelijk omschreven doel gericht op de kwaliteit van de forensische
                     zorg en de veiligheid in de samenleving vanuit een behoefte uit de forensische praktijk.
                     Een en ander met inachtneming van de noodzakelijke rechtsbescherming van individuele
                     burgers.
                  
Mijn inhoudelijke reactie structureer ik langs de lijn van de vier aanbevelingen voor
                     overheidsregie van de RSJ: 1. Wettelijke grondslag, 2. Lagere regelgeving en beleid,
                     3. Tijdelijke wet en/of experimenteerbepalingen, en 4. Landelijke coördinatie. Hierbij
                     betrek ik ook expliciet een aantal relevante uitgangspunten die de RSJ als basis meegeeft.
                  
4.2.1. Wettelijke grondslag
                  
Volgens de RSJ kan een technologie met de vrijwillige instemming (informed consent)29 van de betrokken justitiabele worden ingezet. Wanneer deze instemming ontbreekt,
                     kan toepassing onder dwang worden overwogen. Voor de inzet van technologieën onder
                     dwang moet volgens de RSJ er altijd een concrete wettelijke grondslag zijn, die voldoet
                     aan de mensenrechtelijke en grondwettelijke vereisten.
                  
Binnen de verschillende wettelijke kaders van de forensische zorg zijn tot op zekere
                     hoogte al dergelijke wettelijke grondslagen aanwezig. Ik wil verkennen in hoeverre
                     aanvulling op de wettelijke grondslagen voor de gewenste toepassing van technologieën
                     noodzakelijk is. Met het oog op rechtsbescherming en afgebakende definities moet daarbij
                     worden gezocht naar voldoende kenbare bepalingen die tegelijkertijd ruimte laten voor
                     innovatie. Eventuele aanvullende wettelijke grondslagen moeten toekomstbestendig zijn,
                     en tegelijk zo technologisch neutraal mogelijk worden geformuleerd, zodat bij toekomstige
                     ontwikkelingen de wettelijke grondslag nog steeds volstaat.
                  
De RSJ vraagt ook aandacht voor de verscheidenheid aan wettelijke kaders voor de forensische
                     zorg.30 Zo verschillen de mogelijkheden voor behandeling en beveiliging, evenals de bijbehorende
                     randvoorwaarden, naar gelang de verblijfplaats, de juridische titel en de specifieke
                     situatie. Gelet op de samenhang tussen de forensische en de reguliere verplichte zorg
                     zal ik na de zomer van 2025 een verkenning starten met de Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport en de Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke
                     Zorg.
                  
4.2.2. Lagere regelgeving en beleid
                  
De RSJ adviseert in lagere regelgeving en landelijk beleid de randvoorwaarden voor
                     het toelaten en implementeren van verschillende technologieën in de forensische zorg,
                     en de toepassing bij de patiënt, verder uit te werken.
                  
a. Toelating van technologieën
                  
Het advies van de RSJ strekt tot het ontwikkelen van een transparant toelatingssysteem
                        voor nieuwe technologieën, met duidelijke randvoorwaarden.
                     
De RSJ adviseert om een onafhankelijke en multidisciplinaire instantie aan te wijzen
                        die bepaalt of nieuwe technologieën wel of niet kunnen worden toegelaten.
                     
Op basis van de uitganspunten van de RSJ ga ik verder verkennen of hiervoor op in
                        lagere regelgeving een niet sluitend afwegingskader kan worden vastgelegd. Aan de
                        hand hiervan kan deze instantie ook periodiek toetsen of een specifieke technologie
                        na het verstrijken van een bepaalde periode nog steeds toegelaten is. Bij de verdere
                        verkenning worden naar de sector en de wetenschap ook DJI, het EFP en de Nederlandse
                        Zorgautoriteit (NZa) nauw betrokken. De NZa vanwege haar rol bij de bekostiging van
                        technologische innovaties. Ook zal ik hierover in gesprek gaan met de Inspectie Justitie
                        en Veiligheid en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd.
                     
Hoewel ik een verantwoorde toepassing van technologieën belangrijk vind, is het minstens
                     zo belangrijk dat er geen onnodige administratieve lasten bijkomen en dat het stelsel
                     niet aan efficiëntie inboet. Ook vind ik het belangrijk dat er ruimte blijft voor
                     het veld om te kunnen leren en ontwikkelen. Het is onwenselijk dat een toelatingssysteem
                     innovatieprocessen in het veld zou vertragen. Deze mogelijke implicaties neem ik als
                     overweging mee in mijn verkenning.
                  
b. Implementatie van technologieën
                  
Zoals de RSJ ook aankaart, is het EFP in oktober 2024 in opdracht van het Bestuurlijk
                     Overleg Forensische Zorg gestart met het project Innovatie en Technologie in de forensische zorg. Dit project is opgestart onder de Meerjarenagenda forensische zorg, vanuit de gedachte
                     dat technologie en innovatie een bijdrage kunnen leveren aan het beter toegerust zijn
                     op de ontwikkelingen in de toekomst, onder andere met het oog op de personele uitdagingen.31 De doelstelling van dit project is het stimuleren van (technologische) innovaties
                     in de forensische zorg en het creëren van randvoorwaarden voor samenwerking en implementatie,
                     onder andere door het bieden van implementatieondersteuning.
                  
Het project bevindt zich nog in de beginfase en zal de komende tijd een verdere verdieping
                     doormaken. Zo zal een symposium voor kennisdeling worden georganiseerd, een ethiekwijzer
                     worden ontwikkeld en de randvoorwaarden voor implementatie nader worden besproken
                     binnen het Kennisnetwerk dat specifiek voor dit project is samengesteld. Via dit Kennisnetwerk
                     zal vanuit de hele sector kennis en expertise over de implementatie van technologieën
                     centraal worden gedeeld. Daarin wordt ook de vraag meegenomen hoe naast het praktijkperspectief
                     ook de perspectieven van onder meer ethici, juristen en technologieontwikkelaars kunnen
                     worden betrokken.
                  
c. Individuele toepassing van technologieën
                  
De toepassing van een technologie in een individueel geval is afhankelijk van vele
                     factoren. De afwegingen hieromtrent kan het beste worden overgelaten aan de deskundigen
                     in de sector. Om een efficiënte inzet van (zorg)personeel te bevorderen, is een vorm
                     van centrale ondersteuning van belang, zodat niet op verschillende plekken los van
                     elkaar over dezelfde materie wordt nagedacht. Voor deze centrale ondersteuning bij
                     de toepassing van technologieën, zie ik eveneens een rol voor het EFP weggelegd.
                  
Tot slot wordt opgemerkt dat door TBS Nederland ook een innovatienetwerk is ingericht.
                     Dit netwerk van TBS Nederland waarin alle tbs-klinieken zijn vertegenwoordigd, heeft
                     eveneens een focus op veiligheid en behandeling in relatie tot de personeelskrapte.
                     Tussen dit innovatienetwerk van TBS Nederland en het Project innovatie en technologie
                     bij het EFP bestaat reeds aansluiting.
                  
4.2.3. Tijdelijke wet en/of experimenteerbepalingen
                  
De RSJ adviseert tijdelijke wet- en regelgeving of experimenteerbepalingen te ontwikkelen,
                     aangezien de totstandbrenging van toekomstbestendige wettelijke grondslagen (zie onder
                     3.1) veel tijd kost.
                  
Juridisch is er niet altijd ruimte voor experimenten met technologieën. Daarvoor zou
                     volgens de RSJ een experimenteerbepaling uitkomst kunnen bieden. Tegelijkertijd moet
                     ook een experimenteerbepaling voldoen aan de mensenrechtelijke en grondwettelijke
                     vereisten. Zo moet bijvoorbeeld bekend zijn waarmee wordt geëxperimenteerd en onder
                     welke condities. Het is daarmee niet eenvoudig een experimenteerbepaling te formuleren
                     die toekomstbestendig en voldoende concreet is. Gelet op mijn reactie in paragraaf
                     4.3.1. beslis ik hierover op een later moment. Het is van belang eerst scherp te krijgen
                     of, en met welke strekking, een (aanvullende) wettelijke grondslag noodzakelijk is.
                     Dan kan ook beter worden bezien of daarnaast nog aanleiding bestaat voor een experimenteerbepaling.
                     Ook het ontwikkelen van een experimenteerbepaling kost immers tijd, en dient te worden
                     beschouwd in het licht van het geheel.
                  
4.2.4. Landelijke coördinatie
                  
Tot slot beveelt de RSJ aan om te zorgen voor landelijke coördinatie bij het toelaten
                     en implementeren van verschillende technologieën in de forensische zorg en de toepassing
                     bij de individuele patiënt. Op deze aanbeveling ben ik reeds in gegaan onder paragraaf
                     4.2.1, 4.2.2 en 4.2.3. In overleg met de sector, specifiek met DJI, het EFP en de
                     NZa, wordt hieraan invulling gegeven.
                  
4.2.5. Vervolg
                  
Tot slot wil ik de RSJ bedanken voor het advies, dat een nuttige ordening geeft in
                     het complexe vraagstuk van de rechtstatelijk verantwoorde toelating, implementatie
                     en toepassing van technologieën in de forensische zorg. De uitgangspunten die de RSJ
                     heeft geschetst zullen de basis vormen voor de gesprekken en verdere gedachtenvorming
                     met de betrokken ketenpartners en VWS. Hierbij wordt een balans betracht tussen enerzijds
                     het borgen van de randvoorwaarden voor een verantwoorde toepassing van technologische
                     innovaties, en anderzijds het faciliteren van leer- en ontwikkelruimte.
                  
Over de verdere besluitvorming omtrent de opvolging van de aanbevelingen van de RSJ
                     wordt uw Kamer op de hoogte gehouden via de voortgangsbrieven forensische zorg.
                  
5. Beleidsreactie WODC-rapport procesevaluatie Wfz
                  
De Wet forensische zorg beoogt dat patiënten op de juiste plek terechtkomen, met passende
                     zorg, het juiste beveiligingsniveau en een snelle start van de behandeling. Om dit
                     doel te bereiken is door de ketenpartners in de uitvoering een proces van indicatiestelling
                     en plaatsing ingericht, waarbij het zorgaanbod wordt gematcht met de zorgvraag. Het
                     WODC heeft de uitvoering en effectiviteit van dit proces onderzocht. Dit onderzoeksrapport
                     is als bijlage V bijgevoegd bij deze brief.
                  
5.1. Uitgangspunten proces indicatiestelling en plaatsing
                  
In het proces van indicatiestelling en plaatsing, gelden de volgende uitgangspunten:
• De zorgbehoefte van de patiënt staat centraal in plaats van de beschikbare zorgcapaciteit.
• De zorgbehoefte en het bijbehorende beveiligingsniveau worden bepaald door een onafhankelijke
                           partij.
                        
• Er worden gevalideerde instrumenten gebruikt en er wordt een uniforme werkwijze gevolgd
                           om inefficiëntie (onnodige bureaucratie en kosten) te voorkomen.
                        
5.2. Passendheid en tijdigheid indicatiestellingen
                  
Het WODC concludeert dat bij het stellen van indicaties NIFP/IFZ, PMO en 3RO worden
                     gehinderd door het ontbreken van actuele en kwalitatieve informatie vanwege onduidelijkheden
                     over juridische kaders en (on)mogelijkheden van gegevensdeling binnen de forensische
                     zorgketen. Ten aanzien van de tijdigheid geldt dat als dossiers niet altijd compleet
                     zijn en de indicatiestellingen niet tijdig kunnen worden afgerond.
                  
5.3. Passendheid en tijdigheid plaatsingen
                  
Het WODC concludeert dat door het capaciteitsgebrek in passend zorgaanbod de wachttijd
                        wordt verlengd voor het kunnen starten van de behandeling. Dat bemoeilijkt het plaatsingsproces
                        van de (nieuwe) instroom. Het effect hiervan verschilt per zorgtype. Voor de schaarse
                        plekken, bijvoorbeeld voor patiënten met een lichte verstandelijke beperking die op
                        beveiligingsniveau 3 moeten worden geplaatst, kan de wachttijd oplopen tot ruim een
                        jaar. Er wordt door plaatsers bij lange wachtlijsten vaker gezocht naar alternatieve
                        zorg; overbruggingszorg of «second best» plaatsingen. Sommige patiënten blijken moeilijk
                        plaatsbaar vanwege hun complexe problematiek of vanwege eerdere gewelddadige incidenten.
                     
Zorginstellingen worden hiervoor rechtstreeks benaderd. Dit heeft als voordeel dat
                        maatwerk kan worden geboden. Bijkomend risico van een informele plaatsing is beïnvloeding
                        vanuit economisch belang en mogelijk het ontbreken van een transparante registratie
                        in de keten van elke stap in het proces.
                     
5.4. Helpende en belemmerende factoren
                  
Het WODC heeft onderzocht welke factoren een helpende dan wel belemmerende rol spelen
                     bij de processen van indicatiestelling, matching en plaatsing in de forensische zorg.
                     Hieruit komt naar voren dat de samenwerking tussen partijen bij het vinden van een
                     passende plek met beperkte beschikbaarheid als helpend wordt ervaren door de uitvoeringspartijen.
                     De capaciteitstekorten worden daarentegen als belemmerend ervaren.
                  
De applicatie Informatiesysteem forensische zorg (Ifzo) die het proces ondersteunt
                     is traag, bewerkelijk en foutgevoelig. De beperkingen van Ifzo en de gevolgde werkwijze
                     staan een efficiënt gebruik van de beschikbare forensische zorgcapaciteit in de weg
                     omdat er nu onvoldoende zicht is op de forensische zorgcapaciteit en de dekkingsgraad
                     daarvan. Om hierop meer zicht te krijgen is het nodig patiënten te kunnen volgen en
                     de mogelijkheden voor data-analyse uit te breiden. Door de kwaliteit van de in Ifzo
                     geregistreerde informatie, is het niet of moeilijk te bepalen of de plaatsingen in
                     lijn zijn met de indicatiestellingen. Het is daarmee ook niet te bepalen of patiënten
                     daadwerkelijk op de juiste plek terechtkomen, zo concludeert het WODC.
                  
Op basis van de resultaten van het onderzoek komt een zestal aanbevelingen naar voren:
1) Vervang de applicatie Ifzo door een nieuw systeem dat beter aansluit op de behoeften
                              van ketenpartners en minder administratieve last veroorzaakt.
                           
2) Verbeter inzicht in zorgaanbod en plaatsing – Zorg voor beter zicht op beschikbare
                              zorg, wachtlijsten en patiënttrajecten door een goed functionerend IT-systeem.
                           
3) Vergroot forensische zorgcapaciteit – Pak tekorten in het zorgaanbod gericht aan en
                              verminder financiële risico’s bij uitbreiding.
                           
4) Herzie verplichte herindicatie bij afschaling – Onderzoek of een herindicatie in alle
                              gevallen nodig is en verminder administratieve lasten.
                           
5) Verduidelijk regels voor informatie-uitwisseling – Duidelijke wettelijke kaders moeten
                              onzekerheid over het delen van informatie verminderen.
                           
6) Investeer in kwaliteit en scholing – Zorg voor concrete richtlijnen, bijscholing en
                              intervisie om de kwaliteit van indicatiestelling en plaatsing te borgen.
                           
5.5. Inhoudelijke beleidsreactie
                  
Voor deze zes concrete aanbevelingen ben ik het WODC erkentelijk. Met uitzondering
                     van de eerste aanbeveling tot vervanging van de Ifzo-applicatie, onderschrijven de
                     aanbevelingen grotendeels het huidige beleid.
                  
Ad 1. De Ifzo-applicatie wordt nu niet vervangen maar wel verbeterd. Hiervoor is inmiddels
                     het project «Digitalisering forensische zorg-keten» gestart waarin DJI samen met de
                     3RO en zorgaanbieders samenwerkt aan het opzetten van een gedegen ketenstrategie.
                     Hierbij wordt de vraag ook meegenomen hoe de huidige Ifzo-applicatie kan worden verbeterd,
                     aangepast of uitgebreid. Een goed werkend ICT-systeem is immers randvoorwaardelijk
                     voor het uitvoeren van de processen in de forensische zorgketen. Dat geldt ook voor
                     de verbetering van het inzicht in zorgaanbod en plaatsing (ad 2). Het project DFZ
                     voorziet ook in de tweede aanbeveling.
                  
De grootste belemmering die het WODC constateert, betreft de capaciteitsdruk (ad 3)
                     binnen de forensische zorg. Over de maatregelen die in dat kader worden getroffen
                     om de capaciteitsdruk te verlichten, wordt u eerder in deze brief uitvoerig geïnformeerd.
                  
In het project DFZ wordt aan de hand van verbetering in de registratie gekeken naar
                     redundante processtappen met het oog op de vermindering van de administratieve lasten
                     voor de sector. Uit efficiencyoverwegingen is besloten de aanbeveling – herzie de
                     verplichte herindicatie na afschaling (ad 4) op te pakken zodra er meer zicht is op
                     de resultaten van dit project.
                  
De aanbeveling om de regels voor informatie-uitwisseling te verduidelijken (ad 5)
                     is daarentegen lastiger uit te voeren. Mede onder invloed van privacywetgeving is
                     er een tendens ontstaan om in individuele wetten eigen regels op te nemen voor informatie-uitwisseling.
                     Hierdoor moet de uitvoering steeds rekening houden met per wet verschillende regels
                     voor informatie-uitwisseling. Daarbij kunnen er voor de uitvoering complexe situaties
                     ontstaan zodra er meerdere wetten van toepassing zijn op een casus. Dit probleem wordt
                     onderkend en daarom wordt verkend hoe een en ander voor de uitvoering kan worden verhelderd.
                  
Tot slot vind ik het van belang te noemen dat tijdens de onderzoeksperiode een grote verschuiving in de inkoopstrategie gaande was. Deze is inmiddels
                     gerealiseerd. Het kwaliteitskader indicatiestellingen dat het WODC noemt, is ook vastgesteld
                     en wordt geïmplementeerd. Onderdeel van het kwaliteitskader is het organiseren van
                     gemeenschappelijke scholing en inzet op de verbetering van samenwerking met ketenpartners
                     (ad 6).
                  
Via de voortgangsbrieven forensische zorg wordt uw Kamer verder geïnformeerd over
                     de voortgang van bovenstaande.
                  
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
T.H.D. Struycken, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid