Brief regering : Vierde voortgangsrapportage capaciteit DJI
24 587 Justitiële Inrichtingen
Nr. 1056
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 juni 2025
Hierbij ontvangt u de vierde voortgangsrapportage over de capaciteit bij de Dienst
Justitiële Inrichtingen (DJI). De Kamer wordt hierover periodiek geïnformeerd1.
Per brief van 7 maart jl.2 heeft mijn ambtsvoorganger een overzicht gegeven van de maatregelen die in gang zijn
gezet, het huidige beeld geschetst en aangegeven dat er vol ingezet wordt op capaciteitsuitbreidingen.
Ook is uw Kamer geïnformeerd dat een extra maatregel nodig is, het eerder heenzenden
van gedetineerden met maximaal twee weken indien noodzakelijk3. Momenteel worden gedetineerden maximaal vijf dagen eerder heengezonden. Zoals mijn
ambtsvoorganger uiteengezet heeft is deze maatregel noodzakelijk: er is nog steeds
een bezetting van ruim 99,5% in het reguliere gevangeniswezen én er blijven stelselmatig
arrestanten achter op politiebureaus terwijl deze cellen bedoeld zijn als incidentele
overloopcapaciteit. Daar komt bij dat er een groeiende voorraad aan zelfmelders en
arrestanten is. Met deze maatregel wordt voorkomen dat veroordeelden en voorlopig
gehechten niet meer de gevangenis in kunnen. Deze brief gaat in op de verdere uitwerking
van deze maatregel. Deze en de overige maatregelen die zijn ingezet door mijn ambtsvoorganger
betreur ik, maar zijn noodzakelijk gezien de huidige situatie.
Om de situatie in het gevangeniswezen structureel te verbeteren is budget noodzakelijk,
zowel voor de noodzakelijke renovaties als de benodigde capaciteitsuitbreidingen.
Er komt op dit moment geen aanvullend budget beschikbaar voor het gevangeniswezen.4 Dit houdt in dat er keuzes gemaakt moeten worden. Deze brief schetst de invulling
van deze keuzes.
Verder wordt in deze brief ingegaan op uitkomsten van de analyse naar het zelfmeldbeleid
en op de stand van zaken met betrekking tot moties en toezeggingen. In de bijlage
is een overzicht opgenomen van de maatregelen met een huidige stand van zaken.
Uitwerking heenzenden indien noodzakelijk (maatwerk)
De afgelopen periode is het heenzenden indien noodzakelijk verder uitgewerkt. Bij
deze maatregel wordt maatwerk toegepast.
Alleen als er voorzien is dat er onvoldoende plek is, wordt besloten om veroordeelden
eerder heen te zenden. Dit wordt periodiek beoordeeld. Het heenzenden komt er als
volgt uit te zien:
− De duur wordt op maat bepaald. Het adagium is zo kort mogelijk en wordt gemaximeerd
tot 14 dagen.
− Gedetineerden met een straf van ten minste acht dagen en ten hoogste een jaar komen
in aanmerking.5
− Gedetineerden die zijn veroordeeld wegens ernstige gewelds- of zedenmisdrijven zijn
uitgesloten.
− Ook gedetineerden die zijn geplaatst op de Extra Beveiligde Inrichting (EBI), Terroristen
Afdeling (TA), Afdeling Intensief Toezicht (AIT), Afdeling voor beheersproblematische
gedetineerden of Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) worden uitgesloten. Hetzelfde
geldt voor gedetineerden aan wie een tbs-maatregel is opgelegd en gedetineerden die
worden overgeplaatst naar een instelling voor forensische zorg (artikelplaatsingen)
en voor strafrechtelijke vreemdelingen (VRIS).
− Gedetineerden die bij DJI verblijven voor gijzeling of een inrichting voor stelselmatige
daders zijn uitgesloten omdat in dat geval geen sprake is van een gevangenisstraf.
− De voorwaarden die zijn verbonden aan een aansluitende opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf,
een aansluitende maatregel of een penitentiair programma gelden ook tijdens het heenzenden.
Als dat in de weg staat komt een gedetineerde niet in aanmerking voor het heenzenden.
Het heenzenden indien noodzakelijk wordt juridisch mogelijk gemaakt in de Regeling
tijdelijk verlaten inrichting (Rtvi). De gewijzigde Rtvi is voorgelegd aan de Raad
voor de Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) en – op eigen verzoek – de
Raad voor de Rechtspraak (Rvdr). Zowel de RSJ en Rvdr erkennen de noodzaak van maatregelen
bij het capaciteitsprobleem. Desalniettemin heeft de Rvdr een aantal bezwaren. Het
voornaamste bezwaar van de Rvdr is dat vonnissen ten uitvoer gelegd moeten worden
op de wijze waarop deze door de rechter zijn gewezen en bedoeld. Met de voorgestelde
regeling wordt hier afbreuk aan gedaan. De Rvdr en de RSJ geven beiden aan dat een
beleidskader nog ontbreekt, waardoor onduidelijk is hoe de maatregel wordt toegepast
en wat de criteria zijn voor toekenning. Zij geven aan dat daarom onduidelijk is hoe
rechtsongelijkheid wordt voorkomen. Daarnaast geeft de RSJ aan dat het stellen van
voorwaarden afgeraden wordt omdat dit arbeidsintensief is en onuitvoerbaar wordt voor
degenen die belast zijn met het opstellen en controleren van de voorwaarden.
De adviezen van de RSJ en Rvdr worden meegenomen in de wijziging van de regeling.
Ook is gekeken hoe invulling gegeven kon worden aan de motie van de leden Sneller
(D66) c.s.6 over het opnemen van voorwaarden bij het heenzenden. In de Rtvi wordt als voorwaarde
opgenomen dat een gedetineerde geen strafbaar feit mag plegen. Als DJI hier kennis
van neemt moet het dan nog resterende strafrestant in een penitentiaire inrichting
(PI) worden uitgezeten.
Er wordt geen meldplicht als voorwaarde opgenomen, in lijn met het advies van de RSJ.
Vanwege de korte duur van het heenzenden is een meldplicht moeilijk uitvoerbaar en
geeft het hoge extra administratieve lasten voor de uitvoering. Andere mogelijke voorwaarden
bij het vonnis zoals een contact- en/of locatieverbod blijven wel gelden tijdens het
heenzenden.
De Rtvi zal naar verwachting vanaf medio juli in werking treden. Momenteel worden
gedetineerden maximaal vijf dagen eerder heengezonden waardoor gedetineerden (met
uitzondering van zelfmelders en een deel van de arrestanten) tijdig geplaatst kunnen
worden.
Capaciteitsproblematiek DJI
Er zijn investeringen nodig voor noodzakelijke renovaties zodat huidige gebouwen in
stand kunnen worden gehouden. Zonder renovaties vallen op termijn plekken uit. Daar
komt bij dat recente prognoses uit het Prognosemodel Justitiële Ketens (PMJ) aangeven
dat er fors meer (jeugd)capaciteitsplaatsen nodig zijn de komende jaren waardoor de
tekorten verder toenemen zonder uitbreidingen.7
Het streven is dat er zo min mogelijk plekken uitvallen. Daarom wordt het geld dat
eigenlijk bestemd was voor de uitbreiding van jeugd- en forensische zorgplaatsen besteed
aan de noodzakelijke renovaties van cellen in het gevangeniswezen. Daarnaast is een
herverdeling binnen de begroting van DJI gemaakt. Het geld bestemd voor uitbreidingen
van jeugd- en forensische plekken en de herverdeling van de DJI-begroting zorgt er
samen voor dat DJI voor de huisvestingsproblematiek nog structureel € 75 miljoen beschikbaar
heeft. Hiermee kunnen van de 4.100 cellen die gerenoveerd moeten worden circa 1.000
plaatsen worden aangepakt. Concreet betekent dit dat een aantal cruciale systemen
vervangen worden in meerdere inrichtingen (waaronder ventilatiesystemen, security
managementsystemen en cel-intercom). Het risico van sluiting resteert daarmee nog
voor 3.100 plaatsen.
Recente prognoses uit de PMJ geven daarnaast aan dat er meer (jeugd)capaciteitsplaatsen
nodig zijn de komende jaren waardoor de tekorten verder toenemen zonder uitbreidingen.8 Voor het gevangeniswezen betekent het dat er in 2030 een opgelopen tekort wordt verwacht
van ten minste 800 plaatsen en voor jeugd een tekort aan 83 plaatsen. De stijging
van de benodigde plaatsen komt onder andere door strafverzwaringen die de afgelopen
jaren zijn ingevoerd, hogere straffen die worden opgelegd en een toename in de instroom.
Momenteel is er geen financiële ruimte om in te zetten op structurele capaciteitsuitbreidingen.
De voorbereidingen voor het heropenen van voormalig PI Almere en Justitiële Jeugd
Inrichting (JJI) Harreveld worden voortgezet, maar definitieve besluiten daarover
kunnen niet worden genomen door het ontbreken van financiële middelen. Voor Almere
betreft het circa 300 plekken, voor Harreveld zou het gaan om 70 JJI-plekken.
Enkele tijdelijke maatregelen voor de korte termijn, zoals een noodgevangenis met
60 tijdelijke plekken in de PI Zuid–Oost (locatie Ter Peel), worden betaald uit de
bestaande budgetten en uit het amendement van het lid Ellian (VVD). Deze tijdelijke
plekken zijn echter onvoldoende om de komende jaren aan de stijgende capaciteitsvraag
te voldoen.
Dit zal er in de komende jaren toe leiden dat gedetineerden waarschijnlijk nog langer
moeten worden heengezonden dan 14 dagen en dat executietermijnen kunnen verlopen.
De voorraad aan zelfmelders en arrestanten ligt momenteel al rond de 1.000 detentiejaren
en zal dan nog verder oplopen. De arbeidsmarktkrapte en daarmee de druk op het personeel
van DJI zal de komende jaren onverminderd hoog blijven. Dit is zeer onwenselijk.
Uitkomsten analyse zelfmeldbeleid
Bij Kamerbrief van 13 mei 2024 is aangekondigd dat het huidige zelfmeldbeleid zou
worden geëvalueerd.9 Dat heeft de vorm gekregen van een uitgebreide analyse, waarvoor door het Ministerie
van Justitie en Veiligheid is samengewerkt met het CJIB, DJI, politie en Slachtofferhulp
Nederland. De zelfmeldbeoordeling wordt uitgevoerd door het CJIB en vindt plaats volgens
de Regeling tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen (hierna: Regeling USB).10 De visie op het zelfmeldbeleid is dat veroordeelden daar waar mogelijk en verantwoord
de zelfmeldstatus krijgen zodat zij zich voor kunnen bereiden op detentie, met het
doel resocialisatie te bevorderen. De zelfmeldbeoordeling is een zorgvuldige belangenafweging
waarbij belangen van de veroordeelde, de maatschappij en eventuele slachtoffers en
nabestaanden worden meegewogen. Uit die belangenafweging kan dus ook volgen dat het
níet wenselijk is dat de zelfmeldstatus wordt toegekend. In dat geval volgt een last
tot aanhouding, arrestatie door de politie en instroom in de PI als arrestant.
Naar aanleiding van de analyse van het zelfmeldbeleid is het voornemen, met inachtneming
van bovenstaande visie, de volgende wijzigingen door te voeren in het zelfmeldbeleid:
1. De toevoeging van een extra absolute uitsluitingsgrond voor de zelfmeldstatus aan
artikel 2:1, eerste lid, van de Regeling USB, waarmee opgelegde gevangenisstraffen
van vier jaar en meer worden uitgesloten. Een van de huidige absolute uitsluitingsgronden
is veroordeling voor een strafbaar feit waar een gevangenisstraf van twaalf jaar of
meer op staat. In de praktijk komen veroordeelden voor ernstige delicten met een strafmaximum
onder twaalf jaar doorgaans al niet in aanmerking voor de zelfmeldstatus, als gevolg
van de belangenafweging die het CJIB maakt. Desalniettemin vind ik het verdedigbaar
om veroordeelden met opgelegde straffen van vier jaar of meer per definitie niet de
zelfmeldstatus toe te kennen. Wanneer een dergelijk hoge straf wordt opgelegd, is
het niet passend als veroordeelden in aanmerking komen voor zelfmelden.
In lijn met de hiervoor beschreven visie zouden de belangen van de samenleving en
eventuele slachtoffers en nabestaanden bij deze strafduur altijd zwaarder moeten wegen
dan die van de veroordeelde om zich voor te kunnen bereiden op detentie. Door het
artikellid aan te passen, wordt hier meer duidelijkheid over geboden. De grens van
vier jaar biedt nog voldoende ruimte voor een persoonsgerichte beoordeling door het
CJIB voor lager opgelegde straffen. Verdere beperking van deze ruimte is daarom op
dit moment niet nodig.
2. Een toevoeging aan de (niet-limitatieve) lijst van contra-indicatoren zoals opgenomen
in artikel 2:1, tweede lid, Regeling USB, namelijk dreigende verjaring van de gevangenisstraf.
Met die toevoeging wordt voorkomen dat de zelfmeldstatus toegewezen wordt in het geval
dat de termijn van de tenuitvoerlegging van die straf al dreigt te verjaren en toekenning
van de zelfmeldstatus daaraan zou kunnen bijdragen. Daarmee is zelfmelden geen recht
en dient straffeloosheid in alle gevallen te worden voorkomen.
Verder hecht ik veel waarde aan de weging van slachtofferbelangen bij de zelfmeldbeoordeling,
wat wordt gedaan door het CJIB. Dat vloeit voort uit artikel 6:1:3 van het Wetboek
van Strafvordering. Ook wil ik benadrukken dat specifiek ten aanzien van delicten
waarbij dodelijke slachtoffers zijn gevallen, zoals Wegenverkeerswetdelicten met dodelijk
gevolg, in beginsel niet de zelfmeldstatus wordt toegekend. In deze gevallen zijn
de gevolgen zo ernstig, dat het niet uit te leggen is wanneer de veroorzakers hun
opgelegde straf in vrijheid zouden kunnen afwachten.
De voorgenomen wijzigingen van de Regeling USB worden in afstemming met betrokken
ketenpartners voorbereid. De uitvoeringsgevolgen zullen door middel van een uitvoeringstoets
in kaart worden gebracht.
Moties en toezeggingen
Afromen van het eigen vermogen
Zoals toegezegd door de Minister van Justitie en Veiligheid aan het lid Koops (NSC)
tijdens het Wetgevingsoverleg over het Jaarverslag en Slotwet 2024 van het Ministerie
van Justitie en Veiligheid op 11 juni jl. wordt ingegaan op het afromen van het eigen
vermogen van DJI. In 2024 is eenmalig 23 miljoen euro van het eigen vermogen afgeroomd
omdat conform de Regeling Agentschappen11 (art. 11 sub 3) de grens van maximaal toegestane stand van het eigen vermogen is
overschreden. Deze 23 miljoen euro is gebruikt om problematiek van Justitie en Veiligheid
op te lossen waaronder het extra budget bij DJI ten behoeve van de hogere PMJ raming
voor JJI en Forensische zorg.
Het eigen vermogen is bedoeld om incidentele financiële tegenvallers op te kunnen
vangen en mag maximaal 5% van de gemiddelde jaaromzet bedragen. De afroming zorgt
dus bijvoorbeeld niet voor het uitstromen van personeel of het sluiten van gebouwen.
De capaciteitsproblemen bij DJI zijn structureel en kunnen niet met incidenteel € 23 miljoen
worden opgelost.
Inventarisatie heropenen gevangenissen
Conform de motie van het lid Eerdmans (JA21) is geïnventariseerd welke recent gesloten
gevangenissen heropend zouden kunnen worden en binnen welke tijdspanne en in hoeverre
er meer locaties geschikt zijn voor de bouw van noodgevangenissen.12 Het grootste deel van de gesloten gevangenissen is verkocht en is dus niet meer beschikbaar.
Ook wordt een aantal gebouwen momenteel verhuurd. Deze gebouwen zouden eventueel na
afloop van de huur weer in gebruik kunnen worden genomen mits voldaan kan worden aan
een aantal randvoorwaarden. Als dat het geval is, is de verwachting dat het na afloop
van de huurperiode ten minste vijf jaar zal duren voordat het gebouw weer gebruikt
kan worden als PI. Dit heeft onder meer te maken met de planvorming, aanbesteding,
vergunningverlening en het gebruiksklaar maken van een locatie. Ook zijn er voormalige
gevangenissen in een dusdanig slechte staat dat ze niet zonder uitzonderlijk grote
investeringen weer als normale gevangenis operationeel gemaakt kunnen worden. Er blijft
één voormalige gevangenis over die momenteel in aanmerking kan komen om opnieuw in
gebruik te nemen, dat is PI Almere. Er loopt een vooronderzoek naar wat nodig is om
de inrichting weer in gebruik te kunnen nemen. Dankzij de 20 miljoen uit het amendement
van het lid Ellian (VVD) kan dat vooronderzoek worden gefinancierd. Voor ingebruikname
van de voormalige PI is structureel budget nodig. Ten slotte heeft DJI gezocht naar
locaties voor noodgevangenissen. Zoals aangegeven in de brief van mijn ambtsvoorganger
van 7 maart jl. wordt verkend of er in de PI Zuid–Oost (locatie Ter Peel) in totaal
60 extra tijdelijke plekken gerealiseerd kunnen worden. Er wordt onderzocht op welke
wijze de eenmalige middelen voor tijdelijke plekken van het amendement van het lid
Ellian (VVD) over meerdere jaren ingezet kunnen worden. Zo zet ik onder andere ook
in op tijdelijke plekken bij de PI Haaglanden. Uw Kamer wordt hierover geïnformeerd
in de volgende voortgangsrapportages.
Financiële consequenties versobering
Conform toezegging van mijn ambtsvoorganger aan het lid Wijen-Nass (BBB)13 tijdens het commissiedebat Gevangeniswezen op 12 maart jl. geef ik aan wat de financiële
consequenties zijn voor het DJI personeel bij verdere versobering van het dag- en
avondprogramma. Versobering van het avondprogramma kan leiden tot een afname van het
aantal avonddiensten dat via de roosters aangeboden wordt. Bij het wegvallen van het
avondprogramma zijn er alsnog avonddiensten, maar zal er minder personeel nodig zijn.
Hierdoor kan het zo zijn dat er in individuele gevallen een afname is van de maandelijks
berekende toelage onregelmatige dienst. De afname verschilt per persoon. Ik verwijs
verder naar de beantwoording van de schriftelijke vragen van 8 april 2024 waar uitgebreid
is ingegaan op de mogelijkheden om te versoberen en de consequenties daarvan.14
Meerpersoonscellen (MPC)
De motie van het lid Eerdmans (JA21) vraagt om de inzet van meerpersoonscellen te
intensiveren tot het maximale gebruik mits dit veilig kan.15 Dit is het geval.
DJI heeft zich ingespannen om cellen zo optimaal mogelijk te benutten en gedetineerden
op een meerpersoonscel (MPC) te plaatsen waar dat mogelijk is en verantwoord kan.
Deze inspanning zorgt dit jaar voor ruim 100 extra plekken (grotendeels MPC). DJI
heeft alle mogelijkheden onderzocht om zo veel mogelijk MPC plekken te realiseren
en ziet vooralsnog geen verdere mogelijkheden binnen de gestelde randvoorwaarden.
DJI blijft opties onderzoeken maar dit zal geen volledige oplossing bieden voor het
capaciteitstekort. Hiermee beschouw ik de motie als afgedaan. Ook wordt hiermee invulling
gegeven aan de motie van de leden Van Nispen (SP), Lahlah (GL-PvdA), Boswijk (CDA),
Sneller (D66) om geen concessies te doen aan de veiligheid van het personeel en de
regeldruk voor het personeel in de inrichtingen.16
Maatregelen en verzoeken uitwerken
In de motie van het lid Bruyning (NSC) is gevraagd om een zestal maatregelen en verzoeken
uit te werken:17
1. In overleg treden met het CJIB om het aantal gijzelingen wegens niet-betaalde boetes
verder te verminderen;
2. In gesprek gaan om de verhouding van «twee uur taakstraf is een dag detentie» aan
te passen naar bijvoorbeeld «vier of zes uur taakstraf is een dag detentie»;
3. Meer mogelijkheden creëren om een deel van de straf om te zetten in enkelbandgebruik
met strenge plaats- en tijdsvoorwaarden;
4. Meer mogelijkheden realiseren voor detentie buiten werkuren;
5. Verkennen of en op welke wijze beperkt beveiligde detentiecapaciteit kan worden uitgebreid;
6. Verkennen onder welke voorwaarden een groter deel van de isd-maatregel extramuraal,
en daarmee in een zorginstelling, ten uitvoer kan worden gelegd.
Verzoek 1, in overleg treden met het CJIB om het aantal gijzelingen wegens niet-betaalde
boetes verder te verminderen, is voorgelegd aan het CJIB. Gijzeling wordt alleen toegepast
bij personen die niet willen maar wel kunnen betalen. Het aantal daadwerkelijk toegepaste
gijzelingen bij niet betaalde verkeersboetes vindt de afgelopen jaren nog nauwelijks
plaats (0 keer in 2024). Het aantal gijzelingen voor boetes opgelegd bij strafbeschikking
is eveneens nihil. Bij boetes is dus geen ruimte om het aantal gijzelingen nog verder
terug te dringen. Gijzeling vindt nog wel plaats bij ontnemingsmaatregelen (66 keer
in 2024) en schadevergoedingsmaatregelen (669 keer in 2024). Het kunnen toepassen
van gijzeling door het CJIB kan van groot belang zijn voor slachtoffers om hun schade
vergoed te krijgen of om daders hun crimineel verkregen gelden te laten betalen.
De beslissing om in een individuele zaken al dan niet te gijzelen is – op aangeven
van het CJIB – aan de officier van justitie en/of de rechter, die deze beslissing
onafhankelijk neemt. In veel situaties is de dreiging om de van de rechter en/of officier
van justitie ontvangen toestemming om gijzeling toe te passen al voldoende om alsnog
tot betaling te komen.
Voor de effectiviteit van de inning van geldelijke sancties bij mensen die niet willen
betalen, acht het CJIB het daarom van belang om een machtiging of akkoord te ontvangen
voor gijzeling van de officier van justitie of de rechter.
Verzoek 2 betreft het in gesprek gaan over de verhouding van het aantal uren taakstraf
per dag detentie. De officier van justitie vordert vervangende hechtenis en de rechter
legt deze op. Met het oog op de rechtsgelijkheid en de balans tussen straffen hanteren
de rechtspraak en het OM hiervoor een eenduidige maatstaf. De wet biedt de mogelijkheid
om over te gaan tot een andere maatstaf, zoals de in de motie gesuggereerde omrekening.
Of daadwerkelijk aanpassing plaatsvindt is aan de rechtspraak en het OM. Dit verzoek
is onder de aandacht van het Openbaar Ministerie en de rechtspraak gebracht.
Verzoek 3 – om meer mogelijkheden te creëren om een deel van de straf om te zetten
in enkelbandgebruik – is voor de uitvoering praktisch niet haalbaar binnen het eindverlof
gezien de korte duur ervan. Een dergelijke maatregel – het capaciteitsverlof onder
elektronisch toezicht – is eerder ingezet voor de capaciteitsproblematiek. Conform
een motie van de leden Bruyning (NSC) cs. is dit capaciteitsverlof per 31 december
jl. beëindigd.18 Mochten er op enig moment aanvullende maatregelen nodig zijn, dan kijken we naar
de mogelijkheden van de enkelband. In relatie tot het gebruik van enkelbanden merk
ik overigens nog op dat de leden Sneller (D66) cs. het initiatiefwetsvoorstel Slimmer straffen voorbereiden, waarin naar verwachting onder meer elektronische detentie als hoofdstraf
wordt voorgesteld.
Verzoeken 4 (meer mogelijkheden realiseren voor detentie buiten werkuren), 5 (of en
op welke wijze beperkt beveiligde detentiecapaciteit kan worden uitgebreid) en 6 (onder
welke voorwaarden kan een groter deel van de isd-maatregel extramuraal ten uitvoer
kan worden gelegd) uit de motie zal worden verkend. De resultaten van deze verkenning
worden in de tweede helft van dit jaar met de Kamer gedeeld.
Onvindbare veroordeelden
Conform toezegging van mijn ambtsvoorganger aan het lid Sneller (D66) tijdens het
mondelinge vragenuur op 4 maart jl. wordt ingegaan op wat het kabinet doet om onvindbare
veroordeelden op te sporen en wat eventueel aanvullend mogelijk is. Er zijn maatregelen
genomen om te voorkomen dat veroordeelden zonder vaste woon- of verblijfplaats zich
aan hun straf onttrekken en om deze groep effectief op te sporen. Het opsporingsteam
van de politie en OM, Fugitive ActiveSearch Team NL (FASTNL), zoekt actief naar voortvluchtigen
die een vrijheidsstraf moeten uitzitten van 300 dagen of meer. Indien van een veroordeelde,
aan wie een gevangenisstraf van 120–300 dagen is opgelegd, geen vaste woon- of verblijfplaats
in Nederland bekend is, wordt door Fast een internationale signalering uitgevaardigd.
Mede naar aanleiding van het verzoek van lid Sneller heeft er recent overleg plaatsgevonden
met de ketenpartners over extra mogelijkheden om onvindbaren op te sporen. Op dit
moment zijn er mede vanwege de beperkte capaciteit bij de keten en in het bijzonder
bij DJI geen aanvullende mogelijkheden om de aanpak te intensiveren.
Tot slot
Het gebrek aan capaciteit is en blijft een groot probleem. De maatschappij en in het
bijzonder slachtoffers en nabestaanden moeten er vanuit kunnen gaan dat straffen ten
uitvoer worden gelegd. Het is een belangrijke basis van elke rechtsstaat dat misdaad
bestraft wordt en straffen ook daadwerkelijk uitgezeten worden.
Daarom wordt samen met de ketenpartners hard gewerkt om de problematiek aan te pakken.
De keuzes die mijn ambtsvoorganger en nu ikzelf daarbij moeten maken zijn betreurenswaardig,
maar noodzakelijk. Het doel is om zoveel mogelijk plekken te behouden en waar dat
mogelijk is binnen de beschikbare middelen extra plekken te openen, op de korte én
de lange termijn. Uw Kamer wordt op de hoogte gehouden via de voortgangsrapportages.
De vijfde voortgangsrapportage capaciteit DJI ontvangt uw Kamer in de tweede helft
van dit jaar.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
T.H.D. Struycken
Indieners
-
Indiener
T.H.D. Struycken, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid