Brief regering : Moties en toezeggingen over transitie naar proefdiervrije innovatie (TPI) en dierproeven
32 336 Dierproeven
Nr. 166 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN LANDBOUW, VISSERIJ, VOEDSELZEKERHEID EN NATUUR
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 juni 2025
Op d.d. 29 januari jl. en d.d. 20 februari jl. hebben het commissiedebat en het tweeminutendebat
over dierproeven en de transitie naar proefdiervrije innovatie plaatsgevonden. Tijdens
deze twee debatten zijn er verschillende moties aangenomen en heb ik een aantal toezeggingen
gedaan. In deze brief informeer ik de Kamer, mede namens de Minister van OCW, over
de uitvoering van de moties (I) en toezeggingen (II) waarover ik heb toegezegd de
Kamer voor de zomer te informeren. Het gaat om de volgende moties en toezeggingen:
a. Motie van leden Kostic en Graus waarmee de regering verzocht wordt om zich er in Europees
verband voor in te zetten dat er geen dierproeven meer worden uitgevoerd voor het
testen van stoffen die alleen in cosmetica gebruikt worden (Kamerstuk 32 336 nr.159);
b. Motie van leden Graus en Flach waarmee de regering verzocht wordt om over te gaan
tot stimulatie van standaardisatie en validatie van bestaande proefdiervrije modellen
(Kamerstuk 32 336 nr.161);
c. Motie 36600 XIV-53 Kostic waarmee de regering wordt verzocht om te onderzoeken hoe
de ontwikkeling en toepassing van innovatieve, proefdiervrije methoden meer kan worden
gestimuleerd, bijvoorbeeld door overheidssubsidies voor dierproeven stapsgewijs over
te hevelen.
d. De toezegging (TZ202502–021) om de Kamer te informeren over de RAT-lijst en gesprekken
met CCD daarover;
e. De toezegging (TZ202502–022) om de Kamer een overzicht van geoormerkte financiering
voor alternatieven voor dierproeven te verstrekken;
f. De toezegging (TZ202502–024) om een validatie en financiële routekaart die samen met
ZonMw is ontwikkeld voor het einde van dit jaar met de Kamer te delen;
g. De toezegging (TZ202502–027) om in gesprek te gaan met ZonMw en NWO in hoeverre de
ARRIVE-richtlijnen verplicht gesteld kunnen worden bij onderzoek met proefdieren en
de Kamer voor de zomer te informeren over de uitkomst van dat gesprek.
I. Uitvoering van moties
a. Inzet in Europees verband waaronder dierproeven voor cosmetica.
In het commissiedebat dierproeven van 29 januari jl. en mijn brief aan de Kamer van
18 november 2024 (Kamerstuk 32 336, nr. 154) heb ik de Kamer geïnformeerd over mijn inzet in Europa. Een groot onderdeel van
deze inzet is het voorstel voor de nieuwe beleidsagenda van de European Research Area
(ERA) welke ik samen met mijn collega van OCW, de Europese Commissie en een aantal
andere lidstaten heb ingediend. Tot mijn grote vreugde kan ik u mededelen dat het
voorstel, als onderdeel van de ERA-beleidsagenda 2025–2028, formeel is goedgekeurd
door de Europese Raad voor het Concurrentievermogen1. Met dit voorstel ligt er een plan om het innovatiebeleid van lidstaten en de Commissie
op elkaar af te stemmen en gericht in te zetten op het vergroten van de acceptatie
van proefdiervrije innovaties voor gebruik bij geneesmiddelontwikkeling en biomedische
wetenschap. Onderdeel van de plannen zijn het opzetten van een Europese agenda voor
de ontwikkeling van proefdiervrije modellen, de benodigde infrastructuur hiervoor
en een strategie voor het vergroten van het gebruik van deze modellen. Ook zullen
lidstaten en stakeholders gezamenlijk de validatie en kwalificatie van specifieke
proefdiervrije modellen voor het gebruik bij regulatoire geneesmiddelentesten ondersteunen.
Tevens zal gewerkt worden aan het opzetten en samenbrengen van onderwijsprogramma's
voor het trainen van wetenschappers en autoriteiten in het gebruik van proefdiervrije
modellen.
Nederland heeft, onder andere met de oprichting van het Centrum voor Proefdiervrije
Biomedische Translatie, een uitstekende uitgangspositie. De goedkeuring van deze ERA-actie
is een grote kans om de voorloperpositie van Nederland op het gebied van proefdiervrije
innovatie in Europa te verstevigen. Nederland zal als trekker optreden van deze ERA-actie
en daarmee een grote rol krijgen in de uitvoering. Ik zal me er dan ook voor inzetten
dat Nederlandse stakeholders een goede plaats krijgen in de uitvoering van de actie.
Hoewel er al een aanzienlijke groep lidstaten deelname heeft toegezegd, zal ik de
komende maanden middels gesprekken met andere lidstaten werken aan het verder vergroten
van de steun. Ik kijk uit naar de samenwerking met andere lidstaten en de Europese
Commissie aan Europese acceptatie en implementatie van proefdiervrije innovaties.
Ook maakt de Europese Commissie goede vorderingen met het stappenplan voor uitfasering
van dierproeven voor chemische veiligheidstesten. De leden Kostic en Graus hebben
de regering verzocht zich er in Europees verband voor in te zetten dat er geen dierproeven
meer worden uitgevoerd voor het testen van stoffen die alleen in cosmetica gebruikt
worden (Kamerstuk 32 336, nr.159). Zoals ik heb toegelicht in het commissiedebat dierproeven van 29 januari j.l. komt
het inderdaad voor dat ervoor stoffen die alleen in cosmetica gebruikt worden, nog
dierproeven worden ingezet. Binnen de cosmeticaverordening geldt er inderdaad een
dierproevenverbod, echter om de risico's te kunnen bepalen die optreden wanneer deze
stoffen in het milieu komen of productiemedewerkers eraan worden blootgesteld gelden
er andere regels en worden er nog dierproeven toegestaan. Dit gaat onder andere over
de REACH-wetgeving. REACH is een van de 15 wettelijke kaders waar het stappenplan
voor afbouw van dierproeven zich op richt. Daarvoor ben ik, samen met Nederlandse
stakeholders zoals het RIVM regelmatig in gesprek met de Commissie over het lange
termijn doel van het stappenplan en hoe transitie denken daarbij kan helpen. Ik merk
dat de Nederlandse aanpak van de transitie naar proefdiervrije innovatie daarbij met
interesse ontvangen wordt door de Commissie. Mijn departement is daarnaast betrokken
bij workshops en enquêtes die de Commissie organiseert in het kader van ontwikkeling
van de routekaart. Mijn inzet daarbij is dat er een routekaart komt die voldoende
ambitieus is en daadwerkelijk gaat zorgen voor vermindering van dierproeven. De routekaart
is een initiatief van de Europese Commissie, maar ik wil me graag extra inzetten en
voer op dit moment gesprekken met de Commissie over hoe ik kan bijdragen aan de totstandkoming
van de routekaart. Ik voer de motie uit middels mijn inzet voor de routekaart aangezien
die gericht is op het uitfaseren van dierproeven voor chemische stoffen, waaronder
stoffen voor cosmetica. Daarmee beschouw ik deze motie als uitgevoerd.
b. Stimulatie standaardisatie en validatie van bestaande proefdiervrije modellen.
Standaardisatie en validatie van proefdiervrije innovaties of New Approach Methodologies
(NAMs) zijn van groot belang om de transitie verder te helpen. De leden Graus en Flach
hebben de regering verzocht over te gaan tot stimulatie van standaardisatie en validatie
van bestaande proefdiervrije modellen (Kamerstuk motie 32 336, nr.161). Het stimuleren van standaardisatie en validatie is reeds een speerpunt in mijn
beleid, zoals beschreven in mijn Kamerbrief d.d. 18 november 2024 (Kamerstuk 32 336, nr. 154). Hier zet ik bijvoorbeeld op in met de initiatieven zoals de ValNam subsidieoproep
van ZonMw samen met een Duitse financier (totaal € 7,5 miljoen) en een nieuwe NWA-subsidieoproep
die ik samen met de Minister van OCW en IenW financier (totaal € 3,6 miljoen). Bovendien
is standaardisatie en validatie ook onderdeel van het groeifondsproject Centrum Proefdiervrije
Biomedische Translatie (CPBT). Ik zie de motie als een aanmoediging om door te gaan
met het ingezette beleid en waar mogelijk hier extra op in te zetten. Daarom heb ik
besloten het RIVM een opdracht te verlenen, om een beter inzicht te krijgen in het
validatieproces van New Approach Methodologies (NAMs)voor de beoordeling van chemische
stoffen. RIVM zal het validatieproces visueel en begrijpelijk inzichtelijk maken en
een beleidswetenschappelijk artikel maken. Dat artikel kan als basis dienen om Europees,
maar ook internationaal, het gesprek over nog bestaande barrières aan te gaan. En
te kijken welke mogelijkheden er zijn om het proces van standaardisatie en validatie
te versnellen.
c. Onderzoeken hoe de ontwikkeling en toepassing van proefdiervrije methoden meer
kan worden gestimuleerd.
Met deze motie wordt de regering door de leden Kostic, Graus, Grinwis en Beckerman
verzocht om te onderzoeken hoe de ontwikkeling en toepassing van innovatieve, proefdiervrije
methoden meer kan worden gestimuleerd, bijvoorbeeld door overheidssubsidies voor dierproeven
stapsgewijs over te hevelen. Dit zonder dat dit gevolgen heeft voor het onderzoek
dat strikt noodzakelijk is voor de bestrijding van levensbedreigende ziekten en uitbraken
van infectieziekten die de volksgezondheid bedreigen, en de Kamer hierover medio 2025
te informeren (Kamerstuk motie 36 600 XIV, nr. 53). In mijn brief van d.d. 18 november 2024 (Kamerstuk 32 336, nr. 154) heb ik de Kamer geïnformeerd dat ik als invulling van deze motie nader onderzoek
laat doen naar de (on)mogelijkheden (met de nadruk op de mogelijkheden) en daarbij
ook het zogenoemde Off Road-initiatief van ZonMw laat meenemen. Ik heb besloten dit
onderzoek door een externe onafhankelijke partij uit te laten voeren en dit onderzoek
zal op zeer korte termijn van start gaan. De resultaten verwacht ik in december dit
jaar, waarna ik de Kamer over de uitkomsten zal informeren.
II. Uitvoering van toezeggingen
d. De RAT-lijst
De RAT-lijst is een lijst van 10 soorten dierproeven waarvoor onder specifieke omstandigheden
binnen Europa een erkende proefdiervrije methode beschikbaar is. Uit een eerste analyse
van de Europese Commissie is gebleken dat verschillende lidstaten een aantal van deze
dierproeven toch nog uitvoeren, waaronder ook Nederland. Uit deze eerste analyse is
echter niet te achterhalen of deze dierproeven ook zijn uitgevoerd onder de omstandigheden
zoals gedefinieerd in de RAT-lijst of dat deze proeven zijn uitgevoerd ten behoeve
van een ander doel waarvoor nog geen passende of betrouwbare proefdiervrije methode
is. Om deze vraag goed te kunnen beantwoorden is een nauwkeurige diepgaande analyse
nodig. Ik heb de Centrale Commissie Dierproeven (CCD) gevraagd om deze analyse afgestemd
met het Nationaal Comité advies dierproevenbeleid (NCad) op te pakken. De resultaten
van deze analyse worden later dit jaar verwacht.
e. Overzicht van geoormerkte financiering voor alternatieven voor dierproeven
Tijdens het debat van 29 januari jl. heb ik de Kamer toegezegd een overzicht van geoormerkte
financiering voor alternatieven voor dierproeven te verstrekken (TZ202502–022). Het
totale budget dat beschikbaar is voor alternatieven voor dierproeven en proefdiervrije
innovaties is niet in absolute cijfers weer te geven, omdat het een variatie aan innovaties
betreft en niet systematisch wordt gemonitord. Wel is het totaalbudget voor dierproevenbeleid,
alternatieven voor dierproeven en proefdiervrije innovaties (TPI) inzichtelijk. Voor
2025 is daar een totaalbudget van € 5.9 miljoen voor gereserveerd. Dit bedrag is opgebouwd
uit mijn bijdrage aan het meerjarige ZonMw programma Meer Kennis met Minder Dieren
(ruim € 2 miljoen), een meerjarige opdracht aan het RIVM (ruim € 900.000), de regie
van het programma Transitie Proefdiervrije Innovatie en projecten in het kader van
dierproeven en alternatieven (vervanging, vermindering en verfijning (3V-beleid) (samen
circa € 1,3 miljoen), mijn jaarlijkse opdrachten aan Wageningen Food Safety Research/Wageningen
University & Research (circa € 668.000) en het Nationaal Comité adviesdierproevenbeleid
(circa € 1 miljoen). Daarnaast is er door het kabinet vanuit het Nationaal Groeifonds
€ 55 miljoen onvoorwaardelijk toegekend voor het groeifonds initiatief Centrum Proefdiervrije
Biomedische Translatie (CPBT) en nog eens € 69,5 miljoen staat gereserveerd als een
voorwaardelijk toekenning. Ik verwijs hiervoor ook naar het wetsvoorstel Begroting
van het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (XIV) en het
Diergezondheidsfonds (F) voor 2025 van d.d. 17 september 2024 (Kamerstuk 36 600-XIV nr. 11) en de beantwoording van de feitelijke vragen behorende bij de begroting van LVVN
2025 d.d. 11 oktober 2024 (Kamerstuk 36 600-XIV nr.11).
f. Delen van voortgang op de validatie en financiële routekaart.
Ik heb in het recente debat van 29 januari jl. toegezegd om de Kamer te informeren
over de voortgang op de validatie- en financiële routekaart, die samen met ZonMw zijn
ontwikkeld, en dit voor het einde van dit jaar met de Kamer te delen (TZ202502–024).
Deze toezegging houdt verband met twee moties, namelijk die van leden De Groot en
Valstar van d.d. 20 mei 2021 (Kamerstuk 32 336, nr. 117) en die van leden De Groot en Haverkort van d.d. 7 juni 2022 (Kamerstuk 32 336, nr. 139), beide gericht op de knelpunten van proefdiervrije innovaties van lab naar praktijk
waar onder andere de twee routekaarten voor worden ontwikkeld. In deze brief informeer
ik de Kamer zoals toegezegd over de laatste ontwikkelingen. Op d.d. 3 april jl. heeft
ZonMw de NAM Navigator (de validatie routekaart) gelanceerd. De NAM Navigator is een
online kennisportaal2 dat onderzoekers helpt bij het ontwikkelen, standaardiseren, valideren en laten accepteren
van New Approach Methodologies (NAMs) in het chemische- en farmaceutische stoffen
domein. Het portaal biedt toegankelijke informatie, richtlijnen van regelgevers, praktische
voorbeelden, informatie over de betrokken organisaties, voorbeelden uit de praktijk,
evenementen en nieuws. Het is bedoeld voor zowel beginnende als ervaren onderzoekers
in wetenschap en industrie. In de komende periode werkt ZonMw in samenwerking met
stakeholders uit het veld waar nodig aan updates van het portaal. Hiermee is de eerste
van de twee routekaarten opgeleverd.
De NAMs Funding Compass (de financiële routekaart) is op dit moment nog in ontwikkeling,
de lancering verwacht ik in het najaar. Deze routekaart krijgt de vorm van een webapp,
waar zowel onderzoekers als medewerkers van private partijen kunnen zoeken naar beschikbare
en passende financiering voor hun type proefdiervrij onderzoek. In de bouw van de
webapp wordt rekening gehouden met financieringsinstrumenten voor onderzoekers, private
partijen of een combinatie daarvan. De webapp biedt niet alleen verwijzingen naar
financiering voor fundamenteel onderzoek, maar ook naar financieringsinstrumenten
die geschikt zijn om bijvoorbeeld een model op de markt te brengen. Voor het einde
van het jaar zal ik de Kamer over de laatste ontwikkelingen informeren, ik verwacht
dat de NAMs Funding Compass dan ook gelanceerd is.
g. ARRIVE guidelines
In het commissiedebat dierproevenbeleid van 29 januari 2025 heeft de Minister van
OCW uw Kamer toegezegd met ZonMw en NWO in gesprek te gaan in hoeverre de ARRIVE-richtlijnen3 verplicht gesteld kunnen worden bij onderzoek met proefdieren. Het gesprek met ZonMw
en NWO verliep positief; de meerwaarde van het toepassen van ARRIVE 2.0 voor de verbetering
van de kwaliteit en reproduceerbaarheid van dierproeven is voor iedereen evident.
Als onderzoeksfinanciers hebben ZonMw en NWO een eigen verantwoordelijkheid om aanvragers,
referenten en commissieleden te vragen om toe te zien op de noodzaak en uitvoering
van een dierproef en te toetsen of het voorgestelde onderzoeksmodel het best passend
is om de onderzoeksvraag te beantwoorden.
ZonMw en NWO zetten concrete stappen voor de implementatie van de ARRIVE-richtlijnen
bij onderzoek met proefdieren. Zo wijst ZonMw bij het toekennen van subsidies de onderzoekers
er in de beschikking op dat ze de ARRIVE-richtlijnen dienen te volgen. NWO heeft deze
aanpassing van de beschikking in voorbereiding. Tevens heeft ZonMw in haar beleidsplan
opgenomen dat bij gehonoreerde aanvragen specifieke voorwaarden worden gesteld die
de kwaliteit en transparantie van dierproeven vergroten (ARRIVE) en onnodige duplicatie
kunnen voorkomen (pre-registratie). Daarnaast zetten de onderzoeksfinanciers in op
een stimuleringsbeleid, waarbij onderzoekers worden gewezen op het bestaan en het
belang van de ARRIVE-richtlijnen. De pilotstudie van ZonMw «Better Science through
More Transparency»4 laat zien dat veel onderzoekers nog niet bekend zijn met de ARRIVE-richtlijnen, maar
dat ze wel enthousiast zijn zodra ze met de richtlijnen hebben gewerkt.
De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, J.F. Rummenie
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.F. Rummenie, staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur