Brief regering : Kabinetsreactie op het rapport Erfenis van onrecht en reflectierapporten
31 839 Jeugdzorg
36 708
Toeslagen
Nr. 1094
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARISSEN VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID, VAN FINANCIËN EN VAN
VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 juni 2025
De commissie Hamer laat in «Erfenis van onrecht» indringend zien dat de terugvorderingen
door de Belastingdienst in veel gezinnen schulden, armoede, financiële problemen en
daaruit voortkomende stress hebben veroorzaakt. Hierdoor konden ernstige problemen
in de gezinssituatie ontstaan of werden de bestaande problemen vergroot, met een verslechterde
leefsituatie voor de kinderen als gevolg. Door tekortkomingen in het systeem van hulp
door wijkteams, jeugdhulp en jeugdbescherming zijn de oorzaken van deze problemen
in veel gezinnen niet of onvoldoende herkend en niet tijdig gestabiliseerd. Hierdoor
kon een situatie ontstaan waarin uiteindelijk bij een deel van de gezinnen een uithuisplaatsing
volgde.
Over de kinderen die zijn getroffen door de toeslagenaffaire én door een uithuisplaatsing
stelt de commissie Hamer dat zij extra getroffen zijn: eerst door de onterechte terugvorderingen
die tot ernstige problemen in gezinnen hebben geleid, vervolgens door een uithuisplaatsing
nadat de oorzaken van de problemen onvoldoende zijn herkend en aangepakt. Deze kinderen
hebben door deze stapeling van overheidsingrijpen in hun jonge leven extra leed ervaren.
De commissie schetst een aangrijpend beeld van de ervaringen van deze kinderen en
hoe de stapeling van overheidsingrijpen grote impact op hun leven heeft gehad, die
vaak tot op de dag van vandaag – nu velen inmiddels jongere of jongvolwassene zijn
geworden – voelbaar is.
Het kabinet erkent dat deze jongeren extra leed hebben ondervonden door toedoen van
de overheid en wil gehoor geven aan de oproep van de commissie Hamer tot zelfstandige
erkenning voor deze groep. De precieze vormgeving en invulling van deze expliciete
erkenning wil het kabinet met de betrokken partners en organisaties én met jongeren
zelf uitwerken in een zorgvuldig proces, zodat zij hierin gezien en gehoord worden
en de erkenning voor jongeren daadwerkelijk betekenis krijgt. Dit proces moet ook
de basis bieden voor het uitspreken van excuses aan de jongeren die door de combinatie
van de toeslagenaffaire en uithuisplaatsingen zo zwaar zijn getroffen, op een goed
moment en op een goede manier.
Het kabinet is het met de commissie Hamer eens dat bij deze erkenning ook specifieke,
toekomstgerichte ondersteuning hoort, in aanvulling op verbetering van de ondersteuning
die er is voor álle kinderen die zijn getroffen door de toeslagenaffaire.
Aanleiding
Op 27 maart 2025 hebben wij u het rapport «Erfenis van onrecht» van de Commissie Toeslagen
en Uithuisplaatsingen aangeboden (Kamerstuk 31 839, nr. 1071). Deze commissie onder voorzitterschap van mevrouw Mariëtte Hamer is in 2023 ingesteld
door de toenmalige Minister voor Rechtsbescherming, de Staatssecretaris Financiën
– Toeslagen en Douane en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
De commissie heeft onderzoek gedaan naar de samenloop van factoren die speelden bij
gedupeerde gezinnen die te maken hebben gehad met een uithuisplaatsing, de effecten
van deze samenloop op het leven van deze gezinnen en de rol van de overheid en overige
betrokken instanties. Met deze brief geven wij een reactie op de bevindingen en aanbevelingen
van de commissie Hamer en reageren wij ook op het reflectieverslag van Jeugdzorg Nederland
«Jeugdbescherming als er sprake is van financiële problematiek bij ouders», de interne
reflectie van de Raad voor de Kinderbescherming «Breder kijken dan het kind» en het
dossieronderzoek van de Rechtspraak «De weging van schulden bij uithuisplaatsingen».
Bevindingen commissie Hamer en reflectierapporten
Het rapport van de commissie Hamer geeft een indringend beeld van de gevolgen van
de toeslagenaffaire voor de gedupeerde gezinnen die zij heeft gesproken. De terugvorderingen
door de Belastingdienst veroorzaakten in veel gevallen schulden, armoede, financiële
problemen en daaruit voortkomende stress. Hierdoor konden ernstige problemen in de
gezinssituatie ontstaan of werden de bestaande problemen vergroot, met vaak een verslechterde
leefsituatie voor de kinderen als gevolg.
Door tekortkomingen in het systeem van hulp door wijkteams, jeugdhulp en jeugdbescherming
zijn de oorzaken van deze problemen in veel gezinnen niet of onvoldoende herkend en
niet tijdig gestabiliseerd, aldus de commissie. Als de hulpverlenende instanties al
op de hoogte waren van de financiële problematiek, was men zich er in veel gevallen
onvoldoende van bewust hoe dit doorwerkte in andere problemen, welke (opvoed)stress
dit veroorzaakte en hoe dit problemen in de opvoedsituatie versterkte. Hierdoor kon
een situatie ontstaan waarin uiteindelijk bij een deel van de gezinnen een uithuisplaatsing
volgde. De bevindingen van de commissie Hamer zijn pijnlijk en zullen de direct betrokken
ouders en kinderen niet verbazen. Zij hebben zelf vaak een jarenlange strijd moeten
voeren, eerst tegen de vorderingen van de Belastingdienst en later ook tegen kinderbeschermingsmaatregelen.
De commissie Hamer concludeert dat de onterechte terugvorderingen door de Belastingdienst
een grote rol hebben gespeeld bij de problemen van de gezinnen en daarmee ook bij
de uithuisplaatsingen van de kinderen. In het rapport gaat de commissie met name in
op de grote impact op verschillende leefgebieden die dit heeft gehad bij de kinderen
om wie het gaat. Het gaat dan onder andere om mentale problemen, beperkte talentontwikkeling,
beschadigde relaties met andere gezinsleden en angst voor de overheid en instanties.
De ervaringen van de kinderen kunnen ook doorwerken als zij zelf kinderen krijgen
en gaan opvoeden. De uitspraak van één van de door de commissie gesproken kinderen
vat dit op een pijnlijke manier samen: «Het is niet over en het gaat niet weg».
De bevindingen van de commissie sluiten aan bij de eerdere conclusie van de Inspectie
Justitie en Veiligheid (IJenV). Die constateerde in het rapport «Het kind van de rekening»
(2023) dat in 17 van de 20 onderzochte gezinnen de (financiële) gevolgen van de toeslagenaffaire
een rol speelden in het proces dat leidde tot een kinderbeschermingsmaatregel.
Bevindingen Rechtspraak, Raad voor de Kinderbescherming en GI’s
De rapporten van de Rechtspraak, de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) en de Gecertificeerde
Instellingen (GI’s) zijn specifieker en beperkter qua scope (want gericht op interne
reflectie en dossieronderzoek) dan het bredere beeld dat de commissie Hamer schetst.
De RvdK concludeert in haar reflectieonderzoek dat in alle onderzochte gezinnen sprake
was van ernstige, complexe problematiek en dat in geen enkel geval alleen financiële
problemen reden waren voor een uithuisplaatsing, maar stelt ook dat financiële problematiek
onvoldoende is uitgevraagd en meegenomen als belangrijke factor in het begrijpen en
erkennen van het ontstaan van complexe problemen bij gezinnen.
Uit het dossieronderzoek van de Rechtspraak wordt duidelijk dat financiële problematiek
nooit de enige reden voor uithuisplaatsing was en dat andere redenen meer op de voorgrond
stonden van rechterlijke beslissingen. De onderzoekscommissie van de Rechtspraak realiseert
zich dat deze conclusie voor getroffen ouders pijnlijk kan zijn, maar stelt dat op
basis van de rechtbankdossiers niet is vast te stellen hoe en in welke volgorde de
complexe problematiek is ontstaan. De Rechtspraak publiceerde in 2023 ook een reflectierapport
van familie- en jeugdrechters «Recht doen aan kinderen en ouders»1 waarin zij concludeerden dat ouders en kinderen zich onvoldoende gehoord voelen in
familie- en jeugdrechtzaken, mede door de grote problemen in de jeugdzorg. Jeugdrechters
moeten «zich actiever en nieuwsgieriger opstellen met het oog op voldoende rechtsbescherming
voor deze ouders en kinderen», aldus dat reflectierapport.
Het reflectierapport van de GI’s laat zien dat jeugdbeschermers vaak niet of niet
goed op de hoogte zijn van de financiële problematiek die er speelt en de impact van
financiële problemen onvoldoende wordt meegewogen.
Weinig aandacht voor de financiële situatie, handelingsverlegenheid van professionals
en een beperkt instrumentarium binnen de huidige wet- en regelgeving belemmeren een
effectieve aanpak om de financiële problematiek als mogelijke oorzaak weg te nemen.
Aanbevelingen commissie Hamer
De aanbevelingen van de commissie Hamer richten zich vooral op de door de toeslagenaffaire
getroffen kinderen die uithuisgeplaatst zijn. Kinderen die inmiddels vaak al (jong)volwassen
zijn. De kern van deze aanbevelingen is het erkennen van het leed van deze kinderen
en het bieden van een toekomstgerichte aanpak om bij te dragen aan het herstel.
Daarnaast doet de commissie aanbevelingen voor het verbeteren van (het systeem van)
jeugdhulp en jeugdbescherming om toekomstige uithuisplaatsingen zoveel mogelijk te
voorkomen. Deze aanbevelingen richten zich op een meer gezinsgerichte oorzaakanalyse
en aanpak van de problemen, het verminderen van het aantal hulpverleners waar gezinnen
mee te maken krijgen, het verstevigen van de positie van ouders en kinderen bij beslissingen
in de jeugdbeschermingsketen en het verbeteren van actuele kennis en vaardigheden
van de betrokken professionals. Daarbij gaat het onder andere over cultuur- en traumasensitiviteit
en om het bespreekbaar maken van onderwerpen als financiële zorgen. Tot slot roept
de commissie op om werk te maken van een cultuuromslag bij het Rijk, de gemeenten
en de ketenpartners, waarbij vertrouwen in burgers het uitgangspunt moet worden.
Het kabinet is de commissie Hamer zeer erkentelijk voor de wijze waarop zij indringend
inzichtelijk heeft gemaakt wat de gevolgen zijn voor jongeren en hun ouders die zijn
geraakt door de toeslagenaffaire en met een uithuisplaatsing te maken hebben (gehad).
Ook dankt het kabinet de organisaties die hebben gereflecteerd of onderzoek hebben
gedaan naar hun rol bij de uithuisplaatsingen van kinderen van gedupeerde ouders en
daaruit lessen hebben getrokken.
Het kabinet wil recht doen aan de conclusies en aanbevelingen. Het Rijk heeft een
grote verantwoordelijkheid om samen met partners, getroffen kinderen de ondersteuning
te bieden die nodig is voor hun herstel en hun ontwikkeling én om het in het toekomst
beter te doen. Aan deze verantwoordelijkheid geeft het kabinet invulling langs drie
lijnen: 1) erkennen, 2) ondersteunen bij herstel en toekomstperspectief en 3) leren
en verbeteren. Langs deze lijnen worden de voorgenomen maatregelen in het navolgende
verder uiteengezet.
1. Erkennen
Voor kinderen die hebben geleden onder de toeslagenaffaire is in 2022 in samenspraak
met hen de kindregeling ontwikkeld. Alle getroffen kinderen krijgen via de kindregeling
erkenning voor het leed dat zij hebben ondervonden en een steun in de rug om verder
te gaan met hun leven. Deze erkenning en steun bestaan uit een erkenningsbrief, een
financiële tegemoetkoming, gemeentelijke ondersteuning en een palet aan voorzieningen
die speciaal voor hen beschikbaar zijn, bijvoorbeeld op het gebied van financiële
educatie en mentale hulp.
Over de kinderen die zijn getroffen door de toeslagenaffaire én door een uithuisplaatsing
stelt de commissie Hamer dat zij extra getroffen zijn: eerst door de onterechte terugvorderingen
van de Belastingdienst die tot ernstige problemen in gezinnen hebben geleid, en vervolgens
door een uithuisplaatsing nadat de oorzaken van de problemen onvoldoende zijn herkend
en aangepakt. De commissie concludeert dat de uithuisplaatsingen bij een deel van
deze gedupeerde gezinnen waarschijnlijk niet zouden hebben plaatsgevonden als de effecten
van de toeslagenaffaire eerder waren gestabiliseerd. Het systeem van hulp door wijkteams,
jeugdhulp en jeugdbescherming heeft uithuisplaatsingen bij hen niet kunnen voorkomen
en dat heeft de negatieve impact voor deze kinderen verder vergroot. Deze kinderen
hebben door deze stapeling van overheidsingrijpen in hun jonge leven extra leed ervaren.
Dat heeft voor velen een grote impact op hun leven gehad die vaak tot op de dag van
vandaag voelbaar is.
Het kabinet ziet een collectieve verantwoordelijkheid van alle partners tezamen voor
het stelsel van jeugdbescherming en voor het falen ervan in verband met de toeslagenaffaire
waar het de uithuisgeplaatste jongeren betreft. Het kabinet geeft gehoor aan de oproep
van de commissie Hamer tot zelfstandige erkenning voor deze groep en erkent expliciet
dat deze jongeren extra leed hebben ondervonden door toedoen van de overheid. De precieze
vormgeving en invulling van deze expliciete erkenning wil het kabinet met de betrokken
partners en organisaties én met jongeren zelf uitwerken in een zorgvuldig proces,
zodat zij hierin gezien en gehoord worden en de erkenning voor jongeren daadwerkelijk
betekenis krijgt. Dit proces moet ook de basis bieden voor het uitspreken van excuses
aan de jongeren die door de combinatie van de toeslagenaffaire en de uithuisplaatsingen
zo zwaar zijn getroffen, op het goede moment en op een goede manier.
2. Ondersteunen bij herstel en toekomstsperspectief
Bovengenoemde erkenning behelst ook dat het kabinet kinderen en jongeren die te maken
hebben gehad met de toeslagenaffaire en vervolgens met een uithuisplaatsing, wil ondersteunen
bij hun herstel en toekomstperspectief. Dit is in lijn met het advies van de commissie
Hamer om op een toekomstgerichte manier bij te dragen aan het herstel. Het kabinet
geeft hier op meerdere manieren invulling aan, die hieronder kort worden benoemd en
in het vervolg van deze brief verder worden toegelicht.
Het kabinet voert diverse verbeteringen door in de kindregeling voor álle kinderen
en jongeren die door de toeslagenaffaire getroffen zijn:
– Brede ondersteuning versterken: betere regie en meer uniform ondersteuningsaanbod.
– Intensieve integrale aanpak voor gezinnen en jongeren die de regie zijn kwijtgeraakt.
– Aanvullende voorziening gericht op mentaal welzijn en (langdurig beschikbare) nazorg.
Over bovenstaande onderwerpen wordt uw Kamer periodiek geïnformeerd via de voortgangsrapportages
Hersteloperatie Toeslagen. De eerstvolgende voortgangsrapportage wordt op 4 juli a.s.
aan uw Kamer aangeboden.
Specifiek voor de getroffen kinderen die ook te maken hebben gehad met een uithuisplaatsing
geldt het volgende:
– Het kabinet verkent samen met jongeren de mogelijkheden voor een specifieke nieuwe
regeling voor deze doelgroep, gericht op onderwijs en ontwikkeling.
– Het Ondersteuningsteam ondersteunt gedupeerde ouders, kinderen én jongeren bij hun
herstel. Of de uithuisplaatsing nu in gedwongen kader was of vrijwillig. Deze ondersteuning
is per direct beschikbaar en wordt extra onder de aandacht gebracht binnen deze groep
omdat we zien dat het van grote toegevoegde waarde is.
– Getroffen jongeren kunnen hun dossier inzien, in gesprek gaan met de GI en/of de RvdK
over de doorwerking van de toeslagenaffaire, en als zij dat willen een toelichting
met hun perspectief laten toevoegen aan het dossier. Met de RvdK, de GI’s en het Ondersteuningsteam
werken we hiervoor een procedure uit.
Bij de uitwerking van alle maatregelen geldt dat jongeren nauw worden betrokken. Allereerst
natuurlijk bij het vormgeven van hun eigen herstel, maar ook breder wordt met hen
besproken of zij zelf een actieve rol kunnen hebben in bijvoorbeeld het opzetten of
onderhouden van lotgenotencontact, het voorlichten van organisaties binnen de jeugdhulp
en jeugdbescherming en het vormgeven van nazorg. Ook in het proces waarin deze beleidsreactie
tot stand is gekomen is met jongeren gesproken die zijn getroffen door de toeslagenaffaire
én een uithuisplaatsing. In een participatiebijeenkomst op 12 juni jl. konden jongeren
reageren op de voorgestelde uitwerking van de aanbevelingen van de commissie Hamer.
Hun betrokkenheid en openheid waren van grote waarde. We zijn hen dankbaar dat zij
hun ervaringen en reacties met ons wilden delen.
2.1 Betere ondersteuning voor alle getroffen kinderen
Het kabinet onderkent dat er verbetering nodig is van de huidige kindregeling, onder
andere op enkele punten die door de commissie Hamer worden vermeld. Het Ministerie
van Financiën heeft recent nader onderzoek laten uitvoeren naar de specifieke behoeften
van getroffen jongeren, mede op verzoek van de Tweede Kamer.2 Dit onderzoek «Behoeften van jongeren in de kindregeling» is als bijlage bij deze
brief gevoegd. Het onderzoek concludeert dat de kindregeling helpt, maar dat er ook
aandachts- en verbeterpunten zijn.
Op de punten van erkenning van geleden onrecht, leeftijdsspecifieke financiële ondersteuning
en toegang tot brede ondersteuning komt de kindregeling op dit moment tegemoet aan
de behoeften van jongeren. Maar in de uitvoering van de kindregeling is nog winst
te behalen. Jongeren geven aan dat erkenning niet slechts een eenmalige verontschuldiging
zou moeten zijn, maar een continu en integraal proces waarin zij serieus genomen worden
in hun eigen rechten en ervaringen. Als het gaat om leeftijdsspecifieke financiële
ondersteuning hechten jongeren veel waarde aan maatwerk dat past bij hun levensfase.
De kindregeling biedt gerichte ondersteuning die rekening houdt met de fase waarin
een jongere zich in zijn of haar leven bevindt. Wat betreft de toegang tot brede ondersteuning
biedt de kindregeling de gewenste brede aanpak, met ruimte voor maatwerk, zoals hulp
bij remigratie, psychische zorg of het hervatten van onderwijs.
Volgens jongeren kent de kindregeling drie structurele tekortkomingen: 1) De regeling
lijkt te veel gericht op financiële compensatie, terwijl cruciale toekomstvragen zoals
studieschuld, huisvesting of mentale zorg, te weinig structureel worden opgepakt;
2) De kwaliteit en beschikbaarheid van psychische hulp is onvoldoende; 3) Passende
publieksdienstverlening ontbreekt. Het onderzoek schetst in dat licht drie aandachtspunten
voor de toekomstige ontwikkeling van de kindregeling: het verkleinen van de verschillen
in de brede ondersteuning tussen gemeentes, de ondersteuning bij het toewerken naar
een schuldenvrije herstart met een stabiele financiële basis, en het vinden van evenwicht
tussen een uniforme aanpak en maatwerk.
Onder andere op basis van het onderzoeksrapport zet het kabinet zich voor alle getroffen
kinderen in voor betere regie en een meer uniform ondersteuningsaanbod, met oog voor
maatwerk. Verder neemt het kabinet aanvullende maatregelen voor alle getroffen jongeren
die gericht zijn op zorg voor mentaal welzijn op de korte en lange termijn. De maatregelen
worden hieronder toegelicht.
A. Verbeteren brede ondersteuning
Het kabinet heeft in april jl. het voornemen uitgesproken een «Bestuurlijk Regisseur
Integrale Ondersteuning» aan te stellen.3 We verwachten dat deze bestuurlijk regisseur op korte termijn aan de slag zal gaan.
Hierbij zal het bevorderen van een goede samenwerking tussen alle uitvoerende partijen
op rijks- en gemeentelijk niveau essentieel zijn. Dit sluit aan bij de uitkomsten
van het eerdergenoemde behoeftenonderzoek: «Met oog op de uitvoering is belangrijk
te begrijpen dat jongeren de overheid als één geheel zien, waardoor zowel de papieren
erkenning als de praktische uitvoering, gezamenlijk hun gevoel van erkenning bepalen.
Inconsistente uitvoering ondermijnt dit vertrouwen en kan ertoe leiden dat de regeling
als onbevredigend wordt ervaren.»
Om de gesignaleerde verschillen in de brede ondersteuning te verkleinen heeft de VNG
in samenwerking met gemeenten en gedupeerde ouders, modelbeleidsregels voor de brede
ondersteuning ontwikkeld en aan gemeenten aangereikt.6 De beleidsregels geven invulling aan het door de commissie Van Dam aanbevolen geharmoniseerde
afwegingskader waarbinnen gemeenten ouders en kinderen helpen. Het model helpt gemeenten
om beleid op een eenduidige manier vorm te geven, zodat ouders en kinderen in verschillende
gemeenten zoveel mogelijk op gelijke wijze worden behandeld, terwijl er ruimte blijft
voor maatwerk.4 Het is aan gemeenten zelf om de beleidsregels via het college van burgemeester en
wethouders vast te stellen, waarbij ook ruimte is opgenomen om de regels aan te passen
aan lokale omstandigheden.
Via de brede ondersteuning worden jongeren die kampen met problematische schulden
geholpen met het aanvullend schuldhulpverleningsaanbod. Gemeenten helpen deze jongeren
bij het aflossen van hun schulden en bieden perspectief voor de toekomst. Na een aanloopperiode
heeft de Staatssecretaris Herstel en Toeslagen in samenwerking met gemeenten en de
Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) actie ondernomen om het aanbod te verbeteren
en uitgebreider en proactief onder de aandacht te brengen: de aanmeldtermijn voor
de regeling wordt verlengd, er is een eenvoudig online aanmeldloket gemaakt op de
website van de Kindregeling en recent is er gegevensdeling tot stand gebracht tussen
UHT en de Belastingdienst om jongeren met problematische schulden te identificeren.
Op zeer korte termijn worden deze gegevens met gemeenten gedeeld, zodat zij deze jongeren
gericht en proactief kunnen benaderen voor brede ondersteuning en – indien mogelijk
– het aanvullend schuldhulpverleningsaanbod.
B. Integrale aanpak voor gezinnen en jongeren die de regie zijn kwijtgeraakt
In maart van dit jaar heeft het kabinet ook aangekondigd een intensieve integrale
aanpak te ontwikkelen voor circa 2.000 à 3.000 gezinnen en jongeren die de regie zijn
kwijtgeraakt.5 Deze aanpak, een van de aanbevelingen van de commissie Van Dam6, is kleinschalig van start gegaan en wordt de komende periode uitgebouwd. Ook jongeren
die – bijvoorbeeld door een uithuisplaatsing – geen onderdeel meer uitmaken van het
gezin, maar wel de regie kwijt zijn geraakt, kunnen gericht voor deze aanpak worden
aangedragen door ketenpartners. In lijn met de aanbeveling van de commissie Hamer
op dit punt zal deze aanpak zo veel mogelijk gaan werken per gezin of jongere met
één casemanager die integrale ondersteuning biedt.
C. Aanvullende voorziening voor mentaal welzijn en nazorg
De commissie Hamer benadrukt dat langdurige mentale ondersteuning een essentieel onderdeel
kan zijn van het herstel van kinderen en jongeren. Ook uit andere gesprekken met jongeren
en uit het behoeftenonderzoek weten we dat veel jongeren het belangrijk vinden dat
de mogelijkheid om gebruik te maken van psychosociale zorg langdurig beschikbaar blijft.
Het kabinet ziet ook dat langdurige mentale ondersteuning essentieel is voor het perspectief
van kinderen en jongeren en geeft dan ook concreet invulling aan deze aanbeveling
door de ontwikkeling van een specifieke voorziening op het gebied van mentale ondersteuning:
een landelijk en laagdrempelig (contact)punt voor ouders en jongeren voor steun bij
(intergenerationeel) trauma- en stress-gerelateerde problematiek, toeleiding naar
mentale zorg en specifieke coaching voor ontwikkeling richting de toekomst. Deze voorziening
zal naar verwachting begin 2026 beschikbaar zijn. De Kamer wordt hierover via de voortgangsrapportages
over de hersteloperatie toeslagen geïnformeerd.
Naast de meerjarige voorziening voor mentaal welzijn wordt uitgewerkt hoe jongeren
ook op de langere termijn een vindplaats kan worden geboden voor (lotgenoten)contact,
ondersteuning en emotioneel herstel. Het kabinet gaat in overleg met de Oudercommissie,
ouders en jongeren, en andere relevante partijen, onderzoeken of en hoe we vanuit
de tijdelijke initiatieven één voorziening kunnen oprichten die aansluit bij de behoeften
en voortbouwt op de trajecten en gesprekken die al zijn gestart.
2.2 Toekomstgerichte aanpak voor uithuisgeplaatste kinderen
Zoals genoemd ziet en erkent het kabinet dat de groep kinderen die te maken hebben
gehad met de toeslagenaffaire en vervolgens ook met een uithuisplaatsing, extra leed
heeft ondervonden als gevolg van stapeling van overheidsingrijpen. Het kabinet is
het met de commissie Hamer eens dat daar specifieke ondersteuning voor deze groep
bij hoort, in aanvulling op de ondersteuning die er reeds via het Ondersteuningsteam
voor hen is en de eerdergenoemde voorzieningen die er voor alle getroffen kinderen
zijn of komen.
In lijn met het advies van de commissie Hamer gaat het niet om schade- of compensatieregelingen
zoals die voor de ouders beschikbaar zijn, maar richt het kabinet zich op de toekomst
van jongeren, met een specifieke voorziening die deze jongeren ontwikkelperspectief
en begeleiding biedt. De commissie Hamer adviseert om een nieuwe landelijke regeling
te maken, het kabinet geeft hieraan gehoor door dit in onderdelen uit te werken: rond
mentaal welzijn, nazorg en onderwijs/ontwikkeling.
Daarnaast hebben getroffen jongeren de mogelijkheid hun jeugdbeschermingsdossier in
te zien en daarover in gesprek te gaan met de RvdK en/of de GI’s. Ouders en jongeren
kunnen een toelichting bij het dossier maken waarin de impact en doorwerking van de
toeslagenaffaire kan worden benoemd en hun perspectief kan worden opgenomen. Hieronder
(onder B) wordt dit nader toegelicht.
A. Ontwikkelperspectief
Het rapport van de commissie Hamer laat zien dat het toekomstperspectief van uithuisgeplaatste
kinderen is aangetast door een combinatie van factoren, zoals het verlies aan sociale
relaties, vroegtijdige schoolverlating en de geïsoleerde positie waarin zij terecht
zijn gekomen. Het rapport onderstreept daarom het belang om uithuisgeplaatste kinderen
tegemoet te komen in hun verminderde toekomstperspectief en ontwikkelkansen die zij
hebben gemist. Het kabinet wil samen met deze jongeren onderzoeken of en hoe een regeling
geïntroduceerd kan worden die gericht is op een voorziening op het gebied van onderwijs
en ontwikkeling. De verkenning moet uitwijzen of en hoe het mogelijk is aanbod vorm
te geven dat aansluit bij de behoeften van deze jongeren, en op korte termijn beschikbaar
en uitvoerbaar is binnen de begroting van de hersteloperatie toeslagen. Een eventuele
begrotingsmutatie zal te zijner tijd via het reguliere begrotingsproces aan de Kamer
worden voorgelegd, zodat de Kamer hier als onderdeel van de besluitvorming haar budgetrecht
over kan uitoefenen.
Zoals hierboven toegelicht onderschrijft het kabinet het doel van het advies van de
commissie om jongeren zonder financiële belemmeringen ontwikkelperspectief te bieden.
Het kabinet focust daarbij op het faciliteren van ontwikkelmogelijkheden, zoals het
volgen of hervatten van een (afgebroken) opleiding, en is daarbij niet voornemens
om een aanvullende schuldenregeling te treffen. Te veel focus op het generiek kwijtschelden
van publieke schulden of studieleningen gaat voorbij aan de diversiteit binnen de
groep getroffen jongeren. Het zou onrechtvaardig zijn ten opzichte van de grote variëteit
aan situaties waarin er mogelijk geen schulden maar wel opleidingswensen zijn, vanwege
gemiste ontwikkelkansen. Het kabinet wil dus maatwerk leveren op het gebied van studie
en ontwikkeling op een manier waarbij bestaande studieschulden geen belemmering zijn
voor toekomstige opleidingen.
Geen generieke kwijtschelding van (studie)schulden, maar wel doorbreken van barrières
in individuele situaties. Aanvullend kan in specifieke gevallen ook het aanvullend
schuldhulpverleningsaanbod voor problematische schulden en/of het maatwerk via DUO
worden ingezet.
Met het aanvullend schuldhulpverleningsaanbod helpen gemeenten getroffen jongeren
met het oplossen van hun problematische schulden, omdat deze schulden het toekomstperspectief
in de weg staan. Dit doen gemeenten door deze schulden over te nemen middels een saneringskrediet,
dat vervolgens door het Rijk wordt betaald. Jongeren hoeven hierin dus geen financiële
bijdrage te doen of af te lossen, anders dan bij de reguliere schuldhulpverlening.
Uit een inventarisatie blijkt dat de gemiddelde schuldenlast die wordt opgelost per
jongere circa 18.000 euro betreft. In combinatie met de voorziening voor ontwikkelperspectief
acht het kabinet het huidige aanbod toereikend. Wel voert het kabinet verschillende
verbeteringen in dit aanbod door, zoals toegelicht in paragraaf 2.1.
B. Ondersteuningsteam
De commissie Hamer benoemt expliciet de waarde van het Ondersteuningsteam (OT) en
beveelt aan dit voort te zetten. Die aanbeveling neemt het kabinet over. Het OT is
er om gedupeerde ouders én kinderen die te maken hebben gehad met een uithuisplaatsing
te ondersteunen in hun herstel. Deze hulp was en is direct beschikbaar, ook voor jongeren.
Dat geldt evenzeer als er geen sprake was van een gedwongen uithuisplaatsing maar
van een uithuisplaatsing in het vrijwillig pf semi-vrijwillig kader. Ook als de kinderen
inmiddels meerderjarig zijn, kan het OT ondersteuning (blijven) bieden.
Van de bijna 1.000 door het OT gestarte ondersteuningstrajecten sinds 2022 gaat het
tot nu toe in ongeveer een kwart van de gevallen om kinderen. Samen met de betrokken
partijen brengen we het OT nog gerichter en beter onder de aandacht bij kinderen en
jongeren die met uithuisplaatsing te maken hebben (gehad). Onder meer door de GI’s
en de RvdK bij lopende uithuisplaatsingen deze jongeren over het aanbod te laten informeren.
C. Inzage, toelichting en gesprek bij afgesloten dossiers
Kinderen en volwassenen die in het verleden te maken hebben gehad met kinderbeschermingsmaatregelen
hebben recht op informatie over deze maatregelen, zoals vastgelegd in artikel 8 van
het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).7 Het kunnen inzien van het eigen dossier kan van grote betekenis zijn bij het begrijpen
van wat er is gebeurd en kan zo een rol spelen in de verwerking van het verleden.
Er bestaan reeds procedures bij GI’s en de RvdK om toegang te krijgen tot de relevante
dossiers. Daarbij hebben ouders en kinderen ook de mogelijkheid om een toelichting
toe te voegen aan het dossier. Hierin kan de mening of reactie van ouders of kinderen
worden vastgelegd zonder dat de inhoud van het dossier verandert. Het is belangrijk
dat ouders en kinderen weten hoe een dossier kan worden opgevraagd en ingezien.
In het bijzonder voor kinderen die zijn getroffen door de toeslagenaffaire en met
uithuisplaatsing te maken hebben gehad, is een zorgvuldig en laagdrempelig proces
waarin een toelichting aan het dossier kan worden toegevoegd belangrijk. In deze toelichting
kan het perspectief van ouders of kinderen worden benoemd ook waar het de doorwerking
van de toeslagenaffaire betreft. Met de GI’s, de RvdK en het Ondersteuningsteam werken
we een procedure rond inzage van dossiers uit waarin jongeren en/of ouders als zij
dat willen met deze organisaties in gesprek gaan over de doorwerking van de toeslagenaffaire
en indien gewenst een toelichting kunnen toevoegen aan het dossier. Bij de verdere
uitwerking hiervan betrekken we ook jongeren zelf.
D. Herbeoordeling in lopende dossiers
Tijdens het tweeminutendebat Hersteloperatie kinderopvangtoeslag op donderdag 10 april
2025 is door het lid Dijk een motie (Kamerstuk 31 066, nr. 1477) ingediend die het kabinet onder meer verzoekt «om gedupeerde ouders de mogelijkheid
te geven om een multidisciplinaire analyse van hun dossier te laten maken die kan
leiden tot een herbeoordeling en hereniging van hun gezin». Deze motie vraagt ook
om nader wetenschappelijk onderzoek, daar komen we later in deze brief op terug.
Bij lopende uithuisplaatsingen vindt jaarlijks (of vaker, afhankelijk van de duur
van de afgegeven machtiging) een beoordeling plaats als een verlenging van de machtiging
uithuisplaatsing aan de orde is. Daarnaast hebben alle ouders het recht een herzieningsverzoek
in te dienen bij de GI of de rechter. Het OT informeert gedupeerde ouders die door
hen ondersteund worden over deze mogelijkheid en kan daarbij ondersteunen als ouders
dat willen.8
Gedupeerde ouders kunnen ook een Verklarende analyse laten maken met hulp van een
externe deskundige om met alle betrokken partijen op een gestructureerde manier inzichtelijk
te maken hoe problemen in het gezin zijn ontstaan en/of voortduren én welke factoren
en omstandigheden verbetering mogelijk maken. Ouders kunnen dit ook benutten bij de
rechter als bijvoorbeeld over verlenging van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing
wordt besloten. Verklarende analyses zijn geen formeel onderzoek of «second opinion»,
maar de verworven inzichten uit de verklarende analyse dragen bij aan het gezamenlijk
formuleren en in gang zetten van concrete vervolgstappen.9
De wettelijke mogelijkheid tot «contra-expertise» (veelal een onafhankelijke beoordeling
door een externe deskundige), dat bij een herzieningsverzoek of verlenging machtiging
uithuisplaatsing kan worden ingebracht, kan op dit moment niet of nauwelijks worden
gebruikt. Dit is het gevolg van onder meer het gebrek aan capaciteit en de lange wachttijden
en doorlooptijden van dit deskundigenonderzoek. Naar aanleiding van de gesignaleerde
knelpunten is door het Ministerie van Justitie en Veiligheid in 2024 opdracht gegeven
om de knelpunten in kaart te brengen en op zoek te gaan naar verbeteringen rond het
deskundigenonderzoek in kinderbeschermingsprocedures. De verkenning is recent (juni
2025) opgeleverd en bevat verbeteringen die ertoe moeten leiden dat het deskundigenonderzoek
eerder en sneller in het proces beschikbaar is, analyserend en verklarend van aard
is en zo inhoudelijk betekenisvoller kan zijn voor kinderen en gezinnen. Een uitwerking
hiervan volgt naar verwachting einde van dit jaar.
Ook van het belang in dit kader is het zogenaamde «initiatief Van Raan-Peters», dat
tot doel heeft om gedupeerde ouders die met uithuisplaatsing te maken hebben, de mogelijkheid
te bieden om kosteloos door een onafhankelijke gedragsdeskundige een contra-expertise
te laten uitvoeren. De toenmalige Minister voor Rechtsbescherming heeft uw Kamer daarover
eerder geïnformeerd.10 We verwijzen naar de recente beantwoording door de Staatssecretaris Rechtsbescherming
van Kamervragen van het lid Koops hierover: na afronding van de eerste twee pilotzaken
zal een evaluatie van dit initiatief worden gedaan. Over de uitkomsten daarvan wordt
de Kamer eind 2025 geïnformeerd.
E. Rechtsbijstand
Een van de aanbevelingen van Commissie Hamer is uithuisgeplaatste jongeren toegang
te geven tot kosteloze rechtsbijstand. De Staatssecretaris Rechtsbescherming gaat
hierover graag op korte termijn met de jongeren verder in gesprek om scherper te krijgen
welke onderliggende behoeftes hier spelen, waar belemmeringen optreden in het bestaande
aanbod van gesubsidieerde rechtsbijstand dat ook voor hen beschikbaar is (bijvoorbeeld
rond de eigen bijdrage voor gesubsidieerde rechtsbijstand) en om te onderzoeken of
bestaande regelingen voor alternatieve geschilbeslechting voldoen.
3. Leren en verbeteren
Erkenning van leed en het leren van gemaakte fouten zijn cruciaal voor de toekomst.
In de eerste plaats om recht te doen aan kinderen en gezinnen die hebben geleden onder
de toeslagenaffaire en de uithuisplaatsingen. In de tweede plaats om te voorkomen
dat ouders en kinderen dit leed in de toekomst opnieuw ervaren. Om het functioneren
van het stelsel van jeugdbescherming te verbeteren, werkt het kabinet onder meer via
het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming toe naar meer integrale ondersteuning
van gezinnen en huishoudens, met een centrale rol voor stevige lokale teams met oog
voor veiligheid en een kwalitatief sterk Regionaal Veiligheidsteam. Het kabinet wil
minder kinderbeschermingsmaatregelen, en in het bijzonder minder uithuisplaatsingen.
En als er toch ingegrepen moet worden, moet dat met betere hulp voor het gezin en
minder versnipperd.11 Bij de inzet van een jeugdbeschermingsmaatregel moet altijd gewerkt worden aan de
onderliggende problematiek, waarbij ook oog moet zijn voor schuldenproblematiek. Die
les uit de toeslagenaffaire willen we breed met elkaar delen en vraagt iets van alle
betrokken partijen.
Een andere les die het kabinet trekt uit het rapport van de commissie Hamer, maar
ook uit eerdere rapporten over het stelsel van jeugdbescherming is dat de rechtsbescherming
voor ouders en kinderen in de jeugdbescherming echt beter moet. Daartoe dient het
wetsvoorstel «Wet ter Versterking van de rechtsbescherming in de jeugdbescherming».
Bovenstaande wordt hieronder verder uitgewerkt via de volgende thema’s:
– Opvolging rapporten RvdK, Rechtspraak en GI’s
– Integrale ondersteuning van gezinnen
– Verbeteren rechtsbescherming in de jeugdbescherming
– Zorgen voor cultuuromslag en zorgvuldige analyses
– Aanvullend wetenschappelijk onderzoek
– Benutten van expertise rond erkenning en herstel
3.1 Opvolging rapporten RvdK, Rechtspraak en GI’s
De reflectierapporten van de RvdK en de GI’s en het dossieronderzoek (en het eerdergenoemde
reflectierapport uit 2023) van de Rechtspraak geven inzicht in wat deze organisaties
hebben geleerd over het leed van de gedupeerde ouders en de getroffen jongeren die
te maken hebben gehad met een uithuisplaatsing, en over hun eigen rol hierin. De lessen
zijn vertaald in verschillende aanbevelingen die opgevolgd worden of al zijn opgepakt.
Hieronder wordt dit per organisatie kort toegelicht.
A. Reflectierapport en dossieronderzoek Rechtspraak
De Rechtspraak volgt de aanbevelingen op uit het reflectierapport «Recht doen aan
kinderen en ouders» uit 2023 en het recente dossieronderzoek. Enkele concrete stappen
zijn:
– Afschaffing meldbriefprocedure (per juli 2024): zittingen worden nu standaard gepland.
– Extra tijd per zaak: middelen zijn beschikbaar voor langere zittingen en reflectietijd.
– Horen van kinderen vanaf 8 jaar in plaats van 12 jaar: per 1 juli 2025 is dit een
landelijke norm.
– Motivering van uitspraken: spoed- en verlengingsuitspraken worden nu schriftelijk
gemotiveerd.
– Verbetering vindbaarheid van dossiers, waarbij digitalisering behulpzaam zal zijn.
B. Reflectierapport Raad voor de Kinderbescherming
De RvdK heeft een deel van de aanbevelingen voortkomend uit het onderzoek van de commissie
Hamer en diverse reflectietrajecten overgenomen en verwerkt in een plan van aanpak
dat nu wordt uitgevoerd:
– Ondersteuning bij zaken waarin dupering door de toeslagenaffaire aan de orde is, wordt
sinds 2025 landelijk georganiseerd.
– Vanaf zomer 2025 wordt in beschermingsonderzoeken expliciet aandacht besteed aan signalen
van armoede en financiële stress bij ouders en kinderen.
– Organisatiebreed wordt geïnvesteerd in het vergroten van kennis- en gespreksvaardigheden
via webinars, trainingen, kennisdeling en intervisie.
– Er wordt op alle locaties bijscholing gegeven aan medewerkers, waarbij het gaat over
de impact van geldzorgen bij gezinnen en het signaleren, bespreken en ondersteunen
hiervan.
– De RvdK zet zich in om samen met ketenpartners afspraken te maken over de instrumenten
die in de hele keten gebruikt kunnen worden om financiële problematiek te signaleren
en bespreekbaar te maken.
C. Reflectierapport Gecertificeerde Instellingen
De GI’s monitoren maandelijks de acties die voortkomen uit hun reflectierapport «Jeugdbescherming:
als er sprake is van financiële problematiek bij ouders'12. Sinds januari 2025 is een werkgroep actief die werkt aan de opvolging van de aanbevelingen
uit de eigen reflectie en andere recente rapporten.
– Er is breed commitment over de visie op financiële problematiek binnen jeugdbescherming
die naar aanleiding van het reflectietraject is geformuleerd.
– De visie is: «We hebben als GI een verantwoordelijkheid in onze relatie met gezinnen
om aandacht te hebben voor financiële problematiek. Dit betekent dat het doorvragen
op financiële problematiek en het organiseren van of verwijzen naar de juiste hulp
in het takenpakket van de jeugdbeschermer hoort.»
– Deze visie wordt breed verspreid binnen de organisatie. Verdere uitwerking volgt van
voorstellen rond bewustwording, kennisdeling en praktische toepassing.
– In overleg met ketenpartners worden samenwerking en afspraken rond financiële problematiek
– in het verlengde van de geformuleerde visie – verder geconcretiseerd.
3.2 Integrale ondersteuning van gezinnen
Het rapport van de commissie Hamer laat zien dat complexe problematiek integraal moet
worden aangepakt. Het kabinet onderschrijft deze analyse. Jeugdzorg alléén kan geen
antwoord bieden voor grote zorgen die kunnen spelen bij ouders, zoals schulden of
psychische problemen. De oplossing ligt in een samenhangende aanpak, waar de problemen
in gezinnen vanuit verschillende domeinen integraal worden aangepakt. Het is daarbij
ook noodzakelijk om meer naar de oorzaken van problemen in gezinnen te kijken en niet
alleen in te grijpen op de gevolgen. En ervoor te waken dat er alleen over gezinnen met problemen wordt gesproken in plaats van met hen samen te werken aan duurzame oplossingen.
Het Rijk ontwikkelt daarom, samen met de VNG, een brede agenda sociaal domein waarin
de domeinoverstijgende gezinsaanpak centraal staat. Hierin hebben onderwijs, bestaanszekerheid,
hulp en ondersteuning een centrale rol. Eind 2025 zijn de contouren van deze agenda
gereed. De departementen VWS en JenV werken daarnaast met de ministeries van BZK,
OCW en SZW aan een interdepartementale aanpak om gezinnen in een kwetsbare positie
meer preventief en integraal en daarmee beter te ondersteunen. De Staatssecretaris
Participatie en Integratie (SZW) heeft u – mede namens de Staatssecretaris Rechtsbescherming
– over deze aanpak geïnformeerd in de brief van 6 juni 2025 over het programma Armoede
en Schulden.13
De jeugdsector moet zelf ook meer gezinsgericht gaan werken, zoals de commissie Hamer
adviseert. In de Hervormingsagenda Jeugd zijn reeds afspraken gemaakt die ertoe moeten
leiden dat hulpvragen steeds meer worden bekeken vanuit de context van de jeugdige.
Dit is nader uitgewerkt in de eerdergenoemde voortgangsbrief Jeugd van 13 juni.
3.3 Verbetering rechtsbescherming in de jeugdbescherming
De commissie Hamer wijst op een ondermaatse rechtsbescherming in de jeugdbescherming
voor kinderen en ouders, en sluit daarmee aan op eerdere rapporten, zoals de Eindevaluatie
Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen, het advies van de Commissie Van Dooijeweert
en het rapport Terugplaatsen na gedwongen uithuisplaatsing.14Om de rechtsbescherming van ouders en kinderen te verbeteren wordt momenteel gewerkt
aan het wetsvoorstel «Wet ter Versterking van de rechtsbescherming in de jeugdbescherming».
Over de voortgang van dit wetstraject heeft de Staatssecretaris Rechtsbescherming
u geïnformeerd in de voortgangsbrief jeugdbescherming van 17 juni jl. Het wetsvoorstel
versterkt de rechtsbescherming van kwetsbare gezinnen die te maken krijgen met een
kinderbeschermingsmaatregel, zodat zij beter worden gehoord, betrokken en ondersteund.
Een van de doelen van dit wetsvoorstel is om terugplaatsing na uithuisplaatsing te
bevorderen. In het wetsvoorstel wordt het uitgangspunt van «werken aan thuisplaatsing»
wettelijk vastgelegd. Bij het werken aan thuisplaatsing is omgang cruciaal. Mede daarom
krijgt omgang in het wetsvoorstel een veel prominentere plek bij uithuisplaatsing
dan nu het geval is. Verder wordt de beslissing over het opvoedperspectief van de
minderjarige expliciet bij de kinderrechter neergelegd (en dus niet alleen bij de
GI gelaten). Vanaf het eerste verzoek tot een machtiging uithuisplaatsing moet expliciet
worden gemaakt wat het opvoedperspectief van een minderjarige is, waarbij het uitgangspunt
is dat wordt gewerkt aan thuisplaatsing. Bij elke verlenging wordt het opvoedperspectief
opnieuw expliciet gemaakt. Hierdoor kan de kinderrechter sneller bijsturen als naar
de visie van de GI het opvoedperspectief elders dan thuis ligt, maar bijvoorbeeld
blijkt dat de mogelijkheden voor thuisplaatsing nog onvoldoende zijn onderzocht.
Ouders krijgen in het wetsvoorstel daarnaast een laagdrempelige ingang bij de kinderrechter
om na gezagsbeëindiging een verzoek tot (wijziging van) omgang in te dienen. Daarnaast
krijgen ouders kosteloze rechtsbijstand in procedures uithuisplaatsing en gezagsbeëindiging.
Verder wordt momenteel onderzocht hoe kinderen standaard kunnen worden ondersteund
bij procedures binnen de jeugdbescherming.15 Bij dit onderzoek worden nadrukkelijk ook kinderen en ervaringsdeskundigen betrokken.
De resultaten hiervan worden na de zomer verwacht.
3.4 Zorgen voor cultuuromslag en zorgvuldige analyses
De commissie Hamer wijst op een benodigde cultuuromslag binnen Rijk, gemeenten en
ketenpartners, waarbij vertrouwen in kinderen en hun ouders centraal staat. Er moet
meer oog zijn voor de kracht van kinderen en ouders in plaats van hun tekorten, en
professionals moeten de ruimte krijgen om een zorgvuldige analyse van de gezinssituatie
te (laten) maken voordat beslissingen worden genomen. Het kabinet onderschrijft deze
aanbevelingen van de commissie die aansluiten bij andere recente rapporten over het
functioneren van het stelsel van jeugdzorg en jeugdbescherming en realiseert zich
ook dat dit een proces van lange adem is.
De commissie Hamer geeft aan dat gedupeerde jongeren en ouders van harte bereid zijn
om met betrokken instanties en professionals in hun regio in gesprek te gaan over
hoe de hulpverlening aan gezinnen en jeugdbescherming anders en beter kan. Het kabinet
neemt dit aanbod graag aan. De komende periode werken we uit hoe zij input kunnen
geven aan de professionals over de benodigde cultuurverandering. Hierin betrekken
we ook de lessen van het Ondersteuningsteam.
A. Handelingskader en verbeteren feitenonderzoek
In het kader van het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming wordt een uniform
richtinggevend handelingskader ontwikkeld voor professionals. Een andere grondhouding
staat hierin centraal: integraal systeem- en mensgericht werken wordt het uitgangspunt.
Onderdeel van dit kader wordt onder meer een module voor verklarende analyses, zodat
deze meer wijdverbreid en meer uniform kunnen worden ingezet. Ook worden richtsnoeren
geboden voor de kwaliteit van onderzoek voordat hierop een advies aan de rechter kan
worden gebaseerd. Daarnaast wordt in het «Vervolgtraject verbeteren feitenonderzoek»
door Veilig Thuis, GI’s en de RvdK gewerkt aan verbeteringen in de kwaliteit van de
besluitvorming. Ik verwijs u naar de recente jeugdbeschermingsbrief van 17 juni waarin
dit verder is toegelicht.
B. Lessen Ondersteuningsteam
De afgelopen jaren heeft het OT intensief samengewerkt met ouders en jongeren in de
jeugdbeschermingsketen. Op basis van die praktijkervaring heeft het OT lessen geformuleerd
die onder andere gaan over de gewenste basishouding binnen de jeugdbescherming, over
mensgericht en traumasensitief werken en het betrekken van verschillende levensdomeinen.
Het OT draagt die visie en lessen op verschillende manieren actief uit, onder meer
via trainingen voor professionals en studenten en via werksessies voor professionals,
beleidsmedewerkers, managers en bestuurders, zodat huidige en toekomstige professionals
in de jeugdzorg en jeugdbescherming hiervan leren en hierdoor geïnspireerd worden
en ouders en kinderen binnen de jeugdbescherming beter geholpen worden.16
3.5 Aanvullend wetenschappelijk onderzoek
De eerdergenoemde motie Dijk c.s. verzoekt het kabinet naast «herbeoordeling» ook
om aanvullend wetenschappelijk onderzoek te laten doen naar de totstandkoming van
de uithuisplaatsingen in het toeslagenschandaal en de lessen die hieruit getrokken
kunnen worden. Zoals toegezegd in de appreciatie van de motie door de Staatssecretaris
Rechtsbescherming, is gesproken met relevante partijen, waaronder de onderzoeksgroep
van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG), het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
en het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC).17
Op het punt van herbeoordeling van dossiers van door de toeslagenaffaire gedupeerde
ouders is hiervoor (zie paragraaf 2.2 onder D) al ingegaan. Het is belangrijk om onafhankelijke
herbeoordeling van dossiers vanuit gedragsdeskundige expertise niet te verwarren of
te vermengen met onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek. Zowel herbeoordeling als
wetenschappelijk onderzoek zijn belangrijk en noodzakelijk, maar ze zijn in methode
en doelstelling wezenlijk verschillend.
Het onderzoek van de commissie Hamer heeft duidelijke conclusies getrokken over de
relatie tussen de toeslagenaffaire en de uithuisplaatsingen: de terugvordering door
de Belastingdienst heeft een grote rol gespeeld bij de problemen van de gezinnen en
daarmee ook bij de uithuisplaatsingen van de kinderen. Veel van de uithuisplaatsingen
hadden niet hoeven plaatsvinden als eerder was gesignaleerd wat er speelde aan een
opeenhoping van problemen.
Het kabinet omarmt deze conclusies en daarmee is de onderzoeksvraag uit het onderzoeksvoorstel
van de RUG uit 202218 minder relevant geworden. De vraag of er een causaal verband is geweest tussen de
schulden als gevolg van de terugvordering van toeslagen en de kinderbeschermingsmaatregelen
staat niet meer ter discussie; het kabinet erkent in lijn met de bevindingen van de
commissie Hamer dat de schulden in de meeste gevallen een omstandigheid zijn geweest
die in negatieve zin heeft bijgedragen aan het ingrijpen door de overheid door middel
van een kinderbeschermingsmaatregel.
De conclusies en aanbevelingen uit het onderzoek van de commissie en de reflecties
van de organisaties – en ook de bevindingen uit het eerdergenoemde rapport over terugplaatsing
bij uithuisplaatsing – maken duidelijk dat nader wetenschappelijk onderzoek nodig
is dat ziet op de inhoudelijke grondslagen en voorwaarden voor overheidsingrijpen
in gezinnen en huishoudens. Het onderzoek van de commissie Hamer laat zien dat jeugdbeschermingsmaatregelen
zijn ingezet, terwijl gezinsgerichte maatregelen op het wegnemen van schulden of inzet
van hulpverlening verdere verergering van problemen en – in het verlengde daarvan
– uithuisplaatsingen had kunnen voorkomen. Dit gegeven noodzaakt tot herbezinning
op de vraag welke waarden overheidsinterventies in een gezin rechtvaardigen en wat
de legitimiteit is van de overheid om burgers te dwingen tot een vorm van bescherming.
Ook nader onderzoek is nodig naar de effecten van uithuisplaatsingen en terugplaatsingen
op ouders en kinderen en welke hulp aan ouders bevorderlijk is in het tot stand brengen
van een duurzame terugplaatsing.
De Staatssecretaris Rechtsbescherming heeft het WODC gevraagd bovenstaande te (laten)
onderzoeken en zal de Kamer via de eerstvolgende voortgangsbrief Jeugdbescherming
informeren over de concrete onderzoeksvragen en de planning van deze onderzoeken.
3.6 Benutten van expertise rond erkenning en herstel
Onder regie van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is een
programma Erkenning en Herstel ingericht om het lerend vermogen van de overheid te
verbeteren. Dit Rijksbrede programma richt zich op het delen van ervaringen en het
verbeteren van wetgeving, beleid en de cultuur binnen de overheid, onder meer via
een kennisnetwerk. In de kabinetsreactie van de Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties op het rapport van de Nationale ombudsman «Herstel bieden; een
vak apart»19 is toegelicht dat de overheid hiermee lessen uit hersteltrajecten wil ophalen en
structureel en breed toegankelijk maken en daarmee het lerend vermogen van de overheid
vergroten.20 De geleerde lessen die onder andere via dit kennisnetwerk zijn gedeeld heeft het
kabinet meegenomen in deze beleidsreactie en zullen ook worden benut in de verdere
uitwerking en uitvoering van de verschillende maatregelen.
Afsluiting
Het rapport van de commissie Hamer geeft een schrijnend en eerlijk beeld van de vaak
blijvende schade die door de toeslagenaffaire en de uithuisplaatsingen is aangericht.
Deze jongeren dragen de negatieve impact nog elke dag met zich mee. Tegen hen zeggen
we: wij zien en horen jullie en we erkennen dat er door toedoen van de overheid veel
leed is aangericht in jullie leven.
Samen met de jongeren en de betrokken organisaties gaan we aan de slag om de maatregelen
en acties in deze brief verder uit te werken in concrete acties en stappen. Wij zullen
de Kamer voor het einde van 2025 informeren over de voortgang via de reguliere voortgangsbrieven
over de hersteloperatie toeslagen en jeugd(bescherming).
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
T.H.D. Struycken
De Staatssecretaris van Financiën,
S.T.P.H. Palmen
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
J.Z.C.M. Tielen
Indieners
-
Indiener
T.H.D. Struycken, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid -
Medeindiener
S.T.P.H. Palmen, staatssecretaris van Financiën -
Medeindiener
J.Z.C.M. Tielen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport