Brief regering : Joint Letter of Intent Maatwerk Coöperatie Koninklijke Cosun U. A.
29 826 Industriebeleid
32 813
Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
Nr. 259
BRIEF VAN DE MINISTER VAN KLIMAAT EN GROENE GROEI EN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR
EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 juni 2025
Met de maatwerkaanpak verduurzaming industrie wil het kabinet de grootste industriële
uitstoters die ambitieuze plannen hebben, faciliteren om te verduurzamen in Nederland.
In dat kader informeren de Minister van Klimaat en Groene Groei en de Staatssecretaris
van Infrastructuur en Waterstaat u, conform het gefaseerde proces van de maatwerkafspraak1, over de Joint Letter of Intent (JLoI) die op 23 juni jl. met Cosun en de provincies
Gelderland, Groningen, Limburg, Noord-Brabant en Overijssel is getekend. U treft de
JLoI bijgevoegd bij deze brief. Dit is de tweede JLoI die is gesloten met een maatwerkbedrijf,
na Nobian2. Een JLoI is voor alle betrokken partijen een belangrijke tussenstap op weg naar
bindende maatwerkafspraken.
Ambitie JLoI
De JLoI met Cosun is ambitieus en betreft de verduurzaming van zes productielocaties
in vijf provincies. Cosun gaat 74% CO2 reduceren in 2030 ten opzichte van 2020. Daarbij zijn er ook belangrijke positieve
bijdragen op het gebied van de leefomgeving en de natuur: tenminste 80% minder ammoniakemissie
in 2030 ten opzichte van 2020, minder geuremissie en ambities om te onderzoeken hoe
zoetwatergebruik verminderd kan worden.
Een aantal van Cosun’s projecten betreft vergaande energiebesparing. Cosun wordt daardoor
veel minder afhankelijk van aardgas en is in de positie om ook bij te dragen aan flexibilisering
van het elektriciteitsnet. Met behulp van maatwerkafspraken kan Cosun haar ambities
voor de 6 Nederlandse productielocaties versnellen richting 2040 naar klimaatneutraliteit
voor wat betreft ETS CO2-emissies. Mogelijk kan dit met hulp van de maatwerkafspraken voor de productielocatie
Vierverlaten (Groningen) al bereikt worden voor 2030.
Met de realisatie van de in de JLoI omschreven projecten wordt 260 kton per jaar minder
CO2 uitgestoten in 2030 ten opzichte van 2020. Dit is 100 kton CO2 reductie meer dan het reductiepad volgens de Nederlandse CO2-heffing. Daarnaast gaat Cosun tenminste 120 ton per jaar minder ammoniak en tenminste
39 ton minder stikstofoxiden (NOx) uitstoten in 2030 ten opzichte van 2020. Ook daalt het jaarlijkse aardgasverbruik
met ca. 100 mln. m3. Dat staat gelijk aan het gasverbruik van ca. 80.000 huishoudens. Tenslotte beogen de projecten een zoet water besparing van 400.000 m3 in de Provincie Gelderland.
Samen werken aan toekomstbestendigheid
Cosun heeft in het maatwerktraject consistent aangegeven dat het voor hun bedrijf
essentieel is dat verduurzaming (CO2 reductie en verminderen impact op de leefomgeving) en een redelijk financieel rendement
hand in hand gaan. Cosun heeft daarom aandacht gevraagd voor stabiliteit van beleid
en regelgeving. Ook heeft Cosun aandacht gevraagd voor het level playing field met
omringende landen, met name als het om operationele kosten gaat. Het Rijk, Cosun en
Provincies werken samen aan toekomstbestendige industrie: duurzaam en financieel gezond.
Deze punten zullen in het vervolggesprek aan bod komen.
Planning
Met de JLoI spannen het Rijk, Cosun en Provincies zich in om de realisatie van bovengenoemde
ambities uiterlijk in 2026 bindend met elkaar overeen te komen. Partijen willen de
projecten in Groningen, Gelderland en Limburg als mogelijk nog dit jaar met elkaar
overeen komen. Voor de tijdige toekenning van de benodigde middelen worden bij Miljoenennota
middelen overgeheveld uit het Klimaatfonds ten behoeve van Cosun, of wanneer de middelen
eerder nodig zijn, zullen deze worden opgevraagd met een Incidentele Supplementaire
Begroting (ISB).
Adviescommissie Maatwerkafspraken Verduurzaming Industrie
Om de kwaliteit van de voorgenomen maatwerkafspraken te borgen, is de onafhankelijke
adviescommissie maatwerkafspraken verduurzaming industrie (AMVI) ingesteld.3 Hiermee is invulling gegeven aan de wens van de Kamer om de maatwerkafspraken te
laten toetsen op onder andere haalbaarheid, doelmatigheid en ambitieniveau. De AMVI
adviseert over een concept JLoI. Dit is het moment dat de beoogde maatwerkaanpak voldoende
gedetailleerd is uitgewerkt, maar er tegelijkertijd nog ruimte is om de overwegingen
van de AMVI mee te nemen in de uitwerking van de definitieve JLoI en/of bindende maatwerkafspraken.
Op 8 mei jl. is de concept JLoI met Cosun voorgelegd aan de AMVI. De AMVI heeft ten
behoeve van de advisering relevante achtergronddocumentatie ontvangen, zoals de vertrouwelijke
business case. De AMVI heeft vervolgens meerdere gesprekken gevoerd met het overheidsteam
en met het Cosun team. Daarnaast is de AMVI op werkbezoek geweest bij Cosun. Op 16 juni
jl. heeft de AMVI haar advies aangeboden. Het advies van de AMVI is bij deze brief
gevoegd.
Het advies over de JLoI is positief. De AMVI hoopt met haar advies bij te dragen aan
het tot stand komen van definitieve afspraken met Cosun. De AMVI geeft in haar advies
een positief oordeel over de haalbaarheid van de plannen en over de doelmatigheid
van de mogelijke maatwerkondersteuning. De AMVI onderschrijft het grote belang van
Cosun voor de Nederlandse industrie en akkerbouw en stelt vast dat de beoogde bijdrage
aan het reduceren van uitstoot van CO2 en stikstof en vermindering van gebruik van aardgas significant zijn.
Adviezen en overwegingen
De AMVI geeft in paragraaf 4 van haar advies drie adviezen en drie overwegingen. De
drie adviezen gaan over de thema’s onvoorziene omstandigheden, de terugsluisregeling
in geval van oversubsidiëring en zorgvuldige monitoring van de maatwerkafspraken tot
en met 2040. Deze punten vragen om een zorgvuldige uitwerking en worden meegenomen
bij het tot stand brengen van de definitieve maatwerkafspraken met Cosun.
De AMVI geeft ook een drietal overwegingen mee:
− Ondanks de goede intenties en ambities van alle betrokkenen signaleert de AMVI dat
vertraging bij de vergunningverlening een risico is. Het kabinet zet zich daarom met
respect voor de bevoegdheidsverdeling met de provincies in om de kans op vertraging
te minimaliseren. Onderdeel hiervan is bijvoorbeeld een goede coördinatie tussen overheden.
Ook heeft het kabinet eerder al € 35 mln. uit de klimaatfondsmiddelen beschikbaar
gesteld ten behoeve van het versterken van de capaciteit bij omgevingsdiensten voor
de vergunningverlening voor projecten van de maatwerkbedrijven.
− Verder geeft de AMVI de overweging om te onderzoeken of het ondersteuningsmechanisme
van de maatwerkafspraken verbreed kan worden zodat er meer samenhang ontstaat tussen
de doelen voor CO2-reductie en verbetering van de leefomgeving. Dit is een waardevolle suggestie die
relevant kan zijn bij verschillende maatwerktrajecten. Binnen de huidige maatwerkaanpak
wordt nadrukkelijk gekeken naar de meekoppelkansen op de leefomgeving. Dat levert
concrete en positieve resultaten op. Tegelijkertijd zijn er ook projecten die geen
CO2 reduceren maar wel noodzakelijk kunnen zijn om het draagvlak voor de industrie te
versterken, de impact op de gezondheid in de omgeving te verminderen en/of de realisatie
van CO2 reductieprojecten mogelijk te maken. Als er in een maatwerktraject aanleiding daartoe
ontstaat, wil het kabinet voor projecten waarbij middelen voor het verbeteren van
de leefomgeving aantoonbaar ontbreken onderzoeken op welke manier deze (financieel)
zouden kunnen worden ondersteund. De Kamer zal hierover worden geïnformeerd.
− De derde overweging betreft Cosun’s intenties m.b.t. projecten ná 2030 en die nog
verder gaan dan de doelen die in de JLoI overeen zijn gekomen. De AMVI geeft de overweging
mee om deze indien mogelijk verder te concretiseren. Deze suggestie zal worden meegenomen
in de gesprekken met Cosun.
Conclusie
De JLoI met Cosun is ambitieus en realisatie van de projecten betekent een significante
CO2-reductie en leidt tot andere positieve maatschappelijke effecten op stikstof, aardgas,
waterverbruik en flexibilisering van het elektriciteitsnet. Daarnaast kan de afspraak
bijdragen aan de versterking van de waardeketens gebaseerd op in Nederland geteelde
suikerbieten en aardappelen.
Dit is een mooie tussenstap die, ondersteund door het advies van de commissie laat
zien dat we op de goede weg zijn. Om daadwerkelijk tot realisatie te komen, moet tegelijkertijd
nog het nodige werk worden verzet. Daar zijn én gaan we de komende maanden, samen
met alle betrokken partijen, hard mee aan de slag.
De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.Th.M. Hermans
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
A.A. Aartsen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei -
Mede ondertekenaar
A.A. Aartsen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat