Brief regering : Reactie op verzoek commissie over de voorgestelde routes door juristen van Van Doorne om energieprojecten die onderaan de streep voor emissiereductie zorgen uit de stikstofimpasse te helpen
30 196 Duurzame ontwikkeling en beleid
32 813
Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
35 334
Problematiek rondom stikstof en PFAS
Nr. 849
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, VISSERIJ, VOEDSELZEKERHEID EN NATUUR
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 juni 2025
Op 9 april jl. heeft de vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid
en Natuur mij en de Minister van Klimaat en Groene Groei om een reactie verzocht op
de notitie die door het advocatenkantoor Van Doorne (hierna: Van Doorne) is opgesteld
over het uit de stikstofimpasse helpen van energieprojecten. Hierbij stuur ik u, mede
namens de Minister voor Klimaat en Groene Groei, de reactie op deze brief.
Nederland heeft de grote opgaven om Nederland van het stikstofslot te krijgen en de
klimaatdoelen te halen. Om deze beide doelen te behalen moet Nederland worden voorzien
van voldoende duurzame energieopwekking en is er de opgave om te zorgen voor voldoende
infrastructuur om deze duurzame energie te vervoeren naar huishoudens en bedrijven.
De energietransitie kan juist voor stikstofreductie zorgen omdat het duurzame mobiliteit
en de verduurzaming in de industrie mogelijk maakt. Daarom is het mogelijk maken van
deze projecten een prioriteit van dit kabinet. Samen met de Minister van Klimaat en
Groene Groei kijk ik dan ook expliciet naar het mogelijk maken van deze projecten.
De notitie van Van Doorne beschrijft drie routes waarlangs natuur toestemmingverlening
in het kader van stikstof voor energieprojecten mogelijk zou kunnen worden gemaakt:
• Vrijstelling
• Programmatische aanpak
• ADC-toets
De notitie van Van Doorne1 onderschrijft de analyse die eerder door het kabinet naar de Kamer is verstuurd,
namelijk dat de route van een ADC-toets wellicht mogelijkheden biedt om vergunningverlening
voor energieprojecten te versnellen. De andere routes die zijn onderzocht door het
kabinet, en ook in de notitie door Van Doorne naar boven komen, worden als minder
kansrijk gezien voor deze energietransitieprojecten.
Het kabinet onderzoekt op dit moment daarom de mogelijkheid van het opstellen van
een generieke, breed inzetbare motivering voor de ADC-toets die een juridisch houdbare
basis kan bieden om duurzame energieprojecten efficiënter te vergunnen, zoals medegedeeld
in de brief naar uw kamer van 10 december 20242. Hiertoe vindt er een actualisatie van het OSES-onderzoek plaats en zal er een ecologische
beoordeling van de resultaten van dit onderzoek worden verricht. Daarnaast zal er
worden verkend of deze vorm juridisch haalbaar is, praktisch uitvoerbaar is en uiteindelijk
ook bestuurlijk wenselijk is. De conclusies worden eind dit jaar voorzien.
Vrijstelling
De eerste route in de notitie is het vaststellen van een vrijstelling. Hiervoor is
reeds een wettelijke basis aanwezig, in het Besluit Activiteiten Leefomgeving (BAL).
Voor een juridisch houdbare oplossing is een vrijstelling alleen mogelijk als deze
voldoet aan artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn. Dat betekent dat er, indien
nodig, een passende beoordeling moet worden uitgevoerd, en mitigerende of compenserende
maatregelen moeten worden getroffen.
Over de haalbaarheid van een vrijstelling voor energieprojecten heeft de Minister
van Klimaat en Groene Groei op 10 december 2024 de Tweede Kamer geïnformeerd dat een
vrijstelling voor energieprojecten juridisch niet haalbaar is.3
De notitie van Van Doorne ondersteunt deze eerder gedeelde analyse.
Programmatische aanpak
De tweede route die Van Doorne beschrijft is de optie van de programmatische aanpak
(zoals de Programmatische Aanpak Stikstof). In het geval van een programmatische aanpak
wordt een programma opgesteld waarin de uitwerking staat van het te voeren beleid
voor ontwikkeling, gebruik, beheer en bescherming en behoud van een of meer onderdelen
van de fysieke leefomgeving.
In een programma kan een activiteit als vergunningvrij worden aangemerkt als wordt
voldaan aan de vereisten uit artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn. Dat wil
zeggen als op voorhand op grond van objectieve gegevens met zekerheid kan worden uitgesloten
dat de activiteit afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante
gevolgen voor een Natura 2000-gebied kan hebben. Of als een passende beoordeling ten
grondslag ligt aan het programma, waaruit de zekerheid is verkregen dat die activiteit
de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied niet zal aantasten. In deze aanpak
zou de verduurzaming van de industrie een maatregel zijn voor de mitigatie van negatieve
effecten van de aanleg van de energie-infrastructuur. Echter wordt de infrastructuur
juist aangelegd ten behoeve van de industrie, hierin zou de verhouding scheef worden.
De mitigatie moet bovendien plaatsvinden op de juiste locaties in de Natura 2000-gebieden,
namelijk de locatie waar in eerste instantie de stikstofbelasting toeneemt. Hierdoor
wordt deze route als onwerkbaar gezien. De notitie van Van Doorne onderstreept deze
analyse.
ADC-Toets
De derde route die in de notitie wordt beschreven is het uitvoeren van de ADC-toets.
De ADC-toets vloeit voort uit artikel 6, vierde lid, van de Habitatrichtlijn en biedt
de mogelijkheid om toch een toestemming te verlenen voor activiteiten waarvan uit
de passende beoordeling niet kan worden uitgesloten dat er significant negatieve effecten
optreden. Voor deze projecten moet dan sprake zijn van een dwingende reden van groot
openbaar belang en dat er geen reële alternatieve voorhanden zijn. In dat geval moet
er compensatie plaatsvinden zodat de algemene samenhang van Natura 2000-gebieden behouden
blijft. Zoals van Doorne ook analyseert zijn er voor de vergunningverlening van duurzame
energieprojecten mogelijkheden voor de ADC-toets. In het bijzonder omdat de Europese
Commissie met de Renewable Energy Directive III (REDIII) verduurzaming van de energieopwekking
en energie infrastructuur tot rede van groot openbaar belang heeft gemaakt. Deze analyse,
die mede wordt onderstreept door de notitie van Doorne, maakt dat de route van de
ADC toets op dit moment als meest kansrijk wordt geacht voor de programmatische vergunningverlening
van deze projecten.
Het kabinet zal zich blijven inzetten om deze duurzame energieprojecten doorgang te
laten vinden. In het bijzonder omdat deze projecten op korte termijn bijdragen aan
de vermindering van de stikstofuitstoot.
De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur