Brief regering : Gevolgen val kabinet pakket Belastingplan 2026
36 602 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2025)
Nr. 160
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 juni 2025
Tijdens het mondeling overleg over de Fiscale Beleids- en Uitvoeringsagenda in de
Eerste Kamer is er door de leden een aantal vragen gesteld over de gevolgen van de
val van het kabinet voor de behandeling van het pakket Belastingplan. In het mondeling
overleg heb ik aangeven zowel de Eerste- als de Tweede Kamer uitgebreid te informeren
over deze gevolgen. In deze brief ga ik in op de inhoud van het pakket Belastingplan,
evenals de gevolgen van de val van het kabinet voor de planning van de behandeling
van het Belastingplan en de uitvoering van de maatregelen door de Belastingdienst.
De wetsvoorstellen die deel uitmaken van het pakket Belastingplan zijn doorgaans nauw
verbonden met de begroting van het aansluitende begrotingsjaar en dienen naar het
oordeel van het kabinet op 1 januari van het betreffende jaar in werking te treden.
Een voorbeeld hiervan is het inkomensbeleid van het komende jaar. Ook Europeesrechtelijke
verplichtingen, gerechtelijke uitspraken of andere urgente zaken kunnen aanleiding
zijn om wetgeving op te nemen in het pakket Belastingplan. Over deze komende plannen
bent u – onder andere via de Voorjaarsnota en de Fiscale beleids- en Uitvoeringsagenda
– eerder dit jaar al geïnformeerd. Op Prinsjesdag zal dit kabinet deze plannen, gelijktijdig
met de Miljoenennota 2025, in detail kenbaar maken.
In verband met de demissionaire status van het kabinet en het verkiezingsreces van
de Tweede Kamer, zal het oorspronkelijke behandelschema van het pakket Belastingplan
moeten worden aangepast.
Hoewel het vanzelfsprekend aan de Kamer is om haar eigen agenda te bepalen, wil ik
met het oog op een zorgvuldige voortgang een aantal punten meegeven. Vanwege de verkiezingen
en het bijbehorende verkiezingsreces, is de ruimte beperkt om de behandeling van het
Belastingplan in de Tweede Kamer – net als twee jaar geleden – voorafgaand aan de
verkiezingen af te ronden. Om toch voldoende tijd te geven voor een behandeling van
de wet, wil ik de suggestie doen om de schriftelijke behandeling in de Tweede Kamer
van het volledige pakket nog voor het verkiezingsreces te laten plaatsvinden. De plenaire
behandeling en de stemmingen over het pakket zouden dan uitgesteld worden tot na de
verkiezingen en de beëdiging van de nieuwe leden van de Tweede Kamer. Dit zou kunnen
bijdragen aan een ordentelijk verloop van de verdere behandeling in de nieuwe samenstelling
van de Kamer, met een plenaire behandeling na de verkiezingen. Ik ben van mening dat
deze benadering recht doet aan de zorgvuldigheid die het voorstel vereist, zonder
afbreuk te doen aan de rolverdeling tussen kabinet en Kamer. In het vervolg van deze
brief zal ik nader ingaan op wat een gewijzigde planning kan betekenen voor de uitvoering
door de Belastingdienst, Dienst Toeslagen en Douane. Tot slot zal ik kort ingaan op
de gevolgen van het arrest van de Hoge Raad van 21 maart 20251 over de toepassing van de liquidatieverliesregeling.
Pakket Belastingplan 2026
Ondanks de demissionaire status van het kabinet, zijn er uiteenlopende doelen en doelgroepen
waarvoor aanpassingen in het fiscale stelsel noodzakelijk zijn. Dit uit zich in de
samenstelling van het pakket Belastingplan 2026 waarbij het kabinet ervoor heeft gekozen
om maatregelen zoveel mogelijk als zelfstandig wetsvoorstel in te dienen of thematisch
te bundelen in een verzamelwetsvoorstel. Dit leidt ertoe dat het Kabinet voornemens
is om 8 wetsvoorstellen in te dienen. Hieronder vindt u per wetsvoorstel een omschrijving
en de overwegingen voor het kabinet om deze in te dienen en te streven naar inwerkingtreding
per 1 januari 2026.
Wetsvoorstel Belastingplan 2026
Het wetsvoorstel Belastingplan 2026 bevat fiscale maatregelen met (budgettaire) gevolgen
die samenhangen met de begroting voor het jaar 2026. Het voorstel bevat onder meer
verbeteringen in de schenk- en erfbelasting, de verruiming van de fietsregeling in
de loonbelasting en het structureel maken van de RVU drempelvrijstelling. Daarnaast
bevat het wetsvoorstel een aantal maatregelen op het gebied van klimaat, circulaire
economie en auto.
Wetsvoorstel wet behoud verlaagd btw-tarief op cultuur, media en sport
Bij de behandeling van het Belastingplan 2025 is de motie Van Dijk c.s. met algemene
stemmen aangenomen (Kamerstuk 36 602, nr. 140). Deze motie verzocht de regering om vóór de Voorjaarsnota in overleg met de Tweede
Kamer een alternatieve invulling voor de afschaffing van het verlaagde btw-tarief
op cultuur, media en sport te presenteren. Bij publicatie van de Voorjaarsnota 2025
op 18 april 2025 heeft het kabinet aangegeven dat zij ervoor kiest om het verlaagde
btw-tarief op cultuur, media en sport te behouden. Dit wordt gedekt door de reguliere
inflatiecompensatie in de inkomstenbelasting (via de tabelcorrectiefactor) per 1 januari
2026 niet volledig toe te passen. Dit wetsvoorstel bevat zowel het niet-verhogen van
de btw als de dekking daarvan.
Wetsvoorstel wet differentiatie tarief vliegbelasting
In het Hoofdlijnenakkoord (bijlage bij Kamerstuk 36 471, nr. 37)en het Regeerprogramma (bijlage bij Kamerstuk 36 471, nr. 96) is afgesproken om per 1 januari 2027 het tarief van de vliegbelasting te differentiëren
naar afstand, met een beoogde budgettaire opbrengst van € 248 miljoen (prijspeil 2024).
Deze budgettaire opbrengst is ingeboekt per 1 januari 2027 en kan alleen behaald worden
als de maatregel tijdig in werking kan treden. Zowel de Belastingdienst als de sector
hebben voor de implementatie van de maatregel minimaal 1 jaar voorbereidingstijd nodig.
Voor een tijdige inwerkingtreding per 1 januari 2027 moet het wetsvoorstel dus meelopen
in het pakket Belastingplan 2026.
Wetsvoorstel Wet stroomlijning fiscaal inzagerecht
Met het wetsvoorstel Wet stroomlijning fiscaal inzagerecht wordt een aanpassing voorgesteld
zodat inzage kan worden gegeven in het fiscale dossier van een belastingplichtige
op een manier die uitvoerbaar is. Per 31 december 2025 treedt als gevolg van het bij
het Belastingplan 2024 aangenomen amendement Omtzigt c.s.2 artikel 66a in de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in werking waarmee belastingplichtigen
recht krijgen op inzage in hun fiscale dossier. Het kabinet vindt het wenselijk dat
belastingplichtigen inzage kunnen krijgen in de stukken die de belastinginspecteur
tot zijn beschikking heeft. Tegelijkertijd hecht het kabinet aan uitvoerbaarheid.
Artikel 66a is in de huidige vorm en met de huidige inwerkingtredingsdatum niet uitvoerbaar
voor de Belastingdienst en de Douane. Om toch inzage te kunnen geven aan belastingplichtigen
op een manier die uitvoerbaar is, wordt met dit wetsvoorstel een aanpassing gedaan.
Wetsvoorstel Tweede wet aanpassing Wet minimumbelasting 2024
Met het wetvoorstel zet het kabinet in op de snelle implementatie van aanvullende
regels rondom de Wet minimumbelasting 2024. Met de Wet minimumbelasting 2024 is de
EU-richtlijn minimumniveau van belastingheffing geïmplementeerd. Deze richtlijn is
gebaseerd op de OESO-modelregels en komt daarmee in hoofdzaak overeen. Na publicatie
van de OESO-modelregels zijn in internationaal verband administratieve richtsnoeren
over de (nadere) invulling van de regels rondom de minimumbelasting overeengekomen.
Het is van belang dat deze administratieve richtsnoeren tijdig worden geïmplementeerd,
en daarom is het wenselijk dat het voorstel van wet met ingang van 1 januari 2026
in werking treedt. Dit wetsvoorstel strekt tot implementatie van de laatste administratieve
richtsnoeren die door de OESO zijn gepubliceerd en daarnaast zullen er nog enkele
technische wijzigingen worden aangebracht.
Wetsvoorstel wet implementatie EU-richtlijn gegevensuitwisseling bijheffing informatieaangifte
Bedrijven die onder de reikwijdte van de minimumbelasting vallen zijn verplicht de
bijheffing-informatieaangifte bestaande uit een set aan documentatie aan te leveren
bij de desbetreffende belastingautoriteit. De informatieaangifte dient in iedere lidstaat
waar de multinationale onderneming (MNE) gevestigd is te worden ingediend. De betekent
verhoogde regeldruk voor de relevante MNE. De meest recente wijziging van de richtlijn
inzake administratieve samenwerking op het gebied van belastingen, de «Directive on
Administrative Cooperation» (DAC) beoogt deze regeldruk te verminderen. Deze wijziging
– DAC9 – voorziet erin dat een MNE in slechts één lidstaat op centraal niveau een
informatieaangifte hoeft in te dienen voor alle relevante jurisdicties. De richtlijn
moet al op 1 januari 2026 zijn geïmplementeerd. Bij ontijdige implementatie stelt
Nederland zich bloot aan het risico op een infractieprocedure.
Wetsvoorstel tot wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de nadere operationalisering
van het mechanisme voor een koolstofcorrectie aan de grens
Het Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM) is een mechanisme voor koolstofcorrectie
aan de Europese buitengrens en is geregeld via een Europese verordening. Door het
CBAM moet betaald worden voor de CO2-uitstoot die vrij is gekomen bij de productie van bepaalde geïmporteerde goederen.
Hiermee wordt «koolstoflekkage» tegengegaan, oftewel het verplaatsen van productie
binnen de EU naar landen waar bedrijven niet of minder hoeven te betalen voor hun
CO2-uitstoot. De CBAM-Verordening werkt rechtstreeks en hoeft daarom niet omgezet te
worden naar nationale wetgeving, maar voor de operationalisering zijn nog wel aanvullende
bepalingen in de Wet Milieubeheer nodig.
Wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen
Fiscale wetgeving is constant aan veranderingen onderhevig. Dit vergt voortdurend
inhoudelijke wijzigingen en technisch onderhoud van deze wetgeving. In lijn met eerdere
jaren bevat het pakket Belastingplan daarom ook dit jaar weer een wetsvoorstel Overige
fiscale maatregelen. Zo bereid het kabinet maatregelen voor om enkele technische fiscale
knelpunten met betrekking tot tijdelijke overbruggingspensioenen, prepensioenen en
wezenpensioenen te repareren. Het kabinet stelt tevens voor om verwijzingen naar groen
beleggen aan te passen naar aanleiding van het amendement Van Eijk/Vermeer bij de
behandeling van het Belastingplan 2025.
Uitvoeringsgevolgen
Om tijdige implementatie van het Belastingplan 2026 mogelijk te maken is het noodzakelijk
in de laatste maanden van 2025 voorbereidingen te treffen voor de parameterwijzigingen
die het volgende jaar ingaan. Voor verschillende middelen gelden verschillende uiterste
data voor het vaststellen van die parameters. Hieronder wordt aangeven wat die data
zijn en wat de consequenties zijn wanneer de stemmingen in de Tweede Kamer volgens
verwachting eind november plaatsvinden en vervolgens de Eerste Kamer voor eind van
het jaar voor dit pakket stemt.
Inkomensheffingen
De Belastingdienst legt (net als afgelopen jaren) vanaf de tweede helft van december
enkele miljoenen voorlopige aanslagen inkomstenbelasting voor het aankomende belastingjaar
op. In de weken daarvóór vindt de selectie plaats van belastingplichtigen die een
voorlopige aanslag moeten ontvangen en wordt berekend hoe hoog de voorlopige aanslagen
moeten zijn. De parameterwaarden waarmee deze selecties en berekeningen worden gemaakt,
moeten uiterlijk op vrijdag 14 november 12:00 uur 2025 bekend zijn om deze tijdig
te kunnen verwerken in de systemen. Nadat de berekening van deze voorlopige aanslagen
is gestart, is het niet meer mogelijk daarin in te grijpen.
Indien de stemmingen over het pakket Belastingplan 2026 in de Tweede Kamer na de beëdiging
van de nieuwe leden van de Tweede Kamer plaatsvinden (eind november 2025), betekent
dit dat de Belastingdienst bij het berekenen van de massaal opgelegde voorlopige aanslagen
2026 met de parameterwaarden van de inkomstenbelasting werkt zoals deze met Prinsjesdag
voor belastingjaar 2026 zijn bekend gemaakt. Ook zullen medio november met de leveranciers
van aangiftesoftware inkomstenbelasting de parameters worden gedeeld zoals deze op
Prinsjesdag bekend zijn gemaakt. De software leveranciers kunnen de parameters van
de inkomstenbelasting vervolgens verwerken in de aangifte software.
Mocht de behandeling in de Tweede Kamer leiden tot wijzigingen in de parameters, dan
worden deze verwerkt in de definitieve-aanslagregeling voor belastingjaar 2026 die
in 2027 wordt opgelegd. Verschillen die optreden door gewijzigde parameters moeten
in de definitieve aanslag worden rechtgetrokken. Parameterwijzigingen kunnen dan bij
definitieve aanslag in 2027 resulteren in hogere te betalen bedragen, of grotere teruggaven
ten opzichte van de eerdere voorlopige aanslag. Vooruitlopend daarop kunnen burgers
gedurende 2026 zelf een nieuwe voorlopige aanslag vragen voor het belastingjaar 2026
waarin met de bijgestelde parameterwaarden wordt gerekend3. Dit beperkt verschillen tussen de voorlopige en de uiteindelijke definitieve aanslag
met te betalen bedragen of teruggaven tot gevolg. Burgers zullen zelf na moeten gaan
of wijzigingen doorwerken in inkomensafhankelijke regelingen zoals toeslagen.
Loonheffingen
Voor de loonheffingen is dit jaar de afspraak gemaakt met de loonaangiftesoftware
leveranciers dat de definitieve parameterwaarden voor 2026 éénmalig uiterlijk 1 december
2025 bij hen worden aangeleverd. De software leveranciers kunnen de parameters van
de loonheffingen vervolgens verwerken in de aangifte software. Uitgaande van stemmingen
eind november over het Belastingplan en eventuele amendementen, stelt dit werkgevers
in staat om vanaf januari 2026 de juiste parameters toe te passen in hun loonadministratie.
Motorrijtuigenbelasting
De motorrijtuigenbelasting (mrb) is een tijdvakbelasting die voor aanvang van het
tijdvak moet worden betaald. Om de belastingplichtige voldoende tijd te geven om aan
zijn verplichtingen te kunnen voldoen, moet de rekening een maand voor aanvang van
het tijdvak al op de mat liggen. Daarmee rekening houdend moet de berekening van de
aanslagen mrb anderhalve maand voorafgaand aan het tijdvak worden gestart. Tariefsaanpassingen
voor de mrb moeten daarom uiterlijk vrijdag 14 november bekend zijn om per 1 januari
2026 in werking te kunnen treden. Indien de stemmingen over het pakket Belastingplan
2026 in de Tweede Kamer na 14 november 2025 plaatsvinden, betekent dit dat de Belastingdienst
bij het berekenen van de mrb voor het eerste tijdvak met de parameterwaarden rekent
zoals deze met Prinsjesdag voor 2026 bekend zijn gemaakt. Mochten er na 14 november
nog wijzigingen plaatsvinden die per 1 januari in werking zouden moeten treden, dan
betekent dat, dat er verkeerde automatische incasso's worden doorgevoerd en hier dan
geen naheffing of nabetaling over kan plaats vinden en betreffende belastingplichtigen
een voordeel of nadeel hebben en wordt onderzocht hoe hiermee kan worden omgegaan.
Wel is het mogelijk om wijzigingen per 1 juli 2026 in werking te laten treden.
Invorderingsrente
De parameterwaarden waarmee in de inning wordt gerekend moeten uiterlijk op 14 november
2025 bekend zijn om deze per 1 januari 2.026 jaar te kunnen toepassen. Mochten er
na 14 november nog wijzigingen plaatsvinden, dan wordt onderzocht hoe hiermee kan
worden omgegaan. Wel is het mogelijk om wijzigingen per 1 juli 2026 in werking te
laten treden.
Overig
Voor diverse andere belastingmiddelen is de uiterste datum voor wijzigingen aan parameterwaarden
1 december 2025 en kunnen eventuele gewijzigde parameters per 1 januari naar verwachting
nog tijdig worden verwerkt bij stemmingen in de Tweede Kamer eind november.
Amendementen
Het maken van fiscale wetgeving vraagt om een zorgvuldig proces. Het startpunt voor
(het aanpassen van) fiscale wetgeving is idealiter gebaseerd op een evaluatie, waarin
wordt geanalyseerd in hoeverre een wetsvoorstel op doelmatige en doeltreffende wijze
bijdraagt aan een beleidsdoel en wat de te verwachten financiële gevolgen zijn. Vervolgens
worden de gevolgen voor burgers, bedrijven en uitvoeringsorganisaties in kaart gebracht.
Het kabinet treedt bij het opstellen van wetgeving in overleg met stakeholders over
mogelijke beleidswijzigingen, laat uitvoeringstoetsen opstellen om de impact op de
uitvoering vast te stellen, doet een toets op doenlijkheid voor burgers en op administratieve
lasten voor bedrijven en vraagt advies aan de Raad van State als toets op de degelijkheid
van wetgeving. Dit proces is doorgaans niet aanwezig bij een amendement, omdat daar
geen tijd voor is. Daar waar het proces van het voorbereiden, opstellen en behandelen
van het Belastingplan circa driekwart jaar kost, kan de doorlooptijd van een amendement
korter dan een dag zijn.
De Tweede Kamer heeft het in de Grondwet opgenomen recht tot amendement. Tegelijkertijd
past hierbij de morele plicht om op verantwoorde wijze met amendementen om te gaan.
Ik wil de leden van de Tweede Kamer daarom vragen om de nodige voorzichtigheid te
betrachten bij het indienen van en stemmen over de amendementen. Voor Kamerleden die
ondersteuning wensen bij het opstellen van een juridisch en technisch juist amendement,
is de amendementenservice van het Ministerie van Financiën beschikbaar om te helpen.
Als onderdeel van de amendementenservice stellen, net als de afgelopen jaren de Belastingdienst,
Douane en Dienst Toeslagen QuickScans op ingediende amendementen op.
Tot slot heeft de Hoge Raad op 21 maart 2025 een arrest gewezen over de toepassing
van de liquidatieverliesregeling in de vennootschapsbelasting. De budgettaire gevolgen
van dit arrest zijn inmiddels onderzocht. De incidentele derving van dit arrest wordt
ingeschat op € 840 miljoen en de structurele derving wordt ingeschat op € 65 miljoen
per jaar. Ik doe op dit moment onderzoek naar de mogelijkheden om dekking al dan niet
binnen de liquidatieverliesregeling te vinden en verwacht uw Kamer hierover gelijktijdig
met de Miljoenennota 2025 te informeren.
Ik hoop u met deze brief voldoende te hebben geïnformeerd over de inhoud van het wetsvoorstel,
evenals over de gevolgen van de val van het kabinet voor de planning en de uitvoering.
Daarbij heb ik, met inachtneming van de eigen afweging van de Kamer, een suggestie
gedaan voor het verdere proces. Ik zie ernaar uit met uw Kamer dit najaar in debat
te gaan over het pakket Belastingplan 2026 en samen de noodzakelijke aanpassingen
van het fiscale stelsel te realiseren.
De Staatssecretaris van Financiën,
T. van Oostenbruggen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Oostenbruggen, staatssecretaris van Financiën