Brief regering : Verkenning uitzendverbod in sectoren of verplicht percentage direct in dienst
25 883 Arbeidsomstandigheden
29 544
Arbeidsmarktbeleid
Nr. 530
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 juni 2025
Bij brief van 2 september 2024 heb ik een technische verkenning aangekondigd om de
misstanden met uitzendkrachten tegen te gaan als mogelijk sluitstuk van de aanpak
van problemen.1 Bijgevoegd treft u deze verkenning aan. Ik heb de Eerste Kamer een gelijkluidende
brief gestuurd. In deze verkenning zijn de mogelijkheden onderzocht voor een uitzendverbod
en een verplicht percentage indiensttreding. Voor zover er binnen deze maatregelen
verschillende keuzeopties mogelijk zijn, heb ik die ook geschetst. De verkenning zelf
gaat overigens niet in op de eventuele wenselijkheid van de inzet van de uitgewerkte
maatregelen. Wel wordt beschreven welke maatregel, afhankelijk van de precieze problematiek
die beoogd wordt tegen te gaan, het meest effectief kan zijn om het overtreden van
arbeidswetten tegen te gaan en hierdoor arbeidskrachten beter te beschermen.
In deze brief zal ik eerst kort de inhoud van de verkenning schetsen, daarna ga ik
nader in op mijn appreciatie van deze verkenning. Die zal ik hieronder toelichten.
Deze verkenning laat zien dat in meerdere sectoren een relatief hoog risico op het
overtreden van arbeidswetten is geconstateerd. Dit leidt ertoe dat ik samen met de
vlees-, schoonmaak-, transport- en teeltsector maatregelen wil uitwerken om de misstanden
met uitzendkrachten tegen te gaan. Voor sectoren waar aantoonbaar sprake is van stelselmatige
misstanden en geen verbetering te zien is, bereiden we als stok achter de deur een
uit- en inleenverbod voor. De standaarden om te bepalen of een in- en uitleenverbod
nodig is gelden voor alle sectoren. Het uitwerken en voorbereiden van een uit- en
inleenverbod kost ongeveer een jaar tijd, alvorens het kan ingaan. Een nieuw kabinet
kan besluiten of het verdere stappen, bijvoorbeeld het daadwerkelijk invoeren van
maatregelen gepast en evenredig is. Op dat moment bezien we ook of in alle sectoren
voldoende voortgang is geboekt. Hiermee wil ik bewerkstelligen dat er verbetering
komt in de vlees-, schoonmaak-, transport- en teeltsector.
1. Inhoud verkenning
Hogere risico’s overtredingen arbeidswetten bij uitzend (in specifieke sectoren)
Als het gaat om (het risico op) overtreding van de arbeidswetten, maakt de verkenning
een aantal zaken duidelijk. Het uit- en inlenen van uitzendkrachten in een driehoeksrelatie
via de uitzendovereenkomst brengt hogere risico’s op overtreding van arbeidswetten
met zich mee. In brede zin valt op dat er meer dan twee keer zo veel overtredingen
van arbeidswetten zijn die gaan over arbeidsvoorwaarden indien er sprake is van het
uitlenen van een arbeidskracht aan een inlener. De aanwezigheid van een uitzendovereenkomst
is zelfs de belangrijkste voorspeller voor deze vorm van overtredingen. Ook voor overtredingen
van arbeidswetten die gaan over arbeidsomstandigheden is de aanwezigheid van een uitzendbureau
een belangrijke voorspeller. In totaal heeft de Arbeidsinspectie in de programmaperiode
2020–2022 bij 1.304 uitzendbureaus en hun inleners gecontroleerd. Daarbij is bij 67%
(873) een overtreding geconstateerd. Er is op dit onderdeel voor 12.000.000 euro aan
correcties verricht er voor 1.500.000 euro aan boetes opgelegd. Voor 179 werknemers
is een nabetalingsverplichting opgelegd bij de werkgever. Ook op het gebied van de
fiscaliteit zijn veel overtredingen en misstanden geconstateerd.2
Daarnaast is er op basis van cijfers van het CBS en de Arbeidsinspectie door SZW een
analyse uitgevoerd naar risicosectoren voor het overtreden van arbeidswetten (wetten
die gaan over arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden). Deze analyse kan richting
geven in het onderbouwen van een eventueel sectoraal verbod en daarmee behulpzaam
zijn in het maken van eventuele keuzes richting een verbod. Uit deze cijfers komt
naar voren dat er bepaalde specifieke sectoren zijn die een (flink) verhoogd risico
hebben op het overtreden van arbeidswetten. Deze risico’s op het overtreden van arbeidswetten
zijn het hoogst in de vleessector. De analyse in deze verkenning laat zien dat dit
risico zich ook daadwerkelijk vertaalt in overtredingen van arbeidswetten in de vleessector.
Deze sector springt er in deze verkenning uit in negatieve zin. In vergelijking met
andere sectoren zijn ook in delen van de (brede) schoonmaak- transport en teeltsector
een relatief hoog risico op het overtreden van arbeidswetten geconstateerd. Ook hier
blijkt een relatief hoog percentage overtredingen van arbeidswetten. De overtredingen
in de schoonmaak-, transport-, en teeltsectoren kunnen echter niet zo geconcentreerd
worden aangetoond als in de slacht. Dit betekent dat de overtredingen niet op alle
plekken in deze sectoren hoog zijn en op dit moment onvoldoende duidelijk is of de
misstanden daadwerkelijk wijdverspreid en stelselmatig zijn binnen deze sectoren. Dit is wel belangrijk bij de onderbouwing van de noodzaak
voor een eventuele (ingrijpende) maatregel van een sectoraal uit- en inleenverbod
als aanvulling op andere maatregelen zoals de Wtta. Voor deze sectoren is daarom nader
onderzoek nodig om een scherper beeld te krijgen waar de overtredingen op arbeidswetten
precies plaatsvinden.
Ook gaat de verkenning in op de verhouding tussen de Wtta en het nemen van aanvullende
maatregelen. In sectoren met aanhoudend en hardnekkig problematisch ontduikingsgedrag
zullen uit- en inleners blijven proberen om maximaal gebruik te maken van mogelijke
ruimte in de Wtta. Voor deze sectoren kunnen aanvullende maatregelen overwogen worden.
In theorie kunnen dit type maatregelen via de Wtta worden doorgevoerd via aanvullende
normen, tegelijkertijd betekent de generieke aard van de Wtta dat dit extra (controle)lasten
voor álle uitleners met zich brengt. Door enkel aanvullende maatregelen te nemen in
een sector met wijdverspreide en stelselmatige misstanden is een meer gerichtere en
proportionele aanpak mogelijk.
Verschillende aanvullende maatregelen zijn onderzocht
Deze verkenning maakt duidelijk dat, in aanvulling op de Wtta, eventuele (sectorale)
aanvullende maatregelen genomen kunnen worden, maar dat daarbij een deugdelijke onderbouwing
voor de noodzaak en proportionaliteit ervan essentieel is.
Er zijn in de verkenning verschillende varianten van de maatregelen verkend om, via
het begrenzen van uitzendwerk in een sector, overtredingen van arbeidswetten tegen
te gaan. Daarbij is er specifiek gekeken naar de effectiviteit van de maatregelen
om dit doel te bereiken. Achtereenvolgens wordt hier besproken: een individueel inleenverbod,
een verplicht percentage in dienst in een bepaalde sector, een tijdelijk verbod (in
aanloop naar de Wtta) en een sectoraal in -en uitleenverbod. Hieronder schets ik kort
voor de verschillende maatregelen de te verwachte effectiviteit ervan die heel belangrijk
is om de noodzaak en proportionaliteit te kunnen onderbouwen.
1) Allereerst kunnen er maatregelen worden ingevoerd wanneer de evaluatie van de Wtta uitwijst dat extra maatregelen nodig zijn. In dat geval is voor nu geen verdere uitvoering
nodig en kan de evaluatie van de Wtta worden afgewacht. De evaluatie van de Wtta zal
waarschijnlijk pas op zijn vroegst 2030 beschikbaar zijn.
2) Daarnaast is er de mogelijke maatregel van een individueel inleenverbod. Dit kan een geschikt middel zijn om misstanden tegen te gaan bij een specifiek bedrijf.
Uit de verkenning komt echter naar voren dat dit als instrument minder effectief is
wanneer de problemen binnen een sector wijdverspreid en stelselmatig van aard zijn
en zich niet beperken tot enkele bedrijven in de sector. Immers dan moet in een bepaalde
sector telkens een individueel verbod aan een specifiek bedrijf worden opgelegd. De
maatregel voor een specifieke sector kan geschikt en proportioneel zijn, in het geval
in een sector sprake is van enkele spelers die zich niet aan de arbeidswetten houden.
Indien echter het beeld bestaat dat dit gedrag wijdverspreid is in een sector dan
zal een individueel verbod niet effectief zijn en daarmee niet geschikt. Voor de overige
overwegingen wordt verwezen naar paragraaf 4.5.1 van de verkenning.
3) Een maatregel om een verplicht percentage in dienst in een sector op te leggen lijkt vooral effectief als dit publiekrechtelijk gehandhaafd
wordt. De huidige wetgeving biedt echter geen grondslag voor deze maatregel; er zal
hiervoor nieuwe wetgeving tot stand gebracht moeten worden. Voor verplichte indiensttreding
zijn er naast de handhaving nog verschillende andere randvoorwaarden waaraan voldaan
zal moeten worden. Naast een definitie van «inhuur» is met name belangrijk op welke
wijze gezorgd wordt dat in een bedrijf het personeelsbestand wordt bijgehouden om
te kunnen meten of het juiste percentage in dienst is. Ook vergt uitwerking hoe dit
vormgegeven kan worden op een wijze waarbij de lastendruk zo beperkt mogelijk is.
Een effectieve en efficiënte uitwerking hiervan lijkt geen sinecure. Omdat deze maatregel
in het huidige stelsel niet zonder wetswijziging door te voeren is en niet zonder
meer uitvoerbaar en handhaafbaar is, wordt deze maatregel nu niet aangeraden en is
er voor gekozen hier in de verkenning beperkt op in te gaan.
4) Een uit- en inleenverbod dat afloopt indien de Wtta van kracht wordt is naar verwachting minder effectief en daarmee ook minder makkelijk te onderbouwen
als een geschikte en proportionele maatregel. De verkenning maakt duidelijk dat een
tijdelijk verbod in aanloop naar de Wtta enkel een uitleenverbod zou kunnen zijn omdat
de wet op dit moment het instellen van een inleenverbod niet mogelijk maakt (vooruitlopend
op de Wtta). Via een amendement van de leden Patijn en Omtzigt is in het wetsvoorstel
van de Wtta echter een wettelijke grondslag gecreëerd voor een uit- en inleenverbod.3 Op 15 april 2025 heeft de Tweede Kamer ingestemd met de Wtta.4 Wanneer de Eerste Kamer deze wet aanneemt, kan bij AMvB een sector aangewezen worden
waarvoor een tijdelijk uit- en inleenverbod geldt. Hoewel een verbod op deze termijn
handhaafbaar en uitvoerbaar kan zijn, is het onduidelijk of dit korte tijdsbestek
lang genoeg is om structuurveranderingen waar te nemen. Een tijdelijk verbod met een
dergelijke korte duur (van minder dan een jaar, voorafgaand aan de inwerkingtreding
van de Wtta op 1 januari 2027) bereikt waarschijnlijk weinig structurele effecten,
terwijl het wel flink ingrijpt in de sector. Dit kan de maatregel daarom minder proportioneel
maken (zwaar middel ten opzichte van de verwachte beperkte effectiviteit).
5) Een sectoraal uit- en inleenverbod is volgens de verkenning het meest effectief wanneer er in een sector wijdverspreid
en stelselmatig arbeidswetten worden overtreden. Dit verbod richt zich naast de uitlener
ook specifiek op de inlener die het oneigenlijk drukken van de prijs en daarmee de
misstanden faciliteert. Dit kan daarmee een geschikte maatregel zijn in sectoren waar
de misstanden hardnekkig voorkomen. Hoelang een sectoraal in- en uitleenverbod moet
gelden hangt af van het moment waarop de beoogde structuurveranderingen in de sector
kunnen worden waargenomen om de misstanden structureel te laten afnemen.
Een uit- en inleenverbod kan een mogelijke aanvullende maatregel op de Wtta zijn
Zoals u weet is de Wet toelating ter beschikkingstelling van arbeidskrachten (Wtta)
inmiddels aanhangig bij de Eerste Kamer. Uit de verkenning blijkt dat naast de invoering
van de Wtta aanvullende maatregelen gerechtvaardigd kunnen zijn.
Een sectoraal uit- en inleenverbod kan een mogelijke maatregel naast de Wtta zijn.
De Wtta zal een belangrijke bijdrage leveren aan het bestrijden van misstanden, maar
kan niet alle misstanden oplossen. In sectoren met aanhoudend en hardnekkig problematisch
ontduikingsgedrag zullen uit- en inleners blijven proberen om maximaal gebruik te
maken van mogelijke ruimte in de Wtta. Voor deze sectoren kunnen aanvullende maatregelen
genomen worden. Als deze maatregelen via de Wtta ondervangen moeten worden, dan zullen
dit extra controlelasten voor alle uitleners betekenen. Hierdoor worden welwillende
uitleners uiteindelijk aan een onevenredig belastend stelsel onderworpen door het
toenemen van de regeldruk. Alle uitleners zullen door het toevoegen van deze verplichting
extra regeldruk ervaren terwijl deze zich enkel richt op een specifieke sector waar
aanvullende maatregelen nodig zijn. Een aanvullende maatregel naast de Wtta als sluitstuk
richting specifieke sectoren waar wijdverspreid en stelselmatig arbeidswetten worden
overtreden kan daarom gerechtvaardigd geacht worden om de misstanden in deze specifieke
sectoren effectief tegen te gaan.
Maatregelen kunnen gerechtvaardigd zijn
Volgens de verkenning kan de inzet van een sectoraal uit- en inleenleenverbod gerechtvaardigd
zijn. Het is echter voor de sector die het betreft een ingrijpende maatregel. Dat
betekent dat de onderbouwing ervan nauw luistert en aan stevige (Europeesrechtelijke)
eisen moet voldoen. Voor deze Europese onderbouwing is het noodzakelijk dat het uitzendverbod
non-discriminatoir, geschikt, noodzakelijk en evenredig is in het licht van de nagestreefde
publieke belangen. De verkenning beschrijft dat een uit- en inleenverbod het meest
effectief is voor een sector waar overtredingen van arbeidswetten wijdverspreid en
stelselmatig van aard zijn en tevens wijdverspreid. Ook juridisch kan deze maatregel,
afhankelijk van de vormgeving, gerechtvaardigd worden, ook Europeesrechtelijk. Dat
er sprake is van een gerechtvaardigde maatregel dient te worden onderbouwd bij de
daadwerkelijke invoering van een sectoraal in- en uitleenverbod in een specifieke
sector. Het advies van de Landsadvocaat kent dezelfde strekking. Daarbij geldt wel:
de afbakening van de maatregel is essentieel voor zowel de proportionaliteit (ook
een Europeesrechtelijke eis) als de uitvoerbaarheid van de eventuele maatregel.
Weglekeffecten moeten geminimaliseerd worden
Voor een effectief in- en uitleen verbod is het nodig om weglekrisico’s mee te nemen
in de overweging om een verbod in te voeren. Voor de arbeidsmarkt ontstaat het risico
op uitstroom naar (schijn)zelfstandigheid en andere (inleen)constructies waarmee misstanden
kunnen ontstaan. Er moeten dus maatregelen genomen worden om weglekeffecten te minimaliseren.
Er zijn verschillende maatregelen denkbaar die in de verkenning kort worden toegelicht.
Effecten maatregelen
Afhankelijk van de reikwijdte van het verbod kunnen de economische effecten op macroniveau
bij invoering van een verbod beperkt blijven. In Duitsland is bijvoorbeeld geen significante
krimp van de slachtsector waargenomen na invoering van een verbod. Wanneer een verbod
plaatsgebonden sectoren raakt, zal het effect anders zijn dan bij sectoren die kunnen
worden vervangen door import of die georiënteerd zijn op export. De gedragseffecten
van een verbod zijn van tevoren lastig te voorspellen en zijn van vele factoren afhankelijk.
In de verkenning worden de scenario’s verder uitgewerkt. Hierin wordt ingegaan op
sectorale krimp, innovatiepotentieel, en de vervanging van uitzend Fte door directe
dienstverbanden. Om een beter beeld te krijgen van de impact van een uit- en inleenverbod
op een specifieke sector, kan (door een onafhankelijke partij) onderzoek worden uitgevoerd
naar de effecten van een dergelijk verbod op de sector.
2. Appreciatie verkenning
Met de verkenning heb ik een aantal mogelijke maatregelen in kaart gebracht om het
overtreden van arbeidswetten tegen te gaan in sectoren. Daarnaast is er ook een stap
gezet om een scherper beeld te krijgen op welke plekken dit soort maatregelen noodzakelijk,
effectief en proportioneel zouden kunnen zijn.
Op basis van de verkenning concludeer ik dat er op de korte termijn twee mogelijkheden
zijn: het invoeren van een uit- en inleenverbod in één of meer specifieke sectoren
in aanvulling op de Wtta, of eerst wachten of de evaluatie van de Wtta uitwijst dat
extra maatregelen nodig zijn. Hieronder maak ik duidelijk waarom ik ervoor kies om
samen met de sectoren een pakket aan maatregelen uit te werken waar een hoog risico
op het overtreden van arbeidswetten is geconstateerd. Tevens licht ik toe waarom er
voor een specifieke sector een in- en uitleenverbod wordt uitgewerkt en ik de vinger
aan de pols houdt voor drie andere sectoren voor wat betreft aanvullende maatregelen.
De standaarden gelden immers voor alle sectoren.
De Wtta zal een belangrijke bijdrage leveren aan het bestrijden van misstanden, maar
kan niet alle misstanden oplossen. Ik wil voorkomen dat alle risico’s via de Wtta
ondervangen moeten worden, én ik wil forceren dat er verbetering komt in specifiek
sectoren waar de overtredingen van arbeidswetten wijdverspreid en stelselmatig zijn. Daarom kan gerechtvaardigd geacht worden om de misstanden in deze specifieke
sectoren effectief tegen te gaan middels een uit- en inleenverbod.
Pakket aan maatregelen voor risicosectoren vlees-, schoonmaak-, transport- en teeltsector
In de verkenning komen een aantal sectoren naar boven waar overtredingen van arbeidswetten
te zien zijn.
In onderdelen van de vlees- schoonmaak-, transport- en teeltsector is een relatief
hoog risico op het overtreden van arbeidswetten geconstateerd. In deze sectoren zijn
de overtredingen niet op alle plekken hoog.
Ik vind het geschetste beeld in de verkenning over arbeidsmisstanden in deze sectoren
zeer zorgwekkend. Van de sectoren verwacht ik daarom dat ze concrete maatregelen gaan
nemen om werknemers in hun sectoren beter te beschermen en om overtredingen van arbeidswetten
tegen te gaan. Dit maatregelenpakket is niet vrijblijvend. Dit pakket heb ik besproken
met werkgevers in deze sectoren. Zij geven aan gecommitteerd te zijn om de arbeidsmisstanden
in hun sectoren terug te dringen en zij willen concrete maatregelen nemen om misstanden
in hun sectoren tegen te kunnen gaan. Deze sectoren geven aan dit te willen doen via
onder andere de volgende 3 sporen:
1. Sectoren gaan zelf de private normen versterken waardoor overtredingen van arbeidswetten
worden tegengegaan.
2. Convenanten afsluiten over goed werkgeverschap.
3. Concrete kaders en afspraken maken over mogelijke publiek/private handhavingsarrangementen
van arbeidsmisstanden, waaronder versterking van de handhavingscapaciteit in de sectoren
zelf en informatie-uitwisseling tussen private en publieke handhavers. Over dit pakket
vindt afstemming plaats met de sectoren en relevante departementen.
Daarnaast ga ik met de Arbeidsinspectie, vertegenwoordigers uit deze sectoren en sociale
partners in de Stichting van de Arbeid de zorgelijke sectoren beter monitoren. Met
deze informatie kan dan in de toekomst een scherper beeld ontstaan van de situatie
in deze sectoren en worden betrokken bij besluitvorming over eventuele aanvullende
maatregelen.
Voorbereiden van een sectoraal in- en uitleenverbod
Het invoeren van een in- en uitleenverbod is een ingrijpend instrument waar terughoudend
mee omgegaan moet worden. Enkel voor sectoren waar wijdverspreid en stelselmatig arbeidswetten
worden overtreden, kan de inzet van dit middel overwogen worden.
Zoals u weet is in de Wtta inmiddels een artikel tot wijziging van de Wet allocatie
arbeidskrachten door intermediairs opgenomen, dat voorziet in een grondslag om een
sectoraal in- en uitleenverbod in te stellen.5 Wanneer de Eerste Kamer dit wetsvoorstel aanneemt, kan bij AMvB een sector aangewezen
worden waarvoor een uit- en inleenverbod geldt. Dit betekent dat de wet niet meer
gewijzigd hoeft te worden om een uit- en inleenverbod in een sector mogelijk te maken.
Wel zal nog een AMvB voorbereid en vastgesteld dienen te worden als een sector wordt
aangewezen waarvoor een uit- en inleenverbod geldt.
In de verkenning is in de slachtsector een relatief hoge concentratie van overtredingen
te zien door de gehele sector. Zo is bij slachterijen (geen pluimvee) bij 11% van
alle werkgevers tussen 2018 en 2022 minstens één AMF-overtreding6 geconstateerd. Dat is het hoogst genoteerde gemiddelde van alle deelsectoren. Ook
de verwerking en conservering van vis en van schaal- en weekdieren en de pluimveeslachterijen
staan met 8% van de werkgevers met minstens één geconstateerde AMF-overtreding in
de top 10. Ook staat de vleesverwerking in de top 10 met 6% van de werkgevers met
minstens één AMF-overtreding. Veruit de meeste bedrijven zijn niet bezocht, dus het
percentage waar overtredingen plaatsvinden zal waarschijnlijk hoger liggen. Bij 57%
van de bedrijven die in de slacht zijn onderzocht is ook daadwerkelijk een overtreding
gevonden. Dat is een hoog percentage. In de bijgevoegde verkenning wordt geconcludeerd
dat de overtredingen in de vleessector wijdverspreid en stelselmatig zijn.
De afgelopen jaren zijn signalen over overtredingen regelmatig onderwerp van gesprek
geweest, ook in Uw Kamer. Mede naar aanleiding hiervan ben ik, evenals mijn ambtsvoorgangers,
al langer met de vleessector in gesprek om verbeteringen te bewerkstelligen. Zo vonden
in 2021 meerdere Bestuurlijke Overleggen met de sector plaats naar aanleiding van
de motie Futselaar (SP).7 Mijn ambtsvoorgangers en ik hebben daarbij de vertegenwoordigers van de sector opgeroepen
om hun verantwoordelijkheid te nemen. Na ernstige signalen over het grootschalig gebruik
van ontslag op staande voet bij uitzendkrachten in de vleessector is in juni 2024
wederom een Bestuurlijk Overleg geweest en een publiek-private taskforce opgericht
om misstanden tegen te gaan.
Op zich is het positief om te zien dat er in de vleessector stappen zijn gezet om
de positie van arbeidsmigranten te verbeteren. Tegelijkertijd bereiken mij, zoals
al aangegeven in de inleiding, nog steeds te veel signalen van misstanden, bijvoorbeeld
van de Nederlandse Arbeidsinspectie, maar ook van organisaties als de Stichting FairWork.
Uit de verkenning blijkt ook dat de zorgen die in de samenleving leven (bijvoorbeeld
bij Stichting FairWork) over de positie van uitzendkrachten in specifiek deze sector
reëel blijken. Het hoge aantal overtredingen van arbeidswetten die naar voren komt
uit de analyse in de verkenning zijn zorgwekkend.
De sector zal nu echt extra maatregelen moeten gaan nemen om de misstanden in de sector
tegen te gaan, op deze voet zullen de overtredingen niet significant af gaan nemen.
De verkenning laat een koppeling zien tussen het hoge percentage uitzendkrachten en
de misstanden in de sector. Gelet hierop ligt het voor de hand dat een serieuze verhoging
van het percentage arbeidskrachten dat direct in dienst zijn, zal helpen misstanden
tegen te gaan. Het is aan de sector om het komende jaar serieus werk te maken van
het verbeteren van de situatie van arbeidskrachten.
Bij het uitwerken van een in- en uitleenverbod, voor sectoren waar aantoonbaar sprake
is van stelselmatige misstanden en geen verbetering te zien is, staan nog een aantal
vragen open. De afbakening van het uit- en inleenverbod moet nog worden bepaald en
dragend worden gemotiveerd. Bijvoorbeeld voor welke deelsectoren het gaat gelden,
welke onderdelen van het proces en met welke inwerkingtredings- of overgangstermijn
het verbod zal ingaan. Deze vragen zijn essentieel, zowel voor de effectiviteit en
de handhaafbaarheid, als voor het bepalen van de impact op een sector. Om een beter
beeld te krijgen van de impact van de concrete uitwerking van het in- en uitleenverbod
op de sector, zal een onafhankelijk onderzoek worden uitgevoerd. In de uitwerking
van de maatregel zal ik de noodzaak tot het verkleinen of voorkomen van waterbedeffecten
en weglekeffecten ook meenemen. Dit punt zal ook meegenomen worden in de onderbouwing
en weging van de proportionaliteit van de maatregel. Ook zal ik bezien wat er mogelijk
is om recentere gegevens en signalen in deze overwegingen mee te nemen en onderzoek
te (laten) doen naar de economische en maatschappelijke effecten van een verbod in
een sector. Bij de uitwerking van het verbod op bovenstaande punten zal ook de (Europeesrechtelijke)
rechtvaardiging van dit verbod nader dienen te worden onderbouwd. Als uit voorgenoemde
uitwerking blijkt dat het besluit leidt tot extra (uitvoerings)kosten, dienen deze
eerst (inclusief budgettaire dekking) te worden betrokken bij de integrale uitgavenbesluitvorming,
alvorens het besluit definitief kan worden genomen. Bij de uitwerking van de algemene
maatregel van bestuur zal een regulier proces worden gevolgd, waarbij o.a. de ATR
zal worden geconsulteerd en de Raad van State om advies gevraagd.
Ter afsluiting
Ik vind het belangrijk om met de risicosectoren in gesprek te blijven over de stappen
die zij kunnen zetten om echt impact te hebben. Iedereen die in Nederland is om werk
te verrichten verdient immers een eerlijke, gezonde en veilige werkplek. Dat is nog
lang niet altijd vanzelfsprekend. Ik hoop en verwacht dat dit werk de komende tijd
met urgentie voortgezet wordt. Zodat we er echt op kunnen vertrouwen dat iedereen
in Nederland fatsoenlijk kan werken.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Y.J. van Hijum
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid