Brief regering : Verbeteringen banenafspraak
34 352 Uitvoering en evaluatie Participatiewet
Nr. 340
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 juni 2025
Inleiding
Werk is belangrijk voor mensen. Niet alleen omdat werk een inkomen genereert, maar
vooral omdat het bijdraagt aan de eigen regie van mensen. Juist voor mensen met een
arbeidsbeperking is aan het werk gaan en blijven nog niet altijd vanzelfsprekend.
En ook voor werkgevers ligt het lang niet altijd voor de hand om mensen met een arbeidsbeperking
in dienst te hebben. Dat moet veranderen. Daarom blijf ik me inspannen voor een arbeidsmarkt
waar iedereen mee kan doen. Ook als daar extra ondersteuning bij nodig is. Op dit
moment is die ondersteuning voor werknemers en werkgevers nog te vaak afhankelijk
van iemands uitkeringssituatie of de specifieke doelgroep waar iemand toe behoort.
Ik wil graag dat die hokjes geen rol meer spelen en er meer gekeken wordt naar wat
iemand wel kan en naar waar eventueel een ondersteuningsbehoefte is.
Daarbij is het belangrijk dat ons stelsel van regelingen en instrumenten beter op
elkaar aansluit. Om dit te bereiken werken we onder andere aan het aanpassen van de
Participatiewet, een toekomstbestendige infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven
en de verbetering van de banenafspraak. Ik vind het belangrijk dat we de samenhang
tussen de verschillende trajecten waarborgen. Daarbij moet het efficiënt en helder
vormgeven van de ondersteuning centraal staan. Voorlopig informeer ik u separaat over
de stappen die ik zet rondom de Participatiewet en de sociale infrastructuur. Ik informeer
uw Kamer hierover voor het zomerreces. In de voorliggende brief ga ik in op het verbeteren
van de banenafspraak.
De banenafspraak is in 2013 ontstaan uit het sociaal akkoord tussen kabinet en sociale
partners met als doel meer werkgelegenheid te creëren voor mensen met een arbeidsbeperking.
In 2015 is deze afspraak wettelijk verankerd. In de afgelopen tien jaar heeft de banenafspraak
gezorgd voor ruim 90.000 extra banen voor mensen met een arbeidsbeperking. Dat is
een mooi aantal, maar we zijn er nog niet. Binnenkort ontvangt u een brief met daarin
de resultaten over 2024. Hoewel ik blij ben dat er ruim 90.000 extra banen zijn gerealiseerd
betreur ik het dat de groei de laatste jaren stagneert. Daarover heb ik uw Kamer vorig
jaar zomer al geïnformeerd.1 Helaas lijkt die trend nog door te zetten, ondanks de historisch krappe arbeidsmarkt.
Ook zijn er de afgelopen jaren verschillende knelpunten naar boven gekomen. Denk hierbij
bijvoorbeeld aan de complexiteit van het systeem en het feit dat vergelijkbare mensen
nu zijn uitgesloten van de doelgroep banenafspraak. Daarom is het nodig de banenafspraak
nog verder te verbeteren, want er staan nog te veel mensen aan de kant die wel willen
én kunnen werken. Dit verbeteren doe ik in nauwe samenwerking met o.a. sociale partners,
UWV, gemeenten en ervaringsdeskundigen.
In februari jongstleden heb ik daarover met uw Kamer gedebatteerd in het kader van
de behandeling van het wetsvoorstel vereenvoudigde banenafspraak. In dat debat heb
ik uw Kamer toegezegd op een aantal onderwerpen schriftelijk terug te komen. Die toezeggingen
kom ik in deze brief na. Ik ga daarbij achtereenvolgens in op (1) de langetermijnvisie
op de banenafspraak en de uitgangspunten en beleidsopties die daarbij voorliggen,
(2) de beperkte verbreding van de doelgroep (3) de inzet van werkgevers en (4) de
uitvoering, (5) het vervolg op de pilot Sociaal Innovatiefonds en tot slot (6) de
uitvoering van de motie Lahlah c.s. over het onderzoeken welke stimulansen voor werkgevers
leiden tot meer werkgelegenheid voor mensen met een arbeidsbeperking.
Langetermijnvisie
Afgelopen jaar zijn de eerste stappen gezet om tot een langetermijnvisie op de banenafspraak
te komen. Daarin is veel overleg geweest met sociale partners, (vertegenwoordigers
van) ervaringsdeskundigen, gemeenten en UWV. Die gesprekken hebben geleid tot een
aantal uitgangspunten voor de langetermijnvisie:
• In de banenafspraak dient de ondersteuningsbehoefte van mensen met een arbeidsbeperking centraal te staan. Hierbij dienen ook de verplichtingen
te worden betrokken op grond van het VN-verdrag inzake de rechten van personen met
een handicap (VN-verdrag Handicap) om de arbeidsmarktpositie van mensen met een handicap
te verbeteren.
• Ondersteuning moet gericht zijn op het benutten van de kwaliteiten, vaardigheden en
ontwikkelpotentieel van mensen met een beperking. Dat vraagt ook dat zoveel mogelijk
mensen in beeld zijn op basis van talenten en vaardigheden. Alleen dan kunnen we het potentieel van
deze mensen goed aanboren.
• Voor werkgevers moet het vanzelfsprekend zijn om mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen. Werkgevers zijn intrinsiek
gemotiveerd en zien het belang van inclusief werkgeverschap. Hierbij zijn ondersteunende
instrumenten beschikbaar die breed ingezet kunnen worden en is werkgeversdienstverlening
afgestemd op de behoefte van de werkgever.
• Duurzaamheid van werk is een belangrijk uitgangspunt, zodat mensen met een beperking niet onnodig
vaak hoeven te switchen van baan of tussen een uitkering en een baan.
• Instrumenten en voorzieningen zijn op een transparante, eenvoudige en eenduidige manier
beschikbaar. Dat vraagt tevens om verdere harmonisatie van reeds beschikbare instrumenten.
• We streven naar vereenvoudiging. Zowel voor de doelgroep en werkgevers, als voor de uitvoering. Dat kan op gespannen
voet staan met het uitgangspunt dat de ondersteuningsbehoefte centraal staat. In de
verdere uitwerking zullen we oog hebben voor dit vraagstuk, waarbij we streven naar
een goede balans tussen eenvoud en maatwerk.
• De banenafspraak dient financieel bestendig te zijn. Dat geldt voor de directe kosten en baten, maar ook voor de indirecte als
de uitvoeringskosten bij UWV en gemeenten. Daarbij hebben we ook aandacht voor de
bredere baten van werk voor de maatschappij, rekening houdend met het feit dat deze
baten niet of beperkt meegewogen kunnen worden binnen de huidige begrotingssystematiek.
• Voor mensen die (tijdelijk) niet bij reguliere werkgevers aan de slag kunnen is er
de infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven. Deze infrastructuur biedt – waar regulier werk (nog) niet mogelijk is – een vangnet,
waardoor werken voor deze mensen toch mogelijk wordt gemaakt. Ook biedt de infrastructuur
een springplank als opstap naar werk bij een reguliere werkgever.
Te maken keuzes voor de lange termijn van de banenafspraak
Op drie fundamentele onderwerpen zijn in ieder geval nog keuzes te maken: 1) de afbakening
van de doelgroep, 2) de precieze doelstelling en 3) de wijze waarop werkgevers gemotiveerd
worden. We lichten deze onderwerpen hieronder afzonderlijk toe. Hierbij is het belangrijk
dat alle onderwerpen nog verder onderzocht gaan worden en de consequenties voor de
uitvoering, financiën en verdringing in kaart moeten worden gebracht. Belangrijk gegeven
hierbij is dat er op dit moment geen dekking beschikbaar is voor aanvullend beleid
of intensivering.
Keuze 1: de afbakening van de doelgroep
Als we het hebben over de afbakening van de doelgroep, gaat het zowel om de vraag
welke mensen onder de banenafspraak als zodanig vallen (de mensen die meetellen voor
het behalen van de doelstelling) als tot welke instrumenten mensen toegang hebben.
Niet iedereen met een ondersteuningsbehoefte heeft wellicht alle instrumenten nodig
die gepaard gaan met de banenafspraak (de no-riskpolis, het loonkostenvoordeel). Er
zijn varianten mogelijk waarin de toegang tot het doelgroepregister banenafspraak
wordt losgekoppeld van de toegang tot deze instrumenten. Mensen kunnen dan bijvoorbeeld
wel meetellen voor een quotum, maar hoeven geen gebruik te maken van LKV of de no-riskpolis.
Op dit moment zijn de banenafspraak en bijbehorende instrumenten bedoeld voor mensen
die niet zelfstandig het wettelijk minimumloon (WML) kunnen verdienen, of alleen dankzij
een voorziening het WML kunnen verdienen. Er staan nu ongeveer 270.000 mensen in het
doelgroepregister, waarvan er ongeveer 140.000 aan het werk zijn. Met de beperkte
uitbreiding van de doelgroep waar ik momenteel aan werk2, komen er naar schatting 15.000 mensen bij. Er zijn echter ook mensen die nu niet
onder de doelgroep banenafspraak vallen, maar wel een beperking hebben en met de juiste
ondersteuning bij een reguliere werkgever aan de slag kunnen. Grotendeels gaat het
hierbij om mensen die in potentie (meer dan) het WML kunnen verdienen, maar wel een
ondersteuningsbehoefte hebben bij het vinden, verkrijgen of behouden van werk.
Er zijn redenen om de doelgroep banenafspraak te verruimen:
• Mensen met een beperking die nu niet onder de banenafspraak vallen concurreren met
zowel mensen zonder beperking als mensen die tot de banenafspraak behoren. Dat verslechtert
hun arbeidsmarktkansen omdat zij geen gebruik kunnen maken van de instrumenten van
de banenafspraak.
• De doelgroep is in de huidige banenafspraak erg gedetailleerd afgebakend, en sterk
gekoppeld aan bestaande wetten (Wajong, Wsw, Participatiewet en op termijn ook WIA
en WW). Dit maakt de banenafspraak complex en leidt ertoe dat mensen tussen wal en
schip terecht kunnen komen.
• Wanneer mensen vallen onder de banenafspraak en meetellen voor de realisatie van de
banenafspraak, kan dit voor werkgevers een extra stimulans zijn om hen in dienst te
nemen en te houden.
Anderzijds zitten er ook risico’s aan het verruimen van de doelgroep:
• Er bestaat het risico van onderlinge verdringing. De groep die nu onder de banenafspraak
valt is kwetsbaar en komt mogelijk moeilijker aan de slag bij reguliere werkgevers
als er veel mensen worden toegevoegd aan de doelgroep. Ten tijde van arbeidsmarktkrapte
speelt dat risico mogelijk minder, maar in het beleid, zeker voor de langere termijn,
dient ook rekening gehouden te worden met veranderingen op de arbeidsmarkt.
• Mogelijk vermindert het de doelmatigheid van de beschikbare instrumenten, die nu vooral
gericht zijn op mensen die niet zelfstandig het WML kunnen verdienen.
• Daarnaast geldt als aandachtspunt dat het verruimen van de doelgroep kan leiden tot
hogere kosten omdat een groter aantal mensen in beeld moet worden gebracht en naar
behoefte ondersteund moet worden naar en bij werk. De precieze financiële effecten
zijn mede afhankelijk van de keuzes die worden gemaakt in de beschikbaarheid van instrumenten.
Een aandachtspunt bij het verbreden van de doelgroep is ook de vraag hoe langdurig
iemand tot de doelgroep behoort en in welke mate mensen uit de doelgroep daar zelf
zeggenschap over hebben. In de huidige situatie is het uitgangspunt dat iemand structureel
is opgenomen in het doelgroepregister, en alleen uitgeschreven kan worden als diegene
niet meer aan de doelgroepcriteria voldoet. Waar uniformiteit en langdurigheid met
name voordelig zijn voor werkgevers en uitvoerders, sluit meer maatwerk en eigen regie
beter aan op de belangen van de doelgroep. Hier zal een goede balans in gevonden moeten
worden. Ook kijken we opnieuw naar de doelgroep die nu al wel onder de banenafspraak
valt, omdat uit onderzoek3 blijkt dat niet iedereen arbeidsvermogen heeft. Dit wordt meegenomen in onderstaande
beleidsopties.
Zoals hierboven beschreven, streef ik naar een banenafspraak die vooral uitgaat van
de ondersteuningsbehoefte van mensen in plaats van rigide criteria en classificaties.
Dat maakt dat, als we de huidige criteria loslaten, een substantiële uitbreiding van
de doelgroep het meest voor de hand ligt. Het toevoegen van hele specifieke doelgroepen
zou namelijk alleen maar tot meer complexiteit en grensgevallen leiden. Om tegemoet
te komen aan de uitgangspunten die alle betrokken partijen en ikzelf belangrijk vinden
voor de banenafspraak, kom ik uit op drie – elkaar uitsluitende – beleidsopties, die
ik de komende tijd verder uitwerk. Deze opties werk ik uit naast de al eerder aangekondigde
beperkte verbreding (hier kom ik later in deze brief uitgebreider op terug):
1. De huidige banenafspraak blijft in stand. Dat betekent dat de doelgroep en doelstelling
(125.000 banen) in stand blijft. Het doel is het realiseren van meer banen voor mensen
die niet zelfstandig het WML kunnen verdienen. Wel kijken we of we de instrumenten
zoals de no-riskpolis breder kunnen inzetten, zodat het verschil tussen mensen die
wel of niet in het doelgroepregister staan kleiner wordt.
2. De banenafspraak geldt voor iedereen binnen de beroepsbevolking met een beperking,
die aantoonbaar ondersteuning nodig heeft bij het vinden en behouden van werk bij
een reguliere werkgever.
3. De banenafspraak geldt voor iedereen binnen de beroepsbevolking met een beperking.
Naar deze opties doe ik verder onderzoek om inzicht te krijgen in wat de omvang van
de doelgroep naar schatting gaat zijn, wat het ongeveer gaat kosten, wat de risico’s
op verdringing zijn, en in eventuele andere effecten die optreden. Hierbij kijk ik
onder andere naar de uitvoerbaarheid van de verschillende beleidsopties en de manier
waarop mensen dan toegang zouden moeten krijgen tot de doelgroep banenafspraak. Om
zo de uitvoerbaarheid en beschikbaarheid te blijven toetsen. Daarbij zijn de hierboven
opgenomen uitgangspunten leidend.
Keuze 2: de doelstelling van de banenafspraak
Voor de banenafspraak is destijds een concrete ambitie afgesproken (namelijk het realiseren
van 125.000 extra banen bij reguliere werkgevers per 1 januari 2026). De resultaten
daarvan worden jaarlijks in kaart gebracht. Er is bij werkgevers- en werknemersorganisaties
nog steeds draagvlak voor het uitspreken van zo’n gezamenlijke ambitie. Het helpt
omdat er concrete acties aan gekoppeld kunnen worden en de resultaten tastbaar zijn.
De focus op een concreet aantal banen heeft daarbij mogelijk een positief effect gehad,
omdat het tot de verbeelding spreekt en motiveert: elke extra baan telt.
Een andere component in de doelstelling is de verantwoordelijkheid die uitvoerende
organisaties hebben in het realiseren van de doelen. Op dit moment zijn er geen specifieke
doelstellingen rond de banenafspraak voor UWV en gemeenten, los van de wettelijke
taak en opdracht die zij hebben in het bieden van de juiste ondersteuning om mensen
naar werk te begeleiden. Er kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een doelstelling om
mensen beter in beeld te brengen. Mogelijk helpt het maken van regionale afspraken
rondom de banenafspraak om de gezamenlijke verantwoordelijkheid van werkgevers en
uitvoerders te versterken.
Ten aanzien van de doelstelling werk ik onderstaande beleidsopties verder uit:
1. Een doelstelling van een concreet aantal banen voor mensen uit de doelgroep die werkgevers
moeten realiseren. Deze doelstelling dient gekoppeld te zijn aan de totale omvang
van de doelgroep (dus als we de doelgroep van de banenafspraak aan de voorkant verruimen,
dient ook de doelstelling hoger te worden).
2. Nadere afspraken voor gemeenten en UWV voor hun bijdrage aan het realiseren van de
banenafspraak. Het gaat hierbij nadrukkelijk niet om afspraken over de doelstelling
van de banenafspraak, maar om afspraken om bijvoorbeeld meer mensen in beeld te brengen.
Deze beleidsopties kunnen gecombineerd worden.
Keuze 3: Hoe motiveren we werkgevers?
Er zijn verschillende manieren waarop werkgevers gemotiveerd kunnen worden om banen
te realiseren voor mensen met een arbeidsbeperking. Allereerst kan dat met positieve
ingrepen. De huidige instrumenten van de banenafspraak zijn daar een voorbeeld van.
Bijvoorbeeld het loonkostenvoordeel banenafspraak, en de no-riskpolis. Varianten hierop
zijn denkbaar, bijvoorbeeld een financiële beloning voor werkgevers die mensen uit
de doelgroep een vast contract aanbieden.
Een andere optie is om een negatieve (financiële) prikkel in te zetten. Uitgangspunt
van de Wet banenafspraak is dat de quotumheffing kan worden ingezet als middel om
werkgevers meer dwingend aan te zetten tot het realiseren van meer banen voor mensen
met een beperking.
Uw Kamer heeft recent ingestemd met het wetsvoorstel banenafspraak waar naast een
verplichte quotumheffing ook een bonus is opgenomen voor werkgevers die veel banen
realiseren. Een werkende quotumregeling is onderdeel van het sociaal akkoord waar
de banenafspraak onderdeel van is. Daarnaast is het binnen de huidige banenafspraak
een belangrijke financiële factor: bij de start van de banenafspraak is een besparing
op de uitkeringen ingeboekt, met de gedachte dat er ofwel minder mensen een uitkering
zouden hebben met dank aan de banenafspraak, ofwel extra inkomsten als gevolg van
activering van het quotum gegenereerd zouden worden. Een werkende quotumsystematiek
was daarom een noodzakelijke verbetering aan de bestaande banenafspraak. Bij de vormgeving
van de toekomstige banenafspraak kan worden bezien of dit instrument in die context
nog steeds de beste keuze is.
Voordelen van een quotumregeling:
• Minder afhankelijkheid van de welwillendheid van werkgevers.
• Financiële opbrengsten kunnen geïnvesteerd worden in extra werkgelegenheid voor mensen
met een arbeidsbeperking, bijvoorbeeld door extra (financiële) ondersteuning van werkgevers
zoals het loonkostenvoordeel banenafspraak.
• Het afschaffen van het huidige quotum leidt tot een fors financieel dekkingsvraagstuk.
• Het sluit aan bij de aanbevelingen van het VN-comité4.
Tegelijkertijd heeft een quotumregeling ook nadelen:
• Een quotum kan de intrinsieke motivatie ondergraven, en «afkoopgedrag» in de hand
werken. In feite is er bij een quotum geen sprake meer van een gezamenlijke afspraak
zoals nu het geval is, maar een eenzijdig opgelegde verplichting richting werkgevers.
• Een quotum versterkt mogelijk het verdringingseffect op mensen met een kwetsbare arbeidsmarktpositie
die niet onder de quotumdoelgroep vallen.
Ten aanzien van een eventueel quotum werk ik onderstaande varianten verder uit:
1. Een aangepaste bonus-malusregeling voor werkgevers, waarbij een heffing geldt voor
werkgevers die het quotum niet halen en een bonus voor werkgevers die veel banen realiseren.
Deze regeling moet aansluiten bij de nieuwe doelstelling van de banenafspraak.
2. Een quotum voor UWV en gemeenten voor bijvoorbeeld het beter in beeld brengen van
mensen of voor het plaatsen van mensen bij werkgevers, met nader te bepalen consequenties
bij het niet behalen van de doelstelling. Deze beleidsoptie kan alleen in combinatie
met de beleidsoptie om ook voor de uitvoering een concrete doelstelling af te spreken.
Bij deze optie neem ik ook de motie Welzijn en Lahlah5 mee die verzoekt de regering te bevorderen dat er op regionaal niveau afspraken worden
gemaakt over de te realiseren banen.
Conclusie en vervolgstappen
Zoals eerder beschreven onder de uitgangspunten, streven we naar een nieuwe banenafspraak
voor mensen met een arbeidsbeperking. De ondersteuningsbehoefte moet daarin leidend
zijn.
Dit uitgangspunt is lastig te rijmen met de huidige, zeer precieze afbakening van
de doelgroep aan de voorkant. Ook het toevoegen van zeer specifieke andere doelgroepen
leidt tot meer complexiteit en mensen die tussen wal en schip belanden.
Het verder uitwerken van het langetermijnperspectief doe ik in samenspraak met mensen
om wie het gaat, sociale partners, gemeenten, Cedris en UWV. Ook neem ik hierbij de
samenhang met de andere trajecten mee zoals ik heb opgenomen in de inleiding van deze
brief. Ik ga graag zo snel mogelijk met uw Kamer in gesprek over de uitgangspunten
in deze brief en de verschillende opties die worden geschetst. Komende maanden zetten
we verdere stappen om een aantal concrete varianten verder uit te werken. Ik informeer
Uw Kamer begin 2026 verder over de verschillende uitgewerkte opties.
Verbreding doelgroep – korte(re) termijn
De ontwikkeling van een langetermijnvisie betekent niet dat we stoppen met het verbeteren
van de huidige Banenafspraak, integendeel. Afgelopen periode heb ik al verschillende
stappen gezet om de doelgroep te verbreden. Het gaat om een beperkte verbreding, waarbij
groepen mensen worden toegevoegd die dezelfde kenmerken en ondersteuningsbehoefte
hebben als mensen die al tot de doelgroep banenafspraak behoren. Het gaat om een verbreding
die door mijn ambtsvoorganger al is aangekondigd, naar aanleiding van onderzoek naar
de afbakening van de doelgroep dat in 2023 is uitgevoerd.6 Met de wet vereenvoudigde banenafspraak die op 9 mei jl in het Staatsblad is gepubliceerd7, worden al twee groepen toegevoegd aan de doelgroep van de banenafspraak, te weten:
• Mensen met een Wajong-uitkering die duurzaam geen arbeidsvermogen hebben en die werken
bij een reguliere werkgever;
• Mensen met een IVA-uitkering die werken met loondispensatie.
Deze groepen worden per 1 januari 2026 toegevoegd aan het doelgroepregister.
Daarnaast werk ik aan een wetsvoorstel waarmee mensen in de WIA en de WW die niet
zelfstandig het WML kunnen verdienen, opgenomen kunnen worden in het doelgroepregister
banenafspraak. Met datzelfde wetsvoorstel wil ik ook loonkostensubsidie beschikbaar
maken in de WIA en de WW zodat UWV dit instrument ook in kan zetten.
Mijn intentie is om de conceptwetgeving in het najaar te bespreken met sociale partners
en belangenvertegenwoordigers. Ter voorbereiding daarop zijn wij deze zomer in gesprek
met onder meer het UWV over de technische uitwerkingen en gevolgen voor de uitvoering.
Tot slot ben ik met UWV in gesprek over het schrappen van de leeftijdsgrens die nu
nog wordt gehanteerd voor de groep mensen die alleen dankzij een voorziening het WML
kan verdienen. Dit vergt een wetswijziging. Nu is het namelijk zo dat die mensen alleen
onder de banenafspraak vallen als de voorziening nodig is vanwege een beperking die
voor hun achttiende levensjaar of tijdens de studie ontstaan is. Daarmee is het moment
van het ontstaan van de beperking dus bepalend of iemand wel of niet onder de banenafspraak
valt. Dat vind ik een onwenselijke situatie. Het schrappen van de leeftijdsgrens leidt
echter (mogelijk) tijdelijk tot een extra beroep op verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen
van UWV.
Ik ben met UWV in gesprek om te kijken of en hoe we tot een uitvoerbare oplossing
kunnen komen.
Inzet werkgevers
Werkgevers zijn essentieel bij het realiseren van de doelstelling van de banenafspraak.
Ik kan dan ook niet genoeg benadrukken dat ik grote bewondering heb voor alle werkgevers
in zowel de markt- als overheidssector die zich iedere dag inzetten voor het realiseren
van meer werkgelegenheid voor mensen met een arbeidsbeperking.
In mijn brief van juli vorig jaar8 heb ik een aantal onderdelen beschreven waar ik mee aan de slag ben gegaan die te
maken hebben met de inzet van werkgevers. Ook zijn er in het wetgevingsdebat een aantal
zaken aan de orde gekomen die ik hier graag nader wil behandelen. Het gaat om:
• Beter in beeld brengen van kandidaten uit de doelgroep banenafspraak
• Gesprekken met werkgevers
• Specifieke branche-aanpakken
• Subsidieregeling inclusieve technologie
Hieronder ga ik dieper in op deze punten.
Beter in beeld brengen van kandidaten
Het afgelopen jaar heeft de Stichting Onderneemt Maatschappelijk in opdracht van SZW
een project uitgevoerd om mensen binnen de doelgroep banenafspraak beter in beeld
te brengen. Het project had tot doel om meer beeld te krijgen van de mensen die niet
aan het werk zijn en van mogelijke matches met werk voor hen. Beoogde impact op de
langere termijn is het aantal mensen dat aan het werk is te verhogen en de banenafspraak
verder succesvol te maken. Het project is uitgevoerd in een viertal arbeidsmarktregio’s
op basis van bereidwilligheid van gemeenten uit die regio’s om het experiment aan
te gaan. Zij hebben kandidaten geselecteerd die aan de hand van casuïstiekbespreking
in beeld zijn gebracht. Daaruit zijn nieuwe kansen richting participatie en (beperkt)
werk voortgekomen. Het proces van casuïstiekbespreking is zeer intensief gebleken,
met een aanzienlijke tijdsinvestering van betrokken professionals.
De laatste stap in de aanpak, het matchen met werk, heeft helaas vanwege tijdgebrek
niet kunnen plaatsvinden. De Stichting is in gesprek met SZW, de VNG en de betrokken
gemeenten of en hoe dit project een vervolg kan krijgen.
Gesprekken met werkgevers
Het afgelopen jaar ben ik op verschillende momenten met werkgevers(partijen) in gesprek
gegaan over het bevorderen van werkgelegenheid voor mensen met een arbeidsbeperking.
In dit kader werk ik samen met werkgevers aan een praktische agenda om meer mensen
vanuit de sociale infrastructuur duurzaam aan het werk te helpen bij reguliere werkgevers.
Over de voortgang hiervan informeer ik uw Kamer in de volgende voortgangsbrief over
de infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven en beschut werk.
Tijdens de Paralympische Spelen in Parijs heb ik gesproken met werkgevers die het
belang van een inclusieve arbeidsmarkt ondersteunen. Tegen de achtergrond van de Paralympische
Spelen, waar topsporters namens Nederland hun talent inzetten om optimaal te presteren
en zo laten zien dat er zoveel wel kan. De aanwezige werkgevers hebben in Parijs een
actieverklaring ondertekend om zo uit te spreken dat zij binnen hun eigen organisatie
meer inspanningen leveren om hun werkvloer toegankelijker te maken en de werving en
selectie inclusiever te maken. Als vervolg op de bijeenkomst in Parijs is op 23 april
een vervolgbijeenkomst georganiseerd tijdens het EK rolstoelrugby. Ook hier was ik
weer onder de indruk van de verhalen en de ervaringen van de aanwezige werkgevers.
Deze bijeenkomsten zullen ook de komende tijd een vervolg krijgen.
Ik heb de afgelopen tijd ook diverse gesprekken gevoerd met de partijen in de Werkkamer9. Een van de belangrijkste conclusies uit deze gesprekken is dat het werkgelegenheidsvraagstuk
voor mensen met een arbeidsbeperking onderdeel zou moeten worden van het Landelijk
Beraad10. Daar zijn op dit moment gesprekken over gaande.
Sectorale initiatieven
Veel sectoren zijn al goed op weg in het faciliteren van laagdrempelige instroom,
zoals de schoonmaakbranche. Dit is relevant voor onder andere de doelgroep banenafspraak.
Samen met sectoren werkt SZW aan het maken en in gebruik nemen van sectorale Ontwikkelpaden.
In een Ontwikkelpad staat beschreven hoe een (beoogd) werknemer zich stapsgewijs via
verschillende functies binnen een sector kan ontwikkelen met behulp van praktijkgerichte
scholing. Ook laagdrempelige instapbanen, waaraan geen kwalificatievereisten zijn
verbonden, met bijpassende scholing zijn hier onderdeel van. Zo kunnen we mismatch
tussen wat werkzoekenden kunnen en wat werkgevers vragen overbruggen en maken we sectoren
toegankelijker voor mensen met een beperking. Én zorgen we ervoor dat ook zij zich
stapsgewijs een leven lang kunnen blijven ontwikkelen, wat hun kans op duurzaam werk
vergroot. Sectoren geven in de Ontwikkelpaden extra aandacht aan het in kaart brengen
van laagdrempelige instroom en ontwikkeling van mensen met een beperking.
Daartoe faciliteren we met het Landelijke Ondersteuningsteam Regionale Arbeidsmarkt
ook de samenwerking met de arbeidsmarktregio’s. De eerste Ontwikkelpaden zijn gemaakt
voor de sectoren zorg en welzijn, kinderopvang, techniek, bouw en energie, en hoveniers
en groenvoorziening. Voor deze sectoren zijn ook nieuwe Ontwikkelpaden in de maak.
Dat geldt ook voor de sectoren onderwijs, ICT, luchtvaart, schoonmaak, retail, hospitality
en transport en logistiek.
Subsidieregeling inclusieve technologie
Naar aanleiding van het amendement van de heer De Kort11 heb ik een subsidieregeling ontwikkeld om mkb-ondernemers te ondersteunen bij het
investeren in inclusieve technologie. Het doel is om werkgevers te stimuleren om personen
met een arbeidsbeperking met behulp van inclusieve technologie in dienst te nemen
of personen met een arbeidsbeperking die al in dienst zijn beter te ondersteunen bij
het uitvoeren van hun werkzaamheden.
De regeling biedt werkgevers in het mkb de mogelijkheid om een subsidieaanvraag te
doen voor een eenmalige financiële tegemoetkoming voor de aanschaf van technologieën
en advies voor de implementatie ervan. Een subsidie wordt altijd verleend op basis
van cofinanciering. De regeling heeft twee tijdvakken. Mkb-ondernemers kunnen van
1 oktober 2025 tot en met 28 november 2025 een aanvraag indienen of van 5 januari
2026 tot en met 29 mei 2026.
Uitvoering
Naast de inzet van werkgevers is het ook essentieel voor het realiseren van de doelstelling
van de banenafspraak dat er voldoende aandacht is voor de uitvoering bij gemeenten
en UWV. Ook hierover zijn veel vragen gesteld tijdens eerdergenoemde wetgevingsdebat.
Een belangrijk aandachtspunt voor de uitvoering van de banenafspraak is dat gemeenten
beter zicht moeten krijgen op wie er tot de doelgroep banenafspraak behoort. Gemeenten
kunnen sinds vorig jaar deze gegevens al wel opvragen bij UWV, maar het proces daarvoor
kent nog wat haken en ogen. Ik ben hierover met gemeenten en UWV in gesprek om dit
beter te regelen.
De Nederlandse Arbeidsinspectie constateerde vorig jaar12 dat het aandeel niet-werkenden binnen de doelgroep banenafspraak relatief groot is
onder de mensen met een indicatie banenafspraak die onder de verantwoordelijkheid
van gemeenten vallen, de afgewezen Wajong-aanvragen en de Wajong-populatie. De Arbeidsinspectie
gaf aan dat er verbeteringen mogelijk zijn in de dienstverlening. Het is van groot
belang dat de uitvoering zich een beeld vormt van de mogelijkheden en kansen op werk
van alle mensen die behoren tot de doelgroep en dat zij de ondersteuning ontvangen
waar zij behoefte aan hebben. Ik kan melden dat met de Voorjaarsnota 2025 middelen
voor gemeenten beschikbaar zijn gekomen voor jeugdbegeleiders en -coaches en voor
het opzetten van arbeidsontwikkelplekken voor het ontwikkelen van arbeidsvermogen
voor jongeren die zijn afgewezen voor de Wajong. In 2027 wordt er hiervoor € 4 miljoen
beschikbaar gesteld, oplopend naar € 17 miljoen in 2030.
Verder is circa 12 miljoen euro structureel vrijgemaakt voor de gemeentelijke doelgroep
voor het instrument Individuele Plaatsing en Steun (IPS). Met IPS worden mensen met
een psychische aandoening aan betaald werk geholpen.
Daarnaast spelen sociaal ontwikkelbedrijven vaak een belangrijke rol bij de ondersteuning
van de doelgroep – al dan niet via detachering – naar werk bij reguliere werkgevers.
Zoals hierboven opgemerkt werk ik samen met werkgevers aan een praktische agenda om
meer mensen vanuit de sociale infrastructuur duurzaam aan het werk te helpen bij reguliere
werkgevers. Om de infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven te versterken ontvangen
gemeenten vanaf 2025 jaarlijks een impulsbudget. Dit begint met € 35 miljoen in 2025
en loopt af naar 19,8 miljoen euro in 2034. Ook is er een structurele basisfinanciering
voor de bedrijfskosten van sociaal ontwikkelbedrijven gekomen van 19,8 miljoen euro
in 2025, oplopend naar 35,9 miljoen euro in de structurele situatie vanaf 2035. Verder
is per 2025 een ondersteuningsprogramma beschikbaar gekomen om gemeenten en sociaal
ontwikkelbedrijven te helpen hun lokale infrastructuur toekomstbestendig in te richten.
Hierover is uw Kamer met de brief «Infrastructuur Sociaal Ontwikkelbedrijven13 en de Voortgangsbrief sociaal ontwikkelbedrijven en beschut werk14 uitgebreid geïnformeerd.
Simpel Switchen in de Participatieketen
Op 8 mei jongstleden heb ik uw Kamer geïnformeerd over de voortgang van het Programma
Simpel Switchen in de Participatieketen. Met dit programma wil ik bereiken dat mensen
makkelijker kunnen switchen tussen uitkering en (deeltijd) werk en tussen vormen van
participatie zoals dagbesteding, beschut werk, de banenafspraak en regulier werk.
Het moet veilig zijn om (ontwikkelings)stappen te zetten en terug te kunnen stromen,
mocht dat nodig zijn. Simpel Switchen is in nauwe samenwerking met de uitvoering opgezet
en wordt gezamenlijk uitgevoerd. We ondersteunen professionals en managers van gemeenten,
UWV en zorginstellingen proactief en doelgericht, Hiertoe hebben we verschillende
producten opgeleverd die zij kunnen inzetten om (proces)veranderingen gericht op het
versoepelen van de overgangen te implementeren. Aanvullend daarop kijk ik of aanpassing
van landelijke wet- en regelgeving nodig en mogelijk is.
Wajong
In mijn brief van 6 mei jl.15 geef ik aan te onderzoeken hoe ik de communicatie over de Wajong aan mensen met
een Wajong-uitkering kan verbeteren. Hierbij wordt onderzocht op welke wijze en via
welke informatiekanalen informatie tot hen komt en hoe de communicatie over de Wajong
daarop kan aansluiten. UWV is bij dit onderzoek betrokken. Ik verwacht uw Kamer hierover
dit jaar te kunnen informeren.
Een vervolg op de pilot het Sociaal Innovatiefonds
In 2021 is in opdracht van SZW gestart met de pilot het Sociaal Innovatiefonds (hierna:
SIF). Het SIF ondersteunt werkgevers bij het doen van investeringen om groepen mensen
met een ondersteuningsbehoefte duurzaam aan te nemen, onder wie mensen uit de doelgroep
banenafspraak en statushouders. Na een succesvolle pilot zet ik het fonds na 2025
op bredere schaal voort.
Aanleiding
Onderzoek16 in opdracht van het ministerie toont aan dat werkgevers bereid zijn om deze inclusieve
werkplekken te realiseren. Tegelijkertijd ervaren zij nog (te) veel drempels om dit
op grotere schaal te doen. Belangrijke obstakels zijn het gebrek aan financiering,
administratieve lasten en de onbekendheid van regelingen en passende functies.
De pilot
Het SIF is een revolverend publiek-privaat fonds dat werkgevers ondersteunt in drie
fases. Allereerst helpt het bij het vormgeven van de businesscase. Hierbij gaat het
vaak om investeringen in gebouwen, hulpmiddelen of begeleiding en herontwerp van werkprocessen.
Vervolgens verbindt het fonds werkgevers met (regionale) voorzieningen en externe
financiering. Tot slot kan het fonds zelf financieringen verstrekken.
Inmiddels zijn met zeven werkgevers zogenoemde «werkgeverdeals» gesloten, waarmee
honderden inclusieve duurzame banen worden gerealiseerd. De pilot laat zien dat het
fonds niet alleen financiële drempels wegneemt, maar ook de verbinding legt met de
arbeidsmarktregio. Zo worden er afspraken gemaakt over de toeleiding van werknemers
en kan worden ingezet op resultaatfinanciering. Dit helpt werkgevers hun businesscase
structureel inclusiever te maken en slaat een brug tussen het SZW- en EZK-domein17. Bovendien levert het fonds bredere maatschappelijke meerwaarde op: volgens een impactanalyse
van SEO levert elke euro lening via het SIF een maatschappelijke waarde van € 6,42
op18.
Onderzoek naar de marktvraag en toegevoegde waarde van het fonds
Het ministerie heeft onderzoek laten doen naar de toegevoegde waarde en marktbehoefte
van het SIF, uitgevoerd De Beleidsonderzoekers en AEF.19 Hieruit blijkt dat het SIF een logische nationale partner is die het complete aanbod
biedt: van businesscase tot lening. Hiermee onderscheidt het SIF zich van andere publieke
en private instrumenten. Ook blijkt er voldoende marktvraag naar de ondersteuning
die het SIF biedt.
De onderzoekers gaven daarnaast aanbevelingen mee voor een vervolg, gericht op de
doelstellingen, het wegnemen van bepaalde drempels en de betrokkenheid van het ministerie.
Deze uitkomsten neem ik mee in de uitwerking van een vervolg.
Een vervolg
De komende periode werk ik aan een structureel SIF. Hiervoor wordt naast de bestaande
gelden (ruim € 2 mln.) nog eens € 4,8 mln. beschikbaar gesteld voor het verstrekken
van leningen. Het uitgangspunt van een structureel SIF blijft dat de samenwerking
tussen markt en overheid essentieel is om maatschappelijke vraagstukken als deze op
te lossen. Tot het SIF een definitieve vorm krijgt loopt het fonds in de huidige vorm
door.
Na 2025 informeer ik uw Kamer over de definitieve keuzes omtrent de inrichting van
een structureel Sociaal Innovatiefonds.
Motie Lahlah c.s.20
Naar aanleiding van de motie Lahlah c.s. die vraagt onderzoek te doen naar extra stimulansen
om werkgevers te ondersteunen bij het aanbieden van vaste contracten aan werknemers
uit de doelgroep banenafspraak heb ik verkend welke maatregelen hieraan kunnen bijdragen.
Op basis van beschikbare literatuur heb ik gekeken naar stimulansen die kunnen bijdragen
aan het aanbieden van contracten aan mensen met een arbeidsbeperking die vallen onder
de doelgroep banenafspraak. Daarnaast heb ik gekeken naar de factoren die bijdragen
aan duurzame plaatsing.
Uit verschillende onderzoeken komt naar voren dat financiële regelingen zoals de no-riskpolis,
loonkostensubsidie en loonkostenvoordelen belangrijk zijn, maar vooral dienen als
randvoorwaarde. Cruciaal voor succesvolle en duurzame plaatsingen zijn vooral niet-financiële
factoren, zoals een goede match tussen kandidaat en functie, begeleiding op de werkvloer
en ondersteuning van de werkgever. Ook voor succes op de langere termijn en de duurzaamheid
van de plaatsing is de kwaliteit van de match een belangrijke factor. Deze bevindingen
laten zien dat het geheel van financiële en niet-financiële factoren van belang zijn
voor plaatsingen binnen de banenafspraak. Financiële regelingen, zoals de no-risk
polis, helpen werkgevers om risico’s te beheersen. Factoren zoals een goede match
tussen kandidaat functie of passende begeleiding zijn uiteindelijk doorslaggevend
voor een plaatsing.
Hoewel er geen eenduidige maatregel uit de analyse naar voren komt, bieden de uitkomsten
belangrijke bouwstenen voor de verdere ontwikkeling van beleid. Ik ben daarom voornemens
om deze inzichten mee te nemen bij het ontwikkelen van de langetermijnvisie banenafspraak.
Hiermee beschouw ik deze motie als afgedaan.
In deze brief heeft u kunnen lezen dat we op heel veel manieren bezig zijn om verbeteringen
door te voeren zodat mensen met een arbeidsbeperking vaker aan het werk kunnen. Ik
wil daarbij nogmaals benadrukken dat we met elkaar moeten blijven kijken naar wat
mensen wél kunnen. Samenwerking met alle partijen is daarbij essentieel en daar blijf
ik mij de komende tijd voor inzetten.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J.N.J. Nobel
Indieners
-
Indiener
J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid