Brief regering : Vaccinatiegraadrapport verslagjaar 2025 en voortgang aanpak ‘Vol vertrouwen in vaccinaties’
32 793 Preventief gezondheidsbeleid
Nr. 851
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 juni 2025
Het RIVM brengt jaarlijks voor de zomer een vaccinatiegraadrapport uit. Met deze brief
bied ik u het vaccinatiegraadrapport (verslagjaar 2025) aan.1 Daarnaast informeer ik uw Kamer minstens twee keer per jaar over de voortgang van
de aanpak «Vol vertrouwen in vaccinaties», de ontwikkelingen binnen het Rijksvaccinatieprogramma
(RVP) en andere onderwerpen met betrekking tot het vaccinatiebeleid. Met de brief
van 21 februari jl.2 bent u hierover het laatst geïnformeerd. Middels deze brief informeer ik uw Kamer
wederom over de huidige stand van zaken.
Ik ga achtereenvolgens in op de volgende onderwerpen:
1. Vaccinatiegraadrapport RIVM (verslagjaar 2025);
2. Voortgang aanpak «Vol vertrouwen in vaccinaties»;
3. Ontwikkelingen rondom het vaccinatieaanbod;
4. Werkagenda Gezondheidsraad.
1. Vaccinatiegraadrapport RIVM (verslagjaar 2025)
1.1. Ontwikkeling vaccinatiegraden
Sinds ongeveer tien jaar is een dalende trend zichtbaar in de door het RIVM gerapporteerde
vaccinatiegraden van het RVP, met uitzondering van een lichte stijging net voor de
coronapandemie. Door de invoering van het informed consent voor gegevensuitwisseling tussen de jeugdgezondheidszorg (JGZ) en het RIVM, ontvangt
het RIVM sinds 1 januari 2022 een deel van de vaccinatiegegevens anoniem. Dat gebeurt
als iemand geen toestemming geeft voor het delen van vaccinatiegegevens met persoonsgegevens
met het RIVM. Het gemiddeld aandeel anonieme vaccinaties in 2024 was 3%. Dit percentage
verschilt per regio en per vaccinsoort. Deze anonieme vaccinaties kunnen niet worden
meegeteld in de vaccinatiegraad, omdat informatie die daarvoor nodig is, zoals het
geboortejaar, niet bekend is. De geregistreerde vaccinatiegraden zijn daarom lager dan de werkelijke vaccinatiegraden. Door deze onderregistratie is er een minder nauwkeurig beeld, zowel
landelijk als op gemeente- en wijkniveau, en kan de exacte daling of stijging van
de vaccinatiegraden niet goed bepaald worden. Het is belangrijk om hier bedacht op
te zijn bij het interpreteren van de vaccinatiegraadcijfers.
Het RIVM heeft zo goed mogelijk een inschatting gemaakt van de werkelijke vaccinatiegraden
waarbij rekening gehouden is met de anonieme vaccinaties.3 Op basis hiervan lijkt het erop dat de werkelijke vaccinatiegraad bij zuigelingen
en kleuters iets is afgenomen ten opzichte van het jaar ervoor. De HPV-vaccinatiegraad
laat een duidelijke stijging zien, voor jongens nog meer dan voor meisjes. Ook lijken
meer zwangeren zich te laten vaccineren tegen kinkhoest en griep. Voor de overige
vaccinaties lijkt de vaccinatiegraad ongeveer hetzelfde te zijn gebleven.
De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) stelt een vaccinatiegraaddoelstelling van 95%
voor BMR-vaccinatie en van 90% voor alle overige vaccinaties. Voor de meeste vaccinaties
ligt de geregistreerde vaccinatiegraad op landelijk niveau net onder de grens van
90%. Vanwege het aandeel anonieme vaccinaties, ligt de werkelijke landelijke vaccinatiegraad
mogelijk rond of zelfs boven de WHO-doelstelling.4 Voor de BMR-vaccinatie is echter duidelijk dat de WHO-norm van 95%, nodig voor de
eliminatie van mazelen, zeker niet wordt gehaald. Ook bij HPV-vaccinatie wordt de
vaccinatiegraaddoelstelling van de WHO niet gehaald; hieronder ga ik hier nader op
in.
Met het wetsvoorstel «Verzamelwet gegevensverwerking VWS II.b»5 dat op 30 september 2024 bij uw Kamer is ingediend, wordt beoogd het aandeel anonieme
vaccinaties terug te dringen, zodat de vaccinatiegraden voortaan nauwkeuriger kunnen
worden bepaald. Dit stelt de JGZ vervolgens in staat om meer gericht acties in te
zetten voor het verhogen van de vaccinatiegraden in de gebieden waar deze het meest
achterblijven.
1.2. Opkomstcijfers inhaalcohorten HPV-vaccinatie
In de brief van 20 juni 20246 heeft mijn ambtsvoorganger toegezegd om in de zomer van 2025 een update te geven
over de vaccinatiecijfers van de inhaalcohorten die in aanmerking kwamen voor vaccinatie
tegen HPV. Graag informeer ik uw Kamer over de uiteindelijke opkomstcijfers van de
HPV-inhaalcampagnes.
In 2022 en 2023 liep een inhaalcampagne voor jongeren onder de 18 jaar die nog niet
eerder volledig waren gevaccineerd tegen HPV. Het vaccinatiegraadrapport (verslagjaar
2025) rapporteert de vaccinatiegraad voor de volledige HPV-serie, bestaande uit twee
prikken, van de cohorten 2005, 2007, 2010 en 2011, die in 2023 in aanmerking kwamen
voor de HPV-inhaalcampagne tot 18 jaar. Voor bijna alle geboortecohorten is een geregistreerde
vaccinatiegraad van tenminste 50% behaald (meisjes 61%–70%, jongens 37%–60%). Met
name bij oudere jongens blijft de vaccinatiegraad nog achter, zoals ook in het eerste
jaar van de inhaalcampagne werd gezien. Het is daarbij belangrijk te realiseren dat
voor oudere meisjes geldt dat zij meer tijd hebben gehad om de HPV-vaccinatie te halen
dan jongens, omdat de meisjes geboren in 2005 en 2007 ook in het jaar dat ze 13 jaar
oud werden een uitnodiging kregen. Overigens zijn de verschillen in HPV-vaccinatiegraad
tussen jongens en meisjes die in 2023 voor het eerst werden uitgenodigd kleiner dan
voor de cohorten die in 2022 werden uitgenodigd.
Daarnaast liep van begin 2023 tot 1 juni 2024 een eenmalige campagne voor nog niet
of onvolledig gevaccineerde jongvolwassenen van 19 tot en met 26 jaar oud, om hen
de kans te geven zich (alsnog) te vaccineren tegen HPV. Deze inhaalcampagne heeft
een goede bijdrage aan de vaccinatiegraad geleverd. Voor mannen geboren tussen 1996
en 2003 is de geregistreerde vaccinatiegraad voor de volledige HPV-serie uitgekomen
tussen 16% en 18%. De geregistreerde vaccinatiegraad voor vrouwen geboren tussen 1996
en 2003, die al voor hun 18e verjaardag in Nederland woonachtig waren, komt uit tussen
de 63% en 69%. Voor alle vrouwen geboren in die periode ligt de geregistreerde vaccinatiegraad
tussen de 55% en 62%. In deze laatste cijfers zijn ook vrouwen meegenomen die na hun
18e jaar naar Nederland zijn gekomen. Als zij niet tijdens de HPV-inhaalcampagne in
Nederland gevaccineerd werden, worden zij meegenomen als niet-gevaccineerd. Het kan
echter zijn dat zij wel in het buitenland zijn gevaccineerd.
Met voorgaande gegevens zijn alle cijfers van de inhaalcampagnes voor de HPV-vaccinatie
bekend. Hoewel de doelstelling van 90% nog niet is gehaald, is er een duidelijke positieve
ontwikkeling in de HPV-vaccinatiegraad over de tijd, mede door de HPV-inhaalcampagnes in 2022–2024. Er zijn daarmee
veel jongeren en jongvolwassenen alsnog tegen HPV-gerelateerde kanker beschermd. Uit
onderzoek blijkt dat in het eerste cohort vrouwen dat in aanmerking kwam voor HPV-vaccinatie
de kans op baarmoederhalskanker en voorstadia van baarmoederhalskanker op 30-jarige
leeftijd sterk is afgenomen.7 Het verhogen van de vaccinatiegraad tegen HPV blijft een prioriteit en is onderdeel
van de aanpak «Vol vertrouwen in vaccinaties», waar ik verderop in deze brief op terugkom.
1.3. Ontwikkeling infectieziekten waartegen het RVP bescherming biedt
Vanwege de coronamaatregelen was er enige tijd sprake van een afname in het aantal
gevallen van infectieziekten waartegen het RVP bescherming biedt. Dit effect lijkt
in 2023 te zijn geëindigd. In dat jaar was een toename zichtbaar in het aantal gevallen
van onder andere kinkhoest en de bof. Ook is er sinds 2024 een toename van het aantal
gevallen van mazelen. In het eerste kwartaal van 2025 is de incidentie van kinkhoest
inmiddels sterk afgenomen. Daarentegen is het aantal gevallen van de bof en, met name,
mazelen verder toegenomen.
In het begin van 2025 heeft zich een aantal mazelenclusters voorgedaan op islamitische,
openbare en antroposofische basisscholen met een lage vaccinatiegraad.8 De ziektegevallen doen zich voornamelijk voor onder ongevaccineerde kinderen en reisbewegingen
spelen ook een belangrijke rol. Er is geen sprake van een landelijke uitbraak. Ook
in Europa en daarbuiten neemt de incidentie van mazelen toe. Import vanuit onder andere
Marokko en Roemenië, waar mazelenepidemieën zijn, hebben bijgedragen aan de toegenomen
incidentie in Nederland.
De bofuitbraak begon in de tweede helft van 2023. Deze bereikte een piek in juni 2024.
Momenteel bevinden we ons in de staart van de uitbraak met een beperkt aantal nieuwe
meldingen. De gemelde bofgevallen deden zich voornamelijk voor onder ongevaccineerde
kinderen, met name kinderen in de basisschoolleeftijd, gevolgd door kinderen in de
middelbare schoolleeftijd. De meeste ziektegevallen werden gemeld in gebieden met
een lage vaccinatiegraad (grote steden en de Biblebelt).
2. Voortgang aanpak «Vol vertrouwen in vaccinaties»
Dat ziekten als mazelen en kinkhoest steeds vaker de kop opsteken, wil ik niet accepteren.
Daarmee doen we de voortuitgang die de medische wetenschap heeft geboekt teniet. Daarom
zet ik samen met het RIVM en alle betrokken organisaties en professionals volop in
op het verhogen van de vaccinatiegraden van het RVP. Dit doen we met de aanpak «Vol
vertrouwen in vaccinaties». Deze aanpak richt zicht op het bewaken en monitoren van
het vertrouwen, het verstevigen van de informatievoorziening over vaccinaties en het
vergroten van de toegankelijkheid van het RVP. Hieronder informeer ik uw Kamer over
de voortgang van de actielijnen binnen de aanpak.
2.1. Thema: Het bewaken en het versterken van het vertrouwen
Voor het optimaliseren van het bereik van het RVP werkt het RIVM volgens de methode
Tailoring Immunization Programmes (TIP), ontwikkeld door de Europese afdeling van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO).
Met behulp van de TIP-methode worden allereerst de doelgroepen met een lage vaccinatiegraad
geïdentificeerd aan de hand van epidemiologisch onderzoek (Detervax). Vervolgens worden
motiverende en belemmerende factoren voor vaccinatie onder deze doelgroepen in kaart
gebracht door middel van sociaal-wetenschappelijk onderzoek (SocioVax). Op basis van
de (voorlopige) inzichten uit deze onderzoeken worden evidence-based en practice-based interventies ontwikkeld of bestaande interventies geëvalueerd.
Voortgang epidemiologisch onderzoek
Voor het verhogen van de vaccinatiegraden is het cruciaal om inzicht te krijgen in
lokale omstandigheden en determinanten, zodat interventies gericht ingezet kunnen
worden op basis van deze gegevens. Het RIVM heeft hiervoor epidemiologisch onderzoek
(Detervax) opgezet, waarbij vaccinatiegegevens worden gecombineerd met CBS-gegevens,
om meer inzicht te verkrijgen in de vaccinatiegraden binnen verschillende subgroepen
en regio's en de determinanten van vaccinatie. De resultaten van dit onderzoek laten
zien dat de BMR- en DKTP-vaccinatiegraad de afgelopen jaren gedaald is, met name onder
Nederlandse kinderen met een Marokkaanse of Turkse achtergrond en kinderen uit relatief
grote gezinnen (≥ 4 kinderen). Ook werd een duidelijke daling gezien bij kinderen
die niet naar de kinderopvang gaan, terwijl bij kinderen die wel naar de kinderopvang
gaan de vaccinatiegraad nog relatief hoog ligt ten opzichte van het landelijk gemiddelde.
Tot slot was de BMR- en DKTP-vaccinatiegraad op orthodox-protestantse, islamitische
en antroposofische scholen relatief laag, met een sterke afname van de vaccinatiegraad
op islamitische scholen bij kinderen geboren in de periode 2013 tot en met 2020.
Voortgang sociaal-wetenschappelijk onderzoek
Binnen het onderzoeksprogramma SocioVax doet het RIVM onderzoek naar factoren die
een rol spelen in de keuzes van mensen met betrekking tot vaccinatie, en wat kan helpen
om de vaccinatiegraden te verhogen. Daarbij wordt onder meer nauw samengewerkt met
de JGZ en de GGD’en, bijvoorbeeld door verdiepende onderzoeken te faciliteren naar
de effectiviteit van veelbelovende interventies.
De volgende onderzoeksactiviteiten zijn in de eerste helft van 2025 afgerond en worden
binnenkort gedeeld op de SocioVax-webpagina:9
• Er is een kennisnotitie geschreven over het vragenlijstonderzoek naar vaccinatiebereidheid
voor het RVP dat tweejaarlijks wordt uitgevoerd onder een steekproef van ouders in
Nederland. Uit resultaten van de eerste meting van de vragenlijstmonitor blijkt dat
verreweg de meeste ouders vaccineren belangrijk vinden voor de bescherming van hun
kind, maar dat er verschillen tussen mensen zijn in hoe belangrijk zij vaccinaties
vinden, hoeveel zorgen zij zich maken, en hoeveel vertrouwen in de overheid zij hebben
als het gaat om vaccineren.
• Er is een literatuuronderzoek uitgevoerd dat zich specifiek richt op doelgroepen met
lagere vaccinatiegraden. De resultaten worden toegevoegd als verdieping op eerder
literatuuronderzoek naar determinanten10 en interventies11 in de algemene populatie dat al is gepubliceerd op de SocioVax-webpagina van het
RIVM.
• Er is op 14 april een bijeenkomst georganiseerd met onderzoekers uit het veld (o.a.
GGD’en, JGZ-organisaties, universiteiten, CAPI-werkplaatsen en TNO) om relevante thema’s
en prioriteiten te identificeren rondom doelgroepen met lagere vaccinatiegraden. Het
doel van deze bijeenkomst was het gezamenlijk opstellen van een breed gedragen onderzoeksagenda.
Deze agenda dient als uitgangspunt om dit jaar verdiepend en interventieonderzoek
in de regio’s te ontwikkelen, samen met GGD’en en JGZ-organisaties, gericht op de
thema’s met de hoogste prioriteit.
Daarnaast blijft SocioVax zich inzetten om GGD’en en JGZ-organisaties te adviseren,
faciliteren en ondersteunen bij het ontwikkelen en uitvoeren van regionale onderzoeken.
Een voorbeeld hiervan is de ondersteuning aan GGD Hart voor Brabant bij het ontwikkelen
en uitzetten van een vragenlijst voor ouders op priklocaties in de regio tijdens de
HPV-prikronde in 2025. Het doel van dit onderzoek is om inzicht te krijgen in de ervaringen
van ouders met betrekking tot de HPV-vaccinatie tijdens inloopdagen en tijdens individuele
consulten.
2.2. Thema: Het verstevigen van de informatievoorziening
Aanpak medische mis- en desinformatie
Ik vind het zorgelijk dat er allerlei onjuiste en misleidende informatie rondgaat,
niet alleen over vaccinaties, maar ook over andere gezondheidsonderwerpen als anticonceptie,
vruchtbaarheid en voeding. Dit is een complex probleem waarvan de precieze impact
onduidelijk is en waar geen kant-en-klare oplossing voor is. Om hier grip op te krijgen,
heeft het Ministerie van BZK eind vorig jaar een onderzoek uitgezet naar risico’s
en handelingsopties met betrekking tot online desinformatie en volksgezondheid. De
resultaten van dit onderzoek, dat werd uitgevoerd door de Nieuwe Utrechtse School,
zijn op 15 juni jl. opgeleverd. Graag informeer ik uw Kamer over de opgedane inzichten
uit het onderzoek.
De onderzoekers stellen dat medische misinformatie meer is dan een informatieprobleem
en veel vaker een symptoom is van sociaal-culturele problematiek, zoals weinig vertrouwen
in overheids- en gezondheidsinstanties of onbeantwoorde zorgvragen. Daarom vraagt
de aanpak van medische misinformatie niet alleen om factchecks en voorlichtingscampagnes,
maar ook om het aanpakken van de sociaal-culturele factoren die de voedingsbodem van
misinformatie vormen. Vaak bestaat de voedingsbodem voor een individu of groep uit
een combinatie van elementen: mensen hebben vaak meerdere redenen om onjuiste medische
informatie te geloven en hiernaar te handelen. Het wegnemen van één reden is dus niet
voldoende. In plaats daarvan is het van belang om te kijken naar een breed scala aan
maatregelen die aansluiten op de voedingsbodem van specifieke vormen van misinformatie
en die verschillen per groep of gemeenschap.
Dergelijke maatregelen zijn lokaal, iteratief en gericht op het creëren van gegrond
vertrouwen: vertrouwen dat gerechtvaardigd en verdiend is door de perspectieven en
behoeften van burgers leidend te maken in zorg en beleid. Door in dialoog te gaan
en burgers hierbij actief te betrekken, ontstaat er een bodemlaag van vertrouwen.
En door te werken aan deze bodem, kan de wildgroei aan misinformatie bij de kern worden
aangepakt. Denk aan initiatieven waarbij zorgverleners en patiënten samenwerken aan
laagdrempelige voorlichtingsmaterialen, en het toegankelijker maken van gezondheidsinformatie
via live-telefoonlijnen en sociale-mediakanalen als Dokters Vandaag en @Jeugdartsen. Of aan sleutelpersonen in de wijk, die op maat gemaakte informatie kunnen verspreiden
en kunnen signaleren welke (zorg)vragen er spelen in gemeenschappen. Daarnaast kunnen
ook meer algemene maatregelen bijdragen, zoals transparante overheidscommunicatie
of het vergroten van de weerbaarheid tegen onjuiste medische informatie door het bevorderen
van algemene gezondheids- en wetenschapsgeletterdheid.
Ik wil de Nieuwe Utrechtse School bedanken voor de uitvoering van het onderzoek. Het
volledige rapport, inclusief aanbevelingen, treft u als bijlage bij deze brief. Momenteel
bestudeer ik de uitkomsten en bekijk ik hoe deze kunnen worden vertaald naar concrete
beleidsinterventies. Hiertoe kom ik na het zomerreces met een plan van aanpak, welke
complementair zal zijn aan de Rijksbrede strategie voor de effectieve aanpak van desinformatie
die door het Ministerie van BZK wordt gecoördineerd.
In het kader van de Rijksbrede strategie wordt daarnaast de website isdatechtzo.nl
gefinancierd. Op 8 mei jl. hebben isdatechtzo.nl en artsenfederatie KNMG gezamenlijk
de bewustwordingscampagne «Gecheckt? Wel zo gezond!» gelanceerd. Deze campagne is
gericht op het brede publiek en legt aan de hand van laagdrempelige informatie en
tips uit hoe misleidende medische informatie tot stand komt en waar mensen op kunnen
letten om het te herkennen.
Informatie die aansluit op de behoeften van doelgroepen
Recent zijn er extra communicatieactiviteiten geweest over het RVP, onder meer op
sociale media, in het kader van de jaarlijkse HPV Awareness Day (4 maart) en de European Immunisation Week (week van 28 april). Sinds augustus 2024 staat de Twijfeltelefoon van het Erasmus
MC open voor vragen over het RVP. Om mensen hierop te attenderen heeft het RIVM het
telefoonnummer van de Twijfeltelefoon (088-7555777) opgenomen in de herinneringsbrieven
voor de RVP-vaccinaties en in de RVP-folders. Dagelijks komen er gemiddeld 30 vragen
over het RVP binnen bij de Twijfeltelefoon. Daarnaast is de Steffie-animatie over
vaccineren, die eind 2024 werd gemaakt, inmiddels vertaald in negen talen.12 De animatie wordt maandelijks 1.500 keer bekeken.
Vanwege de mazelenuitbraak in Marokko heeft het RIVM in aanloop naar de meivakantie
extra aandacht besteed aan voorlichting over mazelen aan reizigers vanuit Nederland
naar Marokko. Er is een aparte webpagina gepubliceerd met informatie over mazelen.13 Ook zijn diverse communicatiemiddelen ontwikkeld, waaronder een infographic, posters,
flyers en een tv-spot. Deze tv-spot wordt in juni op een Marokkaanse televisiezender
vertoond. In de communicatie werkt het RIVM samen met GGD’en en de Associatie Marokkaanse
Artsen Nederland (AMAN). De middelen zijn gemaakt in samenwerking met een marketingcommunicatiebureau
gericht op biculturele Nederlanders. De uitingen zijn van tevoren getest onder de
doelgroep.
De partijen die betrokken zijn bij de bestrijding van mazelen verkennen doorlopend
hoe zij doelgroepen nog beter kunnen bereiken. GGD’en en JGZ-organisaties in het hele
land besteden extra aandacht aan vaccinatie tegen mazelen. Zo informeert GGD Amsterdam
ouders die op vakantie gaan naar landen waar mazelen heerst over de bescherming van
vaccineren vóór de vakantie, en het alert zijn op klachten ná de vakantie. Dit gebeurt
bijvoorbeeld in gesprekken in de spreekkamer, bij voorlichtingen in de wijk en via
een campagne met flyers, posters, advertenties op Instagram en via WhatsApp.
De voorlichting door het RIVM wordt vervolgd in de aanloop naar de zomervakantie.
Ook heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken, in overleg met het RIVM, het reisadvies
voor Marokko op 9 mei jl. geactualiseerd, naar aanleiding van de mazelenuitbraak daar.14
Deskundigheidsbevordering zorgprofessionals
De afgelopen maanden is door het RIVM veel energie gestoken in de ontwikkeling van
diverse materialen voor deskundigheidsbevordering voor de implementatie van de respiratoir
syncytieel virus (RSV)-immunisatie. Zo is een richtlijn15 voor de uitvoering geschreven en zijn een e-learning en een PowerPoint over de uitvoering
ontwikkeld die gedeeld kunnen worden met de JGZ-organisaties. Verder is een inhoudelijke
scholing aangeboden voor een breed scala aan zorgprofessionals over RSV en de immunisatie,
is voor huisartsen informatie opgesteld als consulthulp, en zijn op Thuisarts.nl pagina's
over RSV aangemaakt.
Ook hebben meerdere online scholingen over het RVP plaatsgevonden voor nieuwe JGZ-professionals.
In diverse scholingen en consultatie is veel aandacht voor de RVP-schemawijzigingen.
Daarnaast worden alle e-learnings voor professionals geüpdatet, mede op basis van
feedback door de professionals zelf. Een jaarlijks bijscholingsmoment voor 300 JGZ-professionals
wordt voorbereid met dit jaar speciale aandacht voor gespreksvoering- en vaardigheden.
Vaccinatiealliantie
De Vaccinatiealliantie is een netwerk van professionals, waarin ideeën worden uitgewisseld
over het verhogen van de vaccinatiegraad. Afgelopen maart heeft de achtste bijeenkomst
van de Vaccinatiealliantie plaatsgevonden. Tijdens de bijeenkomst zijn deelnemers
meegenomen in recente studies omtrent dalende vaccinatiegraden en werden praktijkvoorbeelden
vanuit de JGZ-organisaties en GGD’en gedeeld.
2.3. Thema: Het vergroten van de toegankelijkheid
Pilot intensivering en uitbreiding wijkgerichte aanpak
We zien dat in een aantal gemeenten een wijkgerichte en fijnmazige aanpak goed werkt
voor het verhogen van de vaccinatiegraden. Onder andere in Amsterdam en Den Haag zijn
hier goede resultaten mee geboekt. Daarom wil ik de aanpak «Vol vertrouwen in vaccinaties»
versterken met een intensivering en uitbreiding van de wijkgerichte aanpak. Bij de
stemming over de VWS-begroting in uw Kamer is een amendement van de leden Klaver en
Slagt-Tichelman (beiden GroenLinks-PvdA) aangenomen om hier dit jaar extra werk van
te maken.16 Hiervoor is € 7 miljoen beschikbaar in 2025.
In mijn brief van 21 februari jl.17 heb ik uw Kamer geïnformeerd over het voornemen om met de G4-gemeenten een pilot
uit te voeren met behulp van deze middelen. De pilot richt zich op het uitbreiden
en intensiveren van de wijkgerichte aanpak en omvat de volgende pijlers:
• Het laagdrempelig aanbieden van vaccinaties in gebieden met lagere vaccinatiegraden,
bijvoorbeeld op locaties dichtbij in de wijk in plaats van verder weg in grote (sport)hallen
en door het organiseren van inloopspreekuren in de wijk;
• Communicatie en voorlichting, met extra aandacht voor doelgroepen en gebieden waar
de vaccinatiegraden lager zijn;
• Samenwerking met netwerkpartners en sleutelfiguren voor het versterken van vertrouwen
in vaccinaties;
• Monitoring van de effectiviteit en het landelijk beschikbaar maken van geleerde lessen,
zodat alle gebieden met een lage vaccinatiegraad deze kunnen benutten.
Voor de uitvoering van deze pilot ontvangen de G4-gemeenten een bijdrage van in totaal
€ 5 miljoen, in aanvulling op eigen investeringen van de gemeenten. De verdeling per
pilotgemeente is als volgt:
gemeente
Bijdrage Rijk t.b.v. pilot
Amsterdam
€ 1.500.000
Den Haag
€ 1.536.000
Rotterdam
€ 1.278.000
Utrecht
€ 730.000
Totaal
€ 5.044.000
Voor de invulling van de overige € 2 miljoen verken ik met betrokken partners, waaronder
GGD GHOR Nederland, ActiZ Jeugd, AJN Jeugdartsen Nederland en het RIVM, opties die
landelijk kunnen bijdragen aan het fijnmaziger vaccineren. Een optie die momenteel
nader wordt uitgewerkt is het ontwikkelen van een toolkit waarin effectieve communicatiemiddelen
en -methoden kunnen worden uitgewisseld tussen het RIVM, GGD’en en JGZ-organisaties.
Ook wordt gekeken naar mogelijkheden om het uitnodigingsproces te optimaliseren, bijvoorbeeld
door het versturen van SMS-herinneringen en het bieden van de mogelijkheid om online
een afspraak in te plannen of te verzetten
Om de wijkgerichte aanpak in elke regio te kunnen uitbreiden ben ik mij ervan bewust
dat additionele middelen noodzakelijk zijn. Daarom zal ik verkennen hoe een voortzetting
van de versterking van de wijkgerichte aanpak en de daarvoor benodigde structurele
financiële middelen mogelijk kan worden gemaakt.
Ontsluiting vaccinatiegegevens naar persoonlijke gezondheidsomgevingen
Inmiddels is het voor mensen geboren in of na 1992 mogelijk om de bij het RIVM bekende
vaccinatiegegevens van het RVP in te zien via MijnRIVM18 of een persoonlijke gezondheidsomgeving (PGO). In mijn brief van 21 februari jl.19 heb ik aangegeven dat wordt verkend of en hoe meer vaccinatiegegevens (vanuit de
authentieke bron) ontsloten kunnen worden, in aanvulling op het deel van de RVP-gegevens
dat al beschikbaar is in de PGO’s. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de motie-Tielen
c.s. van 15 februari 2024.20 De verkenning bevindt zich momenteel in een afrondende fase. Op basis van de uitkomsten
zal een planning worden gemaakt. Zoals ik tijdens het commissiedebat over oversterfte
(d.d. 20 februari jl.) aan het lid Tielen heb toegezegd, zal ik uw Kamer binnen afzienbare
tijd over deze planning informeren.21
3. Ontwikkelingen rondom het vaccinatieaanbod
3.1. Implementatie RSV-immunisatie voor zuigelingen
Op 6 mei jl.22 hebben de Minister van VWS en ik aan uw Kamer medegedeeld dat de RSV-immunisatie
voor zuigelingen komend najaar (september 2025) definitief van start zal gaan. Dankzij
de inzet van alle betrokken partijen kon de implementatie in een uitzonderlijk korte
tijd worden gerealiseerd. Daarvoor ben ik hen zeer erkentelijk, ook gezien de schemawijzigingen
in het RVP die al veel inzet vroegen van de JGZ.
Alle baby’s in Nederland die zijn geboren vanaf 1 april jl. komen in aanmerking voor
de RSV-immunisatie en de eerste uitnodigingsbrieven zullen eind augustus verstuurd
worden. Er zijn diverse communicatiemiddelen ontwikkeld, zoals een folder, infographic,
video en pagina op de website van het RIVM.23 Ook wordt een voorlichtingscampagne voorbereid die in september van start gaat. Voor
nadere toelichting op de beleidskeuzes, verwijs ik naar het Comptabiliteitswet (CW)
3.1-kader in bijlage 1, onderaan deze brief.
3.2. Visie vaccinatiezorg voor 0 tot 100+ jaar
Zoals aangegeven in mijn brief van 21 februari jl.24 onderneem ik, naast de inzet op het verbeteren van de toegankelijkheid van het RVP,
ook verschillende acties om de vaccinatiezorg voor volwassenen te verbeteren. Het
doel is een toegankelijke en vanzelfsprekende vaccinatiezorg voor iedereen, met een
aanbod dat aangepast is aan recente wetenschappelijke adviezen en een uitvoering die
doelmatig is ingericht. Een toegankelijke vaccinatiezorg betekent vaccinatiezorg die
laagdrempelig, dicht bij huis, herkenbaar en uniform is, maar wel met ruimte voor
maatwerk om specifieke groepen te bereiken. Om te bereiken dat vaccinatiezorg vanzelfsprekend
is, werk ik aan het verhogen van vertrouwen in het vaccinatieaanbod en betrouwbare
informatie die toegankelijk is voor iedereen, zodat mensen een geïnformeerde keuze
kunnen maken. Het uitgangspunt blijft dat de keuze voor vaccineren vrijwillig is en
het aanbod gebaseerd op wetenschappelijke advisering. Ten slotte zorgt een focus op
doelmatigheid ervoor dat de beschikbare middelen efficiënt worden ingezet en veel
gezondheidswinst opleveren tegen aanvaardbare kosten.
De komende tijd wil ik samen met betrokken partijen werken aan de concrete invulling
van deze visie. Ik bekijk hoe professionals vanuit het veld, bijvoorbeeld uit het
netwerk van de Vaccinatiealliantie, hierbij kunnen worden betrokken.
3.3. Vaccinatie tegen gordelroos
Uw Kamer heeft inmiddels kunnen vernemen dat het helaas niet is gelukt om bij de voorjaarsnota
van 2025 budgettaire ruimte te vinden voor een vaccinatieprogramma tegen gordelroos.
Ik blijf de mogelijkheden hiervoor onderzoeken en ben met het RIVM in gesprek over
een update van een eerdere kosteneffectiviteitsanalyse. Zodra zich relevante ontwikkelingen
voordoen, zal ik uw Kamer hierover informeren.
3.4. Najaarsronde COVID-19-vaccinatie 2026
Op 28 juni 2023 adviseerde de Gezondheidsraad een jaarlijkse (re)vaccinatie in het
najaar aan te bieden aan mensen met een verhoogd risico op ziekenhuisopname of sterfte
door COVID-19. Zo blijft de immuniteit bij deze mensen op peil en worden zoveel mogelijk
ziekenhuisopnames, IC-opnames en sterfgevallen door COVID-19 voorkomen. Op basis van
dit advies en het geactualiseerde advies van 27 maart jl. is in respectievelijk 2023,
2024 en 2025 besloten een COVID-19-vaccinatieronde te organiseren. Naar aanleiding
van deze adviezen heb ik besloten ook in het najaar van 2026 een COVID-19-vaccinatieronde
te organiseren met de, op dat moment, meest recente vaccins. De Gezondheidsraad zal
naar verwachting eind maart 2026 opnieuw een uitspraak doen of er voor 2026 aanpassingen
nodig zijn aan het programma. Op dit moment omvat de doelgroep voor de najaarsronde:
• Mensen van 60 jaar en ouder;
• Volwassenen en kinderen uit medische hoogrisicogroepen (bijvoorbeeld mensen met een
ernstige afweerstoornis en bewoners van instellingen met langdurige zorg);
• Volwassenen van 50 jaar en ouder uit medische risicogroepen die jaarlijks een uitnodiging
krijgen voor de griepprik;
• Zorgmedewerkers die direct contact hebben met kwetsbare patiënten.
De Gezondheidsraad geeft verder aan dat er altijd individuele situaties kunnen bestaan
waarin besloten kan worden om een vaccinatie aan te bieden aan personen buiten de
gespecificeerde doelgroepen.
Voor 2025 en 2026 zijn middelen beschikbaar voor het vaccinatieprogramma tegen COVID-19.
Na 2026 zijn geen middelen meer beschikbaar. In aanloop naar de voorjaarsnota 2026
zal worden verkend of het COVID-19-vaccinatieprogramma in 2027 en verder voortgezet
moet worden en of de hiervoor benodigde financiële middelen gevonden kunnen worden.
Voor nadere toelichting op de beleidskeuzes, verwijs ik naar het CW 3.1-kader in bijlage
2, onderaan deze brief.
4. Werkagenda Gezondheidsraad
De werkagenda van de vaste commissie Vaccinaties van de Gezondheidsraad geeft inzicht
in de vaccinatieonderwerpen waarvoor zij advies zal uitbrengen. De agenda wordt minstens
drie keer per jaar geëvalueerd en aangepast op basis van prioriteringsoverleggen tussen
de Gezondheidsraad, het RIVM, Zorginstituut Nederland en het College ter Beoordeling
van Geneesmiddelen (CBG). Daarbij wordt onder meer gekeken naar de introductie van
nieuwe vaccins en de actuele epidemiologische situatie. In het prioriteringsoverleg
van afgelopen maart is vastgesteld dat de werkagenda zoals gedeeld in mijn voorgaande
Kamerbrief25 geen aanpassingen behoeft. Begin juli is het volgende prioriteringsoverleg.
Tot slot
Dat infectieziekten zoals mazelen en kinkhoest steeds vaker de kop opsteken wil ik
niet accepteren. Het baart mij zorgen dat de vaccinatiegraden bij zuigelingen en kleuters
weer lijkt te zijn afgenomen, nadat deze in verslagjaar 2024 leken te zijn gestabiliseerd.
Daarom blijf ik mij, samen met betrokken partners, onverminderd inzetten voor het
verhogen van de vaccinatiegraden van het RVP. Zoals gebruikelijk zal ik uw Kamer uiterlijk
begin 2026 opnieuw informeren over de voortgang van de aanpak «Vol vertrouwen in vaccinaties»
en andere ontwikkelingen rondom het vaccinatiebeleid.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
V.P.G. Karremans
Bijlage 1 – CW 3.1-kader RSV-immunisatie
Beleidskeuzes uitgelegd
Onderbouwing doeltreffendheid, doelmatigheid en evaluatie (CW 3.1)
Doel(en)
Het doel is het voorkomen van ernstige ziekte en ziekenhuisopnames van kinderen in
hun eerste levensjaar als gevolg van een infectie met het RS-virus.
Beleidsinstrument(en)
Opname van immunisatie tegen RSV in het Rijksvaccinatieprogramma voor kinderen die
geboren worden in het RSV-seizoen, en voor zuigelingen die hun eerste RSV-seizoen
ingaan (catch-up).
Financiële gevolgen voor het Rijk
Middels de voorjaarsnota 2025 zijn extra financiële middelen voor RSV-immunisatie
toegekend. In 2025 is er nu € 48,3 miljoen beschikbaar, in 2026 € 52,1 miljoen, 2027
€ 51,3 miljoen, 2028 € 50,5 miljoen, 2029 € 49,9 miljoen en 2030 € 49,6 miljoen. Vanaf
2031 € 47,5 miljoen structureel. De totale besparing op zorgkosten wordt geschat op
circa € 16 miljoen jaarlijks.
Financiële gevolgen voor maatschappelijke sectoren
N.v.t.
Nagestreefde doeltreffendheid
Een seizoensgebonden aanbod van RSV-immunisatie, inclusief catch-up voor zuigelingen
die hun eerste RSV-seizoen ingaan, levert de meeste gezondheidswinst op. Hiermee zou
55% van de ziekenhuisopnames (circa 1.980) en de helft van het aantal huisartsbezoeken
door RSV (circa 13.000) voorkomen kunnen worden.
Nagestreefde doelmatigheid
Een seizoensgebonden aanbod van RSV-immunisatie is kosteneffectiever dan een programma
waarbij het hele jaar passieve immunisatie wordt aangeboden.
Evaluatieparagraaf
Monitoring en evaluatie van het Rijksvaccinatieprogramma wordt uitgevoerd door het
RIVM.
Bijlage 2 – CW 3.1-kader COVID-19-vaccinatie
Beleidskeuzes uitgelegd
Onderbouwing doeltreffendheid, doelmatigheid en evaluatie (CW 3.1)
Doel(en)
Het doel is het voorkomen van ziekenhuisopnames, IC-opnames en sterfte door COVID-19.
Beleidsinstrument(en)
Het aanbieden van een jaarlijkse (re)vaccinatie tegen COVID-19 aan medische risicogroepen
en aan zorgmedewerkers die in contact komen met kwetsbare patiënten.
Financiële gevolgen voor het Rijk
In 2026 zijn er middelen beschikbaar voor de uitvoering van COVID-19-vaccinaties:
€ 187 miljoen in totaal voor de GGD’en, het RIVM, GGD GHOR Nederland en voor de aanschaf
van vaccins. De beschikbare middelen zijn grotendeels bestemd voor de uitvoering van
een najaarsronde in 2026. Daarnaast is een klein gedeelte bestemd voor de uitvoering
van het vaccineren buiten de najaarsronde, gedurende de rest van het jaar. Na 2026
zijn voor COVID-19-vaccinaties geen middelen meer beschikbaar. In aanloop naar de
voorjaarsnota 2026 zal worden verkend of het COVID-19-vaccinatieprogramma in 2027
en verder voortgezet moet worden en of de hiervoor benodigde financiële middelen gevonden
kunnen worden.
Financiële gevolgen voor maatschappelijke sectoren
N.v.t.
Nagestreefde doeltreffendheid
(Re)vaccinatie tegen COVID-19 biedt goede bescherming tegen ernstige ziekte en sterfte.
Tijdens de najaarsronde in 2024 zijn ruim 2,5 miljoen vaccinaties gezet en heeft 46,6%
van de 60-plussers een coronaprik gehaald. De priklocaties waren beter verspreid en
er waren meer locaties beschikbaar, waardoor mensen de coronaprik dichter bij huis
konden halen. Tijdens de najaarsronde 2025 zal diezelfde locatiestrategie herhaald
worden en op basis van monitoring en (eventuele) geleerde lessen van de najaarsronde
2025 zal gekeken worden naar de precieze invulling van de najaarsronde 2026.
Nagestreefde doelmatigheid
De afgelopen jaren is er op verschillende manieren gewerkt aan het doelmatiger aanbieden
van de vaccinatie tegen COVID-19. Zo wordt gebruikgemaakt van kleinschalige, vaak
goedkopere locaties en wordt de doelgroep in het najaar gevaccineerd (dan is de ziektelast
het hoogste), waardoor de basiscapaciteit in de rest van het jaar laag kan blijven.
Met uitvoerende partijen wordt gesproken over de uitvoering en we zien dat de kosten
van alle partijen dalen ten opzichte van het vorige jaar. Uit het kostprijsonderzoek
(2025) is een P×Q prijs gekomen per COVID-vaccinatie. Daarnaast wil het Ministerie
van VWS verkennen of vaccinatieprogramma’s voor volwassenen nog (kosten)effectiever
kunnen worden uitgevoerd, bijvoorbeeld door de uitvoering van de griep- en COVID-19-vaccinatie
te combineren. Naast kostenefficiëntie is ook de toegankelijkheid van de griep- en
COVID-19-vaccinaties een belangrijk aspect binnen deze verkenning.
Evaluatieparagraaf
Monitoring en evaluatie van het COVID-19-vaccinatieprogramma wordt uitgevoerd door
het RIVM.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.P.G. Karremans, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport