Brief regering : Sport en Bewegen 2025
30 234 Toekomstig sportbeleid
Nr. 408
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 juni 2025
Momenteel geniet meer dan de helft van de Nederlanders van de waarde van sport en
bewegen. Of het nu gaat om een intensieve training bij de sportvereniging, een uurtje
zweten in de sportschool of een rondje hardlopen in het park – wekelijks zijn miljoenen
mensen actief op of in de meer dan 20.000 sportvelden, banen en hallen die Nederland
rijk is. En het gaat verder dan sport alleen: 46 procent van de bevolking voldoet
aan de beweegrichtlijnen.
De waarde van sport en bewegen wordt niet alleen beleefd door zelf in actie te komen.
Via diverse mediakanalen volgen elke week ruim negen miljoen mensen de wedstrijden
in de Eredivisie, of zien hoe hun favoriete atleet een nieuw persoonlijk record vestigt.
Daarnaast stroomden de stadions en sporthallen het afgelopen jaar weer vol met circa
anderhalf miljoen bezoekers tijdens de 63 topsportevenementen die in Nederland georganiseerd
werden, zoals het EK triatlon, Jumping Amsterdam en de 3x3 basketbal World Tour.
Tegelijkertijd is sport en bewegen zoveel meer dan alleen een bron van plezier en
ontspanning. Het vormt een onmisbare bouwsteen voor een gezonde en vitale samenleving.
Van speelpleinen tot sportverenigingen en van recreatieve joggers tot marathonlopers.
Sport en bewegen verbindt en draagt bij aan fysieke en mentale gezondheid.
Voor veel Nederlanders is sport en bewegen al een vanzelfsprekend onderdeel van hun
dagelijks leven. Helaas geldt dat niet voor iedereen. Niet iedereen groeit op met
sport. Zo beweegt bijna 40 procent van de kinderen tot twaalf jaar en 60 procent van
de jongeren tussen de twaalf en zeventien jaar niet voldoende. Bovendien ervaren mensen
met een handicap of een kleine portemonnee drempels om te profiteren van de waarde
van sport en bewegen.
Een half jaar geleden heb ik uw Kamer via de Najaarsbrief Sport en Bewegen 20241 geïnformeerd over mijn visie, ambities en doelen, en hoe ik deze wil bereiken. Dit
doe ik niet door te verplichten, maar door zetjes te geven richting sport en bewegen
en drempels verder te verlagen. Ik realiseer mij dat het kabinet een demissionaire
status heeft. Desondanks blijven mijn ambities onveranderd. Over drie jaar, wanneer
het precies 100 jaar geleden is dat Nederland de Olympische Spelen in Amsterdam organiseerde,
wil ik samen met betrokken partners de volgende voortgang hebben geboekt:
• Het aandeel kinderen (4 t/m 11 jaar) dat voldoet aan de beweegrichtlijn is in 2028
toegenomen van de huidige 60 procent naar 65 procent. Voor jongeren (12 t/m 17 jaar)
geldt dat dit aandeel van 40 procent naar 50 procent is toegenomen.
• Sportdeelname (wekelijks) van mensen met een handicap is toegenomen van de huidige
38 procent naar 50 procent in 2028.
• Sportdeelname (wekelijks) van kinderen en volwassenen in armoede is toegenomen van
44 procent nu naar 52 procent in 2028.
En voor iedereen geldt, je kunt de waarde van sport pas ervaren in een prettige en
veilige omgeving. Een omgeving waarin iedereen met plezier kan sporten zonder angst
voor intimidatie, discriminatie, misbruik of andere vormen van grensoverschrijdend
gedrag. Wij hebben allemaal een verantwoordelijkheid om hieraan bij te dragen. Trainers,
spelers en omstanders bepalen samen de cultuur. Dat gaat vaak goed, maar helaas zijn
er nog te veel voorbeelden waar dat niet vanzelfsprekend is. De door mij aangekondigde
inzet om tot oprichting van een onafhankelijk integriteitscentrum te komen, zet ik
daarom voort.
Met deze brief laat ik zien waar ik sta: waar de eerste resultaten zichtbaar zijn,
én waar ik de komende periode extra aan werk om verder te komen. Een voorbeeld hiervan
is het actieplan Nederland Beweegt, dat aanvankelijk eind 2025 zou aflopen. Inmiddels
kan ik melden dat in de Voorjaarsnota 2025 is opgenomen om € 7,7 miljoen beschikbaar
te stellen om het actieplan te continueren in 2026. Hiermee kan een deel van de plannen
worden voortgezet, maar gezien de afgebakende looptijd zal ik focus aan moeten brengen.
In bijlage 1 licht ik deze focus en bijbehorende acties toe.
Alle acties en resultaten beschreven in deze brief lopen parallel aan twee overkoepelende
ontwikkelingen die relevant zijn voor het sport- en beweegbeleid op de lange termijn,
namelijk:
• In de Najaarsbrief Sport en Bewegen 2024 heb ik de context voor het hernemen van het
proces rondom sport- en beweegwetgeving geschetst.2 Het voornaamste doel hiervan is om verantwoordelijkheden van verschillende overheden
op het gebied van sport en bewegen te verduidelijken en vast te leggen. Hierbij gaat
het om het vastleggen van een wettelijke taak van de rijksoverheid én gemeenten op
het gebied van sport en bewegen, met daaruit volgende verplichtingen. Ik blijf werken
aan de verkenning hoe deze verdeling van verantwoordelijkheden eruit kan zien. Het
is aan mijn opvolger om hier keuzes aan te verbinden.
• Een deel van de afspraken uit Sportakkoord II kent een looptijd tot en met 2026. Medio 2025 start een onafhankelijke evaluatie
van het Sportakkoord als beleidsinstrument. Daarnaast zet ik samen met de partners
van het Sportakkoord in op borging van het huidige beleid langs drie thema’s: regionale
samenwerking, meer data-gericht en meer vraaggericht werken. In bijlage 7 van deze
brief vindt u de monitor van Sportakkoord II, waarin de ontwikkelingen en opbrengsten
bij achttien partnergemeenten inzichtelijk zijn gemaakt. Of en in welke vorm een vervolg
wordt gegeven aan het inzetten van het Sportakkoord als instrument is aan mijn ambtsopvolger.
Moties en toezeggingen die verband houden met de door mij geprioriteerde thema’s vindt
u in deze brief. Moties en toezeggingen die gerelateerd zijn aan andere beleidsthema’s
beschrijf ik in bijlage 1.
Bij deze brief vindt u de volgende bijlagen:
1. Moties en toezeggingen
2. Plan van aanpak Beweegwijsheid
3. Voortgang strategie sportverenigingen
4. Onderzoek bescherming vrijwilligersverzekering
5. Rapportage Topsportpodium Nederland
6. Onderzoek Strafbare sportmanipulatie
7. Monitor Sportakkoord II
Jeugd meer laten sporten en bewegen
Wat is de huidige situatie en wat is het doel?
Helaas is het nog niet voor alle kinderen en jongeren vanzelfsprekend om op te groeien
met sport en bewegen. Daarbij komt dat lang niet elke omgeving uitnodigt om te sporten
en bewegen. Om een leven lang te profiteren van de waarde van sport en bewegen is
het cruciaal om hier vanaf jonge leeftijd al mee te beginnen.
Iets meer dan zes op de tien kinderen (4–11 jaar) beweegt voldoende. Tien jaar geleden
was dat nog maar de helft (50 procent). Voor jongeren (12–17 jaar) geldt dat 42 procent
aan de beweegrichtlijnen voldoet, waar dat in 2015 slechts 28 procent was. Het gaat
dus de goede kant op. Maar mijn doelstelling dat in 2028 65 procent van de kinderen
en de helft van de jongeren voldoende beweegt, vraagt nog veel inzet.
Doelstelling
Kamerbrief dec ’24
Meetjaar 2023
Kamerbrief jun ’25
Meetjaar 2024
Doelstelling 2028
Het aandeel kinderen (4 t/m 11 jaar) dat voldoet aan de beweegrichtlijn
60,4%
61,5%
65%
Het aandeel jongeren (12 t/m 17 jaar) dat voldoet aan de beweegrichtlijn
39,3%
41,5%
50%
Bron: Externe link:www.sportenbewegenincijfers.nl (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)/Centraal Bureau voor de Statistiek
(CBS))
Dit is de kern van mijn beleid
Om alle kinderen en jongeren de waarde van sport en bewegen te laten ervaren richt
ik me op drie pijlers:
1. De kwaliteit van het sport- en beweegaanbod: jeugdsport en talentontwikkeling.
2. De ondersteuning van sport- en beweegaanbieders: strategie sportverenigingen.
3. De randvoorwaarden om te kunnen sporten en bewegen: een toekomstbestendige infrastructuur en ruimte voor sport en bewegen.
Wat heb ik gedaan?
1. Plan Jeugdsport en talentontwikkeling
In de Najaarsbrief Sport en Bewegen 2024 kondigde ik aan een plan van aanpak te maken
voor jeugdsport en talentontwikkeling. In dit plan (bijlage 2) staat het ontwikkelen
van beweegwijsheid van de jeugd centraal.
Beweegwijsheid is een begrip dat beschrijft of iemand nu en onder veranderende omstandigheden
passend sport- en beweeggedrag vertoont. Het is een vertaling van het internationaal
gehanteerde physical literacy. Meer specifiek is het begrip beweegwijsheid een bundeling van vier componenten die
van belang zijn om aan te leren als het gaat om sporten en bewegen. Dit zijn:
• Kunnen: In staat zijn te bewegen – motorische vaardigheden en andere fysieke mogelijkheden
(kracht, uithoudingsvermogen, lenigheid);
• Willen: Zelfvertrouwen hebben in eigen bewegen en sporten, motivatie ontwikkelen, leren omgaan
met uitdagingen en mislukkingen;
• Verhouden tot: Zich weten te verhouden tot anderen tijdens het bewegen en sporten, samen plezier
beleven, omgaan met verschillende niveaus en/of vormen van deelname aan beweeg- en
sportactiviteiten (sociale aspecten);
• Weten: Kennis over welke vorm van bewegen en sport bij je past, omgaan met veranderende
omstandigheden/contexten, kennis over (spel)regels.
Net zoals taalvaardigheid veel meer is dan spelling en woordenschat, is beweegwijsheid
meer dan motoriek en fitheid. Natuurlijk is motoriek van groot belang, maar de sportieve
basis van de volgende generatie is pas echt gelegd wanneer zij ook inzicht heeft in
de motivatie om te sporten, weet over de vormen en regels van sport en snapt welke
ongeschreven regels gelden als je samen sport.
Beweegwijsheid ontwikkelen kinderen en jongeren bij de sportvereniging of -aanbieder,
het buitenspelen, tijdens de gymles en thuis. Daarom ben ik blij dat dit plan van
aanpak tot stand is gekomen in samenwerking met en mede uit naam van de partners van
het Sportakkoord en de kennisinstellingen Mulier Instituut en Kenniscentrum Sport
en Bewegen. Met het plan willen we:
1. Het aandeel kinderen en jongeren dat voldoet aan de beweegrichtlijn verhogen, en;
2. Ambitieuze sporters duurzaam ontwikkelen en de kweekvijver voor talent vergroten.
Hiervoor is onder andere scholing van het kader, een passend aanbod en een toegankelijke
sport nodig. Bovendien dient ook het begrip beweegwijsheid breed verspreid te worden
zodat ouders, trainers, docenten en beleidsmakers begrijpen dat gewerkt wordt aan
een basis voor een leven lang bewegen, waarbij talent duurzaam kan ontwikkelen. Door
deze manier van denken ook op scholen, bij sportaanbieders, thuis en in de wijk toe
te passen, doen we iets anders dan in de voorgaande decennia. Door het concept van
beweegwijsheid voor een hele sector neer te zetten, verwachten we effectiever in onze
aanpak te zijn. In het plan beschrijven de partners van het Sportakkoord de bestaande
inzet en wat aanvullend nodig is. Ook beschrijft het plan waar het begrip beweegwijsheid
in geïntegreerd zou moeten worden in andere beleidsdomeinen. Denk hierbij aan de openbare
ruimte, in het onderwijs en in de thuisomgeving. In de tweede helft van 2025 werken
wij deze acties verder uit.
• Naar aanleiding van een motie van de leden Van den Hil (VVD) en Rikkers-Oosterkamp
(BBB)3 ben ik in gesprek gegaan met de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB) om te
onderzoeken of het mogelijk is pedagogische elementen, waaronder weerbaarheid en sociale
vorming, nog verder te integreren in de opleiding van nieuwe coaches. Dat gesprek
heb ik als bijzonder positief ervaren. De KNVB heeft daarin aangegeven dat een pedagogisch verantwoord voetbalklimaat centraal staat in de opleiding van de (jeugd)trainers. Trainers, als directe beïnvloeders,
kunnen ervoor zorgen dat kinderen met plezier naar de sportvereniging toe (blijven)
gaan en hebben daarmee een grote rol in het creëren van een «pedagogisch voetbalklimaat».
Iedere beginnende trainer leert in zijn of haar opleiding de beginselen van pedagogiek.
Maar, trainers werken altijd bij een vereniging en daarom richt de KNVB zich ook middels
verschillende interventies als opleidingen, programma’s e.a. diensten op bestuurders,
Hoofden Opleiding en overig kader dat verantwoordelijk is voor de jeugdafdeling. Voortbouwend
op alle huidige inspanningen gaf de KNVB in het gesprek aan dat ze nog meer willen
doen. Ze werken dan ook aan het nog steviger borgen van dit gedachtegoed middels het
«jeugdvoetbalfundament» in hun volgende strategische agenda voor 2026. Deze inzet
raakt aan mijn inspanningen op het gebied van beweegwijsheid maar ook een sociaal
veilige sport. Daarom blijf ik in de nabije toekomst hierover in gesprek met de KNVB.
Verderop in deze brief ga ik specifiek in op het tegengaan van discriminatie in het
voetbal. Hiermee beschouw ik de motie als afgedaan.
2. Strategie sportverenigingen
In mijn vorige brief4 ben ik uitgebreid ingegaan op de cruciale rol die sportverenigingen spelen in onze
maatschappij, voor de jeugd in het bijzonder. Ook heb ik een aantal uitdagingen benoemd
waar sportverenigingen mee worstelen en waar ik mee aan de slag wil. Om deze uitdagingen
te doorgronden, heb ik de afgelopen periode meerdere werkbezoeken afgelegd. Zo heb
ik kantinediensten gedraaid bij verschillende verenigingen. Daarnaast ben ik met vrijwilligers
en bestuurders van diverse clubs in gesprek gegaan. Hier heb ik opnieuw de waarde
van de sportvereniging mogen ervaren en gezien hoe vele vrijwilligers zich inzetten,
zodat iedereen in Nederland kan sporten.
Samen met de Sportakkoord partners en betrokken partijen in het veld werk ik aan een
meerjarige strategie sportverenigingen, waar ook het lid Mohandis c.s. om vraagt.5 In de strategie sportverenigingen werk ik vanuit de volgende drie bouwstenen voor
een toekomstbestendige sportvereniging:
• Clubondersteuning;
• Aanpak regeldruk (waaronder de Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen en de vrijwilligersverzekering);
• Verduurzaming en accommodaties.
In deze strategie sportverenigingen zet ik uiteen welke afspraken ik met de bestuurlijke
partners binnen het Sportakkoord heb gemaakt en welke activiteiten worden uitgevoerd
om sportverenigingen en vrijwilligers te ondersteunen gedurende de looptijd van Sportakkoord II.
Het is aan mijn opvolger om met dezelfde bestuurlijke partners afspraken te maken
over de borging van de lokale infrastructuur en de clubondersteuning na 2026. Voor
een nadere toelichting op de voortgang van activiteiten verwijs ik u naar bijlage 3.
3. Plan toekomstbestendige infrastructuur en ruimte voor sport en bewegen
In de Najaarsbrief Sport en Bewegen 2024 is aangekondigd om medio 2025 te komen tot
een plan gericht op een toekomstbestendige infrastructuur en ruimte voor sport en bewegen.6 Afgelopen maanden zijn verschillende gesprekken gevoerd met de Ministeries van Volkshuisvesting
en Ruimtelijke Ordening (VRO), Binnenlandse Zaken (BZK) en Klimaat en Groene Groei
(KGG), gemeenten, provincies, partijen uit de sportsector en het ruimtelijk domein.
Dit heeft inzicht gegeven in de opgaven die er de komende tijd op de sport- en beweegsector
en gemeenten afkomen. Denk hierbij aan de druk op de ruimte in Nederland waardoor
ook ruimte voor sport en bewegen onder druk staat en de grote hoeveelheid verouderde
sportaccommodaties in Nederland. De uitwerking van dit plan vraagt gezien de omvang
van de opgaven meer tijd. Ik heb de ambitie dit plan in het najaar aan uw Kamer te
doen toekomen. Zowel mijn toezegging om gezamenlijk met de Ministeries van VRO en
KGG te verkennen hoe sportverenigingen sneller en beter kunnen verduurzamen7, als mijn toezegging om een reactie te sturen op de suggesties vanuit het Nationaal
Klimaatplatform over financiering en verduurzaming van sportaccommodaties8 neem ik mee in dit plan. In de tussentijd ben ik aan de slag gegaan met dit vraagstuk,
met als belangrijk wapenfeit de aansluiting van de sport bij de subsidie Duurzaam
Maatschappelijk Vastgoed (DUMAVA). Hiermee kunnen verenigingen subsidie ontvangen
voor verduurzamingsmaatregelen van onder andere het clubgebouw. Ook de motie van de
leden Leijten en Van Nispen9 over onderzoek naar hoe een sportnorm kan worden vastgesteld en de motie van de leden
Inge van Dijk en Van Nispen10 over het uitwerken van voorstellen aangaande het aankomende tekort aan sportaccommodaties
neem ik hierin mee.
Wat kunt u nog meer van mij verwachten?
• In de Najaarsbrief Sport en Bewegen 202411 heb ik aangegeven het beweeggedrag van kinderen te willen stimuleren via doelstellingen
op andere beleidsterreinen, denk aan groenblauwe schoolpleinen. Daarom verhoog ik in 2025 de lopende subsidie «Gezonde schoolpleinen» aan Jantje
Beton12 met 2,5 miljoen euro om hiermee in totaal honderd schoolpleinen beweegvriendelijker
te maken en te vergroenen. Voor mijn verdere inzet op dit thema verwijs ik naar bijlage 1.
Mensen met een handicap meer laten sporten
Wat is de huidige situatie en wat is het doel?
De sport- en beweegdeelname van mensen met een handicap blijft al jaren achter. Voor
hen is sport en bewegen nog geen vanzelfsprekend onderdeel van het dagelijks leven.
Zo sport slechts 32,6 procent van de mensen met een handicap wekelijks. Onder mensen
met een motorische handicap is dit slechts 21 procent.13 Ter vergelijking: onder mensen van 12 jaar en ouder zonder handicap is dat 62 procent.
Deze kloof moet in acht jaar gedicht zijn. Dit betekent dat halverwege die periode,
in 2028, 50 procent van de mensen met een handicap wekelijks sporten. In onderstaande
tabel is te zien dat de huidige deelnamecijfers voor mensen met een handicap zijn
gedaald ten opzichte van vorig jaar. Het RIVM geeft aan dat het verschil tussen deze
twee meetjaren niet significant is14. Het is daarom van belang te kijken naar de trends op de langere termijn. Ik verwacht
dat de kwantitatieve resultaten van mijn acties pas op de langere termijn zichtbaar
zullen worden. Maar dat we er nog niet zijn, is ook duidelijk.
Doelstelling
Kamerbrief dec ’24
Meetjaar 2023
Kamerbrief jun ’25
Meetjaar 2024
Doelstelling 2028
Sportdeelname (wekelijks) van mensen met een handicap
38,0%
32,6%
50%
Bron: Externe link:www.sportenbewegenincijfers.nl (RIVM/CBS)
Dit is de kern van mijn beleid
Om iedereen de waarde van sport en bewegen te laten ervaren, wil ik belemmeringen
voor mensen met een handicap wegnemen. Om dat voor elkaar te krijgen richt ik me specifiek
op twee pijlers:
1. Het realiseren van passend sportaanbod: de strategie «Sporten voor mensen met een handicap is vanzelfsprekend in 2030» (hierna:
de Strategie 2030).
2. De randvoorwaarden om te kunnen sporten en bewegen: sporthulpmiddelen en vervoer.
Wat heb ik gedaan?
1. Strategie «Sporten voor mensen met een handicap is vanzelfsprekend in 2030»
De Strategie 2030 heeft als doel een passend sportaanbod te realiseren voor mensen
met een handicap, zodat zij in elke levensfase een sport kunnen kiezen die bij hen
past. De strategie richt zich op het verbeteren van de toegang tot sporthulpmiddelen,
accommodaties, vervoer en financiële ondersteuning in alle gemeenten. Daarnaast wordt
het fundament van de gehandicaptensport, inclusief de topsport, versterkt door aandacht
te geven aan classificatie, talentontwikkeling en innovatie.
• De afgelopen maanden is met 56 verschillende partijen gewerkt aan het uitvoeringsplan. In dit uitvoeringsplan staat beschreven aan welke doelstellingen uit de strategie
prioriteit wordt gegeven, welke concrete acties worden uitgevoerd en welke partijen
hiervoor verantwoordelijk zijn. Dit uitvoeringsplan is gereed in september 2025 en
wordt toegelicht tijdens de Uniek Sporten Dag op 4 september. Voorafgaand aan het
Wetgevingsoverleg 2025 stuur ik u de jaarlijkse voortgangsmonitor. Daarnaast worden
in de werkagenda van het VN-verdrag Handicap elf maatregelen beschreven op het terrein
van sport en bewegen. Deze maatregelen komen terug in het uitvoeringsplan van de Strategie
2030. Daarmee zijn ook andere beleidsdomeinen van het Ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport (VWS), zoals de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), betrokken
bij het stimuleren van sport en bewegen voor mensen met een handicap. De verwachting
is dat deze werkagenda voor het zomerreces naar de Kamer wordt verstuurd.
• De paralympische topsport wordt doorontwikkeld via vier speerpunten: (1) professionaliseren van de classificatie,
(2) verbeteren van de talentontwikkeling, (3) versterken van de nationale para-teamsportcompetities,
en (4) vergroten van de zichtbaarheid en het bereik. De concrete acties die hieruit
voortkomen zijn onderdeel van het bovengenoemde uitvoeringsplan. Een voorbeeld hiervan
is dat ik NOC*NSF ondersteun om een nationale classificatiestrategie te ontwikkelen.
Duidelijk nationaal beleid over classificatie zorgt voor één vaste werkwijze om topsporters
met een handicap eenduidig in te delen, competities eerlijker te laten verlopen en
paralympische topsport begrijpelijker te maken voor het publiek.
2. Sporthulpmiddelen en vervoer
De criteria om in aanmerking te komen voor een sporthulpmiddel – zoals een sportrolstoel,
brace of prothese – verschillen nu nog per gemeente. Er ontbreekt momenteel een uniforme
werkwijze voor de verstrekking van sporthulpmiddelen. Dit leidt tot veel onduidelijkheid
en frustratie bij sporters met een handicap. Daarnaast zijn er verschillende vervoersregelingen
waar sporters met een handicap gebruik van kunnen maken. Deze zijn niet altijd even
goed vindbaar.
• Samen met Fonds Gehandicaptensport en de Esther Vergeer Foundation wil ik tot één landelijk loket voor de verstrekking van sporthulpmiddelen komen.15 Sinds 2024 hebben we de vraag en knelpunten in kaart gebracht. Hieruit blijkt de
behoefte en noodzaak om sporthulpmiddelen niet alleen toegankelijker, maar ook herbruikbaar
en kostenefficiënter te maken. In samenwerking met betrokken partijen is op basis
hiervan een nieuw model ontwikkeld. Hiermee wordt voorzien in een centrale loketfunctie
en een efficiënter proces om sporthulpmiddelen te verstrekken en bruikleen mogelijk
te maken. Het centrale loket wordt voor sporters het eerste aanspreekpunt en biedt
begeleiding in het aanvragen van een sporthulpmiddel. Sporters worden vervolgens vanuit
het loket doorverwezen, bijvoorbeeld naar de gemeente of zorgverzekeraar. Sporters
kunnen dus nog steeds een aanvraag indienen bij de gemeente of zorgverzekeraar, maar
in de communicatie wordt het centrale loket gepresenteerd als het startpunt in het
proces om een sporthulpmiddel aan te vragen. Naar verwachting is een eerste versie
van het landelijk loket sporthulpmiddelen dit najaar gereed en zal vallen bij het
Fonds Gehandicaptensport Hiervoor ontvangen zij structureel 750.000 euro vanuit VWS.
Het Fonds gehandicaptensport ontvangt daarnaast ook wat financiële middelen vanuit
commerciële partijen. Ik zal uw Kamer voor het wetgevingsoverleg van dit jaar informeren
over de invulling en werking van het centrale loket.
• In samenwerking met een werkgroep bestaande uit gemeenten is een aanvullend modelbeleid Wmo voor sporthulpmiddelen ontwikkeld. Dit modelbeleid moet ervoor zorgen dat sporthulpmiddelen
in alle gemeenten op dezelfde manier worden toegekend. Het is daarom belangrijk dat
zowel de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) als de Vereniging Sport en Gemeenten
(VSG) het voorgestelde Wmo modelbeleid breed ondersteunen. Door beide partijen is
inmiddels aangegeven dat zij achter het modelbeleid staan. De volgende stap is om
de eerste 100 gemeenten aan te laten sluiten. Hiervoor wordt samen met de VSG en Fonds
Gehandicaptensport gewerkt aan een duidelijke communicatiestrategie om gemeenten te
helpen en stimuleren volgens het modelbeleid te werken.
• Sporters kunnen via de Zorgverzekeringswet een aanvraag doen voor een sporthulpmiddel. Hierbij geldt dat het voor sporters vaak
nog onduidelijk is waarom een aanvraag wordt toe- of afgewezen. In 2021 is een kwaliteitsmodule
gemaakt die is ondergebracht in het kwaliteitsregister van het Zorginstituut Nederland
(ZIN). De module is een specificatie van het Generiek Kader Hulpmiddelenzorg dat sinds
kort onder de Kwaliteitsraad Hulpmiddelen en Zorg valt. De module prothesen is de
standaard voor de prothesezorg en wordt momenteel geïmplementeerd in het zorgveld.
Er werd door politieke partijen en ook het Platform geconstateerd dat de verstrekking
sport- en waterbestendige prothesen ook in de Module Prothesen weinig aandacht had
gekregen. Om hiervoor een oplossing te bieden is een bijlage bij de kwaliteitsmodule
prothesen gemaakt door het Platform Prothesen. Deze bijlage is aan het ZIN aangeboden
als addendum bij de module. Bij een positieve beoordeling worden de vervolgstappen
in werking gezet. Met de Sportakkoord partners wordt dan een communicatiestrategie
gemaakt.
• Ik heb recent gesproken met de Atletencommissie van NOC*NSF om op basis van hun ervaringen
inzicht te krijgen in de knelpunten rondom de verstrekking van topsporthulpmiddelen. Zo gaf de commissie onder andere aan dat gemeenten vaak niet over de benodigde expertise
beschikken als het gaat om de specifieke vereisten van topsporthulpmiddelen. Ook werd
aandacht gevraagd voor het feit dat de hulpmiddelen die verstrekt worden voornamelijk
geschikt zijn voor recreatief gebruik, maar sneller slijten bij intensieve trainingsschema’s
die bij topsport horen. Hierdoor hebben topsporters te maken met hogere reparatiekosten,
waar momenteel nog geen toereikende vergoedingsmogelijkheden voor zijn. De commissie
verwacht dat bovengenoemde acties veel kunnen betekenen voor topsporters.
• Het vervoer naar trainingen en wedstrijden vormt vaak een grote drempel voor mensen
met een handicap die willen sporten. De sportvervoersvoorziening voorziet sporters met een handicap van een kilometerbudget, zodat zij kunnen trainen
en deelnemen aan wedstrijden in het hele land. De sportvervoersvoorziening wordt in
het vierde kwartaal van 2026 ondergebracht in het landelijke Valys-vervoer. Hierdoor
wordt het aantal organisaties dat nodig is voor het goed regelen van vervoer beperkt,
wat het voor mensen met een handicap makkelijker moet maken om mee te doen aan sport
en bewegen. Dit is in lijn met de ambities uit het VN-verdrag Handicap en de Strategie
2030. Het sportvervoer wordt binnen Valys daarom als apart onderdeel opgenomen. De
huidige invulling van het sportvervoer, zoals de voorwaarden voor deelname, de hoogte
van het kilometerbudget en de wijze van aanmelding, blijft vooralsnog ongewijzigd.
Naast bovengenoemde inzet heb ik gekeken naar mogelijkheden voor Stichting Special Heroes om haar werk ten behoeve van sporten voor mensen met een handicap voort te zetten.
Stichting Special Heroes Nederland krijgt in 2026 een extra impuls van € 600.000 om
haar activiteiten te borgen. In Nederland bestaan verschillende partijen die vergelijkbare
activiteiten verrichten voor mensen met een handicap. In de Strategie 2030 streef
ik ernaar dat de inzet van alle betrokken partijen meer effect heeft voor mensen met
een handicap. Dat vraagt soms om slimmere samenwerking en het bundelen van krachten.
Ik heb Special Heroes gevraagd om op deze manier naar de borging van haar activiteiten
te kijken. Daarmee doe ik de gewijzigde motie van de leden Van Nispen en Mohandis
af.16
Wat kunt u nog meer van mij verwachten?
• Helderheid over de gemiddelde kosten van een sporthulpmiddel en het afschrijvingspercentage
na de uitleenperiode van sporthulpmiddelen is essentieel. Dit zorgt voor duidelijkheid
bij de gebruikers. Daarom ga ik aan de slag met het opzetten van een kostprijsonderzoek sporthulpmiddelen. Ik verwacht uw Kamer in het najaar van 2025 te kunnen informeren over de voortgang.
• Ten aanzien van de topsporthulpmiddelen ga ik de komende tijd in gesprek met onder meer NOC*NSF om te zoeken naar passende
oplossingen. Daarbij vind ik het van groot belang dat de uiteindelijke aanpak het
leven van topsporters met een handicap daadwerkelijk vereenvoudigt. Dat betekent ook:
geen extra schakel in het proces die het risico vergroot dat zij van het kastje naar
de muur worden gestuurd. Ik verwacht uw Kamer in het najaar van 2025 te kunnen informeren
over een mogelijke oplossingsrichting.
Mensen in armoede meer laten sporten
Wat is de huidige situatie en wat is het doel?
Het inkomen van mensen speelt een belangrijke rol bij de mogelijkheid om te sporten
en bewegen. Van de mensen met de laagste inkomens sport 44 procent wekelijks, terwijl
dit bij de hoogste inkomens bijna 70 procent is17. Ook voldoen mensen met een lager inkomen minder vaak aan de beweegrichtlijnen18.
Voor mensen met lage inkomens is sport en bewegen nog geen vanzelfsprekend onderdeel
van het dagelijks leven. De ongelijkheid tussen inkomensgroepen moet binnen acht jaar
zijn weggewerkt. Dat betekent dat in 2028 ten minste 52 procent van de mensen met
de laagste inkomens wekelijks deelneemt aan sport. Iedereen moet namelijk kunnen meedoen,
ongeacht de dikte van de portemonnee. In onderstaande tabel is een daling zichtbaar
van de wekelijkse sportdeelname van mensen in armoede. Het Mulier Instituut geeft
aan dat het lastig is duiding te geven over de veranderingen ten opzichte van vorig
jaar, doordat ook hier wordt gerekend met een kleine groep mensen binnen een grote
dataset. Het is daarom van belang te kijken naar de trends op de langere termijn.
Het huidige deelnamepercentage maakt nog eens duidelijk dat mensen met de laagste
inkomens nog onvoldoende wekelijks sporten om de doelstelling voor 2028 te behalen.
Er is dus nog veel te doen.
Doelstelling
Kamerbrief dec ’24
Meetjaar 2023
Kamerbrief jun ’25
Meetjaar 2024
Doelstelling 2028
Sportdeelname (wekelijks) van mensen in armoede
43,9%
38%
52%
Bron: Mulier Instituut (2024). Sport- en zwemlesregelingen voor mensen met een laag
inkomen.
Dit is de kern van mijn beleid
Om de belemmeringen om te sporten en bewegen voor mensen met lage inkomens weg te
nemen, richt ik me specifiek op drie pijlers:
1. Directe financiële ondersteuning aan mensen in armoede;
2. Het verbeteren van de vindbaarheid van de beschikbare financiële regelingen;
3. De mogelijkheden voor een sportpas.
Wat heb ik gedaan?
1. Directe financiële ondersteuning aan mensen in armoede
Ik heb de subsidie van Jeugdfonds Sport en Cultuur op basis van het amendement van
Mohandis19 eenmalig opgehoogd met 500.000 euro in 2025. Daarnaast is de subsidie van Volwassenfonds
Sport en Cultuur gecontinueerd. Beide organisaties kunnen zo directe ondersteuning blijven bieden aan mensen met lage inkomens en hiermee bijdragen aan de betaalbaarheid
van sport en bewegen. Zo worden jaarlijks 800.000 kinderen en 15.000 volwassenen in
armoede bereikt.
2. Het verbeteren van de vindbaarheid van de beschikbare financiële regelingen
Het onderzoek «Sport- en zwemlesregelingen voor mensen met een laag inkomen» van het
Mulier Instituut toont aan dat tussen gemeenten grote verschillen bestaan in de wijze
van financiële ondersteuning. Zo maken gemeenten gebruik van het Jeugdfonds Sport
en Cultuur, het Volwassenenfonds Sport en Cultuur, Stichting Leergeld, gemeentelijke
armoederegeling voor minima, en sport- en stadspassen. En soms bieden gemeenten al
deze regelingen tegelijkertijd aan. Dit maakt de regelingen voor mensen onduidelijk
en slecht vindbaar. Het Jeugdfonds Sport en Cultuur en het Volwassenenfonds Sport
en Cultuur hebben beiden extra middelen gekregen om de vindbaarheid van de financiële regelingen in gemeenten te vergroten. Via de eigen websites gaan zij verwijzen naar de websites
van bestaande regelingen van gemeenten. Daarnaast zijn de uitkomsten van het onderzoek
besproken met ongeveer 25 partijen, waaronder de VSG, om na te gaan hoe de vindbaarheid
kan worden verbeterd. Naar aanleiding hiervan is een webinar georganiseerd op 2 juni
2025 rondom de vindbaarheid van ondersteuningsregelingen zwemwater.
3. De sportpas
Tijdens het Wetgevingsoverleg Sport en Bewegen 2024 heeft het lid Van Nispen mij via
een motie20 verzocht de effecten van het concept van de sportpas te onderzoeken. Ik ben op het verzoek van het lid Van Nispen op werkbezoek geweest
bij de gemeente Waadhoeke. Deze gemeente werkt al met een sportpas en kon mij goed
meenemen in de achtergrond en werkwijze daarvan. Gemeente Waadhoeke gaf bovendien
aan enthousiast te zijn om mee te denken in het onderzoek naar het concept van een
landelijke sportpas. Verder krijg ik in de gesprekken die ik tot nu toe heb gevoerd
twee belangrijke aandachtspunten mee. Allereerst dat een sportpas er niet voor gaat
zorgen dat alle jongeren gaan sporten, daar is meer voor nodig. In het onderzoek wordt
daarom ook meegenomen welke andere elementen een rol spelen in de keuze om wel of
niet te gaan sporten wanneer jongeren een sportpas ontvangen. Het tweede punt is dat
een sportpas niet automatisch de doelgroep gaat bereiken die we willen bereiken, namelijk
de jongeren die sport niet kunnen betalen. Het is mij bekend dat jongeren en mensen
in armoede vaak geen gebruik maken van armoederegelingen, uit angst voor het stigma
dat daarmee gepaard gaat. Het is mijn doel dat te doorbreken. Daarom wordt in een
pilot gekeken naar hoe de doelgroep bereikt kan worden zonder een stigma op te roepen.
Wat kunt u nog meer van mij verwachten?
Ondanks de demissionaire status van het kabinet blijf ik stappen zetten om de mogelijkheden
van een concept van de sportpas in kaart te brengen. Ik ben voornemens in 2025 een
onderzoek te starten naar het concept van een sportpas. Het onderzoek zal zich richten
op de doelgroep 12 tot 23 jaar vanwege de vele uitdagingen die deze doelgroep kent
op mentaal, sociaal en financieel vlak. Met dit voorgenomen onderzoek doe ik de motie
van het lid Van Nispen af.
U kunt de volgende vier acties van mij verwachten om de mogelijkheden van een sportpas
op een goede en nuttige manier te onderzoeken:
1. Medio 2025 wordt gestart met een behoefteanalyse onder jongeren. Ook wordt een uitvraag
gedaan bij een aantal gemeenten voor het starten van pilots.
2. Mijn streven is om in het najaar van 2025 te starten met pilots in drie tot vier gemeenten.
De afspraken over de inhoud van deze pilots worden op bestuurlijk niveau gemaakt.
3. Parallel zal ervaring opgedaan worden uit vergelijkbare trajecten. Voorbeelden hiervan
zijn landen die al werken met een landelijke sportpas, maar ook andere domeinen, zoals
het cultuurdomein met de CJP-pas21 of de gratis toegang tot bibliotheken. Met deze verkenning wordt gekeken of een landelijke
sportpas opgezet kan worden op eenzelfde wijze. Zo kan worden voortgebouwd op wat
al werkt.
4. In 2026 wordt in kaart gebracht wat de kosten zijn om een sportpas landelijk in te
voeren aan de hand van een aantal scenario’s met differentiatie in doelgroepen.
Wat nog aandacht vraagt zijn de kosten die gepaard gaan met een landelijke sportpas.
Uit eerdere ramingen is bekend dat de kosten voor een dergelijke sportpas boven de
één miljard euro uitkomen. Dit vraagt om creativiteit en samenwerking van en met gemeenten
en andere domeinen om hierover na te denken. Desalniettemin kijk ik uit naar de eerste
resultaten van de pilots. De eindresultaten en advies voor het vervolg zullen medio
2027 met uw Kamer worden gedeeld. Ik houd u op de hoogte van tussentijdse resultaten.
Sociaal veilige en eerlijke sport
Wat is de huidige situatie en wat is het doel?
Wij hebben allemaal een verantwoordelijkheid om een sociaal veilige en eerlijke sport
te realiseren. Trainers, spelers en omstanders bepalen samen de cultuur. Dat gaat
vaak goed, maar helaas zijn er ook te veel voorbeelden waar dat niet vanzelfsprekend
is. In 2022 maakte ruim een kwart (28%) van de Nederlandse sporters en/of wedstrijdbezoekers
van 12 jaar en ouder wangedrag mee in de sport, of is hier getuige van geweest. Daarbij
gaat het vooral om verbaal geweld, zoals schelden of pesten (18%), gevolgd door vernieling
of vandalisme (10%)22.
Het Centrum Veilige Sport Nederland (CVSN) ontving in 2024 995 meldingen van grensoverschrijdend
gedrag in de sport. Ik maak hieruit op dat melders het CVSN goed weten te vinden.
Maar, het aantal meldingen van grensoverschrijdend gedrag blijft te groot. Dit benadrukt
nog maar eens het belang van een gedegen aanpak van grensoverschrijdend gedrag en
andere integriteitsschendingen in de sport. Met het oprichten van een onafhankelijk
integriteitscentrum streef ik ernaar om de sport de nodige ondersteuning te bieden
in deze aanpak.
Daarnaast vind ik het verwerpelijk dat discriminatie nog steeds te veel voorkomt in
de sport. Zeker in het voetbal komt discriminatie schrikbarend veel voor. Denk hierbij
aan discriminatie op basis van religie, homofobe uitingen, gedragingen en spreekkoren.
Ook vindt het overgrote deel van de strafbare discriminatiefeiten met antisemitisme
plaats in het voetbal23. Daarom blijf ik me, samen met de Minister van Justitie en Veiligheid, de Staatssecretaris
van Participatie en Integratie en de KNVB inzetten tegen racisme en discriminatie
in het voetbal via het programma «Ons Voetbal Is Van Iedereen» (OVIVI).
Dit is de kern van mijn beleid
Om de waarde van sport en bewegen te kunnen ervaren, is een veilige en integere sportsector
noodzakelijk. Daarom werk ik aan een sportsector waarin iedereen veilig en met plezier
kan sporten zonder angst voor grensoverschrijdend gedrag. Daarnaast streef ik naar
een sportsector die vrij is van het gebruik van doping en manipulatie van sportwedstrijden.
Ik richt me specifiek op drie pijlers:
1. Onafhankelijk integriteitscentrum: Integere Sport Nederland (ISN).
2. Veilige en integere danssector.
3. OVIVI/Onze Club is van Iedereen (OCIVI).
Wat heb ik gedaan?
1. Onafhankelijk integriteitscentrum
Zoals eerder24 vermeld, werk ik aan de oprichting van een onafhankelijk integriteitscentrum voor de sport op het gebied van grensoverschrijdend gedrag, doping en matchfixing.
Voor de oprichting van het centrum, Integere Sport Nederland (ISN), is een wetsvoorstel
noodzakelijk. Ik streef ernaar het wetsvoorstel rond de zomer in internetconsultatie
te brengen. Ik doe hiermee de motie van de leden Van den Hil en Paulusma af, welke
mij vraagt vaart maken met het wetsvoorstel Integriteitscentrum sport en de daarvoor
gereserveerde financiering.25
2. Veilige en integere danssector
Samen met het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en de Alliantie
Dans Veilig blijf ik werken aan een veilige(re) en integere danssector.
• De Ethische Commissie Dansen en de Opvolgingscommissie Dansen zijn beiden geïnstalleerd en benoemd. De Opvolgingscommissie onderzoekt en adviseert
hoe de aanbevelingen uit het onderzoek Schaduwdansen worden opgevolgd. Het streven
is dat de Opvolgingscommissie eind 2025 een definitief eindadvies aanbiedt richting
de partijen in de danssector en de Ministeries van VWS en OCW. Ik zal uw Kamer hier
nader over informeren. Hiermee doe ik de toezegging af om uw Kamer over de installatie
van de opvolgings- en ethische commissie te informeren26.
3. OVIVI/OCIVI
OVIVI kent een integrale aanpak waarbij ingezet wordt op een breed palet aan maatregelen,
zoals de uitbreiding met OCIVI. Op deze manier bereikt dit programma steeds meer clubs,
sporters en toeschouwers met de boodschap dat discriminatie en racisme niet getolereerd
wordt binnen het voetbal, de sport en in onze samenleving.
• Vanwege het grote en blijvende belang van een sportomgeving waar niet gediscrimineerd
wordt, is vanuit de Voorjaarsnota 1,6 miljoen euro opgenomen om OVIVI en OCIVI in 2026 te continueren. Ik zal vervolgens met de betrokken departementen, de KNVB en NOC*NSF,
in gesprek gaan om de ingezette lijn van voorkomen, signaleren en sanctioneren van
discriminatie en racisme door te zetten. Ik heb hier ook aandacht voor de bestrijding
van antisemitisme.
• Op 22 april jl. heb ik uw Kamer, mede namens de andere betrokken bewindspersonen,
de monitor OVIVI 2024 en de eerste monitor OCIVI toegestuurd. Ik verwijs naar deze
brief en bijgevoegde monitors voor verdere toelichting op de voortgang op dit programma.27
Wat kunt u nog meer van mij verwachten?
• Na verwerking van de opbrengst uit de internetconsultatie is de volgende stap om het
wetsvoorstel voor de oprichting van ISN naar de Raad van State te sturen voor advisering.
Tot slot
We staan als samenleving voor flinke uitdagingen: kinderen die lang niet allemaal
voldoende bewegen, jongeren die worstelen met hun mentale gezondheid en mensen die
wel willen sporten maar dit door drempels niet kunnen. Sport en bewegen verbindt mensen,
geeft zelfvertrouwen en draagt bij aan een gezonde en sterke basis. Daarom is het
belangrijk dat we sport en bewegen niet als bijzaak beschouwen, maar als onmisbare
bouwsteen voor een gezonde en veerkrachtige samenleving.
Sporten en bewegen gaat echter bij niemand vanzelf. Iedereen heeft een zetje nodig
om daadwerkelijk in actie te komen. Dat kan een uitgestippeld plan zijn om een marathon
te lopen, maar ook een vriend of collega die vraagt of je mee een wandeling gaat maken.
Ook in beleid geldt dat het niet vanzelf gaat. Ik beschreef in deze brief hoe ik de
komende tijd in samenwerking met veel partijen drempels verlaag en de nodige zetjes
geef. Met als doel iedereen de waarde van sport en bewegen te laten ervaren.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
V.P.G. Karremans
Indieners
-
Indiener
V.P.G. Karremans, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport