Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over het Fiche: Omnibusvoorstel vereenvoudiging gemeenschappelijk landbouwbeleid (Kamerstuk 36749-2)
36 749 EU-voorstel: vereenvoudigingspakket verordeningen Gemeenschappelijk Landbouwbeleid COM (2025) 236
Nr. 4
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 18 juni 2025
De vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur heeft een aantal
vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid
en Natuur over de brief van 6 juni 2025 over het Fiche: Omnibusvoorstel vereenvoudiging
gemeenschappelijk landbouwbeleid (Kamerstuk 36 749, nr. 2).
De vragen en opmerkingen zijn op 11 juni 2025 aan de Minister van Landbouw, Visserij,
Voedselzekerheid en Natuur voorgelegd. Bij brief van 18 juni 2025 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Aardema
De griffier van de commissie, Jansma
I. Inbreng vanuit de rapporteurs
Informatieafspraken
1.
De Minister informeert de Kamer maandelijks, via de geannoteerde agenda van de (informele
en formele) Landbouw- en Visserijraad, over de voortgang van de onderhandelingen.
Dit betreft zowel de voortgang van de inhoudelijke discussies in de Raad en Raadswerkgroepen
voor de totstandkoming van de algemene oriëntatie alsook die in en met het Europees
Parlement (inclusief de triloogfase).
2.
In deze maandelijkse voortgangsrapportage gaat de Minister in ieder geval in op de
volgende onderwerpen:
• Vereenvoudigingsmaatregelen voor kleine boeren;
• Vereenvoudigingsmaatregelen voor jonge boeren;
• Vereenvoudigingsmaatregelen voor biologische boeren;
• Vereenvoudigingsmaatregelen voor gangbare boeren;
• De uitzonderingen op en of aanpassingen aan het conditionaliteitssysteem en de Goede
Landbouw- en Milieucondities (GLMC’s);
3.
De Minister informeert de Kamer tijdig wanner zij voorziet in de onderhandelingen
te moeten afwijken van het kabinetsstandpunt zoals weergegeven in het BNC-fiche en/of
nadien vastgelegd met de Kamer (bijvoorbeeld in toezeggingen, moties en nadere brieven).
4.
De Minister informeert de Kamer tijdig wanneer er substantiële nieuwe elementen aan
de oorspronkelijke voorstellen lijken te worden toegevoegd tijdens de Europese Unie
(EU)-onderhandelingen (zowel door de Raad als door het Europees Parlement).
5.
De Minister informeert de Kamer tijdig zodra een akkoord aanstaande is, zodat dit
indien mogelijk in concept kan worden bestudeerd alvorens een formeel besluit wordt
genomen. Het betreft hier zowel de algemene oriëntatie in de Raad als het akkoord
volgend uit de triloogonderhandelingen met het Europees Parlement;
6.
De Minister stuurt een appreciatie naar de Kamer van het bereikte onderhandelingsakkoord
tussen de Raad en het Europees Parlement. Daarin gaat de Minister ook in op hoe het
bereikte akkoord zich verhoudt tot de oorspronkelijke Nederlandse onderhandelingsinzet
en de gevolgen van het bereikte akkoord voor de uitvoering van het Gemeenschappelijke
Landbouwbeleid (GLB) in Nederland in de komende jaren.
Antwoord
Ik kan instemmen met de voorgestelde afspraken. De besluitvorming in EU-verband verloopt
waarschijnlijk niet via de Landbouw- en Visserijraad (LVR), maar wordt breder opgepakt
samen met de vereenvoudigingsvoorstellen op andere beleidsterreinen. Niettemin zal
het landbouwpakket ook in de LVR besproken worden en zal ik uw Kamer gedurende het
traject maandelijks op hoofdlijnen informeren over de voortgang van de onderhandelingen
via de geannoteerde agenda van de LVR. Ik zal daarbij ingaan op de relevante onderwerpen
waarover op dat moment iets te melden is, met bijzondere aandacht voor de prioritaire
onderwerpen van uw Kamer. Wanneer ik voorzie in de onderhandelingen te moeten afwijken
van het standpunt zoals met uw Kamer gedeeld, zal ik uw Kamer tijdig informeren. Datzelfde
geldt als er substantiële nieuwe elementen aan de oorspronkelijke voorstellen lijken
te worden toegevoegd tijdens de onderhandelingen.
Er zitten voor Nederland een aantal belangrijke onderdelen in het Omnibus-voorstel,
waaronder aanpassing van de Brede Weersverzekering en het schrappen van de prestatiegoedkeuring.
Daarom hoop ik op een spoedig besluitvormingsproces in EU-verband zodat de aanpassingen
snel, liefst per 1 januari 2026, van kracht kunnen worden. Als het proces de snelheid
krijgt waarop ik hoop, is het de vraag hoeveel tijd er zit tussen het moment waarop
het concept-akkoord beschikbaar komt en het moment waarop de formele besluitvorming
plaatsvindt. Ik kan u wel toezeggen het concept-akkoord dan zo snel mogelijk met uw
Kamer te delen. Ik zal ook uiteraard een appreciatie sturen van het bereikte onderhandelingsakkoord
tussen de Raad en het Europees Parlement.
II. Vragen en opmerkingen vanuit de GroenLinks-PvdA-fractie en reactie van de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen van de leden van de fracties en reactie van de bewindspersoon
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel van
de Europese Commissie (EC) om het GLB te vereenvoudigen. Deze leden hebben daar een
aantal vragen bij.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vinden dat vereenvoudiging aantrekkelijk klinkt,
maar het roept ook de vraag op voor wie het beleid wordt vereenvoudigd, en ten koste
waarvan? Deze leden vinden het belangrijk dat deze vereenvoudiging vooral ten goede
komt aan familiebedrijven die mee willen in de transitie van de landbouw of daarin
willen meegaan en aan de natuur. Kan de Minister concreet aangeven op welke punten
zij tegemoet worden gekomen met dit voorstel en op welke punten juist niet?
Antwoord
Het voorstel van de Europese Commissie betreft veel verschillende onderdelen van het
GLB en ziet niet alleen op vereenvoudiging en stroomlijning van vereisten op het boerenerf,
maar ook op stroomlijning van steun voor kleinere landbouwbedrijven, op maatregelen
ter bevordering van de concurrentiekracht en op meer flexibiliteit voor lidstaten
bij het beheer van de strategische GLB-plannen. Het is geen koerswijziging van het
GLB, dat gericht blijft op de ondersteuning van landbouwbedrijven bij de ontwikkeling
naar een meer duurzame bedrijfsvoering. Ik vind het positief dat lidstaten meer ruimte
krijgen om de verplichtingen in het kader van de conditionaliteiten af te stemmen
op de opgaves die in de lidstaten spelen. Dat biedt de kans om in de toekomst meer
werkbare regels te hanteren. Ook de verlenging van de termijn waarin steun kan worden
verleend voor het voldoen aan nieuwe wetgeving en het toevoegen van de mogelijkheid
voor vereenvoudigde investeringssteun aan kleine en middelgrote bedrijven kan positief
bijdragen aan de ontwikkeling van de landbouwsector.
De leden van de GL-PvdA-fractie vrezen dat de EC onder het mom van «administratieve
verlichting» feitelijk een verzwakking voorstelt van de groene architectuur van het
GLB. Is de Minister bereid om bezwaar te maken tegen aanpassingen die niet aantoonbaar
bijdragen aan een eenvoudiger uitvoering, maar wel leiden tot minder ambitieuze ecologische
eisen?
Antwoord
De Europese Commissie heeft in het voorstel aangegeven de doelen op het gebied van
klimaat en leefomgeving te handhaven. Daar wil ik de Commissie aan houden. Het is
van belang te waarborgen dat vereenvoudiging niet indirect elders leidt tot een grotere
opgave. Dat zou niet in het belang zijn van boeren. De Commissie stelt in het voorstel
dat de effecten afhangen van de keuzes die lidstaten maken. Die keuzes worden ook
in Nederland in belangrijke mate bepaald door de opgave die er ligt op het gebied
van klimaat, waterkwaliteit, biodiversiteit.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vinden dat een belangrijk onderdeel van het
GLB uit de conditionaliteiten bestaat: minimale eisen op het gebied van bodem, water,
natuur en klimaat, waaraan boeren moeten voldoen om inkomenssteun te ontvangen. Op
welke punten worden deze afgezwakt? Op welke punten krijgen lidstaten meer flexibiliteit
in de invulling van deze eisen?
Antwoord
Inhoudelijk worden de GLMC-eisen niet verzwakt in het voorstel van de Europese Commissie.
De mogelijkheid die de Commissie biedt is meer flexibiliteit om de norm in te vullen
met bestaande nationale wetgeving als die regelgeving in overeenstemming is met de
GLMC-standaarden. Voor GLMC 1 kan een andere, ruimere grenswaarde voor het aandeel
blijvend grasland worden gehanteerd naar aanleiding van structurele veranderingen
in de sector. Dit is in lijn met de vereenvoudiging van GLMC 1 die vorig jaar is doorgevoerd.
Voor GLMC 4 mag de definitie van waterloop in lijn worden gebracht met de definitie
van waterloop vanuit nationale regelgeving voor de implementatie van de Kaderrichtlijn
water en/of de Nitraatrichtlijn. Dit mag niet leiden tot een uitsluiting van kleinere
waterlopen. Deze aanpassingen zie ik als flexibilisering, niet als het verlagen van
de minimumeisen in de GLMC-norm.
Leden van de GL-PvdA-fractie achten lagere eisen onwenselijk gezien de grote milieu-
en klimaatopgaven in de landbouw. De klimaat- en biodiversiteitscrises vragen juist
om duidelijke, ambitieuze kaders. Boeren verdienen zekerheid en ondersteuning en een
eerlijke vergoeding voor blauwgroene diensten, maar geen uitholling van langetermijndoelen.
Hoe beoordeelt de Minister het risico dat lidstaten deze nieuwe flexibiliteit aangrijpen
om af te wijken van milieunormen?
Antwoord
Op onderdelen waar de Europese Commissie ruimte geeft om te harmoniseren met nationale
regelgeving zal de aanpassing van de invulling van de GLMC-eis leiden tot een aanpassing
van het Nationaal Strategisch Plan (NSP). De lidstaat moet het voorstel aan de Commissie
voorleggen ter goedkeuring voorafgaand aan de implementatie. Het is aan de Commissie
om dan te beoordelen dat het voorstel de standaarden die zijn afgesproken niet ondermijnt.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren dat de EC stelt dat de vereenvoudiging
«geen afbreuk doet aan de Green Deal». Deze leden betwijfelen of dat in de praktijk
houdbaar is. Al eerder zagen we dat de Natuurherstelwet en andere Europese duurzaamheidsinitiatieven
onder grote druk staan. Hoe garandeert de Minister dat deze vereenvoudiging het behalen
van de Europese natuur-, bodem- en klimaatdoelen, waar Nederland zich aan heeft gecommitteerd,
niet belemmert? Gaat de Minister zich in de Raad expliciet uit spreken voor behoud
van het ambitieniveau van de Green Deal binnen het GLB en daar waar nodig samen met
gelijkgezinde lidstaten optrekken?
Antwoord
De voorstellen van de Europese Commissie bieden lidstaten meer ruimte om regels te
harmoniseren en beter aan te laten sluiten bij de nationale praktijk, zonder afbreuk
te doen aan het behalen van natuur-, bodem- en klimaatdoelen. Een vereenvoudiging
van het GLB voor de boer en het behalen van deze doelen gaan voor mij hand in hand.
Zo wil ik met de aanpak Agrarisch Natuurbeheer (ANB) de inzet van boeren op het behalen
van deze doelen vergroten. Verder blijf ik me in de Raad inzetten voor een GLB dat
administratieve lasten voor boeren vermindert, het verdienvermogen van boeren versterkt
en hen helpt om een bijdrage te leveren aan een betere leefomgeving.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de stukken omtrent het Behandelvoorbehoud
Vereenvoudiging GLB. Deze leden hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen over.
Informatieafspraken
De leden van de VVD-fractie sluiten zich met betrekking tot de informatieafspraken
aan bij het voorstel van de rapporteurs.
EU-voorstel: vereenvoudigingspakket verordeningen Gemeenschappelijk Landbouwbeleid
De leden van de VVD-fractie delen over het algemeen het doel van de EC om administratieve
lasten en regeldruk voor bedrijven te verminderen en de concurrentiekracht van de
sector te versterken. Deze leden lezen dat het voorstel lidstaten de ruimte geeft
om nieuwe GLB-interventies toe te voegen, zonder dat de EC daar extra budget voor
beschikbaar stelt. Hierbij zal Nederland zelf afwegingen gaan maken of daar gebruik
van wordt gemaakt. Kan de Minister een beeld schetsen wanneer en hoe zij van plan
is om hiervan gebruik te maken?
Antwoord
De nieuwe voorgestelde GLB-interventies bieden lidstaten meer flexibiliteit bij het
risicobeheer. Deze flexibiliteit sluit bijvoorbeeld beter aan bij het maatwerk dat
in Nederland met verzekeraars en sector wordt gezocht met de Brede Weersverzekering.
Voorop staat dat er geïnvesteerd moet blijven worden in de weerbaarheid en klimaatbestendigheid
van de landbouw en het voorkomen van crises als gevolg van extreme weersomstandigheden
door klimaatverandering. Het kabinet blijft daaraan werken langs de lijnen van de
Nationale klimaatadaptatiestrategie (NAS) en het Actieprogramma Klimaatadaptatie Landbouw.
Ook zal gekeken worden op welke wijze voor de volgende GLB-periode er nog beter vormgegeven
kan worden aan de klimaatweerbaarheid van de land- en tuinbouwsector. Mocht er in
de toekomst toch sprake zijn in Nederland van schade als gevolg van extreme weersomstandigheden
die niet gedekt wordt door de Brede weersverzekering of andere vormen van verzekeringen
en fondsvorming voor de opvang van schade bij boeren, dan is het belangrijk dat er
voldoende flexibiliteit is in instrumenten die mogelijk ingezet kunnen worden passend
bij de specifieke situatie.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de administratieve kosten in Nederland relatief
hoog zijn ten opzichte van andere lidstaten. Tevens lezen deze leden dat deze kosten
ver boven het Europees gemiddelde liggen. Kan de Minister dit verschil verklaren en
nader toelichten welke plannen zij heeft op nationaal niveau om dit te verminderen?
Antwoord
Ik deel de analyse dat het belangrijk is om de administratieve lasten voor landbouwbedrijven
in Nederland te verminderen. Het is nog moeilijk in te schatten in welke mate de voorliggende
Landbouwomnibus daartoe mogelijkheden biedt. De landbouw heeft in Nederland te maken
met grote opgaven op het gebied van klimaat, stikstof, bodem, water, biodiversiteit
en landschap. Daarom is gekozen voor een ambitieuze invulling van het Nationaal Strategisch
Plan (NSP) voor het GLB in de periode 2023–2027. Met name de gelijktijdige introductie
in 2023 van de ecoregeling, van landschapselementen als subsidiabel areaal en van
bufferstroken voor het GLB en de Nitraatrichtlijn hebben in Nederland de nodige complexiteit
aan het systeem toegevoegd.
Als het gaat om de ecoregeling heeft Nederland ten opzichte van andere EU-landen gekozen
voor een ambitieuze invulling met een integrale bijdrage op bedrijfsniveau aan vijf
verschillende GLB-doelen. Ik ben me ervan bewust dat dat voor boeren complexiteit
met zich meebrengt. Daarom zet ik voor de huidige GLB-periode tot en met 2027 in op
stabiliteit en voorspelbaarheid in de regeling, zodat boeren, maar ook adviseurs en
uitvoeringsorganisaties, hieraan kunnen wennen en niet telkens opnieuw verrast worden.
Voor het GLB post-2027 zet ik in op een doorontwikkeling van de ecoregeling die gepaard
gaat met vereenvoudiging van de regeling en betere aansluiting met het Agrarisch Natuur-
en Landschapsbeheer. Daarnaast zet ik samen met RVO in op vereenvoudiging van het
aanvraagproces en investering in de ICT-ondersteuning.
Verder merken deze leden op dat het vereenvoudigingspakket vooral voor kleine boeren
maatregelen neemt. Hoe kijkt de Minister hiernaar? In hoeverre acht zij deze maatregelen
voldoende voor andere groepen boeren?
Antwoord
Het voorstel van de Europese Commissie betreft veel verschillende onderdelen van het
GLB en ziet niet alleen op stroomlijning van steun voor kleinere landbouwbedrijven,
maar ook op vereenvoudiging en stroomlijning van vereisten op het boerenerf, op maatregelen
ter bevordering van de concurrentiekracht en op meer flexibiliteit voor lidstaten
bij het beheer van de strategische GLB-plannen. Dat komt ook ten goede aan andere
land- en tuinbouwbedrijven die bijvoorbeeld investeringssteun ontvangen of onderdeel
zijn van een producentenorganisatie in de groenten- en fruitsector. Als het gaat om
de maatregelen voor kleine landbouwbedrijven dan heb ik begrip voor de wens om regeldruk
te verminderen, omdat de lasten voor kleinere bedrijven relatief groter kunnen zijn.
Maar ik ben ervan overtuigd dat goede marktoriëntatie de basis is voor het waarborgen
van voedselzekerheid en een toekomstbestendige landbouwsector.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de stukken en hebben hier enkele
vragen over.
De leden van de NSC-fractie zijn van mening dat het GLB een grote rol speelt in de
toekomst van boeren. Hoe beoordeelt het kabinet de mogelijke overstap naar een «Single
Envelope»-benadering binnen het Meerjarig Financieel Kader (MFK), waarbij het GLB
opgaat in bredere nationale fondsen? Is het kabinet bereid zich actief te verzetten
tegen het loslaten van één gezamenlijk Europees landbouwbudget, gezien het belang
van een gelijk speelveld voor Nederlandse boeren?
Antwoord
Het kabinet wacht de Commissievoorstellen af die naar verwachting half juli a.s. zullen
worden gepresenteerd. De Kamer zal dan zo spoedig mogelijk na het zomerreces een kabinetsappreciatie
van de voorstellen ontvangen. In de analyse zullen dan ook de nadelen worden meegewogen
die ik net als u zie voor de toekomst van het GLB-budget. Ik onderschrijf overigens
het belang van een gelijk speelveld voor Nederlandse boeren.
De leden van de NSC-fractie zijn van mening dat GLB-gelden zich meer zouden moeten
richten op de boeren die stevige inzet plegen voor een beter milieu en klimaat. Hoe
staat het kabinet tegenover het voorstel van het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt
(NAJK) om een derde pijler binnen het GLB te introduceren, gericht op klimaat- en
milieumaatregelen, naast de bestaande pijlers voor inkomenssteun en plattelandsontwikkeling?
Deze leden vragen de Minister of zij het wenselijk acht om bij de verdeling van GLB-gelden
na 2027 minder te sturen op hectares en meer op maatwerk voor jonge en toekomstgerichte
ondernemers, bijvoorbeeld via risicomanagement, toegang tot grond en investeringssteun.
Zo ja, welke stappen worden daartoe gezet?
Antwoord
Ik ben er met NAJK voorstander van om in de toekomst de GLB-gelden doelmatig in te
zetten om toekomstgerichte (jonge) boeren te ondersteunen met bijvoorbeeld risicomanagement,
innovatie en betaling voor ecosysteemdiensten.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het «EU-voorstel:
vereenvoudigingspakket verordeningen Gemeenschappelijk Landbouwbeleid» (GLB) en het
«Fiche: Omnibusvoorstel vereenvoudiging gemeenschappelijk landbouwbeleid». Deze leden
hebben nog enkele opmerkingen en vragen. Te beginnen met de kritische houding van
het kabinet ten opzichte van het gebrek aan een impact analyse. Deze leden onderstrepen
het belang van een dergelijke analyse om te waarborgen dat vereenvoudiging niet indirect
leidt tot een grotere opgaven. Zij zijn het kabinet erkentelijk voor deze houding
en onderstrepen de inzet van het kabinet om een impact analyse uit te voeren voordat
de plannen van kracht zullen gaan.
De leden van de D66-fractie benadrukken het belang van een impactanalyse aangezien
er veel voorstellen zijn die kunnen leiden tot een verzwakking van doelbereik waar
het gaat om natuur, water en klimaat. Aangezien deze regelingen worden gefinancierd
uit belastinggeld is het van belang dat daar verantwoordelijk mee om wordt gegaan
en doelbereik dus overeind blijft. In den brede pleiten deze leden dus voor een versimpeling
van regels, in plaats van een verzwakking of afschaffing. Zij vragen het kabinet vanuit
datzelfde uitgangspunt de voorstellen te beoordelen.
Antwoord
Het GLB moet een effectief instrument blijven om te zorgen voor een goed bedrijfsinkomen,
een weerbare sector en het bereiken van maatschappelijke doelen. Vereenvoudiging en
stroomlijning van regels is daarvoor een goede stap. De voorstellen van de Europese
Commissie doen op zich geen afbreuk aan de beleidsinzet, maar creëren wel ruimte voor
lidstaten om verplichtingen anders in te vullen. De impact zal dus uiteindelijk afhangen
van de keuzes die lidstaten maken. Het is aan de Commissie om erop toe te zien dat
de beleidsdoelen gehandhaafd blijven.
De leden van de D66-fractie constateren dat de vrijstelling die kleinschalige boeren
krijgen op het conditionaliteitssysteem een eerste voorbeeld is van verzwakking in
plaats van terechte versimpeling van de regels. Zij kunnen (meer) geld ontvangen zonder
aan bepaalde milieunormen te hoeven voldoen. Deze leden onderstrepen het belang om
kleine boeren te motiveren deel te nemen in milieu- en ecoregelingen. Echter, de collectieve
impact van vele kleine boeren die niet of minder aan milieueisen voldoen, tegen betaling,
is volgens deze leden onverantwoord. Zij vragen het kabinet zich hard te maken om
een alternatief te vinden voor het stimuleren van participatie onder kleine boeren.
Antwoord
Het risico van het voorstel om kleine landbouwbedrijven vrij te stellen van conditionaliteitseisen
zie ik ook. Dat kan negatieve impact hebben op het doelbereik en het gelijke speelveld
ondermijnen. Bovendien treedt de Europese Commissie daarmee in de handhavingspraktijk
van lidstaten, terwijl het prestatiegerichte model van het GLB 2023–2027 (New Delivery
Model) juist uitgaat van vrijheid voor lidstaten om zelf te zorgen voor een efficiënt
controle- en sanctieregime. Ik ben bereid om te verkennen of de Europese Commissie
ook op andere manieren erop kan toezien dat controles kleine landbouwbedrijven zo
veel mogelijk ontzien.
De leden van de D66-fractie vinden dat er een tweede voorstel is dat aandacht verdient,
namelijk de declassering van GLMC 2: het beschermen van veen- en moerasgebieden. Het
kabinet staat positief tegenover het voorstel om het mogelijk te maken voor lidstaten
om de GLMC 2-norm uit te sluiten van de basiseisen voor de eco-regelingen en agromilieuklimaatverbintenissen.
Ziet het kabinet, net als deze leden, een risico in deze aanpassing? Namelijk, dat
het optioneel maken van deze norm voor een hogere vergoeding de kans op ontwatering
en landbouwgebruik toeneemt en daarmee kan leiden tot hogere emissies en afname van
natuurkwaliteit. Zo ja, kan de Minister toezeggen zich in te zetten voor een ondergrens?
Antwoord
De GLMC 2-norm wordt inhoudelijk niet aangepast. Het voorstel van de Europese Commissie
biedt meer ruimte om middels de eco-regeling of agromilieuklimaatverbintenissen een
vergoeding te bieden voor de gederfde inkomsten of de kosten die voortkomen uit de
implementatie van de norm. Dat kan het behalen van het beleidsdoel op langere termijn
juist bevorderen. Overigens komt dit voorstel zonder aanvullend budget. De keuze om
hier eventueel gebruik van te maken vraagt dus om verlaging van tarieven in de andere
interventies en/of overheveling van reeds verdeeld budget.
De leden van de D66-fractie zijn het ten slotte eens met het kabinet dat, gezien beperkte
beschikbaarheid van publieke middelen, eventuele compensatie voor schade in noodsituaties
moet samengaan met maatregelen voor (klimaat)adaptatie en verzekeren. Deze leden willen
op dit aspect graag twee punten benadrukken. Ten eerste dat het onwenselijk zou zijn
om aan de ene kant klimaatmaatregelen te schrappen voor boeren, om hen vervolgens
extra te compenseren voor de gevolgen van klimaateffecten. Het is niet uitlegbaar
tegenover boeren en de belastingbetaler dat deze vicieuze cirkel op die manier wordt
versterkt. Ten tweede willen deze leden benadrukken dat de meest effectieve klimaat-adaptatie-maatregelen,
natuur inclusieve en bio diverse maatregelen zijn. Denk aan meer en gevarieerde (houtige)
begroeiing wat het effect van hitte en droogte vermindert, maar tegelijk ook overstromingen
na heftige regenval tegengaat. Deze leden vragen het kabinet zich in te zetten voor
deze maatregelen als voorwaarde voor compensatie voor schade in noodsituatie. Dit
draagt niet alleen bij aan natuur- en klimaatdoelen en het verdienvermogen van de
boer, maar ook aan weerbare voedselsystemen waar het kabinet en Europa meer aandacht
op vestigt.
Antwoord
Door de effecten van klimaatverandering krijgen agrariërs in Nederland en elders in
de Europese Unie steeds vaker te maken met extremere weersomstandigheden. Met name
de natuur en landbouw lijden hieronder. Groenblauwe oplossingen zijn belangrijk voor
diverse (beleids)opgaven in het landelijk gebied. Boeren planten momenteel al houtige
elementen, zoals bomen en struiken, om de landbouw te beschermen tegen extreme weersomstandigheden
en om het land veerkrachtiger te maken tegen onder andere extreme droogtes of overstromingen.
Deze houtige elementen helpen tevens koolstof op te slaan, wat helpt bij klimaatmitigatie.
De doorontwikkeling van bedrijfsmodellen naar een meer weerbare bedrijfsvorm wordt
momenteel via het huidige GLB-NSP gestimuleerd.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de BBB-fractie hebben het voorstel voor de vereenvoudiging van het GLB
en de Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel gelezen. In grote lijnen zijn
deze leden verheugd met het voorstel en zijn zij het eens met de Nederlandse positie
ten aanzien van het voorstel. Deze leden hebben nog een aantal vragen en opmerkingen.
De leden van de BBB-fractie vinden het ten eerste belangrijk dat er zo'n duidelijke
inzet is op het verlagen van de administratieve last voor boeren. Zoals ook blijkt
uit de Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel zijn Nederlandse agrariërs
zelfstandiger dan alle andere Europese boeren. De Nederlandse boeren halen maar een
zeer klein deel van hun inkomen uit subsidies. Toch blijkt uit de studie die de EC
heeft gedaan naar de vereenvoudiging en de administratieve lasten in 2024/2025 dat
juist Nederlandse boeren veel meer administratieve kosten hebben dan de meeste van
hun Europese collega's. Deze leden zien dit als een zeer groot probleem en zij zijn
dan ook blij dat voor deze situatie op dit moment meer oog is, kan de Minister dat
verschil ook duiden? Wat is de Minister voornemens om hier op nationaal niveau aan
te veranderen?
Antwoord
Ik deel de ambitie om de administratieve lasten voor landbouwbedrijven in Nederland
te verminderen. Het is nog moeilijk in te schatten in welke mate de voorliggende Landbouwomnibus
daartoe mogelijkheden biedt. De landbouw heeft in Nederland te maken met grote opgaven
op het gebied van klimaat, stikstof, bodem, water, biodiversiteit en landschap. Daarom
is gekozen voor een ambitieuze invulling van het Nationaal Strategisch Plan (NSP)
voor het GLB in de periode 2023–2027. Met name de gelijktijdige introductie in 2023
van de ecoregeling, van landschapselementen als subsidiabel areaal en van bufferstroken
voor het GLB en de Nitraatrichtlijn hebben in Nederland de nodige complexiteit aan
het systeem toegevoegd.
Als het gaat om de ecoregeling heeft Nederland ten opzichte van andere EU-landen gekozen
voor een ambitieuze invulling met een integrale bijdrage op bedrijfsniveau aan vijf
verschillende GLB-doelen. Ik ben me ervan bewust dat dat voor boeren complexiteit
met zich meebrengt. Daarom zet ik voor de huidige GLB-periode tot en met 2027 in op
stabiliteit en voorspelbaarheid in de regeling, zodat boeren, maar ook adviseurs en
uitvoeringsorganisaties, hieraan kunnen wennen en niet telkens opnieuw verrast worden.
Voor het GLB post-2027 zet ik in op een doorontwikkeling van de ecoregeling die gepaard
gaat met vereenvoudiging van de regeling en betere aansluiting met het Agrarisch Natuur-
en Landschapsbeheer. Daarnaast zet ik samen met RVO in op vereenvoudiging van het
aanvraagproces en investering in de ICT-ondersteuning.
De leden van de BBB-fractie constateren dat uit diezelfde studie van de EC blijkt
dat een belangrijke last voor boeren voortkomt uit tot wel driedubbele rapportageverplichtingen
of controles voortkomend uit GLB, aanpalende EU-wetgeving en nationale wetgeving.
In hoeverre pakt het voorliggende vereenvoudigingspakket voor het GLB dit probleem
aan? Welke inzet is volgens de Minister aanvullend nodig om deze uitdaging voor boeren
aan te pakken? Zijn er specifieke dubbele of driedubbele rapportageverplichtingen
die gezien kunnen worden als een nationale Nederlandse kop op Europees beleid? Ziet
de Minister mogelijkheden om die nationale koppen in rapportageverplichtingen weg
te nemen?
Antwoord
In het GLB zijn verplichtingen en wettelijke bepalingen op verschillende beleidsterreinen
onderdeel van de conditionaliteiten. De conditionaliteiten bestaan uit beheerseisen,
dat wil zeggen de verplichting om te voldoen aan bestaande EU- en nationale wetgeving,
en de goede landbouw- en milieucondities. Deze GLMC's kunnen voor het GLB specifieke
vereisten bevatten, terwijl vaak ook nationale wetgeving met dezelfde beleidsdoelen
van kracht is. Het voorstel van de Europese Commissie geeft lidstaten meer ruimte
om GLMC's te harmoniseren met nationale wetgeving. Daardoor kan stapeling van rapportageverplichtingen
of controles, die veel boeren als dubbel zullen ervaren, beperkt worden. Daarnaast
voorziet het voorstel in de aanwijzing van een «data governance body» om het digitale
systeem voor rapportage en gebruik van data verder te verbeteren. Door de uitwisseling
van data tussen systemen verder te verbeteren, moet de rapportagelast voor boeren
afnemen.
De leden van de BBB-fractie willen graag van de Minister weten of er wordt verwacht
dat Nederlandse boeren gebruik zouden kunnen maken van de voorgestelde aanpassing
voor GLMC 1. Voor de mogelijke aanpassing van de definitie van blijvend grasland willen
deze leden graag weten wanneer de uitkomsten van het onderzoek dat het kabinet wil
laten doen naar de voor- en nadelen van het toepassen van deze mogelijkheid worden
verwacht.
Antwoord
De keuze om de definitie van blijvend grasland aan te passen heeft niet alleen betrekking
op GLMC-1, maar heeft gevolgen voor de standaard voor blijvend grasland binnen het
gehele GLB. Het voorstel van de Europese Commissie is gericht op het voorkomen dat
grasland na het vierde jaar geploegd wordt, alleen om te ontlopen dat het aangemerkt
wordt als blijvend grasland. Vanuit de verordening is het toestaan van ploegen voor
de definitie van blijvend grasland altijd al optioneel geweest. Nederland heeft vanaf
het begin van de huidige GLB-periode gekozen voor een definitie van blijvend grasland
die ploegen toestaat. Blijvend grasland wordt niet langer gezien als blijvend grasland
in het geval er een vruchtrotatie plaatsvindt op het perceel. Als er sprake is van
een ploegverbod is dat op basis van specifieke voorwaarden, niet de algemene definitie
van blijvend grasland.
De leden van de BBB-fractie vinden het goed dat het kabinet kritisch is op het inzetten
van Europees landbouwbudget door lidstaten als sociale steun voor kleine boeren die
zeer beperkt bijdragen aan de Europese voedselvoorziening. Het GLB moet niet verworden
tot een verkapte subsidie voor terreinbeherende organisaties die al lang niet meer
tot doel hebben om bij te dragen aan de voedselvoorziening van Europa.
De BBB-fractie benadrukt dat de Europese GLB-gelden op een zo eenvoudig mogelijke
manier moeten worden ingezet om de landbouwproductie veilig te stellen en te verduurzamen.
Daarbij is het essentieel dat deze middelen daadwerkelijk terechtkomen bij de boeren
die verantwoordelijk zijn voor de land- en tuinbouwproductie.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie en reactie van de bewindspersoon
De PvdD-fractie verwelkomt de intentie van de EC om de administratieve lasten voor
landbouwers te verminderen en procedures te vereenvoudigen. Echter, deze leden zijn
kritisch over de inhoud van het huidige vereenvoudigingspakket, aangezien het risico
bestaat dat milieu- en dierenwelzijnsverplichtingen worden teruggeschroefd, terwijl
juist deze aspecten cruciaal zijn voor een duurzame en toekomstbestendige landbouw.
Deze leden benadrukken dat vereenvoudiging niet ten koste mag gaan van de bescherming
van natuur, milieu, dierenwelzijn en biodiversiteit. In het verleden hebben deze leden
zich altijd uitgesproken voor een GLB dat boeren ondersteunt bij de omslag naar een
duurzame, diervriendelijke en circulaire landbouw, in plaats van het faciliteren van
industriële landbouw die afhankelijk blijft van intensieve productie en schadelijke
praktijken.
Vermindering conditionaliteitseisen
De leden van de PvdD-fractie maken zich zorgen over het feit dat het conditionaliteitssysteem
niet meer van toepassing is op kleine landbouwers en biologische bedrijven automatisch
worden geacht te voldoen aan meerdere GLMC’s. Dit kan leiden tot een afname van milieubescherming,
tenzij aanvullende garanties worden ingebouwd voor de naleving van milieu- en dierenwelzijnsnormen.
Deze leden vragen hoe de Minister waarborgt dat vereenvoudiging niet ten koste gaat
van de bescherming van milieu, natuur, dierenwelzijn en biodiversiteit, zeker nu het
conditionaliteitssysteem wordt aangepast en biologische bedrijven automatisch worden
geacht aan meerdere GLMC’s te voldoen.
Antwoord
Voor kleine landbouwbedrijven en volledig biologische bedrijven geldt dat bij voorwaarden
binnen het conditionaliteitssysteem die gelijk zijn aan nationale regelgeving de voorwaarde
buiten het GLB blijft bestaan. Voorwaarden zoals de dierenwelzijnsnormen zijn geen
onderdeel van de GLMC’s maar de uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen (RBE’s)
binnen het conditionaliteitssysteem. De landbouwers blijven hieraan gehouden.
Eco-regelingen en landbouw-milieu-klimaat verplichtingen
Hoewel de leden van de PvdD-fractie steun voor biologische landbouw en dierenwelzijnsmaatregelen
toejuichen, vragen deze leden of de voorgestelde maatregelen voldoende ambitieus zijn
om de noodzakelijke transitie te versnellen. Kan de Minister dat bevestigen?
Antwoord
Het voorstel van de Europese Commissie zou kunnen bijdragen aan een individuele bedrijfskeuze
om te schakelen naar biologisch. Het omnibus-voorstel is echter met name gericht op
vereenvoudiging en versterking van het concurrentievermogen.
Administratieve lasten
De leden van de PvdD-fractie erkennen dat de administratieve lasten voor boeren te
hoog kunnen zijn, zeker in Nederland. Echter, vereenvoudiging mag niet leiden tot
minder transparantie of afnemende verantwoording over de inzet van publieke middelen.
Hoe ziet de Minister dat?
Antwoord
Ik hecht aan de verantwoording over de besteding van GLB-middelen op basis van prestaties.
De rapportage van output- en resultaatindicatoren verandert met het voorstel van de
Europese Commissie niet.
Voldoende maatregelen voor biologische en kleine boeren
De leden van de PvdD-fractie lezen dat het vereenvoudigingspakket specifieke maatregelen
bevat voor biologische boeren en kleine landbouwers. In hoeverre acht de Minister
deze maatregelen voldoende om deze groepen te ondersteunen? Wordt er ook voldoende
aandacht besteed aan de positie van gangbare boeren? Zo nee, welke aanvullende vereenvoudigingsmaatregelen
zijn volgens de Minister nodig voor deze groep?
Antwoord
Het voorstel van de Europese Commissie betreft veel verschillende onderdelen van het
GLB en ziet in brede zin op vereenvoudiging en stroomlijning van vereisten op het
boerenerf, op maatregelen ter bevordering van de concurrentiekracht en op meer flexibiliteit
voor lidstaten bij het beheer van de strategische GLB-plannen. Dat kan ook ten goede
komen aan andere land- en tuinbouwbedrijven die bijvoorbeeld investeringssteun ontvangen
of onderdeel zijn van een producentenorganisatie in de groenten- en fruitsector. Het
voorstel is geen koerswijziging van het GLB, dat gericht blijft op de ondersteuning
van landbouwbedrijven bij de ontwikkeling naar een meer duurzame bedrijfsvoering.
Ambitie en transitie
De leden van de PvdD-fractie vragen ten slotte in hoeverre het vereenvoudigingspakket
bijdraagt aan de noodzakelijke omslag naar een duurzame, diervriendelijke en circulaire
landbouw. Wat is de inzet van de Minister om te zorgen dat het GLB meer ondersteuning
biedt aan boeren die willen investeren in natuurinclusieve en diervriendelijke landbouw?
Antwoord
Het GLB is een breed beleidsinstrument dat meerdere doelen en werkwijzen dient. Een
veerkrachtige en weerbare agrarische sector staat daarbij voor mij centraal. Ik wil
het GLB-budget dusdanig inzetten dat het zowel boereninkomen ondersteunt, als dat
het bijdraagt aan de (inter)nationale opgaven rondom natuur, milieu, klimaat, diergezondheid,
dierenwelzijn en biodiversiteit. Ik steun dan ook het voornemen van de Europese Commissie
om ecosysteemdiensten en publieke diensten die boeren uitvoeren beter te belonen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorstellen
van de EC voor vereenvoudiging van het GLB en de positieve appreciatie van het kabinet.
Deze leden hebben nog enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie constateren dat de afgelopen jaren goed gebruik werd gemaakt
van de eco-regeling. Er was extra budget nodig om kortingen op de basispremie of eco-premies
te voorkomen. Die ruimte wordt ingeperkt door de staatssteunregels. Deze leden horen
graag of de Minister zich ervoor wil inzetten dat via de voorliggende Landbouwomnibus
ruimte wordt gecreëerd om nationaal extra middelen in te zetten voor de eco-regeling
om ongewenste kortingen in de basispremie en eco-premies te voorkomen.
Antwoord
De vergoedingen die ik kan geven voor de levering van ecosysteemdiensten in het kader
van de eco-regeling zijn gebaseerd op het principe van de gederfde (productie)inkomsten
en de gemaakte kosten, eventueel verhoogd met een vergoeding voor de transactiekosten.
De uitgangspunten voor de berekening van de hoogte van de steun zijn daarmee in lijn
met de WTO-verdragen inzake steun aan de landbouw. Voor een gelijk speelveld binnen
de Europese Unie vind ik het onwenselijk om de regels over aanvullende nationale financiering
van de eerste pijler (inkomenssteun en ecoregeling) te verruimen.
De leden van de SGP-fractie constateren dat niet alleen het GLB, maar ook de verouderde
en rigide Nitraatrichtlijn voor ongewenste regeldruk op het boerenerf zorgt. Deze
leden horen graag of de Minister de voorliggende Landbouwomnibus wil aangrijpen om
te pleiten voor versoepeling van aanpalende regelgeving en in het bijzonder voor snelle
en adequate herziening van de Nitraatrichtlijn.
Antwoord
Ja, ook in de discussie over de Landbouwomnibus zal ik benoemen dat aanpassing van
aanpalende regelgeving, zoals de Nitraatrichtlijn, nodig is om een vereenvoudiging
te bewerkstelligen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CU-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de CU-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het EU-voorstel
en het BNC-fiche. Deze leden hebben daarover enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de CU-fractie zouden de Minister allereerst willen vragen wat de Nederlandse
landbouwer tot 2027 gaat merken van dit GLB-vereenvoudigingsvoorstel. Deze leden zijn
dan ook teleurgesteld dat er geen degelijke impact-assessment is uitgevoerd door de
EC. Daarom vragen deze leden de Minister de gevolgen van dit voorstel voor de Nederlandse
agrarische sector in kaart te brengen per deelsector. Wat zijn de positieve en negatieve
gevolgen van het vigerende en voorgenomen beleid inzake het GLB op het vlak van landbouw,
klimaat, water, leefomgeving, biodiversiteit en landschap, per sector?
Antwoord
Het kabinet heeft in het BNC-fiche zo goed mogelijk geduid wat de gevolgen van de
voorstellen zijn voor de Nederlandse agrarische sector voor zover op dit moment kan
worden beoordeeld. Ik verwacht dat de voorstellen van de Europese Commissie over de
verschillende sectoren heen op zichzelf een beperkte impact zullen hebben. Verder
ben ik het met de Commissie eens dat de impact met name afhangt van de keuzes die
lidstaten maken naar aanleiding van de flexibiliteit die wordt geboden. Ik kan daar
nu niet op vooruitlopen en vind het in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van
de Europese Commissie om erop toe te zien dat de beleidsdoelen en het gelijke speelveld
gehandhaafd worden.
De leden van de CU-fractie vragen de Minister tevens hoe het voorstel met betrekking
tot betaling per grootvee-eenheid in eco-regelingen zich verhoudt tot de beleidsvoornemens
inzake grondgebondenheid. Ook vragen deze leden de Minister zich in te zetten op termijn
binnen het GLB ruimte te creëren om doelsturing vorm te geven. In dat kader achten
deze leden het van belang inzicht te verkrijgen in de impact van de aanpassingen op
het beoogde doelbereik om het nieuwe prestatiegerichte uitvoeringsmodel in stand te
houden.
Antwoord
De wijziging van de Europese Commissie geeft lidstaten de mogelijkheid om biologische
boeren een jaarlijkse betaling te geven voor de grootvee-eenheid die zij in het kader
van hun biologische bedrijfsvoering hebben. Binnen de integrale werkwijze van de eco-regeling
krijgen biologische boeren automatisch een gouden premie. Hierdoor heeft deze versoepeling
geen effect op de Nederlandse invulling van de eco-regeling. Het voorstel met betrekking
tot het laatste punt is hier daarom niet van toepassing. In het kader van stabiliteit
en voorspelbaarheid van de eco-regeling wijzig ik gedurende de huidige GLB-periode
niet de werkwijze van de eco-regeling. Wel ben ik aan het onderzoeken of doelsturing
via een GLB-pilot in de toekomst eventueel een rol kan spelen binnen het GLB.
De leden van de CU-fractie vragen de Minister wat de huidige stand van zaken is inzake
Europese instemming met financiering van onder andere de extensiveringsregeling door
bedrijven en financiële instellingen als banken. Welke mogelijkheden of belemmeringen
biedt dit vereenvoudigingsvoorstel?
Antwoord
Ter uitvoering van de motie Van Campen (VVD) c.s. (Kamerstuk 33 037, nr. 574) en de motie Grinwis (CU) c.s. (Kamerstuk 33 037, nr. 591) werk ik aan een extensiveringsregeling voor de melkveehouderij. Deze regeling valt
niet onder het GLB en daarom is het vereenvoudigingsvoorstel niet relevant voor deze
regeling. Daarnaast zal deze regeling moeten worden genotificeerd bij de Europese
Commissie. Om te zorgen dat de regeling past binnen het steunkader voor agromilieuklimaatverbintenissen,
wordt nader onafhankelijk onderzoek verricht. Op korte termijn zal Wageningen Social
and Economic Research hierover een rapport afronden. De inzet is dat de (pre-)notificatie
zo snel mogelijk kan starten, ik verwacht in juli. De regeling zou dan – als de (pre-)notificatie
voorspoedig verloopt en leidt tot goedkeuring door de Europese Commissie – in het
laatste kwartaal van 2025 gepubliceerd en opengesteld kunnen worden.
Daarnaast zal de zuivelsector rond 1 juli een concreet uitgewerkt voorstel voor de
private bijdrage aan de extensiveringsregeling aan mij voorleggen. Bij het (pre)notificeren
van de publieke regeling zal ook moeten worden aangegeven waar de private bijdrage
op ziet.
De leden van de CU-fractie vragen de Minister bovendien in de Raad te wijzen op de
gevolgen voor het speelveld binnen Europa. Gespecificeerd vragen deze leden de Minister
te wijzen op de verwachte besparing uit het werkdocument van de EC, dat 1,58 miljard
euro betreft, maar grotendeels bestaat uit besparing door de vereenvoudigde betaling
aan kleine landbouwbedrijven; namelijk 1,46 miljard euro. Ons land heeft naar verhouding
minder kleine landbouwbedrijven en maakt geen gebruik van deze interventie. Daarom
vragen deze leden de Minister ofwel te overwegen het nationale beleid anders vorm
te geven, met inpassing van een dergelijke interventie, ofwel te pleiten voor een
ruimere definitie van kleine landbouwbedrijven.
Antwoord
In Nederland geven landbouwers elk jaar hun percelen op voor de verplichte Landbouwtelling
in de Gecombineerde opgave, tegelijkertijd met de verplichte gegevens voor de mestwetgeving.
In dezelfde Gecombineerde opgave kunnen landbouwers subsidie aanvragen voor het GLB.
De aanvraag voor inkomenssteun levert op zichzelf weinig extra administratieve lasten
op. Daarom levert het voor de Nederlandse situatie weinig op om gebruik te maken van
de lumpsum betaling. Dat kan in andere lidstaten anders zijn. Het gelijke speelveld
vind ik daarbij wel een zorg, met name als het gaat om het voorstel waarbij kleine
landbouwbedrijven worden uitgezonderd van conditionaliteitscontroles.
De leden van de CU-fractie zijn positief gestemd over het voorstel om biologische
bedrijven automatisch te laten voldoen aan de meeste GLMC’s. Dit correspondeert goed
met de aanpak in de Nederlandse ecoregeling. Deze leden vragen de Minister met betrekking
tot het hanteren van bufferstroken (GLMC 4) door biologische landbouwers de EC te
verzoeken een inhoudelijke onderbouwing ten aanzien van het effect op de waterkwaliteit
aan het voorstel toe te voegen. Zodoende wordt het effect van deze maatregel op de
waterkwaliteit inzichtelijk en ontstaat de mogelijkheid nationale regelgeving omtrent
bufferstroken aan te passen. Zonder inzicht in dit effect kan deze maatregel in Nederland
immers niet worden toegepast in de praktijk.
Antwoord
De Commissie geeft in het voorstel aan dat het minder waarschijnlijk is dat uitspoeling
vanuit een perceel bij biologische gecertificeerde boeren een negatieve impact zal
hebben op de waterkwaliteit. Ik zal de EC verzoeken om een onderbouwing ten aanzien
van het effect op waterkwaliteit en zal dit betrekken bij het door mij aangekondigde
onderzoek naar de effectiviteit van bufferstroken (Kamerstukken 33 037, nr. 592).
De leden van de CU-fractie vragen de Minister ten slotte op Europees niveau te pleiten
voor flankerend beleid, waarbij maatregelen van andere Eurocommissarissen zoals Roswall
van Directorate-General Milieu worden betrokken bij de vormgeving van het nieuwe GLB.
Ook vragen deze leden de Minister zich in te zetten het GLB-budget te behouden met
het oog op verminderde strategische afhankelijkheid en Europese voedselzekerheid.
Deze leden verwachten bovendien verdere inzet op het verschuiven van middelen binnen
de eerste pijler van inkomenssteun naar de ecoregeling.
Antwoord
Ik vind het belangrijk dat het GLB herkenbaar en functioneel blijft, met voldoende
stimulerende werking en budget voor de GLB-doelen. Een integrale benadering met beleid
en stimulering van andere Directoraten zoals de leden voorstellen kan daarbij behulpzaam
zijn. Waar het kan wil ik mij daarvoor inzetten. Ik deel ook het belang van voedselzekerheid
en het voorkomen van strategische afhankelijkheid voor ons voedsel. Daar is Europees
beleid voor noodzakelijk. Bij de invulling van het nieuwe GLB zullen deze afwegingen
een rol spelen, om in combinatie met de andere doelen van het GLB een goed werkbaar
plan te presenteren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Aardema, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur -
Mede ondertekenaar
R.P. Jansma, griffier