Brief regering : Stand van Zakenbrief Herziening Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdienst
34 588 Regels met betrekking tot de inlichtingen- en veiligheidsdiensten alsmede wijziging van enkele wetten (Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 20.)
Nr. 94
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES EN VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 juni 2025
Op 23 oktober 2024 vond het debat over de herziening van de Wet op de inlichtingen-
en veiligheidsdiensten 2017 (Wiv 2017) plaats naar aanleiding van de eerder naar uw
Kamer verzonden hoofdlijnennotitie Herziening Wiv 2017.1 In deze hoofdlijnennotitie is, mede aan de hand van de aanbevelingen van de Evaluatiecommissie
Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 (ECW), richting gegeven aan de
voorgenomen wetsherziening. In het debat hebben wij uw Kamer toegezegd u uiterlijk
in juni 2025 te informeren over de stand van zaken van de wetsherziening. Gezien de
onverminderde urgentie van dit dossier doen wij u deze brief toekomen. In deze brief
informeren wij u ook over de invoeringstoets van de Tijdelijke wet onderzoeken AIVD
en MIVD naar landen met een offensief cyberprogramma, bulkdatasets en overige specifieke
voorzieningen (de Tijdelijke wet). Tot slot gaan we in op de stand van zaken van het
onderzoek dat is ingesteld naar aanleiding van de motie Van Nispen om de budgetten
van de CTIVD en de TIB mee te laten bewegen met de ontwikkeling van hun werklast.
Actuele stand van zaken op weg naar een nieuwe wet
De brede herziening van de Wiv 2017 is onverminderd urgent om onze vrijheid en veiligheid
te kunnen blijven beschermen tegen de verschillende dreigingen voor de nationale veiligheid.
Het kabinet streeft naar een nieuwe wet die aansluit bij de benodigde versterking
van slagkracht en wendbaarheid van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst
(AIVD) en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) met passende rechtsstatelijke
waarborgen die voldoen aan de grondwettelijke en Europeesrechtelijke vereisten. Daarbij
zal op een passende wijze worden voorzien in waarborgen, waaronder effectief en onafhankelijk
toezicht op de diensten. Naarmate de inbreuk op grondrechten groter is, zullen de
waarborgen die daar tegenover staan (waaronder toezicht) steviger zijn. Hierbij is
het ook van belang dat recht wordt gedaan aan de ministeriële verantwoordelijkheid
voor de taakuitoefening door de diensten en daarmee samenhangend de parlementaire
controle.
Sinds het debat op 23 oktober 2024 is de voorbereiding van de wetsherziening aan de
hand van verschillende inhoudelijke thema’s verder uitgewerkt. In dit proces wordt
ook nadrukkelijk gekeken naar relevante Europeesrechtelijke en/of technologische ontwikkelingen
en zijn de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD)
en de Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden (TIB)betrokken. Op dit moment wordt er
nog volop wordt gewerkt aan het uitwerken van de richtinggevende uitgangspunten van
de wet.
Mede gelet op de huidige geopolitieke ontwikkelingen en dreigingen waar Nederland
en zijn bondgenoten mee worden geconfronteerd, zal in de wetsherziening uitdrukkelijk
aandacht worden besteed aan het effectiever kunnen ondersteunen van de krijgsmacht.
Er wordt onder meer gekeken naar hoe de diensten militaire gegevens kunnen verwerven
op een wijze die past bij de noodzaak voor deze gegevens en de inbreuk die plaatsvindt
op grondrechten. Tegen die achtergrond wordt ook gekeken naar het actualiseren van
benodigde grondslagen voor samenwerking met partners, medeoverheden, kennisinstellingen
en bedrijven.
Een van de richtinggevende uitgangspunten is het voornemen om in de nieuwe Wiv niet
langer het (inlichtingen)middel dat de diensten inzetten bepalend te laten zijn voor
de voorwaarden waaronder de bevoegdheid kan worden uitgeoefend. In veel gevallen hangt
namelijk de mate van de inbreuk op grondrechten niet af van het middel, maar van de
specifieke context waarin de gegevens worden verworven en opgeslagen, de aard van
de gegevens, het gebruik en de verwerking van de gegevens, en de resultaten die verkregen
kunnen worden. Het loslaten van de instrumentele benadering uit de huidige wet bouwt
voort op de koers die reeds met de Tijdelijke wet is ingezet; voor bepaalde onderzoeken
gelden andere waarborgen dan bij andere onderzoeken. Als zodanig sluit deze zienswijze
aan bij de vraag die ook vanuit uw Kamer is gesteld om te bezien of voor specifieke
onderzoeken gedifferentieerd kan worden in de van toepassing zijnde voorwaarden en
waarborgen.
Wat de inrichting van het toezichtstelsel betreft, geldt dat het stelsel moet voldoen
aan Europeesrechtelijke eisen en moet aansluiten bij de aard en dynamiek van het werk
van de diensten, zonder daarbij de effectiviteit van de toetsing en het toezicht te
ondermijnen. Er is op dit moment nog geen definitieve keuze gemaakt over de wijze
waarop de ex ante toetsing wordt ingericht, en hoe dit zich verhoudt tot het toezicht.
Met uw Kamer zijn drie scenario’s besproken; 1) het scenario waarbij bij de ex ante-toets
wordt belegd bij de rechtbank (in plaats van bij de TIB), 2) het scenario van geïntegreerd
toezicht, waarin de TIB en CTIVD opgaan in één organisatie en 3) het scenario waarin
de inrichting van het stelsel zo blijft als thans in de Tijdelijke wet. Met de TIB
en CTIVD worden gesprekken gevoerd over de invulling van het stelsel, zodat hun zienswijze
bij de uiteindelijke besluitvorming kan worden betrokken. Vanwege de complexiteit
van dit vraagstuk is de Afdeling Advisering van de Raad van State om voorlichting
gevraagd omtrent de positie van klachtbehandeling in het stelsel. Dit advies zal mede
richting geven aan de voorliggende keuze.
De komende maanden werken we, mede aan de hand van uitvoeringstoetsen, de ervaringen
met de Tijdelijke wet en met betrokkenheid van onder andere de CTIVD en de TIB, toe
naar een wetsvoorstel dat gereed is voor consultatie. In de context van de internationale
dreiging en in het belang van de nationale veiligheid blijft het demissionaire kabinet
ernaar streven het wetsvoorstel begin 2026 voor consultatie aan te bieden gevolgd
door de adviesaanvraag bij de Afdeling advisering van de Raad van State.
Invoeringstoets Tijdelijke wet
Tijdens het debat van 23 oktober 2024 is aan uw Kamer toegezegd de eerste resultaten
van de invoeringstoets Tijdelijke wet, die per 1 juli 2024 in werking is getreden,
in deze brief te verwerken. Echter, vanwege de huisvestingsproblematiek bij de CTIVD
waarover uw Kamer eerder is geïnformeerd2, werd de Tijdelijke wet het afgelopen jaar nog niet volledig toegepast. Inmiddels
kunnen de bevoegdheden voor bulkdatasets, stomme tap, verkennen bij hacken en (verkennen
bij) OOG-interceptie worden ingezet. Voor de bevoegdheid (verkennen bij) OOG-interceptie
wordt op dit moment nog geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot het delen van
ongeëvalueerde gegevens met het buitenland. Daarnaast heeft de CTIVD aangegeven vanaf
juni 2025 in staat te zijn om adequaat bindend toezicht te houden op een beperkt aantal
operaties van beide diensten. De beroepsprocedure bij de Afdeling bestuursrechtspraak
van de Raad van State, die met de Tijdelijke wet in het stelsel is geïntroduceerd,
is een keer doorlopen.
Al met al zijn de ervaringen die tot op heden zijn opgedaan met de Tijdelijke wet
nog niet compleet. We hebben er daarom voor gekozen om niet nu, maar eind 2025 de
resultaten van de invoeringstoets aan uw Kamer te sturen. Naar verwachting zijn de
resultaten dan meer volledig. Zoals reeds opgemerkt, worden de ervaringen met de Tijdelijke
wet doorlopend betrokken bij het uitwerken van de wetsherziening. Ook na het opleveren
van het rapport met de belangrijkste inzichten die volgen uit de invoeringstoets blijven
de diensten de Tijdelijke wet gedurende de gehele looptijd evalueren en monitoren.
Als de resultaten van de invoeringstoets of monitoring daar aanleiding toe geven,
houden we daar in de verschillende stadia van het wetgevingsproces rekening mee.
Stand van zaken naar aanleiding van de motie Van Nispen
Voor wat betreft de voorgenomen budgettaire taakstelling van 22% in de begroting 2025
van het Ministerie van Algemene Zaken waar de CTIVD3 niet op was uitgezonderd melden wij het volgende. Na aanneming van amendement Van
Nispen en Six Dijkstra (Kamerstuk 36 600 III, nr. 5), is deze taakstelling voor de CTIVD voor 2025 teruggedraaid. Op 26 november 2024
is uw Kamer per brief (Kamerstuk 36 600 III, nr. 10) geïnformeerd dat de financiële taakstelling 2026 voor de CTIVD ook wordt teruggedraaid
en naar evenredigheid zal worden gedekt vanuit de begrotingen van de Ministeries van
AZ, BZK en DEF. Bij suppletoire begroting is besloten om een deel van de terugdraaiing
voor het jaar 2026 alvast mee te nemen (€ 150 duizend). Het resterende deel volgt
in de begroting 2026. Tevens is met een extern onderzoek gekeken naar de vraag hoe
de CTIVD en de TIB in de toekomst mee kunnen bewegen met de ontwikkeling van hun werklast.4 Dit onderzoek bevindt zich op dit moment in de afrondende fase. De presentatie en
de besluitvorming van het rapport wordt deze zomer vastgesteld. Het resultaat hiervan
zal zijn beslag krijgen in de begroting van 2026.
Deze brief wordt verstuurd mede namens de Minister-President en de Minister van Justitie
en Veiligheid,
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J.J.M. Uitermark
De Minister van Defensie,
R.P. Brekelmans
Indieners
-
Indiener
J.J.M. Uitermark, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Medeindiener
R.P. Brekelmans, minister van Defensie