Brief regering : Verzamelbrief Natuur juni 2025
33 576 Natuurbeleid
Nr. 451
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN LANDBOUW, VISSERIJ, VOEDSELZEKERHEID EN NATUUR
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 juni 2025
Het kabinet is sinds 3 juni jl. demissionair. Desondanks wil ik me de komende tijd
onverminderd blijven inzetten voor de boeren, vissers en de natuur. Er liggen immers
grote opgaven die niet kunnen wachten tot een nieuw kabinet is aangetreden. Ik zal
hierbij uw Kamer goed blijven betrekken. Ook op het gebied van natuur liggen er grote
uitdagingen de komende tijd, zoals de in het hoofdlijnenakkoord afgesproken herijking
van de Natura2000-gebieden, de vergunningverlening rondom luchthavens, verbetering
van de natuurmonitoring, de implementatie van de natuurherstelverordening, de bescherming
van onze weidevogels, de aanpak van de wolf en nog veel meer. Op 19 juni 2025 staat
het Commissiedebat Natuur gepland. Ik ga dan graag met u in debat over deze opgaven
en mijn inzet voor de komende tijd.
Voorafgaand aan het Commissiedebat Natuur informeer ik hierbij uw Kamer over een aantal
onderwerpen in mijn portefeuille natuur, waaronder over de stand van zaken van door
de Kamer aangenomen moties en aan de Kamer gedane toezeggingen. Naast deze brief,
die over verschillende onderwerpen gaat, stuur ik de Kamer voorafgaand aan het debat
ook een aparte brief over het wolvenbeleid.
De volgende onderwerpen komen in deze brief aan bod:
• Landelijke Natura 2000-doelen
• Stand van zaken uitvoering maatregelen inbreukprocedure Vogelrichtlijn inzake de grutto
• Natuur verweven in de samenleving
• Ombuiging nationale parken
• Uitvoering motie-Kostic (vervolg)
• Soorten
• Vergunningverlening garnalenvisserij
Landelijke Natura 2000-doelen
Eerste beeld resultaat terinzagelegging Landelijke doelen
In het hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat er geen nationale koppen op Europees
beleid komen en dat bestaande koppen zo mogelijk geschrapt worden. Ik blijf mij hiervoor
inzetten. In de verzamelbrief van maart 2025 (Kamerstuk 33 576, nr. 443) informeerde ik uw Kamer over de actualisatie van de landelijke Natura 2000-doelen.
Deze update is nodig om aan internationale richtlijnen te kunnen voldoen en om volgend
jaar een Natuurplan te kunnen maken in het licht van de Natuurherstelverordening.
De huidige doelen uit 2006 zijn namelijk verouderd en onvoldoende concreet.
De internetconsultatie waarbij iedereen zijn mening kan geven over de vernieuwde landelijke
doelen is gestart op 9 april 2025 en gesloten op 1 juni 2025. In de zomermaanden wordt
gewerkt aan de beantwoording van de ingebrachte zienswijzen. In het najaar van 2025
verwacht ik de vernieuwde doelen te kunnen vaststellen.
De vernieuwde doelen wil ik concretiseren en afbakenen tot het niveau dat minimaal
noodzakelijk is om aan de bestaande Europese afspraken te voldoen. Er zal geen sprake
zijn van nationale koppen, niet bij de doelen vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn
en ook niet bij de doelen vanuit de Natuurherstelverordening.
Beleidskader doelwijziging
In het regeerprogramma heeft het inmiddels demissionaire kabinet zich voorgenomen
de bestaande mogelijkheden om tot aanpassing van Natura 2000-doelen te komen te verduidelijken.
Ik heb daartoe een Beleidskader Doelwijziging laten opstellen, dat naar verwachting
in juni wordt gepubliceerd op natura2000.nl. Het Beleidskader Doelwijziging geeft
aan hoe de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden kunnen worden aangepast
binnen de bestaande jurisprudentie, richtsnoeren en interpretatie. Het beleidskader
doelwijziging beschrijft dus welke flexibiliteit van de Natura 2000-doelen er is.
Dit helpt provincies en departementen met beheerverantwoordelijkheid voor Natura 2000-gebieden
(zoals IenW en Defensie) om aanpassingen van doelen (herijking) voor te stellen. Zo
kunnen zij beheersinspanningen effectiever inzetten en kunnen robuustere natuurgebieden
ontstaan.
Stand van zaken inbreukprocedure Vogelrichtlijn inzake de grutto
Op 25 juli 2024 heeft de Europese Commissie (EC) in de vorm van een aanmaningsbrief
aangegeven een inbreukprocedure te starten omdat Nederland niet voldoet aan de verplichtingen
onder de Vogelrichtlijn door onvoldoende maatregelen te nemen om de grutto te beschermen.
Op 22 november 2024 is de reactie op de aanmaningsbrief aan de EC verstuurd. Op dit
moment ben ik in afwachting van de reactie van de EC. Hier staat geen vaste termijn
voor. Naar verwachting komt de EC deze zomer met een reactie.
Maatregelen ter bescherming van de grutto
In de Kamerbrief van 25 maart 2025 (Kamerstuk 33 576, nr. 441) heb ik u gemeld dat ik samen met provincies en het Ministerie van Infrastructuur
en Waterstaat aan de slag ben met een pakket aan maatregelen, waaronder het toevoegen
van een instandhoudingsdoelstelling voor de grutto aan 25 bestaande Vogelrichtlijngebieden.
De instandhoudingsdoelstellingen zijn opgenomen in wijzigingsbesluiten. Ik ben van
plan op korte termijn deze besluiten in ontwerp ter inzage te leggen. Momenteel breng
ik in beeld wat er mogelijk is aan optimalisatie op het gebied van grondbeleid en
-mobiliteit in het kader van weidevogelbeheer. Samen met de Nationale Grondbank (NGB)
onderzoek ik op welke wijze de NGB ingezet kan worden bij de bescherming van weidevogels
waaronder de grutto. Ik werk aan de uitwerking van het LVVN-grondbeleid. Daarin zal
een overzicht van instrumenten worden opgenomen met daarbij aangegeven welke voor
weidevogelbeheer beschikbaar zijn. Ook spreek ik met provincies over hoe ik hen ten
aanzien van de inzet op het verminderen van de predatiedruk kan ondersteunen. Met
de middelen uit het startpakket voor agrarisch natuurbeheer1 kan er onder meer gewerkt worden aan uitbreiding en versterking van het leefgebied
van de grutto. Als ondersteunende maatregel bekijk ik in een pilot of en hoe «headstarting»
(het uitbroeden van eieren en vervolgens uitzetten van de kuikens) kan bijdragen aan
een toename van de grutto (broed)populatie, wat de kosten zijn van een mogelijke grootschalige
toepassing en in welke situaties en onder welke voorwaarden deze maatregel kan worden
benut. Ik zet met andere departementen, medeoverheden en andere stakeholders de uitwerking
voort van maatregelen ter bescherming van de grutto, onze nationale vogel.
Natuur verweven in de samenleving
Natuurinclusief en klimaatadaptief bouwen
Er wordt gewerkt aan de motie van Van Campen-Bromet (Kamerstuk 35 334, nr. 304), waarin een verzoek aan de regering wordt gedaan om samen met provincies een handreiking
op te stellen waarmee provincies en gemeenten natuurinclusieve en klimaatadaptieve
woningbouwprojecten kunnen vergunnen.
In de motie wordt gerefereerd aan de relatie tussen natuurinclusieve en klimaatadaptieve
woningbouw en de Wet Natuurbescherming, inclusief bijbehorende vergunningverlening.
Deze relatie is door het Ministerie van LVVN nader onderzocht. Daarbij is geconstateerd
dat natuurinclusief en klimaatadaptief bouwen geen directe bijdrage levert aan het
verminderen van stikstofuitstoot (emissies) in het kader van de Natura 2000-activiteit
en dat deze manier van bouwen voor deze activiteit geen extra ruimte voor vergunningverlening
oplevert. Een ander aspect van de vergunningverlening gaat over de gevolgen van de
activiteit voor dieren en planten (flora- en fauna-activiteit). Dit gaat, zoals benoemd
in de motie, over de staat van instandhouding van soorten. Op dit onderdeel kan natuurinclusieve
woningbouw wel een positieve bijdrage leveren. Nader onderzoek is nodig om inzichtelijk
te maken wat de potentiële bijdrage is voor dit aspect van de vergunningverlening.
Ik verken dat nu.
De motie Von Martels-Bromet (Kamerstuk 35 570 XIV, nr. 27) verzoekt om samen met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties
te onderzoeken of natuurinclusief bouwen opgenomen kan worden in het Bouwbesluit.
De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening heeft op 18 februari 2025
(Kamerstuk 32 847, nr. 1286) een brief naar de Kamer gestuurd. Ik verwijs u naar deze brief en beschouw deze
motie daarmee als afgedaan.
Publicatie WEnR rapport «Concretisering natuurinclusieve landbouw»
Eerder heeft mijn voorganger het rapport «Maatregelen natuurinclusieve landbouw»2 aan uw Kamer toegestuurd (Kamerstuk 33 576, nr. 114)3. Dit is opgepakt door boeren, ketenpartijen, maatschappelijke organisaties en provincies
vanuit hun belangstelling voor landbouw die zowel voedsel produceert als een extra
bijdrage levert aan het behalen van maatschappelijke doelen. Zo zijn er diverse provincies
die stimulerend beleid hebben of ontwikkelen voor dit type boerenbedrijven. Terreinbeherende
organisaties werken graag samen met dit type boerenbedrijven om, in en nabij hun natuurgebieden.
Ook werken (keten)partijen samen om vraag en aanbod van dit soort landbouw bij elkaar
te brengen, bijvoorbeeld via het stimuleren van korte ketens en landbouwinclusieve
natuur. Hierbij zijn er diverse ambitieniveaus, zodat elk bedrijf dat daarvoor interesse
heeft stappen kan zetten. Uit het veld kwam de wens om de systematiek concreter uit
te werken om beter afspraken te kunnen maken over stimulerende bovenwettelijke maatregelen.
Wageningen University & Research en Louis Bolk Instituut hebben dit nu, in wisselwerking
met stakeholders en op basis van wetenschappelijke inzichten, gedaan voor de akkerbouw
en melkveehouderij. Ik stuur u hierbij de onderzoeksrapportage «Concretisering natuurinclusieve
landbouw» (bijlage) die recent is gepubliceerd. De concretisering helpt ook om de
potentiële bijdrage van landbouw aan maatschappelijke opgaven te onderbouwen.
Ombuiging nationale parken
De gehele overheid heeft te maken met een financiële taakstelling. Daaruit moeten
keuzes voortvloeien, elke euro kan immers maar één keer worden uitgegeven. Ik wil
kort ingaan op de overwegingen voor de ombuiging op nationale parken. Het demissionaire
kabinet staat voor grote opgaven en werkt aan een leefomgeving waar natuur en economische
ontwikkeling elkaar versterken. Daarbij wordt ingezet op verbetering van de natuur
waar dat het hardst nodig is. We werken op verschillende manieren aan het verbeteren
van natuur en biodiversiteit, binnen de afgesproken kaders. Het demissionaire kabinet
wil tegelijkertijd de samenhang met andere maatschappelijke opgaven bewaken, zoals
voedselzekerheid, woningbouw, defensie en energietransitie. De nationale parken hebben
daarbij voor dit demissionaire kabinet minder financiële prioriteit. Met de Voorjaarsnota
2025, gevolgd door de 1e suppletoire begroting, heeft het demissionaire kabinet concreet besloten om een ombuiging
op het budget voor de nationale parken door te voeren van cumulatief € 23,7 miljoen
voor de periode 2026 tot en met 2030. Dit heeft tot gevolg dat vanaf 2026 het budget
voor natuureducatie in de Nationale Parken komt te vervallen en dat vanaf 2027 de
ondersteuning van individuele parken stopt.
Uitvoering motie-Kostic (vervolg)
In de recente Kamerbrief over de implementatie van de Natuurherstelverordening (Kamerstuk
33 576, nr. 444) heb ik laten weten op welke wijze ik invulling geef aan de motie van het lid Kostic
(Kamerstuk 21 501-08, nr. 942). Ik heb hierbij onder andere verwezen naar Interdepartementaal Beleidsonderzoek
(IBO) Biodiversiteit, waarin een uitgebreid overzicht is opgenomen van de bestaande
internationale en Europese verplichtingen en de stand van zaken met betrekking tot
de realisatie ervan. Ook heb ik verwezen naar het impact assessment ten behoeve van
de Natuurherstelverordening.
Aanvullend hierop wij is ik erop dat ik uw Kamer op 25 maart het Nederlandse Biodiversiteitsplan
(NBSAP) heb toegestuurd (Kamerstuk 26 407, nr. 155). Daarin staat een overzicht van de stand van zaken met betrekking tot de 23 doelen
uit het Global Biodiversity Framework (GBF) van het VN-Biodiversiteitsverdrag (CBD),
en de wijze waarop wij hieraan in Nederland vorm willen geven.
In het kader van de Natuurherstelverordening (NHV) ben ik bezig om op een rij te zetten
hoe de doelen uit de NHV zich verhouden tot het bestaande beleid en de lopende programma’s.
In het najaar informeer ik de Kamer nader over de stand van zaken met betrekking tot
de NHV.
Over de stand van de natuur rapporteren Rijk en provincies jaarlijks aan de Kamer
via de Voortgangsrapportage Natuur. De meest recente verscheen in december 2024. Daarnaast
wordt dit jaar de zes-jaarlijkse rapportage in het kader van de Vogelrichtlijn en
Habitatrichtlijn naar Brussel gestuurd (en daarna openbaar gemaakt).
Soorten
Zeehonden
De Tweede Kamer heeft een motie aangenomen die vraagt om herziening van het Zeehondenakkoord
inzake de 24 uurstermijn voor noodhulp aan zogende zeehondenpups zonder moeder (motie
van het lid Graus, Kamerstuk 28 286, nr. 1370).
Zoals eerder aangegeven (Kamerstuk 28 286, nr. 1377, p. 4–5) laat ik aanvullend onderzoek doen, specifiek gericht op ervaringen met de
24-uurstermijn en dat ik laat bezien of hierover betrouwbare data beschikbaar zijn
om duidelijke uitspraken te kunnen doen. Op dit moment is dit onderzoek nog niet afgerond.
Ook wil ik de resultaten van het onderzoek bespreken binnen het Zeehondenoverleg.
Dit vergt meer tijd. Na de zomer zal ik de resultaten van het onderzoek, samen met
een appreciatie op de tussentijdse evaluatie van het Zeehondenakkoord toesturen aan
de Kamer.
Uitheemse rivierkreeften
In de verzamelbrief Natuur van maart 2025 (Kamerstuk 33 576, nr. 443) heb ik aandacht besteed aan het feit dat uitheemse rivierkreeften wijdverspreid
zijn en niet meer geëlimineerd kunnen worden in het verbonden en uitgebreide watersysteem
van Nederland. Maatregelen kunnen daarom in de meeste Nederlandse wateren er op zijn
best op gericht zijn om dichtheden van uitheemse rivierkreeften te verlagen, zodat
de negatieve effecten van uitheemse rivierkreeften verminderen. In dezelfde verzamelbrief
Natuur heb ik aangegeven dat ik bij de aanpak van invasieve exoten, dus ook van uitheemse
rivierkreeften, prioriteit geef aan maatregelen die bijdragen aan biodiversiteits-doelstellingen
van de Vogel- en Habitatrichtlijnen en de Natuurherstelverordening. Dat betekent dat
mijn inzet niet reikt tot maatregelen tegen uitheemse rivierkreeften in de regionale
wateren waar waterschappen het beheer voeren. Ik ben in gesprek met de Unie van Waterschappen,
IenW en IPO over het verdere traject op basis van de uitkomsten van het juridische
onderzoek, dat ik in de vorige Verzamelbrief Natuur toegelicht heb.
Er is op dit moment nog geen onderbouwd en bewezen totaalbeeld over hoe een (kosten)effectieve
beheersingsaanpak voor uitheemse rivierkreeften eruit zou kunnen zien. Wel is duidelijk
dat door bevissing de uitheemse rivierkreeften alleen met grote inspanning en hoge
kosten tijdelijk en lokaal kunnen worden onderdrukt. Als het vangen wordt gestaakt,
keert de populatie tot de oude dichtheid terug, inclusief de negatieve effecten. Volgens
waterbeheerders en onderzoekers is het combineren van verschillende maatregelen het
meest kansrijk om uitheemse rivierkreeften te onderdrukken. De aandacht ligt op het
verbeteren van het ecologisch evenwicht om de watersystemen beter weerbaar te maken
tegen uitheemse rivierkreeften. Binnen het programma Ontwikkeling Beheersingsaanpak
Uitheemse Rivierkreeften (OBUR) gaan de betrokken overheden en stakeholders werken
aan het ontwikkelen van een oplossing om de uitheemse rivierkreeften zo goed mogelijk
onder controle te krijgen. Het demissionair kabinet is van plan om, indien uw Kamer
instemt met de 1e suppletoire begroting van LVVN, € 9,2 miljoen toe te kennen aan invasieve exoten
(verdeeld over 2025 en 2026). Ik ben in gesprek met de provincies over hoe we deze
middelen samen zo effectief mogelijk kunnen inzetten. Ik wil een klein deel van deze
middelen inzetten om binnen het programma OBUR tot een geschikte effectieve aanpak
te komen. Ik wil daarmee gericht kennis en ervaring genereren over de kosteneffectiviteit
van maatregelen, naast de kennis en ervaring die de afgelopen jaren binnen het onderzoeksprogramma
van het programma OBUR al opgedaan is.
Vergunningverlening garnalenvisserij
In de voorgaande Verzamelbrief Natuur van 31 maart jl. is ingegaan op de aanstaande
vergunningverlening voor de garnalenvisserij. Inmiddels in de inspraakprocedure op
de ontwerpvergunningen doorlopen. Op deze ontwerpvergunningen is onder andere door
diverse natuurorganisaties met een zienswijze gereageerd. Die heb ik zorgvuldig gewogen
en van een inhoudelijke reactie voorzien. Ik zal op 18 juni aanstaande overgaan tot
de definitieve vergunningverlening. Daarmee wordt ook de huidige gedoogsituatie beëindigd.
Ik beschouw daarmee de motie van Van der Plas e.a. (Kamerstuk 36 600 XIV, nr. 25), voor wat betreft het onderdeel «vergunningverlening», als afgedaan. Ook is daarmee
de toezegging van mijn ambtsvoorganger (2023A06477) zoals gedaan in het commissiedebat Tuinbouw, visserij en biotechnologie van 8 februari
2024, gestand gedaan.
De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, J.F. Rummenie
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.F. Rummenie, staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur