Brief regering : Voortgangsbrief Jeugd
31 839 Jeugdzorg
Nr. 1087
                   BRIEF VAN DE STAATSSECRETARISSEN VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 juni 2025
Te veel kinderen en gezinnen in kwetsbare situaties wachten nu te lang op passende
                  jeugdzorg. Zij zijn de dupe van de toenemende druk op de jeugdzorg: 1 op de 7 kinderen
                  maakt gebruik van jeugdzorg. Het stelsel is overbelast en kinderen die echt jeugdzorg
                  nodig hebben, bijvoorbeeld bij zware depressies of eetstoornissen moeten hier vaak
                  te lang op wachten. Terwijl snelle hulp juist dan belangrijk is om te voorkomen dat
                  problematiek verergert.
               
Kinderen moeten weerbaar en veilig kunnen opgroeien zodat zij kunnen omgaan met de
                  uitdagingen in het leven. Dit vraagt iets van de gehele samenleving. Van ouders, familie,
                  van vrienden en kennissen, maar ook van scholen, sportclubs, etc. Meedenken en steun
                  bieden vanuit het informele netwerk en basisvoorzieningen kan veel meer en beter benut
                  worden. Als hulpvragen complexer worden of niet meer met hulp van bekenden kunnen
                  worden opgelost, kunnen deze worden besproken met het lokale team dat gezinsgericht
                  kijkt wat nodig is.
               
Stevige keuzes zijn nodig om te zorgen dat er goede basisvoorzieningen zijn en dat
                  (specialistische) jeugdzorg beschikbaar is voor de kinderen en gezinnen in de meest
                  kwetsbare situaties. Zo kunnen we ervoor zorgen dat zij tijdig passende hulp ontvangen
                  en het jeugdzorgstelsel houdbaar blijft voor de toekomst.
               
De opgave is groot en vereist een stevige verandering. Van het inkopen tot het leveren
                  van ondersteuning en zorg. En we moeten nog meer luisteren naar kinderen en ouders
                  zelf: wat hebben zij nodig in hun dagelijkse leven om – al dan niet met lichte ondersteuning
                  of na een jeugdzorgtraject – weer zelf met steun uit de eigen omgeving verder te kunnen?
                  Met gemeenten, aanbieders, professionals en cliënten(organisaties) hebben we in de
                  Hervormingsagenda Jeugd afgesproken wat hiervoor nodig is en wordt op verschillende
                  niveaus (landelijk, regionaal en lokaal) hard gewerkt aan de uitvoering hiervan.1
Dit voorjaar is weer een cruciale stap gezet: uw Kamer heeft het wetsvoorstel Verbetering
                  beschikbaarheid jeugdzorg – dat bijdraagt aan de verbetering van de beschikbaarheid
                  van (hoog)specialistische jeugdzorg – aangenomen. De datum van inwerkingtreding (voor
                  de meeste onderdelen van de wet) is zo spoedig mogelijk. Ook de transformatie van
                  de gesloten jeugdzorg vindt gestaag plaats. Het aantal kinderen in de gesloten jeugdzorg
                  daalt, het aantal alternatieven groeit en kwaliteitskaders hiervoor zijn in ontwikkeling.
               
Tegelijkertijd realiseren we ons dat nog niet alle kinderen en ouders hier vandaag
                  of morgen iets van merken. We voelen de urgentie om zo snel mogelijk tot verbetering
                  te komen, de aanpak aan te scherpen en te intensiveren, om ervoor te zorgen dat zij
                  dit wel gaan merken. Extra inzet op de volgende punten is daarom nodig:
               
1. Betere samenwerking in het sociaal domein om problemen in huishoudens, dus op verschillende domeinen, vroegtijdig aan te pakken
                        en gezinnen zo goed mogelijk te ondersteunen. Zo kunnen we de instroom in jeugdzorg
                        zoveel mogelijk voorkomen. We zien immers samenhang tussen kenmerken van ouders en
                        huishoudens en het gebruik van jeugdhulp. Zo weten we dat ouders van jongeren met
                        jeugdzorg vaker niet op hetzelfde adres wonen vergeleken met alle Nederlandse jongeren
                        en dat de hoogste percentages jongeren met jeugdhulp te vinden zijn binnen de 20%
                        laagste huishoudinkomens. Het is nodig meer naar de oorzaken van problemen in gezinnen
                        te kijken en die – waar mogelijk – aan te pakken. Maar het is ook belangrijk dat de
                        jeugdsector zelf meer gezinsgericht gaat werken en dat zij aanwezig zijn op plekken
                        waar kinderen en ouders dagelijks komen, zoals de school. Zo kunnen we kinderen en
                        gezinnen sneller en beter helpen.
                     
2. Als jeugdzorg toch nodig is, dan is deze zo licht als mogelijk, zo zwaar als nodig en van goede kwaliteit. Dit betekent dat we op een andere manier naar hulpvragen
                        moeten kijken en ook op zoek moeten naar oplossingen buiten de jeugdzorg. Dit vraagt
                        anders werken van zowel de partijen die werkzaam zijn in het jeugddomein, als de samenleving
                        als geheel. Wat dit inhoudt en betekent, daarover willen we nadere afspraken maken
                        met de sector. Het wetsvoorstel «reikwijdte» moet deze beweging uiteindelijk steunen
                        en waarborgen. Dit is ook het doel van het Richtinggevend Kader Toegang, lokale teams
                        en integrale dienstverlening voor gemeenten en het Convenant Stevige lokale teams
                        dat onder regie van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) wordt opgesteld.
                     
3. Verbetering van de kwaliteit van de geboden jeugdhulp. Het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) geeft aan dat op dit
                        moment ongeveer één op de vijf kinderen die jeugdzorg krijgen daardoor beter geholpen
                        is.2  Voor de overige kinderen is dit minder evident. Zij blijven bijvoorbeeld lang in
                        het systeem of gaan van de ene hulp naar de andere. Verbetering van de kwaliteit is
                        nodig. Dit vraagt o.a. om alternatief, beter passend aanbod, zo dicht mogelijk bij
                        huis en gezinsgericht, meer groepsgerichte hulp wat de vraag naar individuele hulp
                        kan verminderen en betere samenwerking tussen partijen.
                     
4. Beter in balans brengen van de vraag en het aanbod van jeugdhulp. Het aanbod van lichte hulp is momenteel (te) groot en leidt tot een
                        toename van de vraag naar jeugdhulp – aanbod schept immers vraag. Tegelijkertijd is
                        er voor complexe zorgvragen soms juist weinig aanbod beschikbaar waardoor kinderen
                        hiervoor te lang op een wachtlijst staan. We willen met gemeenten en sector gaan bekijken
                        wat er nodig is in de inkoop en contractering van zorg om de gewenste beweging naar
                        voren te realiseren. Dit kan leiden tot aanvullende of verdere invulling van het wetsvoorstel
                        reikwijdte en/of het Convenant Stevige lokale teams.
                     
5. We zetten stevig in op het verbeteren van het inzicht in de werking van het stelsel. Ook gaan we de voortgang van de Hervormingsagenda
                        nauwkeuriger volgen om strakker te kunnen sturen op het bereiken van de doelen van
                        de Hervormingsagenda: jongeren groeien weerbaar op, we bieden tijdig passende hulp
                        aan kinderen en gezinnen in kwetsbare situaties en zorgen dat het jeugdzorgstelsel
                        houdbaar blijft voor de toekomst. Dat betekent dat we nog meer gaan doen om de beschikbaarheid
                        en kwaliteit van data te verbeteren.
                     
Hiermee geven we ook invulling aan het advies van de Deskundigencommissie, die bevestigt
                  dat we met de Hervormingsagenda op de goede weg zijn, maar dat meer nodig is om de
                  instroom in de jeugdzorg te beperken en de jeugdzorg te verbeteren.3, 4 Wij zijn de Deskundigencommissie zeer erkentelijk voor haar waardevolle advies. Het
                  schetst een helder beeld van wat nodig is. Daarmee geeft het duidelijk richting aan
                  de maatregelen die de komende periode moeten worden genomen.
               
Op dit moment voeren wij gesprekken met betrokken partijen uit de Vijfhoek (vertegenwoordigers
                  van cliënten, professionals, jeugdzorgaanbieders, gemeenten en het Rijk) over de extra
                  beheersmaatregelen. Wat vraagt dit van elk van de partijen? Streven is dat er in de
                  zomer van 2025 een «routekaart» ligt waarin de stappen staan die we de komende periode
                  gaan zetten.
               
Extra geld en aanvullende maatregelen
Het kabinet heeft voor de periode 2025–2027 cumulatief 3 miljard euro extra beschikbaar
                  gesteld voor de jeugdzorg en gemeenten. De komende periode praten Rijk en VNG nog
                  door over de eventuele compensatie voor de uitgaven van gemeenten aan jeugdzorg in
                  de jaren 2023–2024. Uiterlijk deze zomer van dit jaar trekt het demissionaire kabinet
                  hierover conclusies. Daarnaast versterkt het demissionaire kabinet de beheers- en
                  inhoudelijke maatregelen uit de Hervormingsagenda Jeugd en neemt aanvullende beheersmaatregelen
                  die o.a. moeten bijdragen aan de houdbaarheid van het stelsel. Zo wordt een wetsvoorstel
                  voorbereid ter invoering van de eigen bijdrage voor jeugdhulp. Ook worden maatregelen
                  voorbereid voor de sturing op trajectduur en zorgintensiteit. Deze maatregelen helpen
                  om bewuster te kijken naar welke hulp passend en effectief is. Bij de uitwerking is
                  zoals altijd uiteraard oog voor gezinnen in kwetsbare posities.
               
We volgen de voortgang goed en sturen waar nodig bij met het oog op het behalen van
                  onze doelen. We verbinden kpi’s aan onze afspraken en zijn hierop afrekenbaar. We
                  zien al veel goede voorbeelden in het land. Het is belangrijk dat we die opschalen,
                  dat regio’s en gemeenten van elkaar leren en werkende elementen al op korte termijn
                  worden toegepast. Daarin zien wij ook een rol voor onszelf door de goede voorbeelden
                  onder de aandacht te brengen en andere regio’s en gemeenten te stimuleren om dit over
                  te nemen.
               
Kind- en gezinsbescherming
De noodzaak van een beter stelsel van kind- en gezinsbescherming, om hulp en bescherming
                  aan gezinnen en huishoudens die in een onveilige situatie verkeren te verbeteren,
                  blijft onverminderd groot. Daarom blijven we ons samen met de VNG inzetten op de gezamenlijke
                  doelstelling om in een eerder stadium betere hulp en bescherming te bieden, gericht
                  op samenwerking en gelijkwaardigheid en met minder organisaties in de keten. Concreet
                  betekent dit stevige wijkteams die oog hebben voor veiligheidsvraagstukken bij zowel
                  jeugdigen als volwassenen, en een regionaal veiligheidsteam met expertise en specifieke
                  taken dat met deze wijkteams samenwerkt.
               
Zo werken wij aan de herziening van het jeugdzorgstelsel en een beter stelsel van
                  kind- en gezinsbescherming. In deze brief gaan we nader in op de hier bovengenoemde
                  lijnen en resultaten.
               
Hervorming Jeugdzorg
Voorkomen dat jeugdzorg nodig is, de jeugdzorg zelf verbeteren en houdbaar maken voor
                  de toekomst, vraagt om stevige keuzes en een hervorming van het stelsel. Maar bovenal
                  vraagt dit een andere manier van denken over jeugdzorg en anders handelen. De Hervormingsagenda
                  Jeugd bevat een groot aantal afspraken dat deze «beweging naar voren» concreet moet
                  maken en nu nader geprioriteerd en geïntensiveerd wordt. In deze paragraaf wordt de
                  voortgang toegelicht.
               
1. Gezinsgericht werken en samenwerking in sociaal domein om jeugdhulp te voorkomen
Problemen van gezinnen op andere levensdomeinen, zoals onderwijs, bestaanszekerheid,
                  veiligheid en wonen, leiden met enige regelmaat tot een beroep op jeugdhulp. Jeugdhulp
                  is effectiever of soms niet of minder nodig wanneer er samenhang is met hulp en ondersteuning
                  aan ouders op andere levensgebieden. Het is daarom essentieel dat op meerdere levensdomeinen
                  wordt ingezet. Dit draagt bij aan het wegnemen en verminderen van de (structurele)
                  oorzaken die leiden tot de instroom naar jeugdhulp.
               
Het Rijk gaat daarom, samen met de VNG, een brede agenda sociaal domein ontwikkelen
                  waarin de domein overstijgende gezinsaanpak centraal staat. Hierin wordt nadrukkelijk
                  de verbinding gelegd tussen onderwijs, bestaanszekerheid, hulp en ondersteuning. Eind
                  2025 zijn de contouren van deze agenda gereed. Ook zoeken we vanuit het Ministerie
                  van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Ministerie van Justitie en Veilligheid
                  (JenV) nadrukkelijk de samenwerking op met andere departementen, gemeenten en stakeholders
                  rondom een aantal vraagstukken. Zo werken we samen met de Ministeries van BZK, OCW
                  en SZW aan een interdepartementale aanpak om gezinnen in een kwetsbare positie meer
                  integraal en daarmee beter te ondersteunen. De Staatssecretaris Participatie en Integratie
                  (SZW) informeert uw Kamer over de voortgang in de brief over het programma Armoede
                  en Schulden.
               
Ter ondersteuning van integraal werken verwijzen wij in deze context ook graag naar
                  het Wetsvoorstel aanpak meervoudige problematiek sociaal domein (Wams) (Kamerstukken 36 295). Dit wetsvoorstel moet de gelijktijdige inzet van hulp uit andere domeinen ondersteunen.
                  Het wetsvoorstel is in behandeling bij uw Kamer. Tijdens het commissiedebat GGZ/ Suïcidepreventie
                  van 15 april jl. is aangekondigd dat er voor de zomer een brief over dit wetsvoorstel
                  naar uw Kamer wordt gestuurd.
               
Het is daarnaast belangrijk dat in de praktijk steeds meer wordt gekeken naar wat
                  gezinnen nodig hebben, in plaats van (alleen) naar het kind. Op deze manier kunnen
                  problemen sneller bij de kern worden aangepakt. Een (financiële) stabiele thuissituatie
                  en een sterke sociale basis zijn essentieel, zodat kinderen gezond, veilig en kansrijk
                  kunnen opgroeien. De verschillende trajecten en programma’s in de aanpalende domeinen
                  dragen hieraan bij en daarmee tegelijk ook aan het terugdringen van de instroom in
                  de jeugdzorg. Denk hierbij aan programma’s zoals Participatiewet in balans en inclusief
                  onderwijs.
               
Maatschappelijke dialoog
Als 1 op de 7 jeugdigen jeugdhulp ontvangt, dan is er iets aan de hand in onze samenleving.
                  Dat kan en mag niet normaal gevonden worden. Hoe kunnen we gezinnen beter ondersteunen
                  en wanneer accepteren we dat bepaalde situaties en problemen bij het leven horen en
                  wanneer niet? Daarover gaat de maatschappelijke dialoog die we met alle relevante
                  partijen in de samenleving voeren.
               
Het voeren van een open gesprek met jeugdigen en hun omgeving over wat jongeren nodig hebben om (mentaal) gezond op te groeien is hierbij belangrijk.
                  Welke ideeën hebben jongeren zelf om bijvoorbeeld prestatiedruk, stress en eenzaamheid
                  te verminderen? Wij zijn in gesprek gegaan5
                   met jongeren over wat er speelt en welke oplossingen er zijn om mentale klachten te verminderen.
                  Mede op basis van deze gesprekken zijn we ervan overtuigd dat veel oplossingen voor
                  opvoedvragen en mentale problemen buiten de jeugdzorg te vinden zijn; in het normale
                  leven, in de buurt en in de wijk en op school.
               
Ter ondersteuning bij de maatschappelijke dialoog is op 17 maart jl. het concept PRAATPOWER6 gelanceerd. Via PRAATPOWER worden scholen, gemeenten, verenigingen, wijkteams én
                  jongeren geholpen zelf deze gesprekken vorm te geven. Inmiddels zijn de eerste dialogen
                  al gevoerd: UNICEF, MIND Us en gemeente Amsterdam zijn op 11 februari met jongeren
                  in gesprek gegaan over een veilige en gezonde online omgeving en op 10 april gingen
                  jongeren van mbo-school Aventus in Deventer in gesprek met docenten, studieloopbaanbegeleiders
                  en beleidsmakers over mentale gezondheid. Deze gesprekken zijn enerverend en leveren
                  waardevolle input op.
               
Ook is eind mei het online platform mentale gezondheid voor jongeren en jongvolwassenen
                  live gegaan (www.injebol.nl). Het platform is een samenwerking van 7 organisaties waaronder MIND, MIND Us en
                  de Kindertelefoon en biedt betrouwbare informatie over mentale gezondheid en verschillende
                  vormen van ondersteuning voor jongeren en jongvolwassenen met beginnende mentale klachten.
                  Het platform komt hiermee tegemoet aan de wens van jongeren naar één plek met betrouwbare
                  en toegankelijke informatie over mentale gezondheid.
               
Ook professionals worden uitgenodigd om het gesprek aan te gaan over wat anders kan en moet. Zowel
                     onderling als ook met ouders, jongeren en werkgevers, gemeenten en het Rijk. Dit om
                     de gewenste beweging te realiseren. Het is belangrijk dat ook bij hen een cultuurverandering
                     plaatsvindt. Zo moet om gezinnen te ondersteunen ook steeds meer worden gekeken naar
                     oplossingen buiten de zorg, omdat die effectiever kunnen zijn dan het bieden van (alleen)
                     zorg. De Samenwerkende Beroepsverenigingen Jeugd (SBJ) spelen hierin een verbindende
                     en stimulerende rol.
                  
We roepen ook gemeenten en andere partijen op dit gesprek vooral lokaal met hun inwoners te voeren. De Deskundigencommissie
                     geeft immers aan dat lokale steunstructuren hiervoor het beste kunnen worden benut.
                  
In de praktijk:
De gemeente Pijnacker-Nootdorp heeft begin dit jaar een campagne «Anders zijn is heel
                        normaal» gelanceerd. De komende tijd zien ouders en verzorgers van kinderen in de
                        basisschool leeftijd deze boodschap terugkomen op posters, flyers en andere communicatiemiddelen
                        vanuit de school of opvang. Doel is bewustwording te vergroten dat het niet altijd
                        nodig is om een label zoals ADHD, autisme of hoog sensitiviteit op een kind te plakken.
                        Soms is een heel andere oplossing dan jeugdhulp, de beste oplossing. Het kan ouders
                        helpen om vragen of zorgen te bespreken met bekenden, zoals familie, vrienden of de
                        buren. Kinderen van groep 7 en 8 krijgen lesmateriaal aangeboden, waarmee wordt stilgestaan
                        bij de mentale gezondheid van deze kinderen. Later dit jaar wordt de campagne ook
                        via andere media uitgerold.
                     
Vanuit het Rijk blijven wij deze boodschap en de dialoog de komende tijd uitdragen.
                  VWS deelt veel goede voorbeelden via verschillende mediakanalen zoals https://www.voordejeugdenhetgezin.nl/hervormingsagenda-jeugd/maatschapp….
               
2. Jeugdhulp zo licht als mogelijk, zo zwaar als nodig
Als hulp of ondersteuning toch nodig is, dan is deze zo licht als mogelijk, zo zwaar
                  als nodig en van goede kwaliteit. Dit betekent dat we op een andere manier naar hulpvragen
                  moeten gaan kijken en ook op zoek moeten naar oplossingen buiten de zorg. Dit geldt
                  zowel voor de partijen die werkzaam zijn in de zorg, als de samenleving als geheel.
               
Bij de uitvoering van de Hervormingsagenda hanteren we de volgende uitgangspunten:
– We weten allemaal dat vragen en problemen horen bij opvoeden en opgroeien. Idealiter
                           is er altijd iemand in de buurt die je om advies kunt vragen. Bijvoorbeeld iemand
                           uit je eigen sociale netwerk, iemand op school of bij de sportvereniging. Dat hoeft
                           niet altijd een expert te zijn.
                        
– Ook willen we dat áls er een hulpvraag ligt, de jeugdige en het gezin ergens laagdrempelig
                           terecht kunnen met deze vraag (zoals het lokale team) en dat zij daar de benodigde
                           hulp en ondersteuning kunnen ontvangen zonder direct doorverwezen te hoeven worden.
                        
– Dit vraagt om een verbetering van de sociale en fysieke omgeving waarin kinderen en
                           jongeren opgroeien: een sterke pedagogische basis met algemene, vrij toegankelijke
                           voorzieningen nabij huis en laagdrempelige en toegankelijke stevige lokale teams,
                           waardoor de veerkracht van gezinnen en jeugdigen kan worden versterkt.
                        
– Wordt de vraag of benodigde jeugdhulp toch complexer? Dan kan er consultatie gevraagd
                           worden bij de aanvullende (specialistische) jeugdhulp, waarbij de regie bij het gezin
                           blijft.
                        
– Het is heel belangrijk dat bij het verkennen van mogelijke oplossingen voor een hulpvraag
                           naar de bredere context van het gezin wordt gekeken. Niet alleen naar de jeugdigen,
                           maar ook naar de omgeving. Jeugdhulp is lang niet altijd passend; ondersteuning van
                           de ouders via bijvoorbeeld schuldhulpverlening of inzet van volwassenen-ggz kan effectiever
                           zijn.
                        
– De hulp hoeft ook niet altijd een-op-een te worden geboden. Er zijn diverse voorbeelden
                           van groepsgewijze interventies die effectief, zo niet effectiever zijn dan individuele
                           interventies.
                        
– Mocht specialistische jeugdhulp nodig zijn, dan moet zorgvuldig worden beoordeeld
                           welke jeugdhulp passend is en op welke manier deze wordt ingezet. En wordt rekening
                           gehouden met de context van het gezin waarin het kind opgroeit. En ook hier is het
                           belangrijk het (informele) netwerk te blijven betrekken.
                        
Deze werkwijze wordt ondersteund met het wetsvoorstel «Reikwijdte». Het Convenant
                  Stevige lokale teams dat onder regie van de VNG wordt opgesteld maakt ook onderdeel
                  uit van dit pakket. Uw Kamer heeft een groot aantal moties7 aangenomen die de wenselijkheid van deze beweging onderstrepen en vragen om de maatregelen
                  met grote urgentie uit te werken. Wij omarmen de oproep in deze moties volledig. Ook
                  het advies van de Deskundigencommissie Van Ark wordt hier volop bij betrokken. Daarnaast
                  is ook met de VNG afgesproken om dit pakket aan maatregelen te intensiveren. Op dit
                  moment zijn we aan de slag met de voorbereidingen van het wetsvoorstel, waarin ook
                  de lokale teams een plaats krijgen.
               
Hoofdelementen wetsvoorstel Reikwijdte
Er wordt op volle kracht gewerkt aan het wetsvoorstel Reikwijdte om het zo spoedig
                  mogelijk aan uw Kamer te kunnen aanbieden. In intensieve afstemming met de partijen
                  uit de Vijfhoek (vertegenwoordigers van cliënten, professionals, jeugdzorgaanbieders,
                  gemeenten en het Rijk) wordt de inhoud van het wetsvoorstel vormgegeven. We zetten
                  alles op alles om het wetsvoorstel zo snel mogelijk in internetconsultatie te doen.
                  Deze internetconsultatie is nadrukkelijk bedoeld om te toetsen of het wetsvoorstel
                  dat er dan ligt de gewenste veranderingen in de praktijk zal faciliteren en zal een
                  aantal specifieke vragen bevatten. Parallel aan de internetconsultatie wordt een aantal
                  dialoogsessies georganiseerd met o.a. cliënten(vertegenwoordigers), gemeenten, aanbieders
                  en professionals. Afhankelijk van de ontvangen reacties, de uitkomsten van de diverse
                  toetsen en het advies van de Raad van State, verwachten wij in de loop van 2026 het
                  wetsvoorstel bij uw Kamer in te dienen. In opmaat naar de komende internetconsultatie
                  nemen wij u alvast mee in de hoofdlijnen van het wetsvoorstel.
               
De huidige Jeugdwet bevat een verplichting voor gemeenten om te jeugdhulp in te zetten
                  wanneer een jeugdige dat nodig heeft. Op dit moment betreft dit een open norm, waarbij
                  niet is gedefinieerd of ingekaderd wat dit precies inhoudt. Dit leidt in de praktijk
                  tot een zeer versnipperd landschap met onwenselijke verschillen tussen gemeenten.
                  Hierdoor weten de jeugdige en ouders maar ook gemeenten en aanbieders niet waar men
                  aan toe is. Dit is één van de oorzaken voor de grote stijging van jeugdhulp.8 In het wetsvoorstel Reikwijdte wordt deze open norm ingevuld en wordt de toegang
                  tot de jeugdhulp beter ingericht door een scherpere selectie aan de poort.
               
Er wordt overwogen de volgende elementen uit te werken in een wetsvoorstel:
– Gemeenten hebben reeds de verplichting om op lokaal niveau een beleidsplan op te stellen
                        hoe zij de sociale en pedagogische basis willen invullen. Het voornemen is om een
                        minimumniveau van pedagogische basisvoorzieningen vast te leggen. Dit verkleint lokale
                        verschillen en zorgt ervoor dat jeugdigen en ouders beter weten waar ze op kunnen
                        terugvallen. Dit wordt nader uitgewerkt met o.a. cliënten(vertegenwoordigers), gemeenten,
                        aanbieders en professionals. Hierbij wordt gedacht aan voorzieningen zoals:
                     
○ Welzijnswerk, waaronder het jongerenwerk.
○ Laagdrempelige inloop- en ontmoetingsplekken met groepsgericht aanbod voor jeugdigen
                              en ouders.
                           
○ Informele steun.
○ Preventieve maatwerkinterventies van de Jeugdgezondheidszorg.
Daarnaast wordt verplicht om een visie op te stellen over de pedagogische basis in
                        samenwerking met alle relevante partijen zoals jeugdigen, onderwijs, lokale teams,
                        kinderopvang en jeugdgezondheidszorg in de gemeente.
                     
– Kern van het wetsvoorstel is de verplichting dat iedere gemeente een stevig lokaal
                        team heeft, waar inwoners laagdrempelig terecht kunnen met hun opgroei-, opvoedvragen
                        en vragen over mentale gezondheid en ook zelf hulp kunnen bieden (zie ook paragraaf
                        over lokale teams).
                     
– Het nu veelomvattende begrip jeugdhulp wordt nader gedefinieerd. Het voornemen is
                        onderscheid aan te brengen tussen (pedagogische) basisvoorzieningen, basishulp (die
                        wordt geboden door of namens lokale teams) en aanvullende jeugdhulp. De bedoeling
                        is dat er een sterke eerste lijn komt waarbij aanvullende hulp alleen wordt ingezet
                        wanneer dat nodig is:
                     
○ Basishulp is de hulp (door lokale teams) die in de directe leefomgeving voor jeugdigen
                              en ouders beschikbaar is. Er wordt nog uitgewerkt of deze voorzieningen zoveel mogelijk
                              vrij toegankelijk kunnen worden geboden door het lokale team wanneer jeugdigen of
                              ouders bij het lokale team komen met een hulpvraag. Basishulp kan bijvoorbeeld bestaan
                              uit extra ondersteuning aan een jeugdige op school of aan het team op school of bij
                              de kinderopvang of een aantal gesprekken met een professional van een lokaal team
                              bij opvoedvragen. Het gaat over het algemeen om kortdurende trajecten, maar ook langdurige
                              begeleiding in geval van een gezin met een kind met een chronische/levenslange, levensbrede
                              beperking kan onder basishulp vallen. Zo nodig kan de expertise van een specialist,
                              worden geraadpleegd. Het goed omschrijven van basishulp is nog volop onderwerp van
                              gesprek met het veld.
                           
○ Het idee is dat (basis)hulp zo flexibel mogelijk wordt ingezet zodat de zorg constant
                              aansluit bij de behoefte van een jeugdige en het gezin. Bijvoorbeeld als een jeugdige
                              na een traject bij een specialistische aanbieder nog wel laagdrempelige ondersteuning
                              nodig heeft (zogeheten waakvlam ondersteuning). De motie Van den Hil (VVD) nemen we
                              hierin mee.9
○ In de Jeugdwet wordt verduidelijkt dat basisvoorzieningen en basishulp voorliggend
                              zijn aan aanvullende jeugdhulp. Dit betekent dat aanvullende jeugdhulp alleen kan
                              worden ingezet als er geen passende (preventieve) basisvoorziening (op het gebied
                              van o.a. sport, cultuur, welzijn, jeugdgezondheidszorg of jongerenwerk) of basishulp
                              (via ondersteuning door lokaal team) beschikbaar is. Daarnaast is het uitgangspunt
                              dat de hulp en ondersteuning zoveel mogelijk groepsgericht worden aangeboden, tenzij
                              een individuele aanpak passender is. Het aanbod kan ook digitaal worden vormgegeven,
                              mits de kwaliteit passend is.
                           
○ In sommige gevallen is meer aan de hand en zijn de voorzieningen in de pedagogische
                              basis of de basishulp door het lokale team niet toereikend. Dan is aanvullende (specialistische)
                              jeugdhulp nodig. We bekijken hoe we de aanvullende hulp nader kunnen beschrijven.
                              Het betreft in ieder geval minimaal de regionaal in te kopen vormen van jeugdhulp,
                              zoals opgenomen in het ontwerp besluit Verbetering beschikbaarheid jeugdhulp.
                           
– De toeleiding naar jeugdhulp wordt duidelijker omschreven:
○ Bij het beoordelen of een gezin hulp of ondersteuning nodig heeft, is het belangrijk
                              te kijken naar de brede context en wat een gezin of jeugdige hierin zelf kan doen.
                              Bijvoorbeeld met behulp van het eigen netwerk. Ook is het belangrijk dat gemeenten
                              dit op eenzelfde manier doen. Daarom worden de begrippen «eigen kracht» en «gebruikelijke
                              zorg» in de Jeugdwet gedefinieerd. Van eigen kracht is sprake wanneer de eigen mogelijkheden
                              en het probleemoplossend vermogen van ouders en/of andere verzorgers/opvoeders, dan
                              wel van hun sociale netwerk, toereikend is om de hulp te bieden die past bij de ondersteuningsvraag
                              van de jeugdige.
                           
○ Aanvullende jeugdhulp wordt alleen ingezet wanneer dat noodzakelijk is. Of aanvullende
                              jeugdhulp noodzakelijk is, is afhankelijk van de aard en ernst van de problematiek
                              en de eigen mogelijkheden, het probleemoplossend vermogen en de toereikendheid van
                              het netwerk van de jeugdige. Op deze manier krijgen ouders met veelvoorkomende opgroei-
                              en opvoedvragen passende hulp vanuit de eerste lijn en wordt aanvullende hulp alleen
                              ingezet voor jeugdigen en gezinnen in de meest kwetsbare situaties. De beoordeling
                              hiervan is uiteraard aan een deskundige professional, op basis van hun beroepscodes
                              en kwaliteitsstandaarden.
                           
○ Ook wordt onderzocht hoe gemeenten en professionals ondersteund kunnen worden bij
                              de beoordeling of aanvullende jeugdhulp nodig is door aanvullend op het voorgaande
                              punt (ernstcriterium) een «afwegingsproces» in de Jeugdwet op te nemen. Dit komt ten
                              goede aan de rechtszekerheid van de jeugdige en ouders en voorkomt rechtsongelijkheid
                              tussen gemeenten.
                           
Circa 35% van de doorverwijzing naar (specialistische) jeugdhulp verloopt via huisartsen10. Daarom is in de Hervormingsagenda Jeugd ingezet op sterkere samenwerking tussen
                              huisartsen en gemeenten. Hierover zijn we met huis- en jeugdartsen in gesprek.
                           
Zoals gezegd heeft dit wetsvoorstel grote urgentie. Tegelijkertijd is zorgvuldigheid
                  belangrijk. De afgelopen maanden zijn daarom veel gesprekken gevoerd met diverse belanghebbenden.
                  Hieruit komt een aantal vraagstukken naar voren. Enerzijds geven partijen aan grote
                  behoefte te hebben aan sturing met een verzoek om duidelijke kaders en definities
                  vanuit het Rijk en anderzijds zijn diverse partijen juist huiverig voor deze kaders
                  omdat zij vrezen voor een beperking van de professionele autonomie en onnodige schotten
                  in het stelsel. Daarnaast bestaat bij een aantal partijen de wens om meer beschikkingsvrij
                  te werken om het hulpverleningsproces zo flexibel mogelijk in te richten. Tegelijkertijd
                  is een beschikking nodig om de rechtszekerheid en rechtsbescherming van inwoners te
                  borgen. We belopen een zorgvuldig proces met de betrokken partijen om te komen tot
                  een voorstel dat bijdraagt aan verbetering van het jeugdstelsel.
               
Stevige lokale teams
Het lokale team speelt een belangrijke rol bij de hervorming van het jeugdhulpstelsel.
                  We zien in het land diverse voorbeelden van stevige (integrale) lokale teams, zoals
                  in Amsterdam, Deventer, Groningen, Nijmegen, Den Haag, Oudewater/Montfoort, Sliedrecht,
                  Utrecht, Woudenberg en Zwolle. Deze gemeenten laten zien dat lokale teams in staat
                  zijn laagdrempelig te werken waardoor ze dicht bij de inwoner komen te staan en vanuit
                  de hulpvraag van het gezin op zoek gaan naar een integrale oplossing. Zij laten zien
                  dat dit werkt voor de jeugdige en het gezin. Het is belangrijk dat gemeenten die nog
                  verder afstaan van het richtinggevend kader, zich verder ontwikkelen met behulp kennis
                  en ervaring van gemeenten die hier al verder mee zijn. Verder kunnen zij ondersteund
                  worden via de ondersteuningslijn stevige lokale teams van de VNG (OZJ). Zodat steeds
                  meer gemeenten jeugdigen en gezinnen steeds beter helpen. Het doel is dat alle gemeenten
                  gaan werken met stevige, multidisciplinaire lokale teams voor jeugdhulp en Wet maatschappelijke
                  ondersteuning 2015.
               
In de praktijk
De Sociale Wijkteams in Zwolle, in dienst van de gemeente, zijn teams met professionals
                        met diverse expertise (vanuit Jeugd, Wmo 2015, participatie, leerplicht, welzijn,
                        etc.) om integrale hulp te kunnen bieden aan gezinnen en huishoudens. De opdracht
                        aan lokale teams (o.a. om meer op te lossen in de sociale basis en zelf hulp te bieden)
                        sluit goed aan op de kenmerken uit het richtinggevend kader voor toegang, lokale teams
                        en integrale dienstverlening in het sociaal domein11. Op 16 mei 2025 heeft gemeente Zwolle, samen met de Hogeschool Viaa, het platform
                        sociaal domein en het Nederlands Jeugdinstituut, een leerbijeenkomst georganiseerd
                        met 160 professionals, beleidsmakers en bestuurders uit ruim dertig gemeenten met
                        de centrale vraag: wat maakt het jeugdbeleid echt effectief?12.
                     
In opvolging van het richtinggevend kader voor toegang, lokale teams en integrale
                  dienstverlening in het sociaal domein13 werkt VNG aan het Convenant Stevige lokale teams, waarbij de betrokken partijen vastleggen
                  wat ze van elkaar mogen verwachten als het gaat om de inrichting van lokale teams.
                  In tegenstelling tot wat eerder is gemeld, wordt de ondertekening van dit convenant
                  in het najaar van 2025 verwacht. Het Verkenningsinstrument Toegang (VIT) is ontwikkeld14 en met dit instrument kunnen gemeenten zelf zien waar ze staan ten opzichte van dit
                  kader en welk ondersteuningsaanbod beschikbaar is. De VNG ondersteunt (via de ondersteuningslijn
                  stevige lokale teams) gemeenten in de ontwikkeling richting stevige lokale teams.
                  Onder meer via voorlichting, advies en daadwerkelijke ondersteuning en coaching door
                  transformatiecoaches. Inmiddels zijn 108 gemeenten geholpen, waarvan een deel met
                  advies en voorlichting zelf aan de slag kon, diverse gemeenten met coaching trajecten
                  zijn gestart waarvan inmiddels ook trajecten zijn afgerond. Daarnaast zijn er werkpakketten
                  stevige lokale teams15 opgeleverd. Deze werkpakketten bevatten kennis uit onderzoek en praktijk om de basis
                  van een stevig lokaal team neer te zetten. Gemeenten kunnen hier zelf mee aan de slag,
                  of gebruik maken van de hulp die wordt geboden. Op 31 maart jl. heeft VNG hierover
                  een webinar georganiseerd die door meer dan 300 deelnemers vanuit gemeenten is gevolgd.
                  Verder organiseert de Associatie Wijkteams leernetwerken voor professionals in lokale
                  teams op thema’s zoals veiligheid en de sociale basis.
               
Vanuit het programma Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming16 is het werkpakket Werken aan veiligheid ontwikkeld. Het is een hulpmiddel voor gemeenten
                  en uitvoeringsorganisaties om een passende opdracht aan het lokale team te geven die
                  gericht is op het werken aan veiligheid.
               
Samenwerken met informele steun
Momenteel zijn er 1.800 professionals opgeleid in de Jouw Ingebrachte Mentor (JIM)-aanpak
                  om samen te werken met informele steunfiguren. Er zijn intussen 14 jeugdhulporganisaties
                  aangesloten bij de JIMpact.17 Dit is een mooie ontwikkeling voor jeugdigen in de jeugdzorg die meer gebruik willen
                  maken van het eigen netwerk of de informele steunfiguur.
               
In de praktijk
Samen Oplopen voor gezinnen in kwetsbare situaties
Samen Oplopen (onder meer in de gemeente Zeist) ondersteunt gezinnen in kwetsbare
                        situaties met een unieke combinatie van informele steun en professionele begeleiding.
                        De interventie biedt maatwerk en brede ondersteuning op alle levensgebieden – thuis,
                        dichtbij en laagdrempelig. De aanpak sluit aan bij moeilijk bereikbare gezinnen en
                        leidt in 88% van de gevallen tot afschaling van professionele hulp. Samen Oplopen
                        versterkt de veerkracht van gezinnen, bevordert sociale cohesie én sluit aan bij Kansrijke
                        Start voor een gezonde eerste 1.000 dagen van een kind. Stichting Samen Oplopen begeleidt
                        gemeenten en lokale organisaties bij de uitvoering en borging van de aanpak, die wordt
                        uitgevoerd door een lokaal wijk- of welzijnsteam. De interventie is opgenomen in de
                        databank Effectieve Sociale Interventies van Movisie.
                     
Jeugdigen met levenslange en levensbrede ondersteunings- en zorgvraag
Jeugdigen (en hun ouders) met een levenslange en levensbrede ondersteunings- en zorgvraag
                  hebben een specifieke zorg- en ondersteuningsbehoefte. Om deze zorg en ondersteuning
                  voor hen te verbeteren, wordt ingezet op:
               
– Toegankelijk en beschikbaar maken van kennis. NJi en Kenniscentrum LVB hebben eind
                        2024 een eerste overzicht gemaakt van de kennis die beschikbaar is over de doelgroep
                        jeugdigen met een levenslange en levensbrede ondersteunings- en zorgvraag. Dit overzicht
                        wordt samen met de Zorg en ondersteuning Evaluatie Tool (ZET-tool) gebruikt om bij
                        gemeenten te onderzoeken hoe zij kunnen worden ondersteund in het bieden en organiseren
                        van deze ondersteuning en zorg. In tegenstelling tot wat wij eerder hebben gemeld
                        worden de resultaten in het vierde kwartaal verwacht.
                     
– De ontwikkeling van een toekomstgericht perspectiefplan. Hier kan aan de hand van
                        lange termijn-doelstellingen de benodigde zorg en ondersteuning worden vormgegeven.
                        Ook hiervan worden de resultaten in het vierde kwartaal verwacht.
                     
– Verdere implementatie van het VN-verdrag Handicap. We sluiten aan bij de maatregelen
                        die worden genomen in de werkagenda van de Nationale Strategie VN-verdrag Handicap.
                        Het streven is om de werkagenda voor de zomer naar uw Kamer te sturen.
                     
Financieringsmodel
Het is belangrijk om de juiste prikkels in het stelsel te brengen die de beweging
                  naar de voorkant stimuleren. Eén van de instrumenten die hieraan kan bijdragen, is
                  het nieuwe financieringsmodel dat per 1 januari 2029 in werking zal treden.
               
3. Verbetering kwaliteit jeugdzorg – zorg die daadwerkelijk helpt
Jeugdigen en ouders moeten erop kunnen vertrouwen dat de zorg die zij ontvangen passend
                  is en hen daadwerkelijk helpt. Jeugdigen en ouders vormen een toetssteen voor kwaliteit:
                  wanneer voegt de hulp waarde toe in hun leefwereld? De hulp hoeft niet altijd een-op-een
                  te worden geboden, meer dan eens zijn groepsgewijze interventies effectiever. Residentiële
                  jeugdhulp willen we zoveel mogelijk voorkomen. Waar residentiële jeugdhulp toch nodig
                  is, gaan we deze verder transformeren naar een zo thuis mogelijke, regionaal georganiseerde
                  kleinschalige vorm.
               
Kwaliteit en blijvend leren
Beroepsverenigingen, opleidingen en jeugdhulporganisaties werken in de praktijk voortdurend
                  aan het verbeteren van kwaliteit van de jeugdhulp. Professionals moeten gefaciliteerd
                  worden om bestaande kennis toe te passen in de praktijk, in een lerende omgeving.
                  Daartoe is de werkorganisatie Kwaliteit en Blijvend Leren (KBL) opgericht en vertegenwoordigt
                  alle perspectieven in het jeugdveld. In de werkorganisatie werken inhoudsdeskundigen
                  vanuit het perspectief van jongeren en ouders, professionals, organisaties, gemeenten,
                  kennis, onderzoek en innovatie met elkaar samen. KBL heeft de afgelopen periode gewerkt
                  aan een Leeragenda. In co-creatie met het werkveld zijn vijf overkoepelende thema’s
                  geprioriteerd waarop het KBL-netwerk samen wil leren én doen. Dit zijn de thema’s:
               
– Sociale basis.
– Kwaliteit en leren in lokale teams.
– Samenwerking tussen gezin en alle betrokkenen onderling.
– Lerend werken aan transformatie residentiële hulp.
– Jeugdhulp die werkt.
De leeragenda geeft meerjarig richting aan het netwerk en de leeractiviteiten op weg
                     naar verandering: doen wat werkt en niet meer doen wat niet werkt. Het geeft ook richting
                     aan de onderzoeksprogrammering in het jeugdveld.
                  
Ook heeft KBL overzicht gebracht in de huidige kwaliteitsproducten (richtlijnen, zorgstandaarden,
                     generieke modules en kwaliteitskaders) en geeft momenteel richting aan vereenvoudiging
                     en harmonisatie hiervan. Zo wordt een verkenning uitgevoerd naar de richtlijnen van
                     ADHD. Verder werkt KBL in afstemming met de Hervormingsagenda Jeugd onder andere aan
                     een traject «Beter doen, Beter laten», kwaliteitskader voor het doen van een brede
                     analyse en kwaliteitscriteria Gezinshuiszorg. Daarnaast is KBL in gesprek met meer
                     dan 60 bestaande bewegingen, programma’s en initiatieven in het land om deze met elkaar
                     te verbinden, te versterken en verder te brengen om zo de potentiële impact op kwaliteit
                     duurzaam te vergroten.
                  
(Gesloten) residentiële jeugdhulp
Uit de CBS rapportage over het gebruik van jeugdhulp in 2024, blijkt dat het gebruikt
                  van (gesloten) residentiële jeugdhulp daalt. Heel zichtbaar is dat voor de gesloten
                  jeugdhulp: in 2024 waren er 712 plaatsingen; in 2019 waren dat er nog 1.706.18 De meest recente monitor van de Jeugdautoriteit laat ook zien dat de bezetting in
                  instellingen daalt.19 Deze daling van het aantal plaatsingen past in het beleid: in 2025 kleinschalig en
                  in 2030 zo dichtbij mogelijk bij nul gesloten plaatsingen. Deze transformatie ondersteunt
                  het Rijk zowel financieel als inhoudelijk. In november 2024 is de Regeling Specifieke
                  Uitkering (SPUK) transformatie gesloten jeugdhulp in werking getreden. Daarmee is
                  € 176 miljoen beschikbaar gesteld aan zeven landsdelen voor de transformatie.20 Hiertoe hebben zij, via een coördinerende gemeente, een bovenregionaal plan ingediend
                  waarin zij omschrijven hoe de af- en ombouw van de gesloten jeugdhulp én de opbouw
                  van alternatief zorgaanbod vorm krijgt. Belangrijk daarvoor is helderheid over welk
                  zorgaanbod nodig is voor de jongeren met een hoog forensisch profiel. Daarom hebben
                  wij een vervolgonderzoek ingesteld om deze doelgroep nog scherper in beeld te krijgen
                  en medewerkers handvatten te geven voor een handelingsperspectief. Na de zomer verwachten
                  wij het rapport.
               
Daarnaast is een programmateam aangesteld om landelijk regie te voeren op de transformatie
                  en hierin gemeenten en aanbieders te ondersteunen. In het Consortium Kleinschaligheid
                  in de jeugdhulp werken praktijkinstellingen, onderzoekers en ervaringsdeskundigen
                  samen om de beweging richting kleinschaligheid zo goed mogelijk vorm te geven. Dat
                  gebeurt mede op basis van een meerjarige subsidie van VWS. Het doel hiervan is leren
                  over en ontwikkelen van kleinschaligheid. Dat gebeurt met behulp van een monitor waarin
                  het Consortium registratiegegevens bijhoudt over alle reguliere en kleinschalige groepen
                  van de organisaties die deelnemen aan het consortium. Die gegevens komen in de landelijke
                  StroomOP monitor (www.stroomopmonitor.nl), zodat de data inzichtelijk zijn samen met andere informatie over gesloten jeugdhulp
                  (bijvoorbeeld vrijheidsbeperkende maatregelen, suïcide en doorplaatsingen). Een belangrijke
                  rol in het leren over en ontwikkelen van kleinschaligheid is weggelegd voor Fly on
                  the Wall, een team van ervaringsdeskundigen dat maandelijks één jeugdhulporganisatie
                  bezoeken en daar op meerdere (kleinschalige) groepen meeloopt. Het team observeert
                  op de groep en geeft op basis daarvan feedback aan de medewerkers van de instellingen.
               
Separaat ontvangt u voor de zomer de reactie van het kabinet over de aanbevelingen
                  van het Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment (CPT). Het CPT heeft deze aanbevelingen gedaan naar aanleiding van het bezoek in
                  oktober 2024 aan drie locaties van gesloten jeugdhulpaanbieders in Nederland. De aanbevelingen
                  van het CPT sluiten goed aan bij het kabinetsbeleid om de gesloten jeugdhulp te transformeren.
               
Uw Kamer ontvangt tevens nog een brief over het voornemen de Jeugdwet aan te passen.
                  Die aanpassingen spitsen zich toe op twee punten. De eerste aanpassing is een wijziging
                  van het Besluit Jeugdwet om duidelijk(er) onderscheid te maken tussen de vereisten
                  voor een ruimte waarin jeugdigen zich op eigen verzoek kunnen terugtrekken en die
                  voor een insluitingsruimte. De tweede aanpassing is een wijziging van de Jeugdwet
                  om onder strikte voorwaarden gedurende de nacht insluiting in de eigen kamer van een
                  jeugdige mogelijk te maken.
               
Op 16 oktober 2024 heeft u de beleidsreactie ontvangen op het advies «Vrijheidsbeperkende
                  maatregelen in de open residentiële jeugdhulp?» van de Raad voor Strafrechtstoepassing
                  en Jeugdbescherming (RSJ)21. Het innemen van een standpunt hierover gaat gepaard met de nodige dilemma’s. Daarom
                  heeft in vervolg op de beleidsreactie eerst een maatschappelijk gesprek plaatsgevonden
                  over die dilemma’s. Het Verwey-Jonker instituut heeft dat in opdracht van VWS georganiseerd.
                  De uitkomsten daarvan treft u als bijlage aan. Op basis van de uitkomsten blijft de
                  beleidsreactie: een wijziging van de Jeugdwet om de toepassing van vrijheidsbeperkende
                  maatregelen in de open jeugdhulp mogelijk te maken. Deze wijziging is in lijn met
                  de Wet verplichte ggz (Wvggz) en de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijke
                  gehandicapte cliënten (Wzd). Over de invulling daarvan ontvangt u uiterlijk in de
                  volgende voortgangsbrief Jeugd nadere informatie.
               
4. Vraag en aanbod in balans voor beschikbare en passende specialistische hulp
Kwetsbare jeugdigen die (hoog)specialistische hulp nodig hebben moeten kunnen rekenen
                  op tijdige en passende hulp. Zij moeten daar nu vaak te lang op wachten. Tegelijkertijd
                  zien we dat er veel aanbod beschikbaar is voor de lichtere vormen van zorg en dat
                  dit kan leiden tot een toename van de vraag naar jeugdhulp. Het is belangrijk dat
                  het aanbod gaat meebewegen met de ontwikkelingen die gaande zijn. Dit houdt in o.a.
                  dat professionals aanwezig zijn op plekken waar jongeren en gezinnen zijn, dat er
                  meer groepsgericht wordt gewerkt en dat eHealth wordt ingezet waar mogelijk. Daarnaast
                  is de vraag hoe we ervoor zorgen dat inkoop en contractering de gewenste beweging
                  naar voren bevordert en de tijdige beschikbaarheid van passende zorg ondersteunt?
                  Het is belangrijk dat gemeenten met een passend aantal partijen werken op basis van
                  een gezamenlijke visie en partnerschap, de voortgang goed monitoren en sturen op het
                  beperken van de instroom in jeugdhulp en het beheersen van de kosten. Op een goede
                  manier inkopen en contracteren kan dit ondersteunen.
               
Landelijke standaarden voor de (hoog)specialistische jeugdzorg moeten een einde maken
                  aan de verschillende standaarden die gemeenten nu hanteren in de uitvoering van specialistische
                  jeugdzorg. Dit draagt bij aan lagere administratieve lasten voor jeugdzorgaanbieders
                  en jeugdzorgprofessionals, waardoor zij meer tijd kunnen besteden aan kinderen en
                  gezinnen en aan betere data voor gemeenten zodat zij beter kunnen inkopen.
               
Verbeteren regionale samenwerking voor betere beschikbaarheid (hoog) specialistische
                     zorg
Het wetsvoorstel Verbetering beschikbaarheid jeugdzorg, dat op 15 april jl. door uw
                  Kamer is aangenomen, is een belangrijke stap om de beschikbaarheid van specialistische
                  jeugdhulp te verbeteren.
               
Het wetsvoorstel helpt gemeenten om de reeds geldende verantwoordelijkheden in de
                  Jeugdwet beter waar te maken en te bevorderen dat zij kunnen voorzien in een toereikend
                  aanbod van specialistische jeugdhulp en van gecertificeerde instellingen voor de uitvoering
                  van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. In dit wetsvoorstel worden
                  gemeenten verplicht om met andere gemeenten in de regio samen te werken bij de inkoop
                  van (hoog)specialistische jeugdzorg en wordt voorgeschreven wat er minimaal op regionaal
                  niveau gezamenlijk moet worden ingekocht. Het wetsvoorstel bevat voorts bepalingen
                  ter versterking van de bestuursstructuur en de financiële bedrijfsvoering van jeugdhulpaanbieders
                  en gecertificeerde instellingen en onderzoeks- en toezichttaken voor de Nederlandse
                  Zorgautoriteit (NZa). Daardoor wordt de jeugdzorg voor (hoog)specialistische en complexe
                  problemen overal in Nederland beter beschikbaar en krijgen we beter zicht op de beschikbaarheid
                  van deze zorg.
               
Op dit moment ligt het wetsvoorstel voor bij de Eerste Kamer. Zij hebben vooruitlopend
                  op de parlementaire behandeling schriftelijke vragen gesteld. We streven ernaar deze
                  vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.
               
Parallel aan de parlementaire behandeling van dit wetsvoorstel wordt de bijbehorende
                  lagere regelgeving uitgewerkt. Het ontwerpbesluit Verbetering beschikbaarheid jeugdzorg
                  is op 22 april jl. ter advisering voorgelegd aan de afdeling Advisering van de Raad
                  van State. In de versie die de Raad is toegezonden, zijn diverse amendementen en moties
                  verwerkt die door uw Kamer zijn aangenomen bij de behandeling van dit wetsvoorstel22. De afdeling Advisering van de Raad van State heeft op 28 mei jl. advies uitgebracht.
                  Zij heeft geen opmerkingen over het ontwerpbesluit en adviseert het besluit te nemen.
                  Daarnaast zijn de twee bijbehorende ministeriële regelingen – te weten de ontwerpregeling
                  Verbetering beschikbaarheid jeugdzorg en de ontwerpregeling Openbare jaarverantwoording
                  Jeugdwet – van 17 april tot 1 juni jl. opengesteld voor internetconsultatie. Op beide
                  regelingen hebben we vijf reacties ontvangen. Parallel aan deze internetconsultatie
                  zijn diverse partijen – waaronder de NZa, de VNG en de Autoriteit Persoonsgegevens
                  (AP) – gevraagd om advies uit te brengen over (de uitvoerbaarheid van) deze regelingen.
               
Veel gemeenten en regio’s treffen nu al voorbereidingen voor de implementatie van
                  de voorgestelde regelgeving, veelal samen met aanbieders en andere betrokken partijen.
                  In overleg met de VNG organiseert het Ministerie van VWS ondersteuning voor gemeenten
                  en regio’s daarbij. De opgaven rond regionalisering staan niet op zichzelf, maar maken
                  deel uit van het brede pakket aan afspraken uit de Hervormingsagenda. Daarom wordt
                  de ondersteuning op regionalisering nadrukkelijk ingericht in samenhang met de ondersteuning
                  bij andere opgaven uit de Hervormingsagenda.
               
Doorontwikkeling landelijke inkoop hoog specialistische zorg
Ook over de landelijke inkoop van schaarse en (hoog) specialistische jeugdhulp zijn
                  in de Hervormingsagenda afspraken gemaakt, zodat wordt voorzien in een toereikend
                  aanbod van passende jeugdhulp. In oktober 2024 heeft KMPG een onderzoek afgerond naar
                  de doorontwikkeling van deze landelijke inkoop, waarin zij adviseert de huidige omvang
                  van de landelijke inkoop te handhaven23. In het Bestuurlijk Overleg van de Vijfhoek Jeugd van 8 mei jl. is afgesproken om
                  – op basis van signalen uit de praktijk – ook de topklinische residentiële jeugdhulp
                  in strafrechtelijk kader op landelijk niveau in te kopen. Besluitvorming hierover
                  is voorzien in de Algemene Ledenvergadering van de VNG medio juni 2025.
               
In de praktijk
Expertisecentrum Groen helpt jongeren die zijn vastgelopen in het leven. Zij worden
                        in kleine groepen op een laagdrempelige manier geholpen, waarbij de focus ligt op
                        de vraag van de jongere en niet op «labels». De deelname leidt tot meer veerkracht
                        en daardoor lagere instroom bij, of eerdere uitstroom uit, de specialistische ggz.
                     
Meer tijd voor zorg: standaardisatie dringt administratieve lasten terug
In de Hervormingsagenda Jeugd is afgesproken dat er landelijke standaarden komen voor
                  de (hoog)specialistische jeugdzorg. Zo wordt een einde gemaakt aan het stellen van
                  verschillende eisen in de uitvoering van gemeenten bij specialistische jeugdzorg en
                  ontstaat een uniforme werkwijze in de regio. Dit draagt bij aan lagere administratieve
                  lasten voor jeugdzorgaanbieders en jeugdzorgprofessionals. En biedt tevens de mogelijkheid
                  om tot eenduidige data te komen, waarmee het inzicht in de werking van het stelsel
                  verbetert.
               
Nu in het ontwerpbesluit Verbetering beschikbaarheid jeugdzorg is uitgewerkt welke
                  jeugdzorg straks (minimaal) op regionaal niveau wordt ingekocht, zetten we in samenwerking
                  met gemeenten stappen in deze standaardisatie. Dit doen we door te zorgen voor een
                  gelimiteerde set aan begrippen, producten en regels voor registratie, declaratie en
                  verantwoording van deze jeugdzorg. Naar verwachting zorgen de landelijke standaarden
                  – naast de hierboven reeds genoemde afname van de lastendruk – ook voor een verbetering
                  in de beschikbaarheid van kwalitatief goede data. Zorgaanbieders zullen immers op
                  gelijke wijze registeren. Dit zorgt er ook voor dat gemeenten en Rijk op termijn meer
                  inzicht hebben in wacht- en doorlooptijden.
               
Met behulp van een kosten-baten-analyse wordt geïnventariseerd in hoeverre het laten
                  afhandelen van administratieve processen door de jeugdregio i.p.v. de gemeente bijdraagt
                  aan de daadwerkelijke vermindering van administratieve lasten. Deze administratieve
                  processen kunnen vervolgens worden vastgelegd in de derde ministeriële regeling bij
                  het wetsvoorstel verbetering beschikbaarheid. Hiermee wordt tevens invulling gegeven
                  aan de motie Crijns24. Het verbeteren van de beschikbaarheid van kwalitatief goede vergelijkbare data sluit
                  aan bij de constatering van de Deskundigencommissie Jeugd.
               
Er is een programmateam standaardisatie ingericht met jeugdzorgaanbieders, gemeenten,
                  experts en het Rijk. Op onderdelen sluiten ook vertegenwoordigers van jeugdzorgprofessionals
                  en cliënten aan. Het programmateam werkt aan de opgave langs drie sporen:
               
1. Zorgen dat gemeenten huidige instrumenten beter gebruiken en daardoor eenduidiger
                        werken. Er zijn al veel mogelijkheden om eenduidig te werken, maar die worden nog
                        niet overal voldoende gebruikt. Zo kunnen gemeenten op dit moment al gebruik maken
                        van handreikingen voor inkopen van jeugdzorg, contractstandaarden en controleprotocollen.
                        Daarom zetten we per direct in op het vergroten van de kennis en kunde van gemeenten
                        en aanbieders, door het aanbieden van handreikingen, uitleg en goede voorbeelden,
                        zodat bijvoorbeeld contracten ook echt volgens de contractstandaarden worden opgesteld.
                        Daarnaast wordt in samenwerking met de VNG ingezet op het ontwikkelen van een landelijk
                        hulpmiddel voor het uitzetten van kostenonderzoeken dat per 2026 operationeel moet
                        zijn. Doel is dat jeugdzorgaanbieders minder verschillende eisen en uitvragen krijgen
                        van gemeenten, jeugdzorgprofessionals minder tijd kwijt zijn aan registraties en gemeenten
                        tot betere tarieven komen. Dit sluit aan bij de constateringen van de Jeugdautoriteit.25
2. Ontwikkelen van standaarden voor specialistische jeugdzorg. Zoals hierboven beschreven
                        werken we aan een landelijk uniforme en gelimiteerde set aan producten en productcodes,
                        begrippen en onderliggende standaarden. Dit zorgt ervoor dat jeugdzorgaanbieders deze
                        zorg maar op één manier hoeven te registreren en declareren. Daardoor nemen de administratieve
                        lasten structureel af en wordt de beschikbare data veel beter zodat we beter inzicht
                        krijgen in bijvoorbeeld wacht- en doorlooptijden. Eerste stap is dat we van de huidige
                        4.000 productcodes naar een veel kleiner aantal gaan, met als uitgangspunt om aan
                        te sluiten bij wat er al is. Dit doen we samen met gemeenten en jeugdzorgaanbieders.
                        We zullen u in het najaar informeren over de voortgang.
                     
3. Voor een paar deelsectoren willen we al sneller stappen zetten, zoals de gezinshuiszorg
                        en de pleegzorg. Door bestaande hulpmiddelen om te zetten in standaarden en afspraken
                        te maken over de toepassing ervan, kunnen zij al meer eenduidig werken. Ook leren
                        veldpartijen hierdoor wat er nodig is om standaarden succesvol te ontwikkelen en toe
                        te passen op de jeugdzorg, zodat ze zo effectief mogelijk worden ingezet. Deze standaarden
                        leveren we zo snel mogelijk op.
                     
In de praktijk
Bij de ontwikkeling van standaarden voor gespecialiseerde jeugdzorg wordt gestart
                        met gezinshuiszorg. Voor deze zorgvorm bestaan namelijk al afspraken over kwaliteitscriteria
                        en bouwstenen voor tarieven. Dit dient als basis voor de standaarden die moeten worden
                        ontwikkeld; van inkoop tot en met verantwoording. Met een kernteam bestaande uit gezinshuiszorgaanbieders
                        en gemeenten, en de werkorganisatie KBL, wordt uitgewerkt hoe de regionaal in te kopen
                        gezinshuiszorg kan worden uitgedrukt in landelijk geldende zorgproducten. Door met
                        professionals uit het gezinshuiszorgveld samen te werken wordt een goede afweging
                        gemaakt tussen techniek en praktijk.
                     
5. Betere data en monitoring voor betere sturing op toegankelijkheid, kwaliteit en
                     betaalbaarheid
Cijfermatig inzicht is essentieel om beter te kunnen sturen op de toegankelijkheid,
                  kwaliteit en betaalbaarheid binnen het jeugdzorgstelsel en in relatie tot de aanpalende
                  domeinen, zowel landelijk, regionaal als lokaal. Wij onderschrijven het advies van
                  de Deskundigencommissie Van Ark om de komende jaren met voorrang de data en monitoring
                  op orde te brengen. Daar zijn in de Hervormingsagenda al afspraken over gemaakt en
                  die gaan we intensiveren. Maar goede dataverzameling kost tijd.
               
We lopen twee sporen:
– Verbetering beschikbaarheid en kwaliteit van data om beter inzicht in de werking van
                        het gehele jeugdstelsel te krijgen.
                     
– Verbetering van inzicht aan de hand van Key Performance Indicators om te zien of de
                        maatregelen die we nemen effect sorteren.
                     
Verbetering beschikbaarheid en kwaliteit van data om beter inzicht in de werking van
                     het gehele jeugdstelsel te krijgen
Om het inzicht op landelijk niveau te verbeteren zijn, zoals gemeld in de vorige voortgangsbrief,
                  al verschillende stappen gezet.
               
– De indeling in Iv3 (financiële verantwoording gemeenten) is per 2025 aangepast, waardoor
                        we meer verfijnd inzicht hebben in de jeugdzorguitgaven.
                     
– Het wetgevingstraject is in werking gezet waarmee data uit het berichtenverkeer (waarin
                        gemeenten en aanbieders informatie uitwisselen in het kader van de Jeugdwet) beschikbaar
                        wordt voor het CBS en meer verdiepende analyses mogelijk worden. Zeer recentelijk
                        heeft de AP haar advies uitgebracht, de volgende stap is advisering door de Raad van
                        State.
                     
– De basis is gelegd voor een centrale monitor van het jeugdstelsel. Dit jaar wordt
                        verder verkend bij welke onafhankelijke partij deze belegd kan worden.
                     
– Op korte termijn werken we aan het verbeteren van inzicht door meer gebruik te maken
                        van al beschikbare lokale data.
                     
– Tot slot hebben we diverse trajecten in gang gezet om landelijk beter zicht te krijgen
                        op bijvoorbeeld cliëntervaring en lokale teams.
                     
Bij de ontwikkeling van landelijk geldende standaarden voor specialistische jeugdzorg
                  (zoals uitgelegd in de vorige paragraaf) loopt de behoefte aan inzicht nadrukkelijk
                  mee.
               
Key Performance Indicators (KPI’s)
Tevens ontwikkelen we KPI’s die ons inzicht geven in de voortgang van de transformatie
                  die met de Hervormingsagenda wordt beoogd. Daarbij maken we onderscheid tussen kpi’s
                  die al op korte termijn inzicht geven in de beoogde beweging en kpi’s waar pas op
                  de langere termijn beweging zichtbaar zal zijn. Op basis van deze informatie gaan
                  we leren (bijv. wat werkt en wat nog niet, hoe kunnen we verschillen tussen regio’s
                  verklaren?) en waar nodig bijsturen.
               
Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming
De hulp en bescherming aan gezinnen en huishoudens die in een onveilige situatie verkeren
                  schieten tekort: het stelsel is te complex georganiseerd, de problemen in gezinnen
                  en huishoudens worden onvoldoende in samenhang opgepakt en volwassenen en kinderen
                  voelen zich onvoldoende gehoord en gezien. Daarnaast is er vaak nog te weinig aandacht
                  voor achterliggende problematiek van diverse aard, zoals psychiatrische problemen,
                  verslaving, schulden, problematische echtscheiding en problemen met huisvesting.
               
De noodzaak van een beter stelsel van kind- en gezinsbescherming blijft onverminderd
                  groot. We blijven daarom samen met de VNG inzetten op de gezamenlijke doelstelling
                  om in een eerder stadium betere hulp en bescherming te bieden, gericht op samenwerking
                  en gelijkwaardigheid en met minder organisaties in de keten. Een werkwijze die er
                  toe leidt dat de juiste hulp aan kinderen en volwassenen wordt geboden, die beter
                  beschermt en waardoor minder gedwongen maatregelen, waaronder uithuisplaatsingen nodig
                  zijn. Als ingrijpen toch nodig is, willen we dat met betere hulp en minder versnipperd
                  doen.
               
Dit vraagt om een fundamenteel andere werkwijze bij volwassenen en kinderen waar veiligheidsvraagtukken
                  spelen. We werken toe naar integrale ondersteuning van gezinnen en huishoudens, met
                  een centrale rol voor stevige lokale teams met oog voor veiligheid en een kwalitatief
                  sterk Regionaal Veiligheidsteam. Het oude «estafettemodel», waarbij hulp van de ene
                  naar de andere organisatie wordt doorgegeven, laten we daarmee los. In de afgelopen
                  jaren hebben de proeftuinen nieuwe werkwijzen en instrumenten ontwikkeld en beproefd,
                  met stevige lokale teams die hulp dichtbij kinderen en volwassenen bieden en daarbij
                  ondersteund worden door professionals met expertise op het gebied van veiligheid.
                  De proeftuinen laten zien dat dat tot goede resultaten leidt, maar dat de volwaardige
                  realisatie hiervan aanpassing van het stelsel en de bijbehorende wetgeving vergt,
                  in lijn met de gekozen ontwikkelrichting. Met de voorjaarsnota heeft het demissionaire
                  kabinet geen ruimte gevonden voor de transitiekosten van het Toekomstscenario kind-
                  en gezinsbescherming.
               
Tegelijkertijd heeft de verdere uitwerking van de ontwikkelrichting de afgelopen maanden
                  laten zien dat deze richting wat betreft de vastgestelde waarborgen, decentraal georganiseerd
                  in principe 25 regio’s uitgezonderd de jeugdreclassering (wordt onder rijksverantwoordelijkheid
                  geplaatst), een publiekrechtelijke organisatie, landelijk toezicht en gezamenlijke
                  (Rijk en gemeenten) sturingsmogelijkheden haalbaar is. Dat betekent dat we het Regionaal
                  Veiligheidsteam verder zullen uitwerken volgens de geschetste ontwikkelrichting. De
                  opdrachtgevers blijven zoeken naar passende financiële ruimte. Ook als er geen of
                  onvoldoende middelen komen voor de transitie houden we vast aan de ontwikkelrichting.
                  Dat heeft uiteraard wel consequenties voor de veranderstrategie. Hoe die veranderstrategie
                  er op hoofdlijnen uitziet zullen we in de periode tot het najaar uitwerken. Daarbij
                  staan de vragen op welke manier we de ontwikkelrichting in dat geval realiseren en
                  het tempo waarmee we daar komen centraal. De uitgangspunten eenvoudig, gezinsgericht,
                  transparant en rechtsbescherming en lerend zijn daarbij leidend.
               
Het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming is veel meer dan een ontwikkelrichting
                  of een stelselwijziging. Het vraagt om een fundamenteel andere werkwijze bij volwassenen
                  en kinderen waar veiligheidsvraagstukken spelen. Deze nieuwe manier van werken, het
                  integraal systeem- en mensgericht werken, wordt in de proeftuinen verder ontwikkeld
                  en beproefd, en breidt zich uit: het aantal regio’s dat zich op het Toekomstscenario
                  oriënteert groeit. Het aantal in de proeftuinen betrokken gezinnen neemt toe en ook
                  het aandeel huishoudens zonder kinderen waar veiligheidsvraagstukken spelen. Sinds
                  januari 2023 zijn 1.653 gezinnen en/of huishoudens in de proeftuinen betrokken geweest.
                  In de langer lopende proeftuinen is een toename te zien van complexe casuïstiek. In
                  12,3% van deze gezinnen is een juridische maatregel ingezet, zoals een contact- en
                  huisverbod of een jeugdbeschermingsmaatregel. De cijfers en effecten vragen nog een
                  nadere duiding en onderbouwing maar lijken positief: huishoudens en gezinnen voelen
                  zich in de proeftuinen beter gehoord en geholpen, en de samenwerking tussen de lokale
                  teams en de veiligheidsorganisaties verloopt beter. Naast de verdere ontwikkeling
                  van deze werkwijze is er in de afgelopen maanden aan diverse trajecten gewerkt. Dit
                  betreft onder andere het uitwerken van de taken en reikwijdte van het regionaal veiligheidsteam
                  op hoofdlijnen en het verder ontwikkelingen van het handelingskader. U kunt hierover
                  lezen in de voortgangsrapportage.26  Bij de verdere uitwerking hiervan, en de bijbehorende veranderstrategie, zijn de
                  inzichten en ervaringen van de nieuwe praktijk in de vorm van proeftuinen en beproevende
                  regio’s essentieel. Daarnaast zijn alle betrokken uitvoerings-, zorg- en veiligheidspartners
                  hard nodig. Bijvoorbeeld waar het gaat over versterking van de lokale teams, de verbinding
                  zorg-straf, uitwerking van de meldfunctie, verbinding GGZ, aanpak stalking en femicide,
                  etc.
               
Betrokken organisaties zijn niet allemaal eensluidend in hun oordeel over de ontwikkelrichting.
                  De organisaties die met name betrokken zijn bij de ontwikkeling van het Toekomstscenario
                  kind- en gezinsbescherming, zowel in de proeftuinen als op bestuurlijk niveau, zijn
                  Associatie Wijkteams, de Raad voor de Kinderbescherming, het Landelijk Netwerk Veilig
                  Thuis, Jeugdzorg Nederland en een vertegenwoordiging van de proeftuinen. Jeugdzorg
                  Nederland en het Landelijk Netwerk Veilig Thuis zijn het op onderdelen oneens met
                  de ontwikkelrichting en willen uitgebreider de gezamenlijke dialoog hierover voeren.
                  Daarom zijn we constructief met hen in gesprek over de risico’s die zij zien, wat
                  deze vragen in de verdere uitwerking en hoe we de samenwerking kunnen verbeteren.
                  Daarnaast zullen we ook andere ketenpartners, waaronder de veiligheidspartners, nauwer
                  bij het vervolg betrekken. De opdrachtgevers streven er naar om met alle ketenpartners
                  vanuit de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het stelsel verder te werken aan
                  het inhoudelijke vervolg van het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming.
               
Tot slot
Er zijn stevige keuzes nodig om te zorgen dat jeugdzorg beschikbaar is voor de kinderen
                  en gezinnen in de meest kwetsbare situaties en het jeugdzorgstelsel houdbaar te maken
                  voor de toekomst. We zijn op de goede weg, maar er is meer nodig om de jeugdzorg te
                  verbeteren en de instroom in de jeugdzorg te beperken. Dit is een opgave aan alle
                  partijen die werkzaam zijn in de jeugdzorg, maar ook een opgave aan de samenleving
                  als geheel. De noodzaak van een beter stelsel van kind- en gezinsbescherming om hulp
                  en bescherming aan gezinnen en huishoudens die in een onveilige situatie verkeren
                  te verbeteren blijft tevens onverminderd groot.
               
Alleen samen kunnen we de opvoed- en opgroeiomgeving van kinderen verbeteren, zodat
                  zij weerbaar en veilig opgroeien en later kunnen omgaan met uitdagingen in het leven.
               
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
                  V.P.G. Karremans
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
                  T.H.D. Struycken
BIJLAGE 1 – VOORTGANG OVERIGE ONDERWERPEN
                  
Convenant Bevorderen continuïteit jeugdzorg
Omdat jeugdhulp altijd beschikbaar zou moeten zijn voor de kinderen, jongeren en gezinnen
                     die dat nodig hebben en dit niet in alle gevallen vanzelfsprekend is, committeerden
                     de Ministeries van VWS en JenV, de Jeugdautoriteit, jeugdhulpaanbieders, gecertificeerde
                     instellingen, gemeenten en jeugdzorgregio’s zich per 1 juli 2021 aan afspraken en
                     concrete handvatten middels het convenant «Bevorderen Continuïteit Jeugdhulp». Dit
                     convenant zou aflopen op 1 januari 2025, maar de betrokken partijen hebben besloten
                     om het hernoemde convenant «Bevorderen continuïteit jeugdzorg» te verlengen tot 1 januari
                     2028. Omdat de NZa met het wetsvoorstel Verbetering beschikbaarheid jeugdzorg (indien
                     dat tot wet wordt verheven en in werking treedt) een belangrijke rol krijgt in de
                     vroegsignalering en het stelselonderzoek in de jeugdzorg is zij toegevoegd als convenantspartij.
                     Daarnaast zijn de originele bijlagen (het draaiboek Continuïteit jeugdzorg en de Handreiking
                     tarieven) waar nodig geactualiseerd.
                  
Klachtrecht
Het klachtrecht in het jeugddomein is een belangrijke vorm van rechtsbescherming voor
                     jeugdigen en/of ouders. Ook is het van belang dat organisaties in het jeugddomein
                     leren van klachten ter verbetering van de kwaliteit van hulp en ondersteuning aan
                     jeugdigen. Daarom heeft het Ministerie van VWS in samenwerking met het Ministerie
                     van JenV in het najaar van 2024 een onderzoek uitgezet naar het klachtrecht in het
                     jeugddomein, met als doel te bezien wat er in uitvoering of wetgeving verbeterd kan
                     worden. Het onderzoeksbureau Anderssons Elffers Felix (AEF) is begin 2025 gestart.
                     We verwachten de uitkomsten na de zomer, waarover uw Kamer in het najaar zal worden
                     geïnformeerd. Parallel hieraan starten we de komende periode met het toepassen bij
                     dit thema van de kinderrechtentoets die ontwikkeld is door de Kinderombudsman. Zoals
                     aan uw Kamer is toegezegd, toetsen we hiermee de uitvoerbaarheid van de kinderrechtentoets
                     bij een beleidstraject. Wij vinden het belangrijk dat de belangen van kinderen goed
                     in beeld zijn bij het verbeteren van het klachtrecht.
                  
Voortgang erkenningstraject gesloten jeugdhulp incl. ZIKOS
Samen met een delegatie van aanbieders van gesloten jeugdhulp voert VWS gesprekken
                     met jongeren en oud-cliënten over erkenning van leed dat zij hebben ervaren in de
                     gesloten jeugdhulp. Onderdeel van deze gesprekken is welke invulling excuses en erkenning
                     kan krijgen en welke rol verschillende partijen hierbij hebben. Deze gesprekken zijn
                     zeer waardevol en het is belangrijk hiervoor goed de tijd te nemen en goed te luisteren
                     naar de ervaringen van jongeren. Met de jongeren, vertegenwoordigd in ExpEx, zijn
                     we ook in gesprek over de invulling van het amendement Westerveld voor steun en hulp
                     aan jongeren en slachtoffers. Hierbij vinden we het van belang dat jongeren zélf regie
                     hebben op de invulling van het amendement. De verwachting is dat de middelen in de
                     zomer en het najaar worden besteed aan herstelactiviteiten voor en door jongeren.
                     Uw Kamer wordt via de reguliere voortgangsbrieven Jeugd verder geïnformeerd over deze
                     trajecten.27
Mentale gezondheid
Binnen de kabinetsbrede aanpak «Mentale gezondheid: van ons allemaal» wordt samengewerkt
                        met verschillende ministeries, gemeenten en tal van maatschappelijke organisaties
                        om de mentale veerkracht van inwoners van Nederland en jongeren in het bijzonder te
                        versterken. De aanpak loopt door tot eind 2025 en gaat hierna over in het actieprogramma
                        mentale gezondheid en GGZ.
                     
Vanuit de aanpak zijn onder anderen de volgende activiteiten ondernomen:
Online platform
Eind mei is het online platform mentale gezondheid voor jongeren en jongvolwassenen
                     live gegaan (www.injebol.nl). Het platform is een samenwerking van 7 organisaties waaronder MIND, MIND Us en
                     de Kindertelefoon en biedt betrouwbare informatie over mentale gezondheid en verschillende
                     vormen van ondersteuning zoals een peer-to-peer forum en een chat- en belfunctie voor
                     jongeren en jongvolwassenen met beginnende mentale klachten. Het platform komt hiermee
                     tegemoet aan de wens van jongeren naar één plek met betrouwbare en toegankelijke informatie
                     over mentale gezondheid. Het platform is een belangrijke aanvulling op bestaande voorzieningen
                     gericht op het voorkomen van mentale problemen. De komende periode wordt benut om
                     te leren van de eerste ervaringen.
                  
Welbevinden op school
De afgelopen jaren heeft VWS extra bijgedragen aan het kennis- en ondersteuningsprogramma
                     Welbevinden op School (Trimbos-instituut en Pharos). Welbevinden op School ontwikkelt, bundelt en verspreidt
                     kennis over integraal werken aan welbevinden in en om de schoolomgeving, via bijvoorbeeld
                     handreikingen, praktijkvoorbeelden, bijeenkomsten en het scholingsaanbod van de Gezonde
                     School-aanpak op het thema welbevinden. Ook draagt Welbevinden op School bij aan de
                     (door)ontwikkeling van (wetenschappelijke) kennis op dit thema. Concrete opbrengsten
                     zijn onder andere de onderwijsconferentie «Wegwijs in Welbevinden» in samenwerking met het Nationaal Programma Onderwijs, een vernieuwd stappenplan om zelf aan de slag te gaan in het PO, VO en MBO, en per onderwijstype een inspiratiekaart met tips, tools en voorbeelden uit de praktijk.
                  
Mentale gezondheid meisjes
Wetenschappelijk onderzoek en recente nationale monitors naar de mentale gezondheid
                     van jongeren tonen aan dat meisjes vaker mentale gezondheidsproblemen rapporteren
                     dan jongens. Er is een significante toename van emotionele problemen (zoals angst,
                     depressie, eenzaamheid) bij meisjes waargenomen tussen 2017 en 2021. Ook na de Coronacrisis
                     blijven de mentale gezondheidsproblemen bij meisjes op een hoger niveau. Deze zorgelijke
                     ontwikkeling roept de vraag op wat de achterliggende oorzaken hiervan zijn. De afgelopen
                     maanden heeft het Verwey Jonker Instituut daarom onderzoek gedaan naar welke factoren
                     bijdragen aan de trendverschillen in mentale gezondheid tussen meisjes en jongens.
                     En wat dit betekent voor de praktijk. Het onderzoek vindt u als bijlage bij deze brief.
                  
Uit het onderzoek blijkt dat de verschillen samenhangen met uiteenlopende risicofactoren
                     en beschermende factoren die deels genderspecifiek zijn. Zo blijken meisjes gevoeliger
                     voor sociale druk en faalangst, mede beïnvloed door verwachtingen rond genderrollen
                     en maatschappelijke normen. Jongens rapporteren minder vaak klachten, maar zoeken
                     ook minder snel hulp en zijn mogelijk ondervertegenwoordigd in hulptrajecten. Daarnaast
                     blijkt dat traditionele screeningsinstrumenten vaker zijn afgestemd op «vrouwelijke»
                     uitingsvormen van mentale klachten, wat het risico vergroot dat signalen bij jongens
                     gemist worden. Tevens zijn jongens vaak ondervertegenwoordigd in kwalitatieve verdiepingsstudies,
                     terwijl zij wel degelijk risico lopen, bijvoorbeeld op suïcide.
                  
In het onderzoek wordt gesteld dat er ruimte moet zijn voor een beleid dat erkent
                     dat mentale gezondheid zicht op verschillende manieren manifesteert bij verschillende
                     groepen. Het is belangrijk om te blijven investeren in ondersteuning van meisjes en
                     nadrukkelijk ook in het beter herkennen van problemen bij jongens. Het onderzoek biedt
                     een aantal aanknopingspunten voor beleid. De komende periode wordt, in afstemming
                     met het actieprogramma mentale gezondheid en ggz, onderzocht wat er nodig en mogelijk
                     is om opvolging te geven aan de aanbevelingen.
                  
Hiermee doen we de motie28 van de leden Tielen en Dobbe af over een onderzoek naar factoren die gezond opgroeien
                     van meisjes bepalen en kunnen verbeteren alsmede de toezegging29 om hierover te rapporteren.
                  
BIJLAGE 2 – AANBIEDING RAPPORTEN
                  
Voorlopige cijfers jeugdzorggebruik 2024 (CBS)
Bijgevoegd bij deze brief ontvangt u de voorlopige CBS-cijfers jeugdzorggebruik over
                     het volledige jaar 2024.
                  
– Volgens de voorlopige cijfers van het CBS ontvingen minder jongeren jeugdhulp in natura30 (exclusief jeugdbescherming en jeugdreclassering) in 2024 dan in 2023 (468.610 t.o.v.
                           476.415). Echter verwacht het CBS (op basis van eerdere jaren) dat de definitieve
                           cijfers hoger zullen zijn, wat zou leiden tot een stijging van 1% ten opzichte van
                           2023. Dit zou betekenen dat in 2024 1 op de 7,1 jongeren tot en met 17 jaar en 1 op
                           de 9,2 jongeren tot en met 22 jaar jeugdhulp krijgt. In 2023 waren dit 1 op elke 7,2
                           jongere tot en met 17 jaar en 1 op elke 9,3 jongere tot en met 22 jaar.
                        
– Net als in voorgaande jaren was jeugdhulp zonder verblijf de meest gebruikte vorm van jeugdzorg; hier maakte 91,2% van de jongeren
                           met jeugdhulp gebruik van. Bij jeugdhulp met verblijf was dit 3,6% (t.o.v. 3,8% in
                           2023), en van jeugdhulp met verblijf in combinatie met zonder verblijf was dit 5,2%
                           (t.o.v. 5,1% in 2023).
                        
– De daling van het aantal jongeren in de jeugdbescherming (OTS en voogdij) zet door,
                           van 27.150 naar 26.055 jongeren (peildatum 31 december 2024); een daling van 4%. Ook
                           de daling van machtigingen uithuisplaatsing zet door van 9.440 in 2023 naar 8.975
                           jongeren in 2024.
                        
– De stijging van het aantal jongeren in de jeugdreclassering in 2023 (4,4%) nam in
                           2024 verder toe met 9,8%. Op 31 december 2024 hadden 5.715 jongeren een vorm van jeugdreclassering.
                           De gemiddelde duur van de beëindigde maatregelen is in 2024 gedaald met 2,9 procent
                           ten opzichte van een jaar eerder.
                        
– Gebruik van jeugdzorg (zowel jeugdhulp als jeugdbescherming en jeugdreclassering)
                           hangt samen met kenmerken van ouders en huishouden. Zo woont onder jongeren met jeugdhulp
                           (t.o.v. alle kinderen in Nederland) een lager percentage van de ouders op hetzelfde
                           adres, is het aandeel Wmo en/of ggz van huishoudens hoger en is het aandeel huishoudens
                           hoger met iemand die als verdachte van een misdrijf is aangemerkt. Onder alle jongeren
                           in de leeftijd van 0 t/m 22 jaar zijn de hoogste percentages jongeren met jeugdhulp
                           gemeten binnen de 20% laagste huishoudinkomens.
                        
Meer cijfers over andere ontwikkelingen binnen de jeugdzorg vindt u in de bijgevoegde
                     rapporten.
                  
Rapport Aandacht en aanpak gemeenten voor (echt)scheidingen, quickscan stand van zaken
                        (Significant)
In deze bijlage vindt u de rapportage Aandacht en aanpak gemeenten voor (echt)scheidingen. In het najaar volgt zoals toegezegd een Kamerbrief waarin wordt ingegaan op het rapport
                     en waarin de Kamer geïnformeerd wordt over lopende activiteiten en lopend beleid omtrent
                     het onderwerp complexe scheidingen. Met deze rapportage wordt in beeld gebracht hoe
                     gemeenten aandacht hebben voor het thema (echt)scheidingen en welke gemeentelijke
                     inzet hierop gericht is. Het doel van de zogeheten QuickScan is inzicht te krijgen
                     in door gemeenten ontwikkelde en reeds geïmplementeerde initiatieven. Het onderzoek
                     is bedoeld als peiling om de stand van zaken bij gemeenten en hun behoeften in beeld
                     te brengen.
                  
BIJLAGE 3 – MOTIES EN TOEZEGGINGEN
                  
Moties
De mogelijke gevolgen van de bezuinigingen op gemeenten voor de jeugdzorg
De motie van de leden Dobbe (SP) en Krul (CDA)31 verzoekt de regering om de mogelijke gevolgen voor de jeugdzorg van de bezuinigingen
                     op gemeenten in kaart te brengen. In de Voorjaarsnota 2025 (VJN) is voor de jaren
                     2025 tot en met 2027 vanuit het kabinet circa 3 miljard euro cumulatief beschikbaar
                     gesteld voor jeugdzorg en gemeenten, waarvan ook middelen voor de terugval in 2026
                     in het Gemeentefonds.32 De VNG geeft in hun ledenbrief aan dat hiermee de belangrijkste financiële klem voor
                     gemeenten weggenomen is voor deze jaren en dat dit ruimte biedt om de inzet op de
                     transformatie van het jeugdstelsel te versterken.33
Tot slot is beeld dat gemeenten zich blijven committeren aan de Hervormingsagenda
                     Jeugd 2023–2028 en zowel achter de inhoudelijke als financiële doelstellingen staan.
                     Veel van de bezuinigingen op jeugd die gemeenten in hun meerjarige begrotingen hebben
                     opgenomen zijn onderbouwd met besparingen voortkomend uit hervormingen zoals beoogt
                     in de Hervormingsagenda Jeugd 2023–2028. Overigens moeten gemeenten hun begrotingen
                     2026 uiterlijk voor medio november 2025 opgesteld hebben. Hierin worden de gevolgen
                     van de voorjaarsnota zichtbaar.
                  
Kinderrechten en jongerenparticipatie
De motie van het lid Bruyning (NSC)34 verzoekt de regering te onderzoeken of er maatregelen genomen kunnen worden om de
                     actieve participatie van kinderen bij beleid en besluitvorming te stimuleren en structureel
                     te borgen en daarnaast te onderzoeken op welke wijze de aanbevelingen uit het rapport
                     Een Jonge Blik op Kinderrechten geïmplementeerd kunnen worden. De motie van de leden
                     Ceder (CU) en Stoffer (SGP)35 roept het kabinet op om te komen tot een integrale visie op de toekomst van kinderen
                     op in ieder geval de terreinen wonen, onderwijs en zorg. Met onderstaande beantwoording
                     beschouwen we beide moties als afgedaan.
                  
Beide moties sluiten aan bij het voornemen uit het regeerakkoord om de feedbackloop
                     tussen beleid en uitvoering, dienstverlening en burgerperspectief te versterken. Actieve
                     participatie van kinderen en jongeren bij beleid en besluitvorming is hierbij ook
                     van belang. Met de ontwikkeling van een nationale jeugdstrategie, wordt de actieve
                     participatie van kinderen en jongeren bij beleid en besluitvorming verstevigd en een
                     domein overstijgende langetermijnvisie geschetst over thema's die voor jongeren tussen
                     de 12 en 29 belangrijk zijn. De thema’s wonen, onderwijs en zorg komen hierin terug.
                     Momenteel wordt een zeer brede jongerenconsultatie uitgevoerd door de NJR, waarbij
                     duizenden kinderen en jongeren uit heel Nederland hun mening kunnen geven. Deze consultatie
                     wordt voor de zomer van 2025 afgerond, waarna interdepartementaal en samen met de
                     jongeren de nationale jeugdstrategie verder uitgewerkt wordt en besluitvorming over
                     de definitieve vormgeving en verankering plaats kan vinden. Ook kinderen onder de
                     twaalf jaar worden reeds bij enkele trajecten betrokken, waarbij ervaring wordt opgedaan
                     met betekenisvolle kinder- en jongerenparticipatie, zoals de nationale kinderrechtenconferentie
                     en het wetstraject ter verbetering van de rechtsbescherming in de jeugdbescherming
                     vanuit het Ministerie van JenV. De Maatschappelijke Diensttijd is een voorbeeld van
                     een programma dat helemaal in co-creatie met jongeren is ontwikkeld en waarin jongerenparticipatie
                     vast onderdeel is van de werkwijze en beleidsvorming. We blijven inzetten op het structureel
                     betrekken van kinderen en jongeren bij verschillende beleidstrajecten.
                  
De motie van het lid Bruyning (NSC) roept ook op te onderzoeken op welke wijze de
                     aanbevelingen uit het rapport «Een jonge blik op kinderrechten» geïmplementeerd kan
                     worden. Het kabinet heeft met interesse kennisgenomen van deze aanbevelingen en licht
                     hierbij toe in hoeverre deze aanbevelingen op dit moment overgenomen kunnen worden.
                     De belangrijkste conclusie uit het rapport is dat meer dan de helft van de kinderen
                     in Nederland niet weten dat zij speciale kinderrechten hebben. Het kabinet vindt het
                     belangrijk dat kinderen weten dat zij beschermd worden met speciale kinderrechten
                     en geeft daarom subsidie aan Defence for Children voor het onderhouden van de website
                     kinderrechten.nl en het breed verspreiden van het Kinderrechtenspel onder kinderen.
                     Ook wordt in de memorie van toelichting van de wettelijke burgerschapsopdracht het
                     kinderrechtenverdrag expliciet genoemd als voorbeeld van een bron waarin de basiswaarden
                     van de democratische rechtsstaat zijn verankerd. De kinderrechten komen ook expliciet
                     terug in de conceptkerndoelen burgerschap die begin maart 2024 zijn opgeleverd en
                     momenteel worden bijgesteld.
                  
Mentaal welzijn
De aanbevelingen uit het rapport «Een Jonge Blik op Kinderrechten» op het gebied van
                     mentaal welzijn sluiten goed aan bij onze inzet op dit terrein. Het is een duidelijk
                     signaal van kinderen dat toets- en prestatiedruk gezien worden als belangrijke oorzaken
                     van mentale klachten. Een school zelf heeft veel invloed op de toetsdruk die leerlingen
                     ervaren en kunnen dit verminderen door een cultuurverandering op het gebied van toetsing
                     en examinering te realiseren. Om scholen hierbij te ondersteunen financiert het Ministerie
                     van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) een meerjarig (2024–2027) project van het
                     LAKS en de VO-raad waarbinnen ze scholen ondersteunen bij het formuleren en implementeren
                     van een visie op toetsing. Daarnaast worden scholen, ondersteund door VWS, gestimuleerd
                     vanuit de Gezonde School-aanpak en het programma Welbevinden op School integraal te
                     werken aan de (mentale) gezondheid van jongeren in het po, vo en mbo. Ook blijven
                     we ons, o.a. via actieprogramma mentale gezondheid en GGZ, inzetten zodat jongeren
                     weerbaar zijn en om kunnen gaan met druk en tegenslagen. Op het gebied van sociale
                     media wordt gewerkt aan het opstellen van richtlijnen voor mentaal gezond en verantwoord
                     schermgebruik.
                  
Gelijke kansen
De kinderen en jongeren die bijdroegen aan het rapport gaven aan het belangrijk te
                     vinden dat geïnvesteerd wordt in gelijke kansen voor alle jongeren en dat kinderen
                     en jongeren die in armoede leven voldoende ondersteund worden. Momenteel werken vijf
                     ministeries aan de ontwikkeling van een integrale en domein overstijgende aanpak kinderarmoede.
                     Samen met gemeenten en kinderen en jongeren zal daarbinnen worden gewerkt aan het
                     verbeteren van het kinderarmoedebeleid en het versterken van gelijke kansen. Hierover
                     wordt u verder geïnformeerd in het Nationaal Plan Armoede en schulden die deze zomer
                     naar de Kamer wordt gestuurd. Gelijke kansen in het onderwijs worden bevorderd door
                     de inzet op passend onderwijs. Onderdeel hiervan is ook dat alle kinderen die extra
                     ondersteuning nodig hebben vanaf 1 augustus 2025 hoorrecht hebben, zodat ze hun mening
                     kunnen geven over wat ze nodig hebben om het onderwijs te kunnen volgen. Daarnaast
                     ontvangen scholen zowel in primair als voortgezet onderwijs, met relatief veel leerlingen
                     met een lage sociaaleconomische status, extra middelen voor onderwijsachterstandenbeleid.
                     Door het programma School en Omgeving, de Brugfunctionaris en het programma Schoolmaaltijden
                     krijgen leerlingen die dit het hardste nodig hebben extra leer- en ontwikkeltijd en
                     ondersteuning. Omstandigheden om goed te kunnen leren liggen vaak voor een groot deel
                     buiten de school. Om als samenleving ons onderwijs voor alle kinderen toegankelijk
                     te maken, zetten we ons als één overheid in tegen het bestrijden van kinderarmoede
                     met een gezamenlijke aanpak voor zorg, onderwijs.
                  
Jeugdstrafrecht
Uit «Een Jonge Blik op Kinderrechten» bleek dat jongeren het belangrijk vinden dat
                     er voldoende aandacht is voor jongeren die te maken hebben met jeugdstrafrecht. Mijn
                     collega’s van JenV hebben aandacht voor het pedagogisch karakter van het jeugdstrafrecht,
                     gericht op het voorkomen van recidive. Op dit moment doet het Wetenschappelijk Onderzoek-
                     en Datacentrum onderzoek naar de kenmerken van de populatie in de justitiële jeugdinrichtingen.
                     Op basis van de bevindingen zal bezien worden of behandeling aanpassing behoeft. In
                     februari adviseerde de Onderwijsraad over het onderwijs in de justitiële jeugdinrichtingen.
                     Voor het zomerreces ontvangt uw Kamer een inhoudelijke reactie op dit advies. Mijn
                     collega’s van OCW en van JenV zullen daarin aandacht besteden aan de onderwijsmogelijkheden
                     in de justitiële jeugdinrichtingen. Vanuit het Ministerie van JenV wordt in samenwerking
                     met de jeugdstrafrechtketenpartners en VNG gewerkt aan het oplossen van knelpunten
                     in de nazorg36. Op die manier kan een goede terugkeer van jongeren in de samenleving worden bevorderd.
                  
Concluderend
De aanbevelingen uit het rapport «Een Jonge Blik op Kinderrechten» op het gebied van
                     jeugdzorg komen overeen met mijn inzet om jongeren weerbaar te laten opgroeien, voor
                     de meest kwetsbare kinderen en gezinnen tijdig en passende zorg beschikbaar te maken
                     en een houdbaar stelsel voor de toekomst te realiseren. Voor een uitgebreide toelichting
                     over de maatregelen die genomen worden ten aanzien van Jeugdzorg verwijs ik naar de
                     stand van zaken van de Hervormingsagenda en het Toekomstscenario in deze brief. Aangezien
                     de aanbevelingen uit het meerdere beleidsterreinen van diverse ministeries raken wordt
                     de Kamer via de reguliere rapportages en Kamerbrieven geïnformeerd over de verdere
                     inhoudelijke opvolging van de aanbevelingen. Het kabinet blijft zich stevig inzetten
                     voor de naleving van kinderrechten en het versterken van kinder- en jongerenparticipatie.
                     De moties van het lid Bruyning en de leden Ceder en Stoffer beschouw ik hiermee als
                     afgedaan.
                  
Voormalig personeel interesseren voor het opnieuw werken in de jeugdzorg
De motie van het lid Crijns (PVV)37 verzoekt de regering om samen met werkgevers te kijken hoe voormalig jeugdzorgpersoneel
                     kan worden verleid, binnen de huidige beleidsregels en financiële kaders, om weer
                     in de zorg te komen werken. Voor de uitvoering van deze motie hebben we met werkgevers
                     – en werknemersorganisaties overleg gehad over mogelijke acties om voormalig jeugdzorgpersoneel
                     te benaderen. Dit heeft geleid tot de afspraak dat jeugdzorg aanbieders een informatiepakket
                     krijgen waarin wordt aangegeven wat het werken in de jeugdzorg aantrekkelijk maakt
                     en wat de mogelijkheden zijn voor functies in de jeugdzorg inclusief informatie over
                     scholing en opleiding. Werkgevers kunnen hiermee voormalig personeel dat nu elders
                     werkzaam is binnen of buiten de jeugdzorg benaderen. Daarnaast hebben werkgevers-
                     en werknemersorganisaties  de mogelijkheid verkend om afspraken te maken met het pensioenfonds
                     voor de sector over het via hen gericht benaderen van voormalig personeel. Dit blijkt
                     helaas niet mogelijk in verband met de privacy van persoonsgegevens.
                  
Onderzoek gewelddadig misbruik en meerwaarde periodieke check-ups van minderjarige
                        slachtoffers seksueel misbruik.
De motie van het lid Mutluer (Groen-Links/PvdA)38 verzoekt de regering een wetenschappelijk onderzoek in te stellen naar de effectiviteit
                        van de aanpak en behandeling van de psychosociale en fysieke gevolgen van georganiseerd
                        en gewelddadig misbruik van minderjarigen, en de Kamer daarover te informeren. De
                        motie van het lid van der Werf (D66)39 verzoekt de regering te onderzoeken welke meerwaarde een periodieke check-up van
                        minderjarige slachtoffers van seksueel misbruik kan hebben voor hun fysieke en mentale
                        gezondheid op de lange termijn, te verkennen hoe die monitoring zou kunnen worden
                        vormgegeven (eventueel in combinatie met longitudinaal onderzoek) en de Kamer daarover
                        te informeren.
                     
Voor de uitvoer van deze twee moties voert het kenniscentrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie
                        (KJP) onderzoek uit naar de volgende hoofdvragen:
                     
– Wat zijn de psychosociale en fysieke gevolgen van seksuele uitbuiting en seksueel
                              misbruik.
                           
– Welke behandelingen worden er ingezet en wat wordt er gedaan aan nazorg na seksuele
                              uitbuiting en seksueel misbruik en wat is de effectiviteit hiervan op de gevolgen
                              van seksuele uitbuiting en seksueel misbruik.
                           
– Worden er periodieke check-ups van de fysieke en mentale gezondheid na seksuele uitbuiting
                              en seksueel misbruik uitgevoerd? Zo ja, hoe wordt dat momenteel gedaan? Wat zijn de
                              voor- en nadelen hiervan? Wat zijn de wensen voor de toekomst? Zo nee, (hoe) zouden
                              deze check-ups uitgevoerd moeten worden?
                           
Het rapport van het onderzoek wordt na de zomer opgeleverd en de kamer zal geïnformeerd
                        worden. In de opdracht is meegenomen om de vergaarde kennis beschikbaar te stellen
                        voor hulpverleners, beleidsmakers en andere belanghebbenden in de jeugd-ggz en brede jeugdhulp. De opgedane kennis
                        zal worden geïntegreerd in de reeds bestaande praktijkstandaarden (e.g., trauma) en
                        kennisdossiers (e.g., seksuele uitbuiting) van het KJP.
                     
Keuzes met ingrijpende gevolgen voor het aanbod voorleggen aan gemeenten
De motie van lid Westerveld (GroenLinks/PvdA)40 verzoekt de regering om keuzes die ingrijpende gevolgen hebben voor het aanbod voor
                     te leggen aan gemeenten. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor een passend en toereikend
                     aanbod aan jeugdhulp. Fusies, het afstoten van specifieke jeugdhulpvormen of andere
                     keuzes met ingrijpende gevolgen voor het aanbod kunnen een risico vormen voor deze
                     wettelijke plicht en kunnen ertoe leiden dat hulp aan jongeren en gezinnen niet (meer)
                     geleverd kan worden. Afhankelijk van hoe het zorglandschap is ingericht zijn gemeenten
                     in meer of mindere mate afhankelijk van specifieke aanbieders.
                  
Jeugdhulpaanbieders zijn private organisaties met een zelfstandige bestuurlijke verantwoordelijkheid.
                        Bestuurders moeten kunnen staan voor de kwaliteit van de jeugdhulp die zij leveren.
                        Tegelijkertijd delen we de opvatting van de Kamer dat goede betrokkenheid van gemeenten
                        bij bovengenoemde beslissingen van essentieel belang is met het oog op de wettelijke
                        plicht van de gemeenten.
                     
We zoeken daarom naar mogelijkheden om de invloed van gemeenten bij dergelijke beslissingen
                        te versterken. Zo is al toegezegd dat met de NZa wordt verkend of de ontwikkeling
                        van een jeugdhulp specifieke concentratietoets, met hierin aandacht voor een passende
                        betrokkenheid van de gemeenten, bijdraagt aan een zorgvuldig fusieproces. Hiernaast
                        kunnen gemeenten nu al in contractvoorwaarden met aanbieders opnemen dat zij vroegtijdig
                        meegenomen worden in voorgenomen fundamentele beslissingen in de bedrijfsvoering,
                        zoals een fusie of overname.
                     
Taakomschrijving van NZa in aanvullende samenwerkingsafspraken uitwerken
De motie van lid Ceder c.s.41 verzoekt de regering om de taakomschrijving van de NZa in aanvullende samenwerkingsafspraken
                     uit te werken. Het wetsvoorstel WVBJZ regelt wat de vroegsignaleringstaak van de NZa
                     is: het signaleren van risico’s voor de beschikbaarheid van specialistische jeugdzorg
                     en het adviseren van partijen om een dergelijk risico af te wenden.
                  
In de huidige situatie is deze taak belegd bij de Jeugdautoriteit en wordt gewerkt
                     met het draaiboek «Continuïteit Jeugdzorg». In het draaiboek staan de rollen en verantwoordelijkheden
                     van de diverse partijen, waaronder de Jeugdautoriteit, beschreven, en ook het proces
                     dat partijen met elkaar doorlopen bij (dreigende) discontinuïteit. Het draaiboek is
                     onderdeel van het convenant «Bevorderen continuïteit jeugdzorg». Convenant en draaiboek
                     zijn eind 2024 geactualiseerd en verlengd tot 2028. Een belangrijke ontwikkeling hierbij
                     is dat de NZa zich vooruitlopend op de transitie van taken reeds heeft verbonden aan
                     convenant en draaiboek. Dit bevordert een soepele overgang van taken. De taakomschrijving
                     van de NZa is in het draaiboek dus al nader uitgewerkt.
                  
We moedigen de diverse partijen, en NZa in het bijzonder, aan om in het belang van
                     het bevorderen van de beschikbaarheid van jeugdzorg waar nodig, aanvullende afspraken
                     te maken, zoals bijvoorbeeld over de termijn waarop NZa betrokken partijen waarschuwt
                     dat er risico’s zijn voor een toereikend aanbod. De NZa en de VNG zijn hierover al
                     in gesprek met elkaar en nemen de termijnen hierin ook mee. De motie wordt hiermee
                     afgedaan.
                  
Samenhang tussen Hervormingsagenda en het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming
De motie van het lid Bruyning (NSC)42 verzoekt de regering de samenwerking tussen de Hervormingsagenda Jeugd en het Toekomstscenario
                     kind- en gezinsbescherming te intensiveren en ervoor te zorgen dat de visie van de
                     programma’s aansluit bij de actuele behoeften en uitdagingen van de doelgroep. Een
                     andere motie van het lid Bruyning (NSC)43 verzoekt de regering om geen onderscheid te maken bij de verdeling van gespecialiseerde
                     jeugdhulp tussen kinderen met een jeugdbeschermings- of jeugdreclasseringsmaatregel
                     en kinderen zonder maatregel en hiermee rekening te houden bij de uitwerking van de
                     Hervormingsagenda en het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming.44 Beide moties nemen wij mee in de verdere uitwerking van het Toekomstscenario kind-
                     en gezinsbescherming, uiteraard in nauwe afstemming met de Hervormingsagenda Jeugd.
                  
Werving pleegouders
Een van de grote aandachtspunten in pleegzorg is de beschikbaarheid van voldoende
                     pleegouders. De recent gepubliceerde Factsheet Pleegzorg 202445 van Jeugdzorg Nederland onderstreept de urgentie: eind 2024 wachtten bijna 900 kinderen
                     op een pleeggezin. Een sterke landelijke campagne voor het werven van pleegouders
                     is van groot belang. Daarom financiert de Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport
                     de landelijke campagne «Jouw huis een 2e thuis» (2023–2026). Deze campagne ziet specifiek op het motiveren van potentiële
                     pleegouders om zich verder te oriënteren op het pleegouderschap. De huidige campagne
                     kent goede resultaten: er zijn ruim 500.000 personen bereikt. Tegelijkertijd zien
                     we kansen om de campagne op onderdelen te intensiveren, aangezien slechts een minimaal
                     percentage van deze 500.000 personen zich vervolgens aanmelden als aspirant-pleegouder.46 Daarom verkent de Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport samen met Jeugdzorg
                     Nederland de mogelijkheid om de campagne te intensiveren. Daarmee wordt motie Eerdmans
                     (JA21) om voor de zomer met een plan te komen om meer pleegouders te werven opgevolgd.47
Begeleiding en ondersteuning pleegouders
De motie Ceder verzoekt de regering begeleiding voor zowel bestands- als netwerkpleegouders
                        te verbeteren.48 Goede begeleiding en ondersteuning van pleegouders is belangrijk om pleegkinderen
                        stabiel en veilig te kunnen opvangen en opvoeden. Om dit te versterken, zijn de volgende
                        acties in gang gezet:
                     
– Veel pleeggezinnen maken gebruik van kinderopvang of buitenschoolse opvang voor hun
                              pleegkinderen. Bij de Voorjaarsnota is door het kabinet voor 2025, 2026 en 2027 –
                              in aanloop naar het hernieuwde stelsel voor kinderopvang – jaarlijks € 10,7 miljoen
                              beschikbaar gesteld als bijdrage voor de kosten die pleegouders maken voor kinderopvang
                              en buitenschoolse opvang van hun pleegkinderen. Ook is vanaf 2028 jaarlijks een bedrag
                              van € 0,6 miljoen structureel beschikbaar gemaakt door het kabinet. Dit najaar informeert
                              de Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport uw Kamer over de uitkering van de deze
                              middelen aan pleegouders die hiervoor in aanmerking komen.
                           
– Pleegouders maken soms kosten voor pleegkinderen, die zij niet vergoed krijgen binnen
                              de reguliere pleegzorgvergoedingen. Hiervoor kunnen zij aanspraak maken op de bijzondere
                              kostenvergoeding bij pleegzorgaanbieders. Tot nu toe konden alleen pleegouders die
                              voor pleegkinderen met een jeugdbeschermingsmaatregel zorgen, aanspraak maken op deze
                              vergoeding. Om dit ook mogelijk te maken voor pleegouders die voor pleegkinderen zonder
                              een jeugdbeschermingsmaatregel zorgen, heeft het kabinet bij de Voorjaarsnota € 2,5 miljoen
                              structureel beschikbaar gesteld. Deze wijziging wordt wettelijk vastgelegd. Lid Westerveld
                              heeft hier eerder met een motie aandacht voor gevraagd49.
                           
– Pleegzorg is in ontwikkeling. De problemen waar pleegkinderen en pleeggezinnen mee
                              te maken krijgen, vragen soms om andere manieren van ondersteuning. Enkele pleegzorgaanbieders
                              werken inmiddels met de Mockingbird-methode.50 Deze werkwijze richt zich op het faciliteren van informele en laagdrempelige steun
                              tussen pleeggezinnen. De Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport heeft een eerste
                              maatschappelijke businesscase laten uitvoeren naar de Mockingbird-methode. Deze is
                              als bijlage bij deze brief toegevoegd. De uitkomsten en aanbevelingen uit dit rapport
                              geven de sector handvatten om Mockingbird de komende jaren verder in te richten, te
                              ontwikkelen en toekomstbestendig te maken.
                           
Tijdens het debat over pleegzorg mishandeld meisje Vlaardingen van 5 maart jl. zijn
                        er ook een aantal moties ingediend die raken aan bovengenoemde motie Ceder. Op deze
                        moties kom ik terug in de brief voortgang acties naar aanleiding van de gebeurtenissen
                        pleeggezin in Vlaardingen.
                     
Schippersinternaten
In juli 2023 heeft uw Tweede Kamer een motie van het lid Koerhuis (VVD) ten aanzien
                     van schippersinternaten aangenomen, en die motie «verzoekt de regering om de uitzetting
                     van schipperskinderen te stoppen en deze problematiek in kaart te brengen, waarbij
                     duidelijk wordt wat de rol van het zogenaamde claimrecht van VWS is, en met oplossingen
                     te komen, waarbij de schipperskinderen vooropstaan»51. De schippersinternaten spelen een belangrijke rol in het bieden van huisvesting,
                     verzorging en opvoeding voor kinderen van ouders met een trekkend bestaan, in de buurt
                     van de school waar zij naar toe gaan. Ik ben al langer in gesprek met de internaten
                     over de impact van de krimp waar zij mee te maken hebben. De verwachting is dat deze
                     ook naar de toekomst zal doorzetten, hoewel zeer onzeker.
                  
De betreffende problematiek door krimp bij de internaten komt omdat de financiering
                     voor een belangrijk deel is gebaseerd op het aantal kinderen dat verblijft op de locatie.
                     Daardoor zijn er locaties die relatief hoge personeelskosten bij een klein aantal
                     kinderen hebben waardoor ze bedrijfseconomisch niet meer rendabel zijn en locaties
                     met te grote gebouwen t.o.v. het aantal kinderen waarbij sprake is van leegstand en/of
                     achterstallig onderhoud. In het laatste geval zou een kleiner gebouw met een passend
                     bij het (nog voldoende) aantal kinderen doelmatiger zijn. De huidige vastgoedmarkt,
                     de locatiegebondenheid en het claimrecht van VWS beperken de mogelijkheden voor schippersinternaten
                     om hierin te bewegen. Specifiek geven de internaten aan dat het in deze tijd zeer
                     moeilijk is om een alternatieve locatie te vinden.
                  
Ik heb opvolgend met diverse stakeholders over deze problematiek gesproken en wil
                     mede op basis daarvan verder verkennen hoe kleine locaties een plek kunnen krijgen
                     in een nieuwe subsidieregeling. Daarbij wil ik verkennen of het mogelijk is kleine
                     locaties (tijdelijk) voor sluiting te behoeden door een langere transitieperiode te
                     faciliteren en hiermee gezinnen een langere overgangsperiode te geven bij de sluiting
                     van een locatie van een internaat. Dit geeft gezinnen de tijd om een alternatieve
                     locatie te zoeken, dan wel de kinderen de mogelijkheid om hun school op locatie af
                     te maken. Uiteindelijk is het onoverkomelijk dat deze (te) kleine internaten gaan
                     sluiten. Onderdeel van de verkenning is dat bekeken wordt wat de mogelijkheden van
                     dekking van deze maatregel binnen de sector zijn. Ook zal ik met de schippersinternaten
                     bezien hoe meer flexibiliteit in het zogenaamde claimrecht kan worden toegepast voor
                     specifieke locaties met te grote/verouderde gebouwen op een wijze die recht doet aan
                     de inhoud van de claimrechtovereenkomst tussen de Staat en de schippersinternaten.
                     Met beide maatregelen kunnen naar verwachting stappen worden gezet richting oplossingen
                     waarbij de schipperskinderen en hun gezinnen voorop staan.
                  
Toezeggingen
Het informeren van de Tweede Kamer over de besluitvorming rondom verkenning vergunningplicht
                        voor jeugdhulpaanbieders52.
In 2024 is door VWS op hoofdlijnen verkend of voor jeugdhulpaanbieders moet worden
                     aangesloten bij de vergunningplicht die op grond van de Wet toetreding zorgaanbieders
                     (Wtza) geldt voor aanbieders van Wlz- en Zvw-zorg en voor medisch specialisten. De
                     verkenning vloeit voort uit een afspraak in de Hervormingsagenda Jeugd. Deze periode
                     wordt benut om met de VNG en Branches gespecialiseerde Zorg voor Jeugd (BGZJ) te komen
                     tot een gedeelde visie op dit vraagstuk. Dit najaar zullen we uw Kamer informeren
                     over de uitkomsten hiervan.
                  
Het informeren van de Tweede Kamer over het in gesprek zijn met gemeenten en zorgaanbieders
                        om tijdig met jongeren tot een toekomstplan te komen53.
Er zijn de afgelopen periode gesprekken gevoerd met betrokken partijen zoals de NJR,
                     VNG/gemeenten, aanbieders en cliëntenorganisaties over de veranderingen bij het 18 jaar
                     worden. Er is een toezegging gedaan om het belang te onderstrepen van het tijdig met
                     jongeren in gesprek gaan om te komen tot een toekomstplan voor de periode na hun 18e verjaardag. Het resultaat hiervan heeft geleid tot afspraken die in het Convenant
                     Stevige lokale teams worden opgenomen. Hiermee is voldaan aan deze toezegging.
                  
Het informeren van de Tweede Kamer over een ambtelijk gesprek over de pilot van schaduwgezinnen
                        en over de voortgang van de motie Stoffer
Zoals toegezegd tijdens het Wetgevingsoverleg hebben we in de afgelopen periode een
                     aantal keer contact gehad met het initiatief het Schaduwgezin. Dit initiatief heeft
                     inmiddels op een aantal scholen een pilot lopen. Er is op deze scholen veel enthousiasme
                     van gezinnen die zich aanbieden als schaduwgezin en er is ook gematcht. Ook is er
                     vanuit het hele land veel interesse voor dit initiatief. De website www.hetschaduwgezin.nl is inmiddels gelanceerd. Daarnaast is het schaduwgezin ook toegetreden tot de alliantie
                     informele steun. Waar mogelijk zullen we de bekendheid van dit initiatief bij gemeenten
                     en scholen en andere partners onder de aandacht blijven brengen. Hiermee is toezegging
                     terzake uitgevoerd.
                  
Het informeren van de Tweede Kamer over de vraag of de rechtsbescherming van gezinshuizen
                        kan worden versterkt.54
                        
In het commissiedebat Jeugdbescherming van 5 december 2024 is toegezegd te verkennen
                     hoe het blokkaderecht – ter bescherming van family life – wettelijk kan worden uitgebreid
                     naar gezinshuizen en de Tweede Kamer hierover te informeren. We zien mogelijkheden
                     om het blokkaderecht in het Burgerlijk Wetboek uit te breiden. Momenteel wordt dit
                     verder uitgewerkt in het wetsvoorstel versterking van de rechtsbescherming in de jeugdbescherming.
                     In de voortgangsbrief jeugdbescherming wordt uw Kamer geïnformeerd over de voortgang
                     van dit wetsvoorstel.
                  
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
V.P.G. Karremans, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport - 
              
                  Mede ondertekenaar
T.H.D. Struycken, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid