Brief regering : Uitvoering moties en toezeggingen kennisveiligheid en verscherpt toezicht
31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid
Nr. 1205
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 juni 2025
Wetenschap floreert bij open internationale samenwerking waarin wetenschappers onafhankelijk
en in vrijheid hun werk kunnen doen. Daarin kunnen er helaas ook risico’s voor de
nationale veiligheid ontstaan bijvoorbeeld wanneer specifieke actoren toegang of invloed
krijgen op sensitieve kennis en technologie. In de kabinetsbrede aanpak voor kennisveiligheid
streeft het kabinet daarom naar de balans tussen maximale openheid en maatregelen
die voor de nationale veiligheid noodzakelijk zijn.
In voorgaande brieven1, 2 heb ik uw Kamer geïnformeerd over een aantal grote ontwikkelingen in de kabinetsbrede
aanpak voor kennisveiligheid sinds de start van deze regeerperiode. Daarin heb ik
uw Kamer bijvoorbeeld geïnformeerd over de vorderingen ten aanzien van het wetsvoorstel
Screening Kennisveiligheid en de start van de internetconsultatie. Deze brief vult
daar op aan door uw Kamer te informeren over een aantal recente vorderingen en de
uitvoering van een aantal moties en toezeggingen op het gebied van kennisveiligheid.3, 4, 5
1. Nationale Leidraad Kennisveiligheid, overzichten en uniforme risico-indicatoren
Kennisinstellingen hebben een belangrijke rol binnen de kabinetsbrede aanpak. Met
hulp van de Rijksoverheid zijn juist kennisinstellingen in positie om de balans te
vinden tussen kansen en risico’s en om risicogerichte maatregelen te treffen binnen
de eigen organisatie. De Nationale Leidraad Kennisveiligheid (hierna: Leidraad Kennisveiligheid)
vormt daarin een belangrijke schakel. De Leidraad Kennisveiligheid is een gezamenlijk
instrument van de Rijksoverheid en de kennissector, en biedt concrete handvatten en
aandachtspunten voor het kennisveiligheidsbeleid van instellingen. In lijn met de
aankondiging in de brief van 25 oktober 2024 heb ik samen met de sector gewerkt aan
het actualiseren van de Leidraad Kennisveiligheid op een drietal onderdelen. Deze
onderdelen zijn gekozen als opvolging van de urgentste aandachtspunten in de sectorbeelden
kennisveiligheid (2023 en 2024) en in het AWTI-advies «Kennis in conflict» (2022). Een vierde onderdeel komt voort uit de uitvoering van de motie Rooderkerk
en Paternotte.6 De actualisatie is op deze punten met succes afgerond.
In deze actualisatie is ten eerste de definitie van kennisveiligheid verduidelijkt.
Ten tweede gaat de Leidraad Kennisveiligheid nu dieper in op de omgang met kennisveiligheid
in het personeelsbeleid. Ten derde zijn er uitgangspunten voor het bijhouden van overzichten
van risicovolle samenwerkingen toegevoegd. In lijn met het eerste deel van de motie
Rooderkerk en Paternotte7 beschikken inmiddels alle universiteiten over deze overzichten en worden ze intern
gebruikt in het kennisveiligheidsbeleid.
Ten vierde heb ik samen met de kennisinstellingen een landelijke set uniforme risico-indicatoren
opgesteld. Deze indicatoren bieden extra houvast bij het inschatten van risico’s bij
het aangaan van internationale samenwerkingen. Deze set is als bijlage bij deze brief
opgenomen en vormt een appendix bij de Leidraad Kennisveiligheid. Hiermee heb ik uitvoering
gegeven aan het tweede deel van de motie Rooderkerk en Paternotte.8
Ik heb met de sector afgesproken om dit jaar ook de rest van de Leidraad Kennisveiligheid
te actualiseren. De huidige versie stamt uit 2022, en kwam tot stand vanuit de theorie.
Inmiddels zitten we midden in de praktijk en heeft de eerste fase van de herziening
laten zien dat er voor meer onderdelen een kans ligt om concrete kennis en ervaring
voor de Leidraad Kennisveiligheid te benutten. Daarmee zorgen we er samen voor dat
de Leidraad Kennisveiligheid ook op de rest van de onderdelen blijft aansluiten bij
de ontwikkelingen en uitdagingen waar instellingen dagelijks aan werken. Ik verwacht
voor het einde van dit jaar de voortgezette actualisatie af te ronden en een geheel
vernieuwde versie te kunnen publiceren.
2. Stroomschema kennisveiligheid
Tijdens het commissiedebat kennisveiligheid van 30 januari 2025 ben ik door het lid
Martens-America gevraagd naar de mogelijkheden om in te grijpen wanneer er door wetenschappelijke
samenwerking toch een gevaar zou ontstaan voor de nationale veiligheid. Ik heb daarop
toegezegd om uw Kamer te informeren over de stappen die ik in dat geval kan zetten.
In deze brief zal ik daar op ingaan. Ter ondersteuning heb ik in de bijlage een schematische
weergave opgenomen. Ik beschrijf de feitelijke situatie op dit moment en de situatie
zodra de voorgenomen Wet screening kennisveiligheid in werking is getreden.9, 10
De dreiging op het gebied van kennisveiligheid blijft onverminderd groot is. Er zijn
nog steeds verschillende statelijke actoren die kennis en technologie als strategisch
machtsmiddel inzetten en openlijk of heimelijk in Nederland kennis proberen te verwerven.
Hiermee proberen zij hun eigen positie te verbeteren en strategische afhankelijkheden
te verminderen. Met de kabinetsbrede aanpak van kennisveiligheid hebben we samen met
het kennisveld de afgelopen jaren veel stappen gezet om weerbaar te zijn tegen deze
dreiging, en onze wetenschap tegelijkertijd zo open mogelijk te houden.
Ons hoger onderwijs- en wetenschapsstelsel kent een hoge mate aan institutionele autonomie.
Ook in de aanpak van kennisveiligheid is én blijft dit een belangrijk uitgangspunt.
Kennisinstellingen zijn zelf verantwoordelijk voor hun beleid en keuzes op het gebied
van kennisveiligheid. De instelling is bij uitstek de plek waar per casus een bewuste
afweging gemaakt kan worden tussen de kansen én risico’s van een internationale samenwerking.
Zo worden zoveel mogelijk kansen benut en dragen kennisinstellingen optimaal bij aan
de samenleving. Kennisinstellingen hebben hiervoor adviesteams ingesteld, beleid ontwikkeld
en bestuurlijk portefeuillehouders aangewezen. Ik zie bovendien dat het risicomanagementsysteem
van kennisinstellingen steeds meer is ingericht op specifieke vraagstukken op het
gebied van kennisveiligheid.11 Kennisinstellingen kunnen ervoor kiezen om gebruik te maken van expertise van de
Rijksoverheid via het Loket Kennisveiligheid. Het is aan de kennisinstelling om, eventueel
aan de hand van advies van het Loket Kennisveiligheid, te besluiten of de internationale
samenwerking kan worden aangegaan en welke mitigerende maatregelen daarbij zo nodig
genomen moeten worden.
Het kan voorkomen dat een kennisinstelling een internationale samenwerking wil aangaan
waarbij het kabinet toch een risico ziet voor de nationale veiligheid. Bijvoorbeeld
wanneer de inlichtingen- en veiligheidsdiensten hierop wijzen of wanneer het kabinet
zorgen heeft over iets wat wordt waargenomen bij een instelling. Academische vrijheid
en institutionele autonomie zijn niet onbegrensd wanneer het de veiligheid raakt.
In dat geval ga ik, vanuit mijn stelselverantwoordelijkheid en in lijn met de bestuurlijke
verhoudingen, hierover in gesprek met het bestuur van de kennisinstelling. Ik zal
dan aangeven welke risico’s het kabinet ziet, vragen naar de risico-inschatting van
de instelling en bespreken welke maatregelen de kennisinstelling voornemens is te
nemen om risico’s te mitigeren. Het kan gebeuren dat een instellingsbestuur na dergelijke
gesprekken zou vasthouden aan een risicovolle internationale samenwerking en het gesprek
de zorgen niet wegneemt. In dat geval zijn er afhankelijk van de situatie verschillende
(formele) vervolgstappen denkbaar waarin het risico en mogelijke maatregelen verder
kunnen worden onderzocht.
In de specifieke situatie dat er een vermoeden is van spionage, zoals neergelegd in
het Wetboek van Strafrecht, zal ik het Openbaar Ministerie informeren. Als er sprake
is van een vermoeden van overtreding van internationale sancties kan ik de betreffende
handhavende autoriteit (bijvoorbeeld de FIOD) op de hoogte brengen. Zij beslissen
vervolgens eigenstandig over de eventueel te nemen verdere stappen. In andere gevallen
bespreek ik de zorgen van het kabinet met de raad van toezicht van de kennisinstelling,
als zijnde werkgever van het instellingsbestuur.
Op basis van specifieke sanctiewet- en regelgeving heb ik rechtstreekse eigen bevoegdheden
als het gaat om de toelating van personen. Als een vakgroep valt onder het verscherpt
toezicht is een kennisinstelling verplicht om voor alle studenten, onderzoekers en
ander personeel, van die betreffende vakgroep, te verzoeken om een ontheffingsbesluit
of een advies te krijgen van de taskforce verscherpt toezicht Kennisembargo. Als een
ontheffingsbesluit wordt geweigerd, mag de kennisinstelling de betreffende persoon
geen toegang geven. Zodra de voorgenomen Wet screening kennisveiligheid in werking
treedt, wordt een screening vooraf verplicht gesteld voor een groter aantal vakgebieden
dan in het huidige verscherpt toezicht. Mijn bevoegdheden worden daarmee uitgebreid,
omdat ik dan voor alle personen die toegang willen tot een hoog-risico onderdeel binnen
een sensitief vakgebied een bindend besluit neem over de toegang.
In het hiervoor beschreven stroomschema is de eigen verantwoordelijkheid van de kennisinstelling
het leidende principe. In mijn ervaring volstaat dat uitgangspunt. Het bewustzijn
en de zelfregulering van kennisinstellingen op het gebied van kennisveiligheid is
aantoonbaar gegroeid in de afgelopen jaren.12 Instellingen laten zien dat zij bewust zijn van het feit dat vrijheid zonder verantwoordelijkheid
niet bestaat.13 Daarmee vertrouw ik er op dat instellingen daadkrachtig en adequaat handelen wanneer
zij op risico’s voor de nationale veiligheid worden gewezen. Het blijft noodzakelijk
om samen met de kennisinstellingen op te trekken in de aanpak van kennisveiligheid,
daarbij zo scherp mogelijk risicogericht te werk te gaan en afhankelijk van de casus
te bekijken of het nodig is de in het stroomschema beschreven mogelijke stappen te
zetten.
Daar waar de risico’s voor de nationale veiligheid het grootst zijn, zijn extra bevoegdheden
voor de overheid nodig. In het eerder genoemde Dreigingsbeeld Statelijke Actoren wordt
de dreiging van de insider threat voor de kennisveiligheid benoemd: de overdracht van sensitieve kennis en technologie
via onderzoekers of andere medewerkers en studenten die studeren of werken binnen
Nederlandse kennisinstellingen. Daarom geef ik prioriteit aan een zorgvuldige invoering
van het wetsvoorstel screening kennisveiligheid, dat als doel heeft om deze overdracht
zoveel mogelijk te voorkomen. Ik doe dit in aanvulling op de blijvende inzet om bewustwording
van kennisveiligheidsrisico’s en zelfregulering in de kennissector te stimuleren en
ondersteunen.
Ik heb onlangs ook met uw Kamer gesproken over (sociale) veiligheid op kennisinstellingen.14 In aanvulling op dit stroomschema voor kennisveiligheid heeft het lid Martens-America
mij gevraagd een soortgelijk overzicht te geven in het geval van een bedreiging van
de veiligheid van studenten en personeel, zoals in het geval van protesten. Bijvoorbeeld
wie er verantwoordelijk is en wie er kan ingrijpen wanneer een protest escaleert.
Voor de zomer zal ik uw Kamer per brief informeren over de uitvoering van diverse
moties en toezeggingen op het gebied van veiligheid. Daarin zal ik ook ingaan op escalatiemechanismes
bij protesten.
3. Stand van zaken verscherpt toezicht
De ongewenste overdracht van kennis en technologie speelt niet alleen een rol binnen
de kabinetsbrede Aanpak Kennisveiligheid. Op het gebied van sanctienaleving hebben
kennisinstellingen daar al langer mee te maken. Op grond van internationale sancties
is het verboden om bepaalde kennis en technologie over te dragen naar gesanctioneerde
landen, in tegenstelling tot de aanpak kennisveiligheid spelen kansen geen rol. Het
naleven van deze verboden is de eigen verantwoordelijkheid van de instellingen.
Voor een drietal sanctieregelingen (Iran, Noord-Korea en Rusland) ondersteunt de overheid
kennisinstellingen bij de naleving. Dit is een samenwerking van de Ministers van Buitenlandse
Zaken (BZ) en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. In 2019 is de taskforce verscherpt
toezicht kennisembargo in het leven geroepen om vorm te geven aan het verscherpen
van toezicht op studenten en onderzoekers in gevoelige onderwijs- en onderzoeksgebieden.
Doel is om bepaalde gevoelige kennis te beschermen.
De basis van dit verscherpte toezicht zijn de sanctieverordeningen van Iran (EU Vo. 2012/267)
en Noord-Korea (EU Vo. 2017/1509). Sinds 1 augustus 2024 valt ook de sanctieverordening
Rusland (EU VO. 833/2014) onder verscherpt toezicht. De reikwijdte van deze toetsing
is daarmee niet uitgebreid, het zijn nog steeds dezelfde onderwijs- en onderzoeksgebieden.
De taskforce ondersteunt kennisinstellingen door een deel van de taken over te nemen
bij het naleven van de verboden van de hierboven genoemde sanctieverordeningen. Dit
betekent dat vooraf wordt onderzocht of er met de toegang van een specifiek persoon
een risico bestaat dat de kennisinstelling daarmee direct of indirect verboden technische
bijstand levert. Bij Noord-Korea en Rusland levert de taskforce een besluit af dat
bindend is, bij Iran betreft het een advies, daar er geen kennisembargo op Iran bestaat.
Uitvoering verscherpt toezicht gaat op in wet screening kennisveiligheid
Het verscherpt toezicht zal als zelfstandig uitvoeringsinstrument ophouden te bestaan
zodra het opgaat in de uitvoering van de screening kennisveiligheid. Op 7 april jl.
heb ik uw Kamer geïnformeerd over de stand van zaken van het wetsvoorstel dat deze
screening introduceert.15 De uitvoering van de screening kennisveiligheid is daarmee naar verwachting ook een
efficiënte en effectieve manier om uitvoering te geven aan het Verscherpt toezicht.
Proces verscherpt toezicht afgelopen jaren verbeterd
In 2021 is uw Kamer geïnformeerd over de eerste evaluatie van de taskforce verscherpt
toezicht kennisembargo.16 Daarmee is de professionalisering van het verscherpt toezicht ingezet. Zo is de doorlooptijd
verkort van 5,2 weken in 2020 naar 2,8 weken in 2024. In de periode 2019–2024 zijn
2.019 aanvragen gedaan voor een ontheffing van het kennisembargo. Dit heeft in twee
gevallen geleid tot een afwijzing of andere reden om niet tot ontheffing te komen.
Ten aanzien van de Iran-sanctieverordening wordt geen ontheffing verleend, maar een
advies gegeven aan de kennisinstelling. In 13 van de 2.019 aanvragen heeft dit geleid
tot een verhoogd risicoadvies.
Per 1 november 2023 heb ik het gecoördineerd opdrachtgeverschap overgenomen van de
Minister van Buitenlandse Zaken.17 Daarmee zijn de taken uitgevoerd door het OCW-loket Kennisembargo en de taskforce
verscherpt toezicht kennisembargo onder mijn uitvoeringsverantwoordelijkheid komen
te vallen. Daarbij blijft de inzet van BZ noodzakelijk om deze verantwoordelijkheid
te vervullen. Bij de overdracht van het opdrachtgeverschap zijn hierover afspraken
vastgelegd.
Dat verscherpt toezicht instellingen ondersteunt, betekent niet dat sanctienaleving
voor kennisinstellingen eenvoudig is. Kennisinstellingen geven aan dat het stelsel
van sanctieverordeningen erg complex is en dat het van hen aanzienlijke deskundigheid
vergt om de sanctieverordeningen effectief te implementeren. Instellingen geven aan
dat informatievoorziening, versimpeling en harmonisatie cruciaal zijn voor een uitvoerbare
en effectieve sanctienaleving. Deze behoefte begrijp ik. Ik ben daarom blij dat deze
knelpunten onderdeel zijn van de toonzettende Nederlandse inzet op het gebied van
sanctienaleving in Europees verband.18
Met de kennisinstellingen die vallen onder het verscherpt toezicht19 ben ik bovendien in gesprek over de doorontwikkeling van het verscherpt toezicht
zelf. Dit gesprek draagt er aan bij de ervaring van instellingen met sancties en het
verscherpt toezicht zichtbaar te maken en te begrijpen, en om verbeterpunten te identificeren.
Een belangrijk thema in de gesprekken is de herziening van de lijst van instellingsonderdelen
die onder het verscherpt toezicht vallen. De komende tijd onderzoek ik samen met BZ
en de betrokken kennisinstellingen hoe dit kan worden vormgegeven.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
E.E.W. Bruins
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap