Brief regering : Uitkomsten Bestuurlijke Overleggen Leefomgeving 2025
34 682 Nationale Omgevingsvisie
Nr. 228
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING EN RUIMTELIJKE ORDENING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 juni 2025
We staan in Nederland voor grote opgaven met een ruimtelijke vertaling. Om in de toekomst
prettig te kunnen wonen, werken en leven moeten we de schaarse ruimte slim benutten
en rechtvaardig verdelen. Ruimtelijke ordening raakt ons allemaal: van woningzoekenden
tot boeren, van ondernemers tot recreanten.
De ruimtelijke keuzes kunnen niet op zich laten wachten. Daarom gaat dit kabinet demissionair
onverkort door met het voeren van regie op de ruimtelijke ordening en de integrale
afweging van opgaven met een ruimtelijke vertaling, binnen de ruimte die uw Kamer
daartoe biedt. Het kabinet werkt daarbij samen met de provincies, gemeenten, waterschappen
en de samenleving, zoals bij de vastgestelde Ruimtelijke Arrangementen en blijft dat
doen. Omdat dergelijke bestuurlijke afspraken zo op breed draagvlak kunnen rekenen.
Daarbij zal het kabinet uiteraard ook draagvlak in de Tweede Kamer vergaren en werk
ik door aan de nieuwe Nota Ruimte.
Het kabinet heeft tijdens de jaarlijkse Bestuurlijke Overleggen Leefomgeving (BO’s
Leefomgeving) onder mijn leiding, vanuit mijn coördinerende verantwoordelijkheid als
Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, op 2, 10 en 11 juni het gesprek
gevoerd met een bestuurlijke vertegenwoordiging van medeoverheden (gemeenten, provincies
en waterschappen) over opgaven die om een ruimtelijke vertaling vragen.
De gesprekken met de regio heb ik samen met de Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
de Minister van Klimaat en Groene Groei, de Staatssecretaris van Infrastructuur en
Waterstaat, de Staatssecretaris van Defensie en de Staatssecretaris Herstel Groningen
gevoerd. Via deze brief wil ik uw Kamer mede namens hen en namens de Minister van
Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, de Minister van Economische Zaken
en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap informeren over de uitkomsten.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat a.i. informeert uw Kamer separaat over
de voortgang van het Meerjarenprogramma Infrastructuur Ruimte en Transport (MIRT),
in relatie tot de MIRT-projecten en programma’s.
Ruimte slim benutten en rechtvaardig verdelen
Om de ruimtelijke vertaling van alle ambities en vraagstukken integraal af te wegen
en keuzes te maken, werkt het kabinet aan de Nota Ruimte, die een langetermijnvisie
op de toekomst en de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland geeft. De Nota
Ruimte bevat de ruimtelijke keuzes voor nu (2030), straks (2050) en met een doorkijk
naar later (2100). De Nota Ruimte schetst het integrale toekomstperspectief op Nederland
met keuzes en richtingen voor wonen, werken en bereikbaarheid, de economie en energievoorziening,
landbouw en natuur en doorsnijdende thema’s als water en bodem, Defensie en erfgoed.
In de Nota Ruimte, die formeel de nationale Omgevingsvisie is vanuit de Omgevingswet,
wordt een ruimtelijke vertaling gemaakt van al deze keuzes en de samenhang daartussen.
Er staan bijvoorbeeld afspraken in over (nieuwe) verstedelijking, inclusief nieuwe
locaties voor grootschalige woningbouw, bereikbaarheid, plekken voor en verduurzaming
van energievoorziening, ruimte voor economie en industrie en landbouw en natuur. Ik
streef ernaar voor de zomer tot besluitvorming te komen binnen het kabinet over structurerende
keuzes en integrale afwegingen in de Nota Ruimte. Omdat het ontwerp van de Nota Ruimte
met daarin deze ruimtelijke keuzes een plan-MER-proces moet doorlopen zal de formele
publicatie van de ontwerp-Nota Ruimte na de zomer plaatsvinden.
Het Rijk voert regie op de ruimtelijke ordening, maar kan dit niet alleen. Daarom
werken alle overheden gebiedsgericht samen aan de ruimtelijke inrichting van Nederland
via de zogenaamde NOVEX-aanpak. Deze aanpak houdt in: het versnellen van de uitvoering
van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI), het versterken van de ruimtelijke regierol
van de Rijksoverheid en het vernieuwen van de samenwerking in de (uitvoerings)relatie
met provincies, gemeenten en waterschappen. Zo kunnen we maatwerk leveren per gebied
of regio. NOVEX kent twee samenhangende trajecten: regie per provincie en gebiedsgerichte
regie in 16 NOVEX-gebieden.
In de aanpak per provincie maken Rijk en provincies afspraken die worden vastgelegd
in een Ruimtelijk Arrangement. Concreet is het Ruimtelijk Arrangement een set aan
wederkerige bestuurlijke afspraken tussen Rijk en provincie over de ruimtelijke vertaling
van nationale en regionale maatschappelijke opgaven in een provincie. Zo stemmen Rijk
en provincies nationaal en provinciaal omgevingsbeleid op elkaar af. Dit leidt tot
maatwerk per regio, doorwerking en tot snellere uitvoering van de ruimtelijke opgaven.
Het Ruimtelijk Arrangement is geen statisch document, maar kent een jaarlijkse cyclus
die ervoor zorgt dat effecten en doorwerking van keuzes nationaal en regionaal op
elkaar worden afgestemd, gericht op de ambities en doelen per provincie.
In 16 NOVEX-gebieden zijn de fysieke opgaven en de stapeling daarvan dusdanig complex,
dat rijk en regio een gezamenlijk gebiedsgericht proces doorlopen. Rijk en regio stellen
samen met stakeholders voor elk gebied een Ontwikkelperspectief, Uitvoeringsagenda
en Regionale Investeringsagenda (RIA) op.
Versterken van ruimtelijke kwaliteit in gebieden
Bij het slim benutten en rechtvaardig verdelen van de ruimte heeft het kabinet aandacht
voor ruimtelijke kwaliteit: de manier waarop we keuzes maken, draagt bij aan de maatschappelijke
ambities, is toekomstbestendig en versterkt de kwaliteit van onze leefomgeving. In
gebieden waar sprake is van een complexe stapeling van ruimtelijke opgaven is soms
een aanvullende aanpak nodig. Door middel van ontwerpend onderzoek verkennen we in
deze gebieden een mogelijke toekomst zodat keuzes goed kunnen worden onderbouwd.
Als onderdeel van de Ruimtelijke Kwaliteitsaanpak organiseert het Ministerie van VRO
samen met provincies en gemeenten jaarlijks vier werkplaatsen – voornamelijk in NOVEX-gebieden
– waarin ontwerpkracht wordt ingezet om ingewikkelde ruimtelijke vraagstukken aan
te pakken en tot kwalitatieve oplossingen te komen. In 2025 worden werkplaatsen georganiseerd
in de Kraag van Utrecht (onderdeel van de Hollandse Waterlinie), Fellenoord in Eindhoven
(NOVEX-gebied Stedelijk Brabant), NOVEX-gebied North Sea Port District in Zeeland
en de Wieringermeer in Noord-Holland aan het IJsselmeer.
Uitvoeringsstrategie langjarige infra en woningbouw
Het kabinet investeert € 2,5 miljard in bereikbaarheid ten behoeve van de woningbouwopgave.
Daarnaast hebben medeoverheden in hun regionale ontwikkelperspectieven aandacht voor
toekomstige, langjarige, investeringen in infrastructuur om schaalsprongen mogelijk
te maken.
Het kabinet ziet dat het de laatste jaren steeds moeilijker is om grote structuurversterkende
projecten op te starten. Dit is mede het gevolg van verschillende factoren: de aanhoudende
krappe arbeidsmarkt (zeker bij een vergrijzende bevolking), schaarse fysieke ruimte,
beperkte vergunningverlening (onder meer als gevolg van gerechtelijke uitspraken over
stikstof en private belangen), netcongestie en dalende Rijksuitgaven voor infrastructuur
binnen het Mobiliteitsfonds in de toekomst.
Om de in de Nota Ruimte geschetste ontwikkelrichting te bereiken is een andere manier
van werken nodig om de geschetste structuurversterkende projecten uit te voeren en
te bekostigen. Het kabinet werkt daarom aan een ontwikkelstrategie grootschalige infra
die de ontwikkeling van Nederland faciliteert. Het gaat hierbij nadrukkelijk om projecten
waarover nog geen besluiten zijn genomen en waarover nog moet worden besloten.
Bij de strategie onderzoekt het kabinet mogelijkheden van alternatieve bekostiging.
Daarnaast onderzoekt het kabinet realistische begrotingen (o.a. passende en uitvoerbare
kasritmes) voor de investeringen. Realisme in ambities is van belang om teleurstellingen
achteraf te voorkomen. Daarnaast bevat de strategie een overzicht wat naar verwachting
nodig is om dergelijke projecten te kunnen starten, inclusief de keuzes en prioriteiten
(in de eerdergenoemde factoren) die nodig zijn en eventueel aanvullend beleid dat
nodig is. Voor de departementale begrotingsbehandelingen van het najaar van 2025 stuurt
het kabinet de voortgang aan de Tweede Kamer.
Uitkomsten Bestuurlijke Overleggen Leefomgeving 2025
Ik licht de uitkomsten hieronder toe. Een volledig overzicht van de afspraken per
landsdeel is opgenomen als bijlage bij deze Kamerbrief.
1. Ruimtelijke ordening
Eerste Ruimtelijk Arrangement per provincie
Het Ruimtelijk Arrangement is een set van wederkerige bestuurlijke afspraken tussen
Rijk en provincies, gericht op een langjarig inhoudelijk commitment op afspraak en
koers. De afspraken hebben betrekking op de ruimtelijke vertaling van nationale en
regionale maatschappelijke opgaven en de ordening en de inpassing daarvan. De ruimtelijke
arrangementen zijn bedoeld om het nationaal en provinciaal omgevingsbeleid op elkaar
af te stemmen, gericht op samenhangende ruimtelijke keuzes. Dit voorjaar heeft een
brede hoog-ambtelijke vertegenwoordiging van het Rijk met provinciale bestuurders
gesproken over afspraken die nodig zijn om de ruimtelijke vraagstukken verder te brengen.
Met alle provincies zijn afspraken gemaakt over langjarige samenwerking bij de fysieke
vraagstukken. Met 11 provincies zijn de afspraken tijdens de BO’s Leefomgeving bestendigd
in de vorm van eerste ruimtelijke arrangementen. Met de provincie Groningen heb ik
de procesafspraak «Op weg naar het Ruimtelijk Arrangement» ondertekend, waarin met
het recent aangetreden college van gedeputeerde staten is afgesproken om in het najaar
van 2025 een Ruimtelijk Arrangement vast te stellen.
De gemaakte afspraken hebben logischerwijs een divers karakter en doen daarmee recht
aan de verscheidenheid van de verschillende provincies. Het betreft een eerste generatie
van ruimtelijke arrangementen. Bovendien is de Nota Ruimte nog niet gereed. Daarom
zijn over sommige onderwerpen concrete afspraken gemaakt, terwijl we over andere onderwerpen
in gesprek blijven en procesafspraken hebben gemaakt.
Ook is afgesproken deze zomer te werken aan een werkwijze voor het geval dat zich
in de gebiedsgerichte uitwerking van nationale ruimtelijke keuzes nieuwe conflicterende
ruimteclaims voordoen. Deze werkwijze zal ik vanwege mijn coördinerende rol samen
met mijn collega’s en medeoverheden verder uitwerken. Zo werken Rijk en provincies
aan de doorontwikkeling van de interbestuurlijke NOVEX-samenwerking.
De nationale ruimtelijke keuzes in de Nota Ruimte en de hieraan gerelateerde opgaven
vormen belangrijke bouwstenen voor het Ruimtelijk Arrangement. Dat is mogelijk doordat
het opstellen van de ontwerp-Nota Ruimte en de eerste ruimtelijke arrangementen grotendeels
parallel plaatsvond. Het Rijk benut zowel de inhoud van de provinciale Ruimtelijke
Voorstellen als de afspraken in de ruimtelijke arrangementen bij nationale ruimtelijke
keuzes in de (ontwerp-)Nota Ruimte. Na vaststelling levert de Nota Ruimte als nationale
Omgevingsvisie vanuit de Omgevingswet bouwstenen voor de volgende generatie ruimtelijke
arrangementen binnen een cyclisch proces.
Afspraken in alle ruimtelijke arrangementen
In alle ruimtelijke arrangementen komen – met aandacht voor de gebiedsspecifieke kenmerken
en met een gebiedsgerichte vertaling- afspraken terug over ruimte voor wonen, werken
en bereikbaarheid (inclusief groen in en om de stad), economie, landbouw en natuur,
Defensie, energie, water en bodem en cultureel erfgoed en landschap. Graag spreek
ik mijn dank uit voor het gezamenlijke proces dat we hebben doorlopen en de goede
samenwerking tussen de betrokken overheden in het vertrouwen dat dit wordt voortgezet.
Wonen, werken en bereikbaarheid
Het Rijk zet in op een regionaal gedifferentieerde ruimtelijke ontwikkelstrategie.
Deze strategie zal ook onderdeel zijn van de Nota Ruimte en valt uiteen in vijf types:
Vitaliseren, Initiëren, Stimuleren, Transformeren en Accommoderen (VISTA). In het
Ruimtelijk Arrangement zijn afspraken gemaakt dat Rijk en provincies de indeling uit
het VISTA-model nader uitwerken zodat deze past bij de kenmerken van regio’s en de
ambities en beleidskaders van provincies. Deze regionaal gedifferentieerde ruimtelijke
ontwikkelstrategieën zijn daarmee basis voor deze samenwerking.
Rijk en provincies hebben afspraken gemaakt om in te zetten op robuuste verbindingen
tussen stedelijk en niet-stedelijk gebied. Bestuurlijke afspraken over mobiliteit
landen op de jaarlijkse BO’s MIRT. Het Rijk inventariseert op welke Europese middelen
mogelijk aanspraak gemaakt kan worden. Dit als onderdeel van het traject in het kader
van de Natuurherstelverordening om breder Europese financieringsmogelijkheden in beeld
te brengen.
Er is in Nederland een groot tekort aan woningen. Rijk en provincies hebben daarom
afspraken gemaakt om sneller meer woningen te bouwen in lijn met bestaande afspraken
zoals de Woontopafspraken en Woondeals. Rijk en provincies erkennen ieders rol en
verantwoordelijkheid en hebben aandacht voor de woningbouwvoorwaarden, zoals netcongestie,
stikstof, geluid en water en bodem. Zo blijven we gezamenlijk werken aan passende
oplossingen. Er is afgesproken open te staan voor en invulling te geven aan de toekomstige
woningbouwopgave en -ambities richting 2050 in samenhang met andere ruimtelijke opgaven.
VRO en de provincies geven de komende maanden gezamenlijk invulling aan de toekomstige
woningbouwopgave en ambities.
Voor Zeeland is de afspraak gemaakt om gezamenlijk een ontwikkelstrategie op te stellen
met het accent op verstedelijking richting 2050. Hierbij worden ontwikkelkansen voor
wonen, werken, leefkwaliteit en bereikbaarheid in samenhang opgepakt, passend bij
de vele ontwikkelingen in Zeeland en aansluitend op de ontwikkelingen in relatie tot
het NOVEX-gebied North Sea Port District.
Voor Zuid-Holland verkennen Rijk en Provincie hoe middelen vanuit (bestaande) lange
termijn regionale investeringsagenda’s van verschillende beleidsdomeinen (als zorg,
onderwijs, economie, bereikbaarheid), meer gebundeld kunnen worden ingezet in Zuid-Hollandse
deelgebieden.
In Drenthe en Groningen gaan Rijk en Provincie voortvarend aan de slag met het opstellen
van de startnotitie voor de MIRT-verkenning voor de Nedersaksenlijn. Met deze toekomstige
verbinding kan een impuls ontstaan voor de regio Zuid- en Oost- Drenthe en Oost-Groningen
op het gebied van economie, werkgelegenheid en brede welvaart evenals de sociaaleconomische
verbinding met Duitsland. Rijk en regio gaan in dat kader tevens in gesprek over mogelijke
extra woningbouw.
In Fryslân is met het Rijk afgesproken te bezien welke gerichte ondersteuning de provincie
en de vier Friese Steden (F4) verder zou kunnen helpen, onder meer in het licht van
economisch beleid en de woningbouwopgave.
Economie
In diverse ruimtelijke arrangementen zijn afspraken gemaakt over het nader versterken
van de ruimte voor economische activiteit. In onder andere de Oostelijke en Noordelijke
provincies, Utrecht, Noord-Holland en Zuid-Holland zijn samenwerkingsafspraken opgenomen
waarbij zowel Rijk als de regio zich gezamenlijk inspannen voor behoud van ruimte
voor economie. In een aantal provincies zijn daarnaast afspraken gemaakt over economie-gerelateerde
onderwerpen als woon-werk balans en circulaire economie. Er is een breed gedeeld besef
dat ruimte voor economische activiteit cruciaal is voor het verdienvermogen van regio's
en Nederland en dat het zoveel mogelijk borgen van deze ruimte cruciaal is voor de
brede welvaart van de provincies.
Landbouw en Natuur
In het Ruimtelijk Arrangement herbevestigen Rijk en provincie dat het Ministerie van
LVVN, in samenspraak met het Ministerie van VRO, bestuurlijk en ambtelijk in gesprek
blijven met de provincies over de uitwerking van de ruimtelijke keuzes voor het landelijk
gebied. Het Rijk maakt op het BO Landelijk Gebied afspraken met medeoverheden over
ruimtelijke keuzes voor landbouw en natuur in het landelijk gebied. Afgesproken is
deze keuzes en afspraken vervolgens te laten landen in de Nota Ruimte en te betrekken
bij het NOVEX-proces met de cyclus van ruimtelijke arrangementen. Dit om keuzes voor
het landelijk gebied in samenhang met andere ruimtelijke opgaven te bekijken en te
wegen.
Defensie
Op 23 mei 2025 heeft het kabinet het ontwerp-Nationaal Programma Ruimte voor Defensie
(NPRD) uitgebracht.1
In het Ruimtelijk Arrangement hebben Rijk en de provincies afspraken opgenomen die
voortkomen uit dit ontwerp en die een bredere ruimtelijke doorwerking hebben. Zo is
in de provincies die dit betreft de afspraak gemaakt om het planologisch regime voor
de laagvlieggebieden in overleg met hen uit te werken. Het Rijk, de Provincie Overijssel
en gemeente Staphorst gaan een gezamenlijke inspanningsverplichting aan voor een veilige
verkeersontsluiting van de grootschalige munitieopslag. Koppelkansen, bijvoorbeeld
met natuur, kunnen ook aanleiding zijn voor een gezamenlijk gebiedsproces. Waar relevant
wordt gebruik gemaakt van bestaande interbestuurlijke gebiedsprocessen, zoals NOVEX-gebieden
(incl. Uitvoeringsagenda’s) en de trajecten voor Verstedelijkingsstrategieën.
Voor een aantal provincies is ook een aantal aanvullende afspraken gemaakt. De Ministeries
van VRO en Defensie, Limburg en Noord-Brabant verkennen met elkaar de mogelijkheid
van het inrichten van een ontwerptafel vrede en veiligheid. Hierin brengen Rijk en
regio expertise bij elkaar om de slagkracht te vergroten. In Flevoland worden de koppelkansen
tussen het toekomstig economisch profiel verkend, waaronder in relatie tot hightech
en Defensie. Het Rijk biedt ondersteuning om een Ontwikkelperspectief Noord-Holland-Noord
op te stellen, met daarbij in het bijzonder aandacht voor onder meer Defensie (Maritiem
Cluster Den Helder) en energie.
Energie
Rijk en provincies hebben in het Ruimtelijk Arrangement afspraken gemaakt in relatie
tot het belang, de omvang en de toenemende ruimtelijke impact van de langjarige energieopgave.
Dit in samenhang met economisch toekomstperspectief met een focus op ruimte, randvoorwaarden
en netwerken op orde voor hoogwaardige economie, strategische autonomie en leveringszekerheid
van energie. Ook hebben de afspraken betrekking op de rol van provincies om ruimtelijk
toe te zien op ruimtelijke reserveringen voor het energiesysteem, zoals vestigingsplaatsen
voor grootschalige elektriciteitsopwekking en buisleidingenstroken en integraal te
wegen in de provinciale Omgevingsvisie. Waar mogelijk nemen provincies dit op in provinciale
ruimtelijke kaders. Ook zijn afspraken gemaakt om ruimte te bieden aan grootschalige
batterijen daar waar hiertoe noodzaak bestaat door deze toe te staan op locaties waar
de ruimtelijke voorwaarden passen. Verder zijn er afspraken gemaakt over het uitwisselen
van onderzoeksresultaten rondom de inzet van waterstof voor clusters van bedrijven
buiten de 5 clusters aan de waterstofbackbone.
Water en bodem
Rondom het thema water delen Rijk en provincies de opvatting dat het belangrijk is
rekening te houden met waterbeschikbaarheid bij alles wat we doen. Provincies spreken
hun zorg uit over de beschikbaarheid van zoetwater voor landbouw, natuur, bedrijven
en woningen en over het mogelijke ruimtebeslag van waterbuffers en roepen het rijk
op daarin partner te zijn. In het Ruimtelijk Arrangement zijn, in aanloop naar besluiten
over het zoetwatervraagstuk in het Deltaprogramma, procesafspraken gemaakt over nadere
gezamenlijke verkenningen en onderzoeken. In Noord-Brabant is afgesproken dat de provincie
aanpakken gaat verkennen om de herontwikkeling van het regenwatersysteem tot uitvoering
te brengen en dit inbrengt op de overlegtafels van het Deltaprogramma. Op basis daarvan
wordt de integrale samenhang verkend en besproken. Met Gelderland is onder andere
afgesproken om via de Deltaprogramma’s Rijn en Maas en het programma Ruimte voor de
Rivier 2.0 samen op te trekken in het waterverdelingsvraagstuk.
Met een aantal provincies is de afspraak gemaakt om te onderzoeken wat de mogelijkheden
zijn om de beschikbaarheid van zoetwater te vergroten. Zo is met de Provincie Overijssel
de afspraak gemaakt dat zij aan de tafel van het Deltaprogramma Zoetwater inbrengt
een onderzoek uit te voeren naar hoe het vasthouden van water in de intrekgebieden
van drinkwaterwinningen kan bijdragen aan het verzekeren van de drinkwaterproductie
en het voorkomen van negatieve effecten in de omgeving (gebiedscasus Twente).
Voor het Rijk en Gelderland is herstel van het grondwatersysteem op de Veluwe van
groot belang met het oog op een duurzame drinkwatervoorziening voor de lange termijn.
Een rol van het Veluwse grondwatersysteem in de nationale drinkwatervoorziening heeft
mogelijk gevolgen voor onder meer landbouw, woningbouw, Defensie en ruimte voor bedrijven.
Daarom is een brede integrale afweging nodig. De provincie Gelderland brengt daarom
een verkenning naar de rol van de Veluwe in de toekomstige drinkwatervoorziening in
op de tafel van het Deltaprogramma Zoetwater.
De provincies die een sterke relatie met het IJsselmeer kennen – waaronder Noord-Holland,
Flevoland, Utrecht, Gelderland, Fryslân, Groningen en Drenthe – onderzoeken gezamenlijk
hoe de zoetwatervoorraad van het IJsselmeer optimaal kan worden benut en behouden,
nu en in de toekomst.
Ook zijn er afspraken gemaakt over drinkwatervoorziening bij ontwikkeling van woningbouwlocaties
zoals in Flevoland waar sprake is van een grote woningbouwopgave. Hiermee wordt tevens
uitvoering gegeven aan de motie Van der Plas2 die verzoekt om in de bestuurlijke akkoorden en startpakketten voor provincies afspraken
op te nemen om de drinkwatervoorziening voor woningbouw zeker te stellen.
Vernatting van veenweiden (zoals het Groene Hart onder andere in de Provincie Zuid-Holland)
wordt meegenomen als één van de nieuwe grote watervragers in het kader van de herijking
van het Deltaprogramma. Het Rijk gaat samen met de veenweideprovincies aan de slag
met gerichte en specifieke veenweide strategieën richting 2030, 2050 en 2100. Om de
veenweideopgave ruimtelijk het hoofd te bieden is afgesproken dat provincies werken
aan hogere waterstanden en pogen dit ruimtelijk in te passen. Zo is bijvoorbeeld met
de Provincie Utrecht de afspraak gemaakt om de vernattingsopgave in de veenweiden
mee te wegen in ruimtelijke keuzes om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen
en de bodemdaling te remmen. Waar gewenst zal voor het maken van keuzes de samenwerking
met het Rijk worden geïntensiveerd, zoals in Fryslân. Daarnaast is met Overijssel
afgesproken om in de IJssel-Vechtdelta integraal met alle betrokken overheden aan
de slag te gaan met de ruimtelijke opgaven in dat gebied.
Cultureel erfgoed en landschap
Het Rijk betrekt cultureel erfgoed in een vroeg stadium bij de planvorming, uitvoerings-,
inrichtings- en beheervraagstukken van ruimtelijke ontwikkelingen. Hiervoor worden
passende instrumenten ingezet zoals de gebiedsbiografie en ontwerpend onderzoek. Het
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) werkt samen met de provincies
aan een extra aanpak voor het benutten en versterken van de unieke Nederlandse cultuurlandschappen.
De aanpak is gericht op het definiëren van de kernkwaliteiten en het formuleren van
een langetermijnambitie voor het betreffende landschap. Vervolgens zal met de aanpak
worden onderzocht hoe deze kernkwaliteiten meegenomen kunnen worden bij ruimtelijke
ontwikkelingen, waarbij het uitgangspunt is dat er juist veel mogelijk is in het combineren
en benutten van deze landschappen. OCW en de provincies onderzoeken samen hoe gemeenten
ondersteund kunnen worden om in omgevingsplannen en -visies (niet bindend) rekening
te houden met cultuurlandschappelijke waarden en tegelijkertijd de ruimte maximaal
te benutten. Rijk en Waterlinieprovincies hebben afgesproken een ruimtelijk perspectief
op te stellen voor de toekomst van de Hollandse Waterlinies. Rijk en provincies zien
binnen de Hollandse Waterlinies het belang voor de realisatie van de ruimtelijke transities.
Met het ruimtelijk perspectief wordt gekeken naar een balans tussen behoud en ontwikkeling.
De instandhouding van de uitzonderlijke universele waarde vormt hierbij de basis.
Uitvoeringsagenda’s NOVEX-gebieden
Naast de aanpak per provincie werkt het Rijk met de regio samen in 16 specifieke NOVEX-gebieden.
Ook voor de NOVEX-gebieden zijn tijdens de BO’s Leefomgeving afspraken gemaakt. In
de 16 NOVEX-gebieden staan verschillende hoofdopgaven centraal. Er zijn drie verschillende
soorten gebieden, namelijk haven-/industrieclusters, landelijke gebieden en verstedelijkingsgebieden.
Voor alle 16 NOVEX-gebieden is inmiddels een Ontwikkelperspectief bestuurlijk vastgesteld.
In het Ontwikkelperspectief is een gezamenlijk toekomstbeeld voor het gebied beschreven,
dat de basis vormt voor strategische besluiten en uitvoeringsafspraken. Op de ontwikkelperspectieven
volgt per NOVEX-gebied een Uitvoeringsagenda met afspraken over wie wat doet en wanneer
om het Ontwikkelperspectief te realiseren. Veelal betreft het maatregelen over (nadere
uitwerking van de) thema’s wonen, mobiliteit, groen, leefbaarheid, cultuurlandschap,
energie en economie. Inmiddels zijn er 14 Uitvoeringsagenda’s bestuurlijk vastgesteld.
Het NOVEX-gebied Lelylijn werkt momenteel aan een Masterplan. Het kabinet werkt aan
een uitvoeringsstrategie langjarige infra en woningbouw om eventuele volgende investeringen
in grootschalige structuurversterkende infrastructuur, zoals de Lelylijn, te kunnen
uitvoeren en bekostigen. De Uitvoeringsagenda voor NOVEX-gebied Groningen/Masterplan
zeehavens wordt naar verwachting tijdens het BO Leefomgeving 2026 vastgesteld.
De volgende stap is samenwerken aan de verdere uitwerking en uitvoering van de Uitvoeringsagenda
en het opstellen van een regionale investeringsagenda (RIA).
De RIA is een adaptief instrument en maakt zowel bestaande investeringen als de investeringsbehoefte
van projecten uit de Uitvoeringsagenda inzichtelijk.
NOVEX-verstedelijkingsgebieden
De NOVEX-verstedelijkingsgebieden (Zuidelijke Randstad, Metropoolregio Amsterdam,
Utrecht-Amersfoort, Regio Zwolle, Stedelijk Brabant en Regio Groningen-Assen) hebben
zich met name gefocust op de uitwerking en uitvoering van belangrijke ruimtelijke
opgaven en hebben dat vastgelegd in Uitvoeringsagenda’s. De NOVEX-gebieden Stedelijk
Brabant en Zuidelijke Randstad hadden al een Uitvoeringsagenda vastgesteld. Voor de
Zuidelijke Randstad is dit BO Leefomgeving een 2.0-versie van de Uitvoeringsagenda
vastgesteld. De NOVEX gebieden Utrecht-Amersfoort, Regio Zwolle, Regio Groningen-Assen
en Metropoolregio Amsterdam hebben tijdens de BO’s Leefomgeving een eerste Uitvoeringsagenda
vastgesteld.
Vanuit NOVEX Zuidelijke Randstad wordt verder onderzoek gedaan naar het verbeteren
van het regionale groenblauwe netwerk, om ook een impuls te kunnen geven aan de leefbaarheid
die nodig is gezien de grote aantallen woningen die daar in de toekomst gebouwd gaan
worden.
Voor NOVEX Utrecht-Amersfoort is de Uitvoeringsagenda een concretisering van de eerder
vastgestelde adaptieve ontwikkelstrategie. De Uitvoeringsagenda geeft een overzicht
van de te maken keuzes en te nemen besluiten en de onderlinge relatie van maatregelen.
Daarmee biedt het een basis om te komen tot integrale en haalbare plannen ten behoeve
van de realisatie.
Voor NOVEX Metropoolregio Amsterdam (MRA) zijn maatregelpakketten geformuleerd voor
drie hoofdopgaven: meerkernige ontwikkeling met menselijke maat, groenblauw netwerk
in en om de stad en watersysteem, en energie-infrastructuur. Om tot nader uitgewerkte
uitvoeringsafspraken te komen is afgesproken om het komende half jaar een integrale
prioritering en fasering te maken van de voorgestelde maatregelpakketten uit de Uitvoeringsagenda.
Daarbij zoomen we expliciet in op de te maken keuzes in zeven gebieden.
In NOVEX Regio Groningen-Assen is in de uitwerking geconcludeerd dat er voldoende
ruimte is voor de woningbouwopgave, en wordt toegewerkt naar afspraken over de randvoorwaarden
van verstedelijking. In NOVEX Stedelijk Brabant ligt op dit moment de focus op het
uitvoeren van de afspraken uit de al eerder vastgestelde Uitvoeringsagenda. Voor NOVEX
Regio Zwolle is de Uitvoeringsagenda vastgesteld. In de Uitvoeringsagenda staan zowel
bestaande en nieuwe afspraken met als doel de vier hoofdopgaven (woningbouw, werkgelegenheid,
bereikbaarheid en klimaatadaptatie) van het NOVEX gebied te concretiseren en operationaliseren.
NOVEX-haven- en industrieclusters
Tijdens het BO Leefomgeving hebben Rijk en regio het Ontwikkelperspectief voor NOVEX-gebied
Groningen-Masterplan Zeehavens en de eerste generatie Regionale Uitvoerings- en Investeringsagenda
voor NOVEX-gebied Zuid Limburg (met Chemelot) vastgesteld en de Uitvoeringsagenda
1.0 voor NOVEX-gebied North Sea Port District onderschreven. Eind 2024 werd al de
Uitvoeringsagenda voor Noordzeekanaalgebied vastgesteld en in maart 2025 is de Uitvoeringsagenda
voor de Rotterdamse haven gepubliceerd. De haven- en industriegebieden zetten hiermee
een belangrijke stap bij het realiseren van de beweging naar een klimaatneutrale en
circulaire samenleving in 2050. De Uitvoeringsagenda’s dragen bij aan een duurzame
ontwikkeling van de haven- en industriegebieden in samenhang met leefomgevingskwaliteit,
duurzame bereikbaarheid en logistiek en een balans met de opgaven in de omgeving zoals
woningbouw en een robuust en klimaatadaptief watersysteem.
De haven- en industriegebieden spelen een sleutelrol voor het duurzaam verdienvermogen
en werkgelegenheid, de strategische autonomie en de leveringszekerheid van Nederland.
In de ontwerp-Nota Ruimte is het Rijk voornemens om nadere invulling te geven aan
de richting en keuzes voor de energie-intensieve industrieclusters gezien hun sleutelrol.
Gebrek aan fysieke ruimte en milieuruimte is naast stikstof en netcongestie een vraagstuk
dat in alle haven- en industriegebieden speelt. In het kader van het Nationaal Programma
Verduurzaming Industrie (NPVI) wordt in opdracht van KGG en VRO een onderzoek uitgevoerd
naar ruimte voor de verduurzaming van de industrie. Dit onderzoek wordt voor de zomer
van 2025 gepubliceerd. Ook wordt momenteel in opdracht van Rijk en Regio een onderzoek
uitgevoerd naar ruimtegebruik en ruimtegebrek in de Rotterdamse haven.
Tijdens het BO Leefomgeving hebben Rijk en regio afgesproken om voor NOVEX-gebied
Rotterdamse haven een startbeslissing voor het BO MIRT van november 2025 voor te bereiden
met daarin het voorstel om een «Verkenning ruimtegebrek haven & impuls leefomgeving»
uit te voeren. Omwille van een herkenbaar en navolgbaar proces maken Rijk en regio
gebruik van de MIRT-systematiek. Het betreft hier geen MIRT-project. Concreet gaat
het om een onderzoek naar nut, noodzaak en impact op de omgeving van verschillende
oplossingsrichtingen voor ruimtegebrek in de Rotterdamse haven en impuls van de leefomgeving.
Onder de verschillende te onderzoeken oplossingsrichtingen voor het ruimtegebrek vallen
in ieder geval intensivering en optimalisering van het ruimtegebrek in het bestaande
haven- en industriegebied, de potentie van bestaande bedrijventerreinen in de regio
en de mogelijkheden van een zeewaartse uitbreiding.
North Sea Port District is een NOVEX-gebied met een grensoverstijgend karakter waarin
langjarige en integrale samenwerking tussen Rijk, regio en de Vlaamse overheid centraal
staat. Tijdens de Vlaams-Nederlandse Top op 1 april 2025 hebben de partijen de samenwerking
bekrachtigd met een strategische nota die de intentie uitspreekt voor een langjarige
samenwerking, de bestaande samenwerking formaliseert en de organisatie structureert.
Tijdens het BO Leefomgeving is voor zowel North Sea Port District het Noordzeekanaalgebied
afgesproken om samen te werken aan een RIA om de investeringsbehoefte te concretiseren.
Voor Zuid Limburg is afgesproken tijdens het BO MIRT 2025 een Regionale Uitvoerings-
en Investeringsagenda 2.0 vast te stellen.
Powerport regio Moerdijk
De Powerport regio Moerdijk is geen NOVEX-gebied, maar wel een haven- en industriecluster
van nationaal belang. De groei van het haven en industriecluster is onafwendbaar,
omdat Rijk en regio de strategische autonomie van Nederland willen vergroten, concurrerend
willen blijven en duurzamer willen worden. Rijk en regio besluiten daarom om – naast
maximale inzet op inbreiding en herstructurering – het haven- en industriecluster
van Moerdijk en het Amerterrein in Geertruidenberg strategisch uit te breiden en de
brede welvaart en leefbaarheid in de regio te versterken. Daarbij is een rechtvaardige
en menselijke aanpak nodig. Daarom worden inwoners van het gebied, het havenbedrijf,
industrie en de agrarische sector actief betrokken en wordt de indexatie van de Moerdijkregeling
weer in werking gesteld. Daarnaast werken Rijk en regio een nationaal strategisch
profiel uit in samenhang met de andere haven- en industrieclusters, zodat in de toekomst
selectief ruimte geboden kan worden aan economische activiteiten.
NOVEX-landelijke gebieden
Voor de NOVEX-landelijke gebieden Arnhem-Nijmegen-Foodvalley (ANF), De Peel en Groene
Hart zijn de opgaven voornamelijk duurzaam ondernemerschap, landbouw en veeteelt,
natuurbehoud en -versterking en een gezonde leefomgeving, in combinatie met verstedelijking
(vooral bij ANF). Als onderdeel van het startpakket3 van de Ministeriële Commissie Economie en Natuurherstel is in de voorjaarsnota € 600 miljoen
gereserveerd voor de start van de regionale maatwerkaanpak in de Peel en de Veluwe.
Met deze aangekondigde extra inzet voor de Peel en de Veluwe gericht op o.a. stikstofreductie
en natuurherstel kan een eerste stap gezet worden in de uitvoering van de motie structuurbeleid.
Dit koppelt de inzet op de urgente stikstofopgave en het werken naar duurzaam geborgde
vergunningsverlening aan het ontwikkelen van lange termijn perspectief voor de regio’s.
NOVEX-gebied De Peel is van oudsher een intensief land- en tuinbouwgebied dat van
belang is voor de voedselzekerheid van ons land. Het creëren van een gezond evenwicht
tussen natuur en landbouw met water en bodem als drager, duurzame energietransitie,
klimaatadaptatie, het opvangen van verstedelijkingsdruk, leefbaarheid van kleine kernen
en het ontwikkelen van nieuwe economische dragers is de kern van NOVEX-gebied De Peel.
Redenerend vanuit haar Ontwikkelperspectief werkt NOVEX De Peel zo toe naar een «meerkleurige
Peel» met als doel het realiseren van een toekomstbestendige, gezonde en natuurlijke
leefomgeving voor de mensen die er wonen, werken en recreëren. Op dit BO Leefomgeving
is afgesproken om de komende periode een voorstel uit te werken voor een solide, meerjarige
(pakket)financiering voor de Regionale Uitvoerings- en Investeringsagenda van De Peel
vanaf 2026, om in dit najaar nadere afspraken te maken over de vormgeving van structuurbeleid
in de Peel en om de bestaande verkenning van sleutelthema’s verder uit te werken tot
projecten met een financiële onderbouwing.
In NOVEX-gebied Het Groene Hart zijn de opgaven divers en urgent: bodemdaling en CO2 -uitstoot door veenoxidatie, waterkwaliteit- en kwantiteit, de toekomst van de melkveehouderij,
economische vitaliteit van het gebied en het versterken van natuur en weidevogels
in het karakteristieke landschap. Met het Ontwikkelperspectief Groene Hart als basis
zijn de eerste structurerende keuzes en sleutelopgaven benoemd. Deze worden de komende
maanden verder uitgewerkt tot projecten met een financiële onderbouwing. In het najaar
van 2025 landt de investeringsopgave in de Regionale Investeringsagenda Groene Hart.
Daarbij wordt ook verkend op welke wijze betrokken overheden en gebiedspartners kunnen
bijdragen aan de financiering
In NOVEX-gebied Arnhem-Nijmegen-Foodvalley ligt de focus op het uitvoeren van de afspraken
uit de eerder vastgestelde Uitvoeringsagenda. Centraal daarin staan de drie verweven
opgaven: schaalsprong in verstedelijking – met als belangrijke grootschalige woningbouwlocaties
Nijmegen Stationsgebied, Nijmegen Kanaalzone, Spoorzone Arnhem-Oost en Foodvalley
– en deze uit te voeren in balans met de doorontwikkeling van de landbouw, natuurherstel
en een robuust watersysteem. Voor de doorontwikkeling zijn uitloopgebieden verkend,
het concept «groene scheggen» is hieruit voortgekomen. Dit legt een verbinding tussen
bestaande kernen met nieuwe woningbouwlocaties en omringende landschappen. In het
najaar van 2025 wordt de investeringsopgave neergelegd in de Regionale Investeringsagenda.
Daarbij wordt ook verkend op welke wijze betrokken overheden en gebiedspartners kunnen
bijdragen aan de financiering.
Verstedelijkingsstrategieën Twente, Stedendriehoek en Limburg Centraal
In het BO Leefomgeving 2024 heeft het Rijk met partners uit regio’s Twente, Stedendriehoek
en Limburg Centraal (omgeving langs de intercitystations van Heerlen, Maastricht,
Roermond, Sittard-Geleen, Weert en Venlo) afgesproken om voor deze drie gebieden integrale
verstedelijkingsstrategieën op te stellen. In deze regio’s is namelijk een schaalsprong
mogelijk op het gebied van verstedelijking in combinatie met economie, zoals benoemd
in het voorontwerp van de Nota Ruimte. De verstedelijkingsstrategie heeft als doel
de urgentie, aard en omvang van de opgaven in beeld te brengen en vervolgens een gezamenlijke
aanpak te formuleren. In deze gebieden hebben Rijk en regionale partners de samenwerking
in de afgelopen maanden verder vormgegeven en zijn de eerste inhoudelijke stappen
gezet voor het opstellen van de verstedelijkingsstrategieën. Het streven is om in
het BO Leefomgeving van 2026 voor deze gebieden verstedelijkingsstrategieën vast te
stellen.
Friese Steden en Regio Zuid- en Oost-Drenthe
Tijdens het BO Leefomgeving hebben de provincie Fryslân en de gemeenten Heerenveen,
Leeuwarden, Smallingerland en Súdwest-Fryslân de Verstedelijkingspropositie Fries
Stedelijk Netwerk 2050 aangeboden. De propositie richt zich op de toekomst van het
Fries Stedelijk Netwerk (FSN) met de vier Friese stedelijke centra Drachten, Heerenveen,
Leeuwarden en Sneek. De provincie Fryslân en de vier Friese steden werken de propositie
uit tot een verstedelijkingsstrategie en investeringsagenda en benutten daarbij het
Ontwikkelperspectief NOVEX Lelylijn 2050 en de integrale gebiedsverdiepingen uit het
Masterplan Lelylijn.
De regio Zuid- en Oost-Drenthe heeft tijdens het BO Leefomgeving laten weten groeipotentie
te zien met ontwikkeling van woningbouw, inzet op innovatie, (maak)industrie en onderwijs.
De regio werkt samen met het Rijk een concept-Ontwikkelperspectief uit in het kader
van het Nationaal Programma Vitale Regio’s (NPVR). Als bouwsteen wordt het Ontwikkelperspectief
uit de deelstudie «Ruimtelijke verkenning Brede Welvaart» van het MIRT-onderzoek Nedersaksenlijn
benut. Het concept-Ontwikkelperspectief wordt in de tweede helft van 2025 met stakeholders
besproken en zal worden uitgewerkt in een Uitvoeringsagenda.
2. Woningbouw en mobiliteit
Proces aanwijzen nieuwe grootschalige woningbouwlocaties
Twee typen grootschalige woningbouwlocaties in de Nota Ruimte
Om recht te doen aan de woningbouw opgave introduceert het kabinet in de Nota Ruimte
twee typen grootschalige woningbouwlocaties
1. Regionale grootschalige woningbouwlocaties
Deze grootschalige woningbouwlocaties dragen bij aan de regionale woningbouwopgave.
Bij de selectie van de regionaal grootschalige woningbouwlocaties kijken we naar de
verschillende typen dagelijkse systemen (metropoolkernen, centrumsteden, regiokernen)
die in de Nota Ruimte worden onderscheiden. Per typologie hanteren we een minimale
ondergrens van het aantal te bouwen woningen op een individuele locatie om zo de omvang
van het label «grootschalig» te kunnen waarborgen. De minimale ondergrenzen die we
hanteren zijn voor:
• Regiokernen: een ondergrens per locatie van 400 woningen;
• Centrumgemeenten: een ondergrens van 1000 woningen (centrumsteden in metropoolregio’s: 2000 woningen);
en
• Metropoolkernen: een ondergrens van 2000 woningen.
De komende periode gaan we met alle provincies in gesprek om te bezien welke regionale
grootschalige woningbouwlocaties (in ieder geval t/m 2034) we kunnen opnemen in de
kaartbeelden van de Nota Ruimte. Het exacte aantal woningen dat hiermee samenhangt
is na deze inventarisatie goed in te schatten.
2. Grootschalige woningbouwlocaties die extra Rijksregie vergen
In de Nota Ruimte wordt een beperkt aantal grootschalige woningbouwlocaties opgenomen
die door hun complexe uitdagingen vanwege de omvang en schaal extra Rijksregie vergen.
Voor dit type grootschalige woningbouwlocaties kijken we naar locaties met een minimale
omvang van 3.500 woningen t/m 2034 (waarvan een substantieel aantal voor 2030) moet
worden gerealiseerd.
In het regeerakkoord is opgenomen dat er nieuwe grootschalige woningbouwlocaties worden
aangewezen. Diverse provincies, regio’s en gemeenten hebben zich dan ook al gemeld
met voorstellen daartoe. Dit enthousiasme en deze energie juich ik van harte toe.
Tegelijkertijd vragen niet alle voorstellen daadwerkelijk om de vorm van rijksregie
die we nu op de huidige 17 grootschalige woningbouwgebieden inzetten. Het is daarbij
ook vooral van belang om door te zetten en af te maken waar we mee begonnen zijn.
Dit vraagt aan de ene kant breedte en aan de andere kant focus.
In de bestuurlijke overleggen leefomgeving heb ik daarom twee typen grootschalige
woningbouwlocaties geïntroduceerd die uiteindelijk in de Nota Ruimte moeten worden
geborgd, te weten: regionale grootschalige woningbouwlocaties die bijdragen aan regionale
woningbouwopgave én daaruit voortvloeiend een beperkt aantal nieuwe grootschalige
woningbouwlocaties die extra rijksregie vragen. Op deze manier kan worden aangesloten
bij de regionale gedifferentieerde strategie (VISTA-strategie), die in de Nota Ruimte
wordt uitgedragen. Door in te zetten op deze grote (regionale) woningbouwlocaties
wordt bijgedragen aan het doel om de agglomeratiekracht in de stedelijke regio’s te
versterken.
De locaties die extra rijksregie vragen vormen een aanvulling op de huidige 17 grootschalige
woningbouwgebieden. Voor deze categorie zijn nu in de gemeenten Alkmaar, Apeldoorn,
Hengelo/Enschede en Helmond kansrijke woninglocaties in beeld die in aanloop naar
de Nota Ruimte nader moeten worden uitgewerkt en vastgesteld. Daarbij is het van belang
om te komen tot een gezamenlijk beeld van: de specifieke scope van de locaties, de
specifieke ruimtelijke opgaven/uitdagingen (wonen/werken-(bestaande) bedrijvigheid/bereikbaarheid),
de besluiten die daarover genomen kunnen worden en de bijbehorende noodzakelijke investeringen.
Hierbij zal ook expliciet het belang van bestaande en nieuwe bedrijvigheid op deze
locaties of eventuele bedrijfsverplaatsingen worden meegenomen. Dit vraagt ook om
een meer intensieve samenwerking van de Ministeries van VRO, IenW, EZ samen en met
relevante gemeenten.
Voor de selectie van woningbouwlocaties die in aanmerking komen voor het label regionale
grootschalige woningbouwlocaties wordt verbinding gezocht met de Nota Ruimte, waarin
onderscheid wordt gemaakt in verschillende type dagelijkse stedelijke systemen (metropoolkernen,
centrumsteden, regiokernen en kleine regiokernen). In aanloop naar de Nota Ruimte
gaan Rijk en regio het gesprek aan over welke locaties definitief op deze wijze kunnen
worden aangewezen en vervolgens op te nemen in de Nota Ruimte. Hiermee worden deze
locaties ruimtelijk geborgd en ontstaat er duidelijkheid en richting voor alle betrokken
overheden. Het aanwijzen van regionale grootschalige woningbouwlocaties werkt door
naar provinciaal en gemeentelijk (omgevings)beleid en vergroot de ruimtelijke en bestuurlijke
samenhang. Daarnaast kan het Rijk de betrokken gemeenten ondersteuning bieden via
het organiseren van netwerkbijeenkomsten of communities of practice op gelijksoortige vraagstukken die spelen de gemeenten, bijvoorbeeld rondom verdichting
van na-oorlogse wijken of het realiseren van stedelijkheid en stedelijke woon-werkmilieus.
Beide typen grootschalige woningbouwlocaties zullen dus worden geborgd in de Nota
Ruimte. Hiermee onderkennen we als Rijk het belang van deze grotere woningbouwlocaties,
en wordt het woningbouwbelang stevig verankerd in de Nota Ruimte. Deze locaties zullen
vervolgens door de provincies en gemeenten doorvertaald worden in de ruimtelijke arrangementen
op provinciaal niveau en verstedelijkingsstrategieën op regionaal niveau. Op deze
wijze geven we ook uitvoering aan de motie van het lid Mooiman die verzoekt om zo
veel mogelijk gewicht te geven aan de woningbouwopgave in de Nota Ruimte4; de motie van het lid Peter de Groot over het onderzoeken van nieuwe grootschalige
woningbouwlocaties onder ander in Zeeland, Limburg en de noordelijke provincies5; en de motie van Mooiman c.s. over het toevoegen van de locatie Bleizo-West als grootschalige
woningbouwlocatie6. Het aanwijzen van nieuwe grootschalige woningbouwlocaties laat onverlet dat we ook
blijven inzetten op het toevoegen van woningbouw (waaronder «straatje erbij» en «straatje
erin») in gebieden met een beperktere woningbehoefte, mede omwille van de leefbaarheid
en doorstroming in die gebieden.
Programma Woningbouw en Mobiliteit (€ 5 miljard + € 2,5 miljard)
Het kabinet heeft € 5 mld. beschikbaar gesteld voor het stimuleren van de woningbouw.
Daarnaast is € 2,5 mld. vrijgemaakt in het Mobiliteitsfonds (MF) voor de ontsluiting
en bereikbaarheid van de woningbouwopgave. Over de inzet van het financieel instrumentarium
vanuit de € 5 mld. is de Kamer op 19 mei jl. geïnformeerd7. Het gaat dan onder meer om de Realisatiestimulans en het vervolg van de Woningbouwimpuls
en het Gebiedsbudget voor grootschalige woningbouw. Dit instrumentarium wordt ingezet
in samenhang met de besteding van de € 2,5 mld. in het MF voor de bereikbaarheid en
ontsluiting van nieuwe woningen.
Voor investeringen uit de € 2,5 mld. wordt in de verdeling van de middelen een onderscheid
gemaakt tussen grootschalige woningbouwlocaties8 en woningbouwlocaties daarbuiten. Voor beide type locaties geldt dat het moet gaan
om nieuwe woningen. Hiermee worden woningen bedoeld waar in 2022 bij de verdeling
van € 7,5 mld. voor woningbouw en mobiliteit nog geen bereikbaarheidsafspraken gemaakt
zijn. In de grootschalige woningbouwlocaties wordt een geactualiseerde versie van
het «Afweegkader middellange termijn» uit 2022 gebruikt. De actualisatie richt zich
vooral op een drietal zaken:
• Versimpeling van het criterium bereikbaarheidswaarde.
• Aanpassing van de termijn voor start bouw: woningbouw t/m 2034, in plaats van t/m
2030.
• Meer nadruk op uitvoerbaarheid (en realisme) van de afspraken. Er wordt bij ieder
ingediend plan een realistische onderbouwing gevraagd van de realisatietermijn van
de maatregelen en woningen. Daarnaast wordt specifiek gevraagd naar de vereiste betrokkenheid
van Rijkswaterstaat (RWS) en ProRail, aangezien zij werkzaamheden in hun planningen
moeten kunnen inpassen.
Het geactualiseerde afweegkader is te vinden in de bijlage. Maatregelen die bekostigd
worden uit het gebiedsbudget van het Ministerie van VRO, zullen volgens hetzelfde
afweegkader beoordeeld worden.
Locaties buiten de grootschalige woningbouwlocaties kunnen aanspraak maken op middelen
uit de regeling Woningbouw op de Korte Termijn door bovenplanse infrastructuur (WoKT).
De focus ligt hierbij op zo snel en zo veel mogelijk bereikbare woningen helpen bouwen
door heel Nederland. De voorstellen die gemeenten hiervoor indienen, worden beoordeeld
via knock-out criteria, namelijk:
• Snelheid: Start bouw woningen zo snel mogelijk en in ieder geval binnen vijf jaar.
• Aantal nieuwe woningen: minimaal 200 nieuwe woningen worden gebouwd.
• Maximale percentage rijksbijdrage: 65% van het financieel tekort.
• Rendement: maximale rijksbijdrage van € 20.000 per woning (incl. btw).
De overgebleven voorstellen vanuit de gemeenten worden vervolgens geprioriteerd op
snelheid (zo snel mogelijk start bouw) en op omvang van de rijksbijdrage per woning
(rendement), en wordt gekeken naar de effecten op de hoofdnetten en regionale spreiding
over Nederland. Ook hier wordt expliciet getoetst of het realistisch is dat de plannen
binnen de genoemde termijn zullen worden gerealiseerd en wordt specifiek gevraagd
naar de benodigde betrokkenheid van RWS en ProRail. Hiermee is de toezegging aan rapporteur
Veltman om de Kamer voor het CD MIRT te informeren over de nieuwe criteria en geactualiseerde
afweegkaders voor de € 2,5 mld. voor de ontsluiting nieuwe woningbouw afgedaan. In
het komende BO MIRT maken we afspraken over de inzet van de € 2,5 mld. in zowel grootschalige
woningbouwlocaties als daarbuiten.
De afspraken over de inzet van de € 2,5 mld. worden gemonitord en beheerst door het
programma Woningbouw en Mobiliteit, waar ook de € 7,5 mld. onder valt. De € 2,5 mld.
en de € 7,5 mld. zijn binnen het programma twee aparte geldstromen die beheerst worden
volgens het «Plan van aanpak beheersing programma woningbouw en mobiliteit»9. De komende periode wordt dit plan geactualiseerd om aan te sluiten op de nieuwe
afspraken die gemaakt worden en waar mogelijk de administratieve lasten te verlichten.
Tot slot
Nederland is een klein land, maar we zijn groots in wat we samen bereiken. We bouwen
prachtige steden en dorpen en doen dit onder zeeniveau achter onze wereldberoemde
dijken. Dit doen wij al eeuwen en dit kunnen wij dus ook in de 21e eeuw. Het bouwen van voldoende woningen voor iedereen, ruimte voor economie en ondernemers,
een toekomstperspectief bieden aan de landbouw, robuuste natuur, de verduurzaming
van onze energie en ruimte voor Defensie. Al deze maatschappelijke opgaven vragen
ruimte.
Ruimte is in ons land schaars en onze bevolking groeit. Niet alles kan overal: er
is een noodzaak tot integrale keuzes. Dat vraagt nationale regie, uitvoeringskracht
en bovenal samenwerking tussen alle overheden en met de samenleving. De besprekingen
tijdens de BO’s Leefomgeving onderschrijven voor mij de noodzaak en de meerwaarde
van deze samenwerking. Ik spreek daarom graag mijn dank en waardering uit voor de
gezamenlijke resultaten. Laten we de focus houden op wat wel kan.
De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, M.C.G. Keijzer
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.C.G. Keijzer, minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening