Brief regering : Reactie op het tussentijds verslag van de rapporteurs op de evaluatie en mogelijke herziening van de Nitraatrichtlijn
33 037 Mestbeleid
Nr. 602
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, VISSERIJ, VOEDSELZEKERHEID EN NATUUR
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 juni 2025
Op 23 april jongstleden ontving ik het verzoek van de vaste commissie voor Landbouw,
Visserij, Voedselzekerheid en Natuur om een reactie op het tussentijds verslag van
uw rapporteurs op de evaluatie en mogelijke herziening van de Nitraatrichtlijn1. Ik heb met interesse kennisgenomen van het tussentijds verslag van de rapporteurs
op de evaluatie van de Nitraatrichtlijn en wil hen bedanken voor hun werkzaamheden
op dit belangrijke onderwerp. Met deze brief reageer ik op enkele van de constateringen
die de rapporteurs in het rapport hebben gedaan.
Evaluatie Nitraatrichtlijn en krachtenveld
De Europese Commissie (EC) werkt aan de evaluatie van de Nitraatrichtlijn, waarbij
de EC begin 2024 is begonnen met een publieke consultatie, verschillende onderzoeken
heeft uitgezet (waaronder studies naar de kosten, administratieve lasten en impact
van de Nitraatrichtlijn) en oriënterende gesprekken met de lidstaten in de Nitraatexpertgroep
voert over mogelijke verbeteringen van de Nitraatrichtlijn. Uit het verslag van de
rapporteurs blijkt dat de EC aangeeft dat Nederland in een unieke situatie zit waar
het gaat op het mest- en stikstofbeleid, en dan ook één van de weinige landen is die
grote problemen ervaart met de implementatie van de richtlijn. Daarbij maakt de EC
ook de koppeling met derogaties, welke nu eigenlijk alleen nog speelt in Nederland
en Ierland. Naar mijn idee is het hebben van een derogatie, onder de criteria die
de richtlijn noemt, en het behalen van de doelen van de richtlijn goed met elkaar
verenigbaar en kunnen deze elkaar juist versterken. Zeker in de vorm van een derogatie
voor grasland.
Haalbaarheid aanpassing norm dierlijke mest van 170 kg N/ha
De EC heeft aan de rapporteurs aangegeven dat de centrale insteek van de evaluatie
is om na te gaan in welke mate de richtlijn geschikt is om de gestelde doelen voor
waterkwaliteit te halen. Ik begrijp uit de rapportage van de rapporteurs ook dat de
EC hen heeft aangegeven dat het onwaarschijnlijk is dat de 170 kg N/ha norm voor dierlijke
mest wordt versoepeld.
Uiteraard blijft mijn inzet het halen van de doelen van de Nitraatrichtlijn, welke
50 mg/l nitraat in grondwater is en het voorkomen en verminderen van eutrofiëring
in oppervlaktewater. Mijn inzet blijft erop gericht om te komen tot een herziening
van de Nitraatrichtlijn, waarbij ik de gebruiksnorm voor dierlijke mest ter discussie
wil stellen. Mijn uitgangspunt is dat door afschaffing van een gebruiksnorm voor dierlijke
mest de stikstof uit dierlijke mest optimaal benut kan worden en dat er niet meer
kunstmest dan nodig door agrariërs gebruikt hoeft te worden. De rapporteurs geven
in dat kader aan informatie op te vragen over de wetenschappelijke onderbouwing van
de 170 kg N/ha gebruiksnorm voor dierlijke mest. Ik kijk uit naar de resultaten van
deze inventarisatie.
Derogatie
De terugkoppeling van de rapporteurs over de mogelijkheden voor een nieuwe derogatie
is vergelijkbaar met de reactie van de Eurocommissaris Roswall tijdens haar bezoek
aan Nederland op 10 en 11 april jongstleden.
Ik ben ervan overtuigd dat de geologische en klimatologische omstandigheden, zoals
een hoog neerslagoverschot en lang groeiseizoen, Nederland bij uitstek één van de
lidstaten maakt waar productie van gewassen efficiënt kan plaatsvinden, ook binnen
de ecologische parameters van de Nitraatrichtlijn. Daarbij zal Nederland uiteraard
moeten laten zien dat wordt gewerkt aan de verbetering van de waterkwaliteit. Zo heb
ik in mijn brief van 11 april 20252 aangekondigd welke maatregelen ik overweeg te nemen in het kader van het achtste
actieprogramma voor de Nitraatrichtlijn. Conform de motie Bromet3 zal ik u voor het zomerreces informeren over mijn inzet ten aanzien van een nieuwe
derogatie.
RENURE
Zoals ook in mijn Kamerbrief over de voortgang van diverse onderwerpen van het mestbeleid
aangegeven, zijn er nog altijd enkele lidstaten die nog geen positie ingenomen. Nederland
blijft zich uiteraard inzetten voor de toelating van RENURE. Ook blijft Nederland
de lidstaten, die nog vragen hebben, zoveel mogelijk voorzien van informatie en argumenten.
Tot slot
Afsluitend wil ik aangeven dat ik mij blijf inzetten voor een goede waterkwaliteit
en circulair gebruik van nutriënten. Deze ambities passen ook in de onlangs gepubliceerde
Visie op Landbouw en Voedsel van de EC voor een aantrekkelijke landbouw- en voedselsector
voor toekomstige generaties. Nederland kan daarin een belangrijke bijdrage leveren
als belangrijke, innovatieve voedselproducent in de Europese Unie.
De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur