Brief regering : Uitvoering van de gewijzigde motie van het lid Bromet over een afbouwpad voor het gebruik van kunstmest (Kamerstuk 33037-595)
33 037 Mestbeleid
Nr. 601
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, VISSERIJ, VOEDSELZEKERHEID EN NATUUR
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 juni 2025
Op 1 april jl. is de motie Bromet (Kamerstuk 33 037, nr. 595) aangenomen waarin de regering wordt verzocht om een afbouwpad uit te werken waarbij
het gebruik van kunstmest tot een minimum wordt beperkt. Ten algemene is mijn beleid
reeds ondersteunend aan de intentie van de motie door het bevorderen van het efficiënt
en circulair gebruik van meststoffen, waardoor het gebruik van kunstmest naar verwachting
lager zal worden. Om die reden zal ik de motie betrekken bij de vormgeving van het
8e Actieprogramma Nitraatrichtlijn. Ook past de intentie van deze motie bij mijn inzet
voor een nieuwe derogatie, waarmee het gebruik van kunstmest beperkt kan worden. Onderstaand
licht ik de uitwerking van deze motie nader toe.
De ontwikkeling van stikstofkunstmest aan het begin van de vorige eeuw1 heeft ervoor gezorgd dat er meer voedselzekerheid is in Europa en de wereld. Met
de toevoeging van deze stikstof aan landbouwbodems is een hogere opbrengst van gewassen
mogelijk geworden. Naast stikstof zijn ook fosfaat en kali nodig voor een goede gewasgroei.
Deze grondstoffen worden gedolven in de aardkorst op bepaalde plaatsen in de wereld.
Vaak wordt een combinatie van deze drie nutriënten gemengd en in vloeibare of korrelvorm
als meststof toegepast in de landbouw. Deze kunstmeststoffen zullen in de nabije toekomst
noodzakelijk blijven om wereldwijd voldoende voedsel te kunnen produceren.
Als grote landbouwproducent kan Nederland het zich geopolitiek en economisch niet
veroorloven om het kunstmestgebruik drastisch te beperken. Ook is de succesvolle teelt
van sommige gewassen niet mogelijk zonder deze meststoffen. Dat komt onder andere
omdat vanuit landbouwkundig oogpunt soms een voorkeur wordt gegeven aan geconcentreerde
kunstmeststoffen die praktisch beter en eenvoudiger toepasbaar zijn. Daarnaast wordt
kunstmest in de melkveehouderij vaak toegepast om binnen de totale gebruiksnorm voor
stikstof te kunnen voorzien in de stikstofbehoefte van het gras.
Bij de productie van stikstofkunstmest komen veel broeikasgassen vrij en de wereldwijd
beschikbare bodemvoorraden kali en fosfaat zijn eindig. Daarnaast heeft het gebruik
van nutriënten (o.a. uit kunstmest) in de landbouw in potentie een negatief effect
op de waterkwaliteit, welk risico toeneemt in de mate waarin de nutriënten gebruikt
worden. Daarom is het van belang om efficiënt om te gaan met het gebruik van kunstmeststoffen.
Daarbij is ook de landbouwer zelf er veel aan gelegen om ervoor te zorgen dat nutriënten
uit deze kunstmeststoffen goed worden benut, omwille van de kosten van deze meststoffen
en het voorkomen van emissies naar het milieu.
Om deze reden richt ik mijn beleid op het efficiënt gebruik van meststoffen. Dit wordt
onder andere gedaan door het gebruik van meststoffen, waaronder kunstmest, te normeren
voor stikstof en fosfaat (via gebruiksnormen). Daarnaast wordt het telen van vanggewassen
na de hoofdteelt bevorderd om zo een teveel aan nutriënten die overblijven in de grond
vast te houden voor de volgende teelt. De inzet van dit kabinet is het streven naar
circulair gebruik van nutriënten en daarvoor worden kansen gezien in de aangekondigde
evaluatie van de Nitraatrichtlijn. Onder andere zet ik mij volop in om het gebruik
van RENURE-meststoffen mogelijk te maken boven de gebruiksnorm voor dierlijke mest.
Dit zou de negatieve emissies die vrijkomen bij de productie van kunstmest beperken
en afhankelijkheden van het buitenland vanwege de energiebehoefte voor kunstmestproductie
verminderen.
Om de emissies van broeikasgassen van de Nederlandse kunstmestindustrie te verminderen
wordt door het kabinet ook ingezet op verduurzaming ten aanzien van industriële productie
van kunstmest. Verschillende routes richting verduurzaming worden momenteel besproken
in het kader van de maatwerkaanpak. Zie ook de recente kamerbrief over de voortgang
verduurzaming industrie (Kamerstuk 29 826, nr. 234) met betrekking tot dit onderwerp.
Bij de uitwerking van het 8e Actieprogramma Nitraatrichtlijn zal ik langs bovengenoemde lijn het efficiënt gebruik
van kunstmeststoffen en vervanging en circulair gebruik van nutriënten betrekken.
Daarnaast zal ik conform de motie Bromet2 uw Kamer voor het zomerreces informeren over mijn inzet ten aanzien van een nieuwe
derogatie.
De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur