Brief regering : Beroep op artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet 2016 ten behoeve van prijsbijstelling voortgezet onderwijs, het plan basisvaardigheden mbo en het Fonds internationale topwetenschappers
36 725 VIII Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2025 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)
Nr. 4
BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 juni 2025
Op 23 april is de Eerste suppletoire begroting van het Ministerie van OCW naar de
Tweede Kamer verzonden. Voor drie onderwerpen in deze begroting is het naar ons oordeel
noodzakelijk, met een beroep op artikel 2.27, tweede lid van de Comptabiliteitswet
2016 (CW2.27 lid 2), om zo snel te mogelijk beginnen met de uitvoering, in afwachting
van autorisatie van de Eerste suppletoire begroting door de Staten-Generaal. Ons uitgangspunt
hierbij is dat we een betrouwbare en voorspelbare overheid zijn en zorgen voor goede
uitvoerbaarheid voor betrokken instellingen. Met deze brief informeren wij u daarom
over ons gemotiveerde oordeel dat uitstel niet in het belang is van het Rijk. Het
betreft 1) Het uitkeren van de prijsbijstelling voortgezet onderwijs; 2) Het plan
basisvaardigheden mbo en; 3) Het Fonds internationale topwetenschappers. We verzoeken
de Staten-Generaal om de Eerste suppletoire begroting zo spoedig mogelijk te behandelen.
Indien dit niet mogelijk is verzoeken wij u om uw onverwijlde oordeel over of u deugdelijk
bent geïnformeerd over ons gemotiveerde oordeel dat uitstel van deze drie onderwerpen
niet in het belang van het Rijk is.
1) Prijsbijstelling voortgezet onderwijs
Met het uitkeren van de prijsbijstelling in het voortgezet onderwijs worden, in lijn
met het primair onderwijs, de materiële budgetten ook geïndexeerd. Deze prijsbijstelling
moet worden verwerkt in de bekostigingsregeling die, zoals ieder jaar, medio juni
wordt gepubliceerd. Scholen moeten net als in andere jaren, voor de zomervakantie
duidelijkheid krijgen over de hoogte van hun bekostiging. Dan kunnen ze dat meenemen
in de begroting voor het komende schooljaar, onder andere ten aanzien van de formatie
en de inkoop van onderwijsmaterialen. Latere uitbetaling van de prijsbijstelling zorgt
voor onzekerheid, kan leiden tot financiële problemen bij schoolbesturen of dat de
middelen bij scholen niet tot besteding leiden en daarmee op ondoelmatige wijze in
reserves landen.
Het toevoegen van de loon- en prijsbijstelling aan de departementale begrotingen is
een kabinetsbesluit als onderdeel van de Voorjaarsnota. Het verwerken hiervan in de
bekostigingsregelingen van het onderwijs is normaliter een technische aanpassing en
daarmee lopend beleid conform artikel 2.27, eerste lid van de Comptabiliteitswet 2016.
Echter, dit jaar beschouwen wij de prijsbijstelling specifiek in het vo als nieuw
beleid, omdat wij met ombuigingen mogelijk maken dat het vo alsnog volledige prijsbijstelling
krijgt, ondanks het kabinetsbesluit om bij Voorjaarsnota 2025 over de gehele Rijksbegroting
50% te bezuinigen op de prijsbijstelling.
Zoals ook in de Eerste suppletoire begroting is toegelicht wordt hiervoor omgebogen
binnen de begrotingsartikelen 1 (Primair onderwijs), 3 (Voortgezet onderwijs) en 9
(Arbeidsmarkt en personeelsbeleid). In onderstaande tabel is te zien op welke specifieke
budgetten is omgebogen. De loon- en prijsbijstelling die hiervoor wordt ingezet is
niet wettelijk verplicht.
Bedragen x € 1 miljoen
2026
2027
2028
2029
2030
Arbeidsmarkttoelage vo
– 10
– 10
– 10
– 10
– 10
Nationaal programma leefbaarheid en veiligheid (vrijval deel vve)
– 4,4
– 4,4
– 4,4
– 4,4
– 4,4
Loonbijstelling subsidies (m.n. onderwijsregio’s)
– 13,9
– 14,6
– 14,6
– 14,7
– 14,7
Loonbijstelling GOAB
– 0,4
– 8,2
– 12,2
– 5,8
– 11,7
Totaal
– 28,6
– 37,2
– 41,2
– 34,9
– 40,8
2) Mbo Basisvaardigheden
Het is van belang dat mbo-instellingen in de studiejaren 2025/2026 en 2026/2027 gericht
kunnen investeren in de aanpak van taal- en rekenachterstanden om onnodige studievertraging
en uitval te voorkomen. Mbo-instellingen doen dit met extra begeleiding, bijvoorbeeld
door het inzetten van extra onderwijspersoneel. In het regeerprogramma (bijlage bij
Kamerstuk 36 471, nr. 96) is onderstreept dat het mbo een extra opdracht heeft bij het versterken van de basisvaardigheden.
Om die opdracht waar te maken stellen wij in totaal € 47,2 miljoen beschikbaar via
de lumpsumbekostiging. Hierover is uw Kamer op 19 mei 2025 geïnformeerd.
Het is noodzakelijk dat scholen, net als in andere jaren, voor de zomervakantie duidelijkheid
krijgen over de hoogte van hun bekostiging. Die duidelijkheid is nodig omdat scholen
een begroting voor het komende studiejaar moeten opstellen en daarvoor besluiten moeten
nemen. Voor deze investering gaat het om het aantrekken van extra onderwijspersoneel
en het treffen van voorbereidingen in docententeams. Daarom is het van belang dat
in de bekostigingsbrief en de jaarlijks bijgestelde beschikkingen over 2025 die door
DUO, zoals ieder jaar, in juli worden verstuurd duidelijkheid is over het budget.
Hierdoor kunnen instellingen tijdig, voordat het studiejaar 2025/2026 van start gaat,
ervoor zorgen dat studenten bij aanvang van het studiejaar de extra begeleiding krijgen
die ze verdienen en goed mee kunnen komen op hun opleiding. Mbo-instellingen zijn
gevraagd zich hierover te verantwoorden in het bestuursverslag van hun jaarrekening.
Deze intensivering wordt gedekt via een extensivering op het regionaal investeringsfonds
van € 6,0 miljoen per jaar in de jaren 2025 tot en met 2027 (in totaal € 18,0 miljoen),
een extensivering op de regeling doorstroom beroepskolom in de jaren 2026 tot en met
2029 (in totaal € 19,8 miljoen) waardoor beter wordt aangesloten bij het absorptievermogen
van de onderwijssectoren en het aanwenden van vrij inzetbare prijsbijstelling op studiefinanciering
van in totaal € 9,4 miljoen.
3) Fonds internationale topwetenschappers
Doel is om te starten met een nieuw instrument voor het aantrekken van internationaal
wetenschappelijk talent naar Nederland. Het betreft een fonds met in totaal € 25 miljoen,
waarvan het grootste deel in 2025. Hierover is uw Kamer op 20 maart 2025 geïnformeerd
(Kamerstuk 29 338, nr. 291). Het is van belang dat het instrument op de kortst mogelijke termijn tot stand komt
omdat actuele geopolitieke ontwikkelingen leiden tot een toename in de internationale
mobiliteit van wetenschappers en steeds meer landen hierop inspelen. Het is voor het
concurrentievermogen, de strategische autonomie en de weerbaarheid van Europa en Nederland
essentieel dat ook wij wetenschappers van topniveau blijven aantrekken.
Om dit te bereiken wordt door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek
(NWO) een fonds voor internationale topwetenschappers opgericht. NWO is verantwoordelijk
voor de uitwerking en uitvoering van het instrument. We zijn voornemens uw Kamer voor
de zomer over de uitwerking van het instrument te informeren.
Dekking voor het fonds wordt gevonden in niet wettelijke verplichte loon- en prijsbijstelling
op begrotingsartikel 16 (Onderzoek en wetenschapsbeleid). Deze extra middelen betreffen
de oorspronkelijke loonbijstelling over de regeling Matching Horizon Europe en Delta
Climate Center (DDC) van € 2,9 miljoen in 2025. Daarnaast betreft het € 10,6 miljoen
vanuit de prijsbijstelling in 2025. Dit telt op tot € 13,5 miljoen in 2025. De daaropvolgende
jaren is de bijdrage tussen de € 2,6 tot € 3,0 miljoen tot en met 2029.
Tot slot
De Staten-Generaal heeft budgetrecht. Dat betekent dat de Eerste suppletoire begroting
geautoriseerd moet worden voordat wij kunnen starten met nieuw beleid. In deze brief
hebben wij gemotiveerd waarom naar ons oordeel uitstel van de drie onderwerpen in
deze brief niet in het belang van het Rijk is. Indien autorisatie van de Eerste suppletoire
niet spoedig is voorzien, dan verzoeken wij u conform CW 2.27 lid 2 om uw onverwijlde
oordeel over of u zich deugdelijk geïnformeerd acht. Tevens conform CW 2.27 lid 2
versturen wij deze brief ook naar de Eerste Kamer. Wij gaan er tevens van uit dat
uw Kamer net als wij waarde hecht aan een sluitende begroting.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
E.E.W. Bruins
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M.L.J. Paul
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
M.L.J. Paul, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.