Brief regering : Reactie op het amendement van het lid Vermeer over de tijdelijke mogelijkheid bezit over te hevelen naar een BV, tegen een verlaagd tarief in de overdrachtsbelasting (Kamerstuk 36706-11)
36 706 Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 om een tegenbewijsregeling te introduceren bij het bepalen van het belastbare inkomen uit sparen en beleggen (Wet tegenbewijsregeling box 3)
Nr. 24
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 juni 2025
Bij de regeling van werkzaamheden op dinsdag 10 juni jl. zijn de stemmingen over het
wetsvoorstel Wet tegenbewijsregeling box 3 (Kamerstuk 36 706) uitgesteld. De heer Vermeer (BBB) gaf aan dat hij geen duidelijk antwoord ontvangen
heeft op vragen die gesteld zijn over het door hem ingediende amendement. Dit amendement
bevat een overgangsfaciliteit voor vastgoedbeleggers waarmee hun bezit van box 3 naar
box 2 kan worden overgedragen tegen een gereduceerd overdrachtsbelastingtarief van
2%.1
Tijdens het plenaire debat op 5 juni jl. heb ik het amendement het oordeel «ontraden»
gegeven. De belangrijkste redenen om dit amendement te ontraden, zijn dat het kabinet
van mening is dat dit amendement ongewenst, onuitvoerbaar en ongedekt is. Hierna ga
ik nogmaals op deze drie redenen in.
Allereerst vind ik het amendement ongewenst. De belastingheffing in box 3 wordt met
het wetsvoorstel Wet tegenbewijsregeling box 3 in overeenstemming gebracht met de
rechtspraak van de Hoge Raad inzake het Europees verdrag voor de rechten van de mens
(EVRM). Door de tegenbewijsregeling hoeven belastingplichtigen met een lager werkelijk
rendement dan het forfaitaire rendement minder belasting te betalen. Het amendement
biedt de mogelijkheid specifiek aan vastgoedbeleggers in box 3 om hun belastingdruk
te verlagen door alleen om fiscale redenen van box te veranderen. Het faciliteren
van dergelijk «box hoppen» is in mijn ogen ongewenst fiscaal beleid. Bovendien is
hier sprake van een risico op staatssteun. Uitsluitend bedrijven die vastgoed aanschaffen
van een box 3-belastingplichtige kunnen gebruik maken van de faciliteit. Bedrijven
die op een andere manier vastgoed aanschaffen betalen wel het overdrachtsbelastingtarief
van 10,4%. Hiermee wordt aan een specifieke groep bedrijven een fiscaal voordeel gegeven.
Daarnaast is het amendement onuitvoerbaar omdat het amendement beoogt dat de faciliteit
per september 2025 te introduceren. Deze faciliteit vergt een structuurwijziging in
de aangiftesystemen van de Belastingdienst en van het notariaat, die niet voor 1 januari
2027 te realiseren is. De notaris moet bij het indienen van de aangifte overdrachtsbelasting
expliciet de juiste vrijstelling selecteren. Ook de Belastingdienst zou in het aangifteformulier
en in de achterliggende software onderscheid moeten maken. Dit zou de complexiteit
van de uitvoering voor beiden verhogen. Een regeling die effect heeft op het belastingjaar
2026 is niet haalbaar. Een dergelijke regeling is, rekening houdende met de benodigde
tijd voor het realiseren van de benodigde systeemaanpassingen, naar verwachting pas
vanaf 2027 uitvoerbaar voor de Belastingdienst. Gelet op de waardepeildatum in box
3 van 1 januari, zou het in 2027 nog geen effect hebben op het forfaitaire rendement.
In 2028 gaat het nieuwe stelsel in op basis van werkelijk rendement.
Tot slot is het amendement ongedekt. De heer Vermeer heeft tijdens het plenaire debat
aangegeven dat het amendement volgens hem geld oplevert, omdat daarmee een uitpondgolf
wordt voorkomen. Hij stelt dat verhuurders hun woning aan een starter verkopen. Die
betalen geen overdrachtsbelasting, hebben recht op hypotheekrenteaftrek en betalen
het eigenwoningforfait in box 1.
Allereerst wil ik benadrukken dat ramingen voor wetsvoorstellen gecertificeerd worden
door het CPB en zijn geraamd volgens de uitgangspunten zoals vastgelegd in de begrotingsregels
van het kabinet.2 Het CPB beoordeelt de raming op redelijkheid en neutraliteit. De raming voor de Wet
tegenbewijsregeling box 3 is gecertificeerd. De aannames die in deze raming zijn gemaakt,
zijn overgenomen in de raming van dit amendement. In de raming van de in de Voorjaarsnota
aangekondigde verhoging van het forfait voor overige bezittingen is een gedragseffect
opgenomen, onder andere om rekening te houden met eventuele verkoop van verhuurde
woningen.
De met het amendement voorgestelde overgangsfaciliteit leidt – als deze uitvoerbaar
zou zijn – tot een eenmalige extra opbrengst aan overdrachtsbelasting in 2025 doordat
als gevolg van de maatregel een groot aantal woningen zal worden overgeheveld van
box 3 naar box 2, waar nu geen sprake van is. Daarnaast is sprake van een extra opbrengst
aan vennootschapsbelasting over huuropbrengsten in 2026 en 2027. In de vennootschapsbelasting
zullen op korte termijn weinig extra opbrengsten uit de verkoopwinsten van de woningen
te verwachten zijn. Huiseigenaren die van plan zijn om op korte termijn hun huis te
verkopen, zullen vermoedelijk niet van deze faciliteit gebruik maken. De administratieve
lasten, de overdrachtsbelasting en de vennootschapsbelasting over de verkoopwinst
wegen niet op tegen het voordeel van het overbrengen van een woning naar box 2. Ook
de extra box 2-inkomsten zullen naar verwachting in de eerste jaren beperkt zijn.
De voorgestelde faciliteit is met name aantrekkelijk voor beleggers die niet van plan
zijn om binnen enkele jaren een aanzienlijk deel van de winst als dividend uit te
keren. Daar staat een aanzienlijke derving in box 3 tegenover in de jaren 2026 en
2027. Per saldo komt dit neer op een derving van circa € 2 miljard.
Zoals ik in mijn brief van 6 juni 2025 heb laten weten is het een grote steun voor
de uitvoering als de invulling van de hersteloperatie vooraf in de wet is vastgelegd.
Daarom vraag ik uw Kamer het wetsvoorstel Wet tegenbewijsregeling box 3 in stemming
te brengen en bovenstaande in uw overweging bij de stemming mee te nemen.
De Staatssecretaris van Financiën,
T. van Oostenbruggen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Oostenbruggen, staatssecretaris van Financiën