Brief regering : Reactie op Monitor Praktijkgericht Onderzoek
29 338 Wetenschapsbudget
Nr. 293
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 juni 2025
Het Rathenau Instituut heeft in maart jl. de monitor Praktijkgericht Onderzoek 2023
met uw Kamer gedeeld. In deze rapportage worden de ontwikkelingen rondom praktijkgericht
onderzoek (PGO) weergegeven.1 Deze brief is een reactie op dit rapport. Tegelijkertijd geef ik een update over
de stand van zaken rondom het praktijkgericht onderzoek. Tot slot schets ik in deze
brief het belang van het PGO, als onderdeel van een verdere professionalisering van
het hbo en onderschrijf ik het belang van dit type onderzoek en waarom ik er in wil
blijven investeren.
Wat is praktijkgericht onderzoek?
Praktijkgericht onderzoek (PGO) is onderzoek vanuit een (maatschappelijke) vraag of
vanuit een uitdaging in de praktijk, dat wordt uitgevoerd door hogescholen in verbinding
met partijen uit het veld. Deze vorm van onderzoek vervult een belangrijke rol binnen
het kennisecosysteem en heeft zich sinds het begin van deze eeuw krachtig en in zijn
geheel doorontwikkeld tot een eigen onderzoekspraktijk. Met daarin sterke verbinding
tussen beroepspraktijk en onderwijs, in combinatie met regionale en thematische samenwerking.
De samenwerking tussen onderzoeksafdelingen binnen het hbo (onder aanvoering van lectoren),
het bedrijfsleven (inclusief het mkb) en de maatschappelijke organisaties levert direct
toepasbare uitkomsten op waarvan de samenleving profiteert.
Vanwege het belang van dit type onderzoek voor het creëren van maatschappelijke impact
en het oplossen van maatschappelijke uitdagingen blijf ik investeren in PGO en continueert
het kabinet de extra investering uit het bestuursakkoord 2022. Conform de afspraken
uit het bestuursakkoord rapporteer ik over de resultaten van de investering in praktijkgericht
onderzoek op basis van de volgende drie bestedingsdoelen: (1) kwantitatieve verduurzaming
van praktijkgericht onderzoek; (2) kwalitatieve verduurzaming van praktijkgericht
onderzoek; en (3) integratie van praktijkgericht onderzoek in het kennisecosysteem.
Kwantitatieve en kwalitatieve verduurzaming
Het Rathenau rapport wijst op de succesvolle en zichtbare ontwikkeling van het PGO
in de afgelopen jaren, mede dankzij de investeringen uit het bestuursakkoord.2 Ik ben blij dat wij in Nederland over 772 lectoren beschikken en dat dit aantal met
7% gestegen is ten opzichte van vorig jaar.3 Deze stijging ging gepaard met een stijging van het aantal betrokken mkb’s (ruim
800 in 2023).4 Succesvolle subsidieaanvragen zijn met 27% gestegen ten opzichte van 2022, wat leidde
tot meer continuïteit en stabiliteit voor lectoraten, en de daarbij behorende onderzoeksgroepen.5 Dankzij de extra investering is er meer ruimte ontstaan voor lectoren, startende
onderzoekers, meer diverse onderzoeksthema’s, ruimere personele bezetting en meer
samenwerkingsverbanden.6 Dit verhoogt de kwaliteit van PGO en hogescholen.
Praktijkvoorbeeld I:
Het lectoraat «Publiek Vertrouwen in Veiligheid» van de hogeschool Inholland werkt
samen met de gemeente Rotterdam aan een participatieve wijkaanpak om de veiligheidsbeleving
van met name jonge vrouwen te versterken. Ze doen hoofdzakelijk onderzoek in wijken
waar de veiligheidsbeleving van inwoners het slechtst is. Het doel is om in kaart
te brengen waar, wanneer en bij wie sprake is van onveiligheidsbeleving en inzicht
te geven in de factoren die daarop van invloed zijn. Het onderzoek levert aanknopingspunten
op voor het ontwikkelen van concreet handelingsperspectief om de veiligheidsbeleving
in betreffende wijken waar nodig en mogelijk te verbeteren.7 Dit heeft bijvoorbeeld geleid tot aanpassingen in de publieke ruimtes.
Naast de kwantitatieve groei van PGO worden er ook belangrijke stappen gezet ter versterking
van de onderzoekskwaliteit op hogescholen. Dit is noodzakelijk voor verdere professionalisering.
Allereerst is daartoe het Professionele Doctoraat (PD) opgezet. Het PD is een traject
waarin praktijkgericht onderzoek centraal staat. Kandidaten worden opgeleid tot hooggekwalificeerde
onderzoekende professionals die leren interveniëren in complexe praktijken op niveau
EQF-8 (doctoraatsniveau). Hiermee voorziet het PD in de groeiende behoefte naar dit
type personeel, en een verdere uitbouw van het PGO.8 In 2023 zijn 32 kandidaten gestart met de pilot van het doctoraatstraject, de derde
cyclus van een hogeschool.9 Begin dit jaar ben ik gestart met de wettelijke verankering van het professionele
doctoraat. Ik zie het grote belang van hooggekwalificeerde professionals in de beroepspraktijk,
en draag daar graag aan bij door het PD wettelijk te verankeren.
Daarnaast deel ik het beeld van het Rathenau Instituut dat het van belang is dat het
onderzoek aan de hogescholen goed is ingebed in de organisatie. Ik ben enthousiast
over de ontwikkelingen die het PGO hierin heeft gerealiseerd. Er zijn echter ook een
paar punten van aandacht. Startende onderzoekers en de Vereniging Lectoren hebben
aangegeven beperkingen te ervaren door het gebrek aan passende functieprofielen, onderzoeksfaciliteiten
en waardering voor PGO.10 Het bieden van voldoende carrièreperspectief is van groot belang voor het kunnen
aantrekken en behouden van talentvolle onderzoekers. Diverse hogescholen zijn gestart
met initiatieven voor de doorontwikkeling van het functiehuis en professionalisering
van het personeel.11 Om de positie en continuïteit tussen de hogescholen en PGO te verstevigen wil ik
de Vereniging Hogescholen (VH) aansporen om tot een gezamenlijk functiehuis te komen.
Daarnaast vraag ik de VH om diverse carrièrepaden te identificeren waarin onderzoek
goed is ingebed. Hierbij kunnen de uitgangspunten van het programma Erkennen & Waarderen
van de universiteiten en wetenschapsfinanciers als uitgangspunt benut worden.12
Integratie in het kennisecosysteem
PGO biedt onderzoekers de vaardigheden en methodes om maatschappelijke uitdagingen
actief op te pakken en op te lossen. Het hbo vormt, onder andere dankzij het PGO,
een cruciaal knooppunt tussen onderzoek en maatschappij. Hogescholen leggen verbindingen
aan alle kanten; naar het fundamentele onderzoek op universiteiten, maar ook naar
de praktische kennis en kunde waarin mbo’s uitblinken.
Juist in de regio speelt praktijkgericht onderzoek een betekenisvolle rol. Zo draagt
Hogeschool Fontys bij aan het verder ontwikkelen van het artificiële intelligentie
in de Brainportregio en werkt NHL Stenden met regionale partijen aan markttoegankelijke
systemen voor het verwerken van bioplastics. In diverse samenwerkingsverbanden werken
hogescholen met de (regionale) maatschappelijke partners aan het ontwikkelen van nieuwe
kennis en innovatie.13 Hogescholen zijn actieve partners in het missiegedreven innovatiebeleid, NWA calls,
groeifondsprojecten, en dragen via PGO en Centres of Expertise ook actief bij aan
meerdere innovatie-agenda’s (publiek-private samenwerkingen). Ook is het PGO betrokken
op de ondersteuning bij de vraagarticulatie van het Ministerie van Defensie, en zetten
zij hun netwerk in om met hen te bouwen aan de brede uitdagingen. Studenten en onderzoekers
pakken uitdagingen aan die zich voordoen in de regio en ontwikkelen een sterk en gevarieerd
netwerk bestaande uit private en maatschappelijke partijen. Dit zie ik ook terug in
het aantal centres of expertise, dat in het afgelopen jaar stabiel is gebleven (46). Deze stabilisatie doet mij deugd,
het duidt er op dat de focus van hogescholen verschoven is van verbindingen leggen
naar professionalisering.14
Praktijkvoorbeeld II:
Hogeschool Windesheim doet onderzoek naar factoren die een rol spelen bij samenwerkingsrelaties
die familiebedrijven aangaan met bijvoorbeeld leveranciers voor duurzame en circulaire
productinnovaties. Familiebedrijven hebben speciale kenmerken die productinnovatie
positief of negatief kunnen beïnvloeden en zijn zich niet altijd bewust van potentieel
belemmerende factoren. Hogeschool Windesheim ontwikkelt een tool voor familiebedrijven
die duurzame productinnovatie willen incorporeren en nog niet weten hoe ze de samenwerking
daarin moeten aanpakken.15
In de vorige Kamerbrief over praktijkgericht onderzoek heeft mijn ambtsvoorganger
opgemerkt dat er een wereld te winnen is als het gaat om de rol van Nederlandse hogescholen
in Europees gefinancierd onderzoek.16 Ik ben blij dat de hogescholen sindsdien hun positie in Europa duidelijk hebben verstevigd.17 Meerdere hogescholen hebben zich aangesloten bij het samenwerkingsverband Universities
of Applied Sciences Netherlands (UASNL). Zij geven hiermee het signaal af open te
staan voor samenwerking in Europa en deelname in Europese projecten. Tevens heeft
RVO, als National Contact Point voor het Europese kaderprogramma voor O&I, de deelname
van hogescholen in Europese projecten bevorderd door meer op maat gemaakte ondersteuning.
Daarnaast is het Regieorgaan SIA gestart met de Pilot Netwerkontwikkeling Richting
Europa, waarin onderzoekers van hogescholen de mogelijkheid krijgen om met Europese
partners samenwerkingsverbanden op te zetten om praktijkgericht onderzoek uit te voeren.
Deze pilot verbindt regionale en nationale expertise met de Europese ontwikkelingen.
De effecten hiervan zijn niet op korte termijn zichtbaar en ik zal met aandacht de
deelname van hogescholen in Europese projecten blijven volgen.
Richting de toekomst
De bijzondere gerichtheid van PGO, waarbij samengewerkt wordt met en in het regionale
veld, leidt tot onderzoek met concrete en bruikbare resultaten. Door de impact van
PGO vind ik het van groot belang om in PGO te blijven investeren. De aankomende jaren
(tot en met 2031) continueer ik daarom de investering van ongeveer € 115 miljoen in
praktijkgericht onderzoek uit het bestuursakkoord. Voor het einde van het jaar zal
ik uw Kamer informeren over de evaluatie van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk
Onderzoek (NWO) en daarbij ook over de structurele inbedding van Regieorgaan SIA,
de financier van PGO in de tweede geldstroom, binnen NWO. Daarnaast zal ik in 2028
de kamer opnieuw informeren over de resultaten van de investeringen in praktijkgericht
onderzoek. Bij de evaluatie van deze middelen zal ik meer aandacht besteden aan sterkere
profilering van hogescholen, de rol die praktijkgericht onderzoek heeft in de regio
en de verschillende samenwerkingsverbanden tussen kennisinstellingen; zowel van hogescholen
met mbo-instellingen en universiteiten als tussen hogescholen. Dit zal ik wederom
in goed overleg vorm geven met de VH en het Rathenau Instituut.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
E.E.W. Bruins
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap