Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over het Jaarverslag Defensiematerieelbegrotingsfonds 2024 (Kamerstuk 36740-K-1)
36 740 K Jaarverslag en slotwet Ministerie van Defensie 2024
Nr. 6
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 10 juni 2025
De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister
en Staatssecretaris van Defensie over de brief van 21 mei 2025 inzake het Jaarverslag
Defensiematerieelbegrotingsfonds 2024 (Kamerstuk 36 740 K, nr. 1)
De Minister en Staatssecretaris hebben deze vragen beantwoord bij brief van 10 juni
2025. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Kahraman
Adjunct-griffier van de commissie, Manten
1. Zijn er nog meer initiatieven gepland voor gezamenlijke inkoop van wapensystemen
of materieel met andere landen, vanwege interoperabiliteit of schaalvoordelen?
Defensie maakt actief gebruik van (EU- en NAVO-initiatieven voor) internationale vraagbundeling
en sluit daartoe aan bij de verwerving van wapensystemen door (Europese) NAVO-landen,
en biedt deze ook proactief de mogelijkheid om aan te sluiten bij Nederlandse projecten.
Om maximale interoperabiliteit via standaardisatie te bereiken, stelt Defensie al
aan het begin van het aanschafproces zoveel mogelijk eisen die overeenkomen met wat
binnen de NAVO en de Europese Unie gebruikelijk is. Nog beter is het als meerdere landen
afspreken om hetzelfde materieel te kopen of om dit gezamenlijk te doen. Het Europese
vraagbundelingsinitiatief voor de samenwerking en aanschaf van het CV90 infanteriegevechtsvoertuig
is hier een voorbeeld van. Ook zal bijvoorbeeld, naast Oostenrijk, ook Zweden via
Nederland C390 transportvliegtuigen aanschaffen. Op 31 maart 2025 is Zweden daarvoor
toegetreden tot de eerder tussen Oostenrijk en Nederland afgesloten Memorandum of Understanding. Ook gaat Defensie op zoek naar mogelijkheden voor vraagbundeling bij inkooptrajecten
voor de behoefte van Oekraïne met de behoefte van de Nederlandse krijgsmacht.
2. Kunt u aangeven welk percentage van het totale budget van het DMF in 2024 viel
onder projecten waarvoor vanwege het commercieel vertrouwelijke karakter geen gedetailleerde
toelichting kon worden gegeven?
Het met de ontwerpbegroting 2024 vastgestelde budget betrof € 10,9 miljard. Ongeveer
20% van dat budget viel onder commercieel vertrouwelijke projecten in de verwervingsrealisatiefase.
Daarnaast viel ongeveer 22% van het budget onder de voorbereidings- en onderzoeksfase,
vanwege het commercieel vertrouwelijke karakter van de projecten in de voorbereidings-
en de onderzoeksfase kan ook van deze mutaties geen gedetailleerde toelichting worden
gegeven.
3. Hoe wordt in de voorbereidings- en onderzoeksfase van projecten, waarin geen bedragen
van mutaties worden genoemd en geen uitgaven plaatsvinden, de voortgang en financiële
controle gewaarborgd alvorens budget wordt overgeheveld naar de realisatiefase?
Projecten in de voorbereidings- en onderzoeksfase worden in de financiële administratie
vastgelegd. Bij de overheveling naar de realisatiefase en tussentijdse bijstellingen
wordt hieraan getoetst, waarmee de financiële controle en voortgang gewaarborgd worden.
4. Zijn de reserveonderdelen geleverd aan Oekraïne ook inzetbaar bij nieuwere wapensystemen?
Dit is afhankelijk van de desbetreffende systemen. Defensie levert zowel reserveonderdelen
voor oude als nieuwe wapensystemen.
5. Schaft Oekraïne zelf nieuwere wapensystemen aan? Zo nee, op welke manier wordt
het op peil brengen van onze eigen inzetvoorwaarden vertraagd door de steun aan Oekraïne?
Ja, Oekraïne schaft zelf nieuwere wapensystemen aan.
6. Wat is de geactualiseerde leveringstermijn voor de containers en Airborne voertuigen
waarvan de levering binnen het programma Defensiebrede Vervanging Operationele Wielvoertuigen
(DVOW) is vertraagd?
Voor de brandstofcontainers uit het programma DVOW beschouwt Defensie alternatieve
marktopties met een mogelijke levering vanaf 2027. In 2024 zijn de eerste vijf van
negen pre-serie Airborne voertuigen aan Nederland en Duitsland geleverd voor een binationaal
test- en verificatietraject. De serielevering van deze voertuigen is voorzien van
2025 tot en met 2029.
7. Kunt u verduidelijken hoeveel aanvragen vanuit de defensie-industrie per eind 2024
zijn ontvangen en/of goedgekeurd sinds de opening van het Security Fund (SecFund)
op 2 april?
SecFund is officieel gelanceerd op 2 april jl. Er zijn inmiddels 107 voorstellen ontvangen,
deze bevinden zich in verschillende stadia van besluitvorming (van een eerste scan,
veiligheidsbeoordeling tot en met contractering). Er is één voorstel door de gehele
besluitvorming heen en inmiddels gestart.
8. Hoe ziet de tijdlijn eruit voor het op peil brengen van munitievoorraden?
De komende jaren verhoogt Defensie de munitievoorraden stapsgewijs. Het programma
«Aanvulling inzetvoorraad munitie» is uitgebreid om de verdere doorgroei van de inzetvoorraad
munitie voor de hoofdtaak 1 te faciliteren. Als gevolg van het aanvullend budget dat
beschikbaar is gesteld bij de Voorjaarsnota 2024, de Defensienota 2024 en de aanvullende
investeringen uit de Miljoenennota 2025 heeft Defensie de aanvulling van de inzetvoorraden
Deep Strike munitie, Battle Decisive Munitions (BDM) en Non-BDM in opdracht gegeven. Defensie verwacht tot 2034 leveringen in ontvangst
te nemen.
9. Welke specifieke leveringen waren in 2024 vertraagd?
Omwille van de bescherming van de operationele veiligheid doet Defensie geen openbare
uitspraak over specifieke vertraagde munitieleveringen.
10. Kan er een totale lijst gegeven worden van de stappen die zijn genomen om een
actiever industriebeleid na te streven?
De opschalingsuitdaging van de defensie-industrie voor de komende jaren vraagt om
een veelheid aan stappen zowel op interdepartementaal niveau als in samenspraak met
bedrijfsleven, de financiële sector en kennisinstellingen. Het meest recente overzicht
van de belangrijkste stappen die noodzakelijk zijn voor de opschaling van defensie-industrie
en stimulatie van innovatie is op 4 april jl. gedeeld met uw Kamer (Kamerstuk 31 125, nr. 134).
11. Welke Nederlandse partners zijn betrokken bij het APOS?
Het Actieplan Productiezekerheid Onbemenste Systemen (APOS) richt zich op het realiseren
van een succesvol ecosysteem voor onbemenste systemen in alle domeinen, in plaats
van stimulatie van individuele bedrijven. Daarvoor werkt Defensie aan drie actielijnen
die zien op 1) impuls voor Nederlandse sector voor onbemenste systemen 2) constante
doorontwikkeling van onbemenste systemen 3) succesfactoren bevorderen en barrières
wegnemen. Defensie werkt daarvoor hecht samen met een brede vertegenwoordiging – groot
en klein – uit de industrie en de kennisinstellingen. APOS heeft als doelstelling
het realiseren van ecosystemen onbemenste systemen in Nederland, waarin op continue
wijze wordt geproduceerd en doorontwikkeld. Het publieke-private platform Defport
zal een belangrijke rol spelen voor specifieke onderdelen van APOS.
12. Is de in april gepubliceerde «Defensie Strategie voor Industrie en Innovatie 2025–2029»
de geactualiseerde DIS waar in de vierde alinea naar verwezen wordt? Zo nee, wanneer
kunnen we de nieuwe strategie waar samen met EZ aan geschreven wordt dan verwachten?
De D-SII is de geactualiseerde Defensie Industrie Agenda (DIS) en Strategische Kennis-
en Innovatie Agenda (SKIA). Het betreft een integrale strategische agenda op industrie,
innovatie en kennis. De D-SII is samen met het Ministerie van Economische Zaken geschreven.
13. Wat is de huidige status en de verwachte planning voor de realisatie van de twee
EDIRPA-projecten waaraan Nederland deelneemt, waaronder het project waarvoor Nederland
«lead nation» is bij de gezamenlijke aanschaf van 155mm artilleriemunitie?
14. Is de verwachting dat gezamenlijke aanschaf kan leiden tot een afname in levertijd?
15. Wat is precies de taak van Nederland als lead nation?
Antwoord 13/14/15:
Het Europese instrument European Defence Industry Reinforcement through common Procurement Act (EDIRPA) heeft als doel om gezamenlijke aanschaf tussen lidstaten te stimuleren,
wat kan leiden tot opschaling van productiecapaciteit en versterken van de toeleveringsketen.
Gezamenlijke inkoop kan naast interoperabiliteitsvoordelen ook leiden tot kortere
levertijden. Dit draagt bij aan het doel van Defensie om de voorraden sneller op orde
krijgen.
Voor de projecten 155mm munitie Collaborative Procurement of Ammunition (CPoA) en 155mm High Explosives munitie is een deel van de munitie al geleverd aan de lidstaten. Als lead nation bij het 155mm CPoA project heeft Nederland de rol om het EDIRPA-consortium te leiden
en om het voortouw nemen in het schrijven en indienen van het proposal. Daarnaast neemt Nederland de coördinatie tussen het consortium, de Europese Commissie
en het Europees Defensie Agentschap op zich.
Hiermee geeft Defensie invulling aan de motie-Dassen om in Europees verband gezamenlijk
munitie in te kopen (Kamerstuk 36 124, nr. 20).
16. Hoe benut Nederland momenteel bedrijven die innovatief zijn op het gebied van
duurzaamheid binnen de krijgsmacht?
De wijze waarop Defensie inzet op innovatie en industrie is benoemd in de recente
Defensie Strategie voor Industrie en Innovatie 2025–2029 (Kamerstuk 31 125, nr. 134). Specifiek op het gebied van duurzaamheid wordt conform de Uitvoeringsagenda Duurzaamheid
(Kamerstuk 36 124, nr. 25) innovatie aangejaagd door onder meer launching customer te zijn voor nieuw duurzaam operationeel materieel (bijvoorbeeld klimaatneutrale
hulpvaartuigen). Defensie zal de Uitvoeringsagenda Duurzaamheid actualiseren op basis
van de impact van de geopolitieke ontwikkelingen. Daarnaast is energie een essentiële
randvoorwaarde en daarmee mission critical. De focus bij de actualisatie ligt dan ook op versterking van de krijgsmacht.
Defensie benut het innovatief vermogen van Nederlandse bedrijven en/of het dual-use
potentieel van producten van deze bedrijven ook door hen te betrekken bij de uitdagingen
die Defensie heeft op het gebied van militair vermogen en verduurzaming. Dat doen
wij door het bieden van een doorontwikkeltraject voor toepassingen die civiel niet
goed doorbreken, maar militair wel relevant kunnen zijn.
Daarnaast kan Defensie een opschaal- en internationaliseringsstrategie bieden door
Nederlandse bedrijven goed te situeren voor internationale consortia. Veel Defensie
(innovatie) projecten worden in internationaal verband uitgevoerd. Voorbeelden zijn
de European Defence Fund projecten op het gebied van Energy Efficiency in Military Camps waar in drie afzonderlijke consortia ook Nederlandse bedrijven zitten.
17. Hoe wordt de input van lokale overheden of andere belanghebbenden meegenomen in
het vervolgproces rondom het NPRD nu het ontwerp is gepubliceerd?
Al voordat het ontwerpNPRD is gepubliceerd zijn mede en lokale overheden betrokken
bij de plannen van Defensie. De omgevingsmanagers van Defensie hebben hiervoor vele
overleggen gevoerd met gemeenten en provincies die geraakt worden door de (uitbreidings)plannen
van de Defensie. Daarnaast heeft de Staatssecretaris ook met deze belanghebbenden
gesproken in bestuurlijke overleggen. Het bestuurlijk en maatschappelijk draagvlak
is onderdeel geweest van de totstandkoming van de nu gepresenteerde voorkeursalternatieven.
Met de publicatie van het ontwerpNPRD is een termijn van zes weken gestart waarin
alle belanghebbenden zienswijzen kunnen indienen op de plannen van Defensie. Tijdens
deze periode organiseert Defensie informatiebijeenkomsten in iedere provincie en zijn
er bijeenkomsten georganiseerd voor getroffen grondeigenaren. Alle ingediende zienswijzen
worden beantwoord en indien nodig verwerkt in het definitieve besluit omtrent het
NPRD.
18. Hoe wordt tussen de ministeries afgestemd over NPRD? Heeft Defensie hier een beslissende
stem in?
Op nationaal niveau worden de grote ruimtelijke afwegingen gemaakt in de Nota Ruimte.
Hierin komen de verschillende nationale ruimte vragende opgaven samen en wordt een
afweging gemaakt. Defensie is nauw betrokken bij de totstandkoming van de Nota Ruimte.
Daarnaast heeft Defensie haar eigen interdepartementale werkgroep opgericht waarin
kan worden afgestemd over onderwerpen die ruimtelijke met elkaar kunnen schuren, maar
elkaar ook kunnen versterken. In de werkgroep wordt gezocht naar oplossingen wanneer
ruimtevragen met elkaar schuren. De beslissende stem ligt bij het demissionaire kabinet.
19. Hoe wordt omgegaan met het thema duurzaamheid binnen de Wet op Gereedstelling?
In de Wet op de defensiegereedheid staan de gereedstellingsactiviteiten van Defensie
centraal. Duurzaamheid is een onderdeel van onze bedrijfsvoering en niet de essentie
van de Wet op de defensiegereedheid.
20. Zijn er maatregelen die voorkomen dat Nederland, gelet op de groeiende defensiebudgetten
wereldwijd, de schaarste op de markt en de stijgende prijzen, meer betaalt voor dezelfde
wapensystemen ten opzichte van het verleden?
Over het aanschaffen van wapensystemen worden contractuele afspraken gemaakt met leveranciers.
Het kan voorkomen dat de kosten op dit moment door specifieke prijsstijgingen en een
overspannen defensiemarkt hoger zijn dan het verleden. Er zijn echter ook mogelijkheden
om orders te bundelen, steeds meer samenwerken met andere landen voor de aanschaf
van wapensystemen waardoor betere prijzen kunnen worden afgesproken, het stimuleren
van nieuwe marktbetreders en gebruik maken van duals use onderdelen.
21. Wat zijn de specifieke oorzaken van de aanzienlijke onderbesteding van € 126,9
miljoen (-83,4%) voor «Kennis en Innovatie» zoals weergegeven in tabel 2, en welke
maatregelen worden getroffen om de realisatie in 2025 te verbeteren?
De onderbesteding op «Kennis en Innovatie» budgetten uit het DMF is het gevolg van
het feit dat de realisatie van geplande projecten achterbleef ten opzichte van de
planning. Deze onderrealisatie is met name het gevolg van onvoldoende project- en
inkoopcapaciteit, waardoor projecten niet tijdig konden worden opgestart of doorlopen.
Er zit tevens een verschil tussen de onderrealisatie in tabel 2 en tabel 4 doordat
in tabel 2 ook doorgeschoven en aanvullend toegekend budget meegenomen wordt.
Het budget wordt doorgeschoven naar opvolgende begrotingsjaren. Maatregelen die genomen
worden om de realisatie in 2025 te verbeteren zijn o.a. het uitbreiden van de projectcapaciteit,
het opzetten van een centrale kennis- en innovatie inkoop bij COMMIT waar expertise
gebundeld is en het starten van innovatieve inkooptrajecten. Hiermee wordt beoogd
projecten sneller en effectiever te kunnen realiseren.
22. Hoe groot is de kans dat er in de toekomst opnieuw gebruik gemaakt moet worden
van kasschuiven door de capaciteit van Defensie?
Op dit moment wordt niet voorzien dat er budget wordt doorgeschoven naar volgende
jaren. Sterker nog, de krijgsmacht staat in de hoogste versnelling om het toegewezen
budget om te zetten in gevechtskracht voor onze militairen. Indien er gedurende het
jaar onderuitputting dreigt, zijn maatregelen geïdentificeerd om versnellingen in
gang te zetten zodat de middelen alsnog tot besteding komen.
23. Kunt u specificeren voor welke materieelvervangingsprojecten het bedrag van € 174
miljoen, dat vanwege de vervanging van aan Oekraïne geleverd materieel uit eigen voorraad
naar 2025 is doorgeschoven, primair bestemd is?
De vervangingsprojecten voor het materieel dat uit eigen voorraad aan Oekraïne is
geleverd, betreffen een grote variatie. De doorgeschoven € 174 miljoen maakt daarmee
deel uit van diverse projecten die samen het reguliere Defensie Materieel Proces (DMP)
vormen. De waarde en het ritme van het te vervangen materieel worden geraamd op basis
van de meest actuele informatie. Het Defensie Projectenoverzicht geeft een overzicht
van alle materieelprojecten, IT-projecten en vastgoedprojecten waarvoor uitgaven zijn
gepland, met een waarde groter dan € 50 miljoen. Dit overzicht wordt elk jaar op Verantwoordingsdag
aangeboden aan de Kamer. Een meer gedetailleerde uitsplitsing van aan Oekraïne geleverd
materieel wordt periodiek met uw Kamer gedeeld in de leveringenbrief, waarin ook een
vertrouwelijke bijlage is opgenomen met de leveringen.
24. Kunt u aangeven welke projecten hoofdzakelijk verantwoordelijk zijn voor het verschil
van € 435,4 miljoen minder uitgegeven dan begroot bij artikel 1 (Defensiebreed materieel)
onder «Verwerving: realisatie»?
De vertraging in de realisatie wordt voornamelijk veroorzaakt door de projecten Aanvulling
Inzetvoorraad munitie (commercieel vertrouwelijk), Defensie Operationeel Kleding Systeem
(DOKS), Defensie Bewakings- en Beveiligingssystemen (DBBS), het programma DVOW (commercieel
vertrouwelijk) en het deelproject Aanhangwagens en opleggers van het programma Vervanging
Wissellaadsystemen, Trekker-opleggercombinaties en Wielbergingsvoertuigen (WTB) (commercieel
vertrouwelijk).
25. Was het risico op leveringsproblemen al bekend bij het aangaan van de verschillende
projecten? Zo ja, waarom is alsnog gekozen om de projecten aan te gaan?
Zie het antwoord bij vraag 6. Leveringsproblemen zijn een risico waar Defensie vanaf
de start van ieder materieelproject rekening mee houdt. Om dit risico te mitigeren
hanteert Defensie een risicoreservering in het projectbudget en onderhoudt gedurende
de realisatie van het project nauw contact met de leverancier.
26. Waarom wordt maar een gedeelte van de beoogde locaties aangesloten op DBBS?
In december 2024 is Defensie met de leverancier overeengekomen dat het project DBBS
wordt herijkt. De ontwikkelingen in de mondiale veiligheidscontext vragen om een snellere
invoering en noodzakelijke kwalitatieve verbetering van bewakings- en beveiligingssystemen
op alle defensielocaties. Onderkend is dat dit niet zal worden bereikt door de continuering
van DBBS als defensiebreed bewakings- en beveiligingssysteem. Een gedeelte van de
initieel beoogde defensielocaties wordt hierbij aangesloten op DBBS. De oplevering
van deze locaties is voorzien voor eind 2026. Voor de overige locaties wordt in de
tweede helft van 2025 bezien hoe deze tijdig van nieuwe bewakings- en beveiligingssystemen
kunnen worden voorzien.
27. Op basis van welke criteria zijn de CODEMO-aanvragen afgewezen?
Er zijn diverse criteria voor projecten die met Commissie Defensie Materieel Ontwikkeling
(CODEMO)-regeling worden aangevraagd. Zo moet een aanvraag een project betreffen dat
in technisch of technologisch opzicht voor Nederland nieuw en innovatief is. Hoogtechnologische
projectvoorstellen scoren daarom hoog. De projecten moeten in beginsel aansluiten
bij de geïnventariseerde 5 Nederlandse (NLD) prioritaire technologiegebieden uit de
«Defensie Strategie voor Industrie en Innovatie» en daarmee een bijdrage leveren aan
een versterking van de Nederlandse (kennis)economie. Een voorwaarde is dat er binnen
Defensie een concrete behoefte moet bestaan aan het te ontwikkelen product, met militair-specifieke
doeleinden. De uitvoering van het project vindt in beginsel in Nederland plaats.
Ook moet voor een project een reëel perspectief bestaan op (internationale) verkoop
van het ontwikkelde product aan derden. Een project moet voor de betrokken onderneming
beheersbare technische risico's inhouden met een redelijke kans van slagen, zowel
in productietechnisch als in commercieel opzicht. Daarbij wordt ook de financiële
omvang meegewogen; een project heeft een zodanige financiële omvang dat in principe
slechts een beperkt deel van het beschikbare CODEMO-budget in beslag wordt genomen.
Tot slot mag het project geen duplicatie zijn van andere lopende projecten.
28. Wat is de huidige status van de Technology Refresh-3 (TR-3) softwareproblematiek
bij de F-35, en wat is de herziene planning voor de levering van de betreffende toestellen
en de gerelateerde infraprojecten, gezien er bij artikel 4 (Lucht materieel) op «Verwerving:
realisatie» € 373,0 miljoen minder is uitgegeven dan begroot?
Defensie rapporteert de voortgang van het project verwerving F-35 zeer uitgebreid
doormiddel van een jaarlijkse voortgangsrapportage. De VGR2024 is, later dan gebruikelijk,
zeer recent aan de Kamer aangeboden en daarin wordt specifiek bij de genoemde punten
stil gestaan.
29. Kunt u de belangrijkste projecten specificeren die hebben geleid tot de netto
lagere uitgaven van € 105,0 miljoen bij artikel 5 (Infrastructuur en vastgoed) op
«Verwerving: realisatie», ondanks een eerdere verhoging van het budget?
De projecten maken deel uit van de verschuivingen die zijn toegelicht tijdens de suppletoire
begrotingen. Dit betreft onder andere de projecten Aanpassing vastgoed als gevolg
van gewijzigde regelgeving (€ 40 miljoen), Programmakosten Transformatie Vastgoed
Defensie (€ 16 miljoen), Programma Reductie vastgoed footprint (€ 15,5 miljoen), Werkpakket
(WP) 1.1 Revitalisering vliegbasis Woensdrecht (€ 13,5 miljoen) Werkpakket (WP) 1.1
Revitalisering Bernhardkazerne (€ 13,4 miljoen) en Herinrichting Kamp Nieuw Millingen
(€ 10,1 miljoen).
30. Wat gaat u proactief doen om specifiek de Europese én Nederlandse defensie-industrie
te stimuleren, gezien de «foreign military sales», de dynamische relatie met de huidige
Amerikaanse regering, en het extra belang van het stimuleren van de Europese defensie-industrie?
Bij de uitvoering van het industrie- en innovatieversterkend aanschafbeleid uit de
Defensie Strategie voor Industrie en Innovatie (D-SII) laat Defensie de factoren snelheid
van levering en leveringszekerheid, maar ook de herkomst van het product – bij voorkeur
Nederlands of Europees – voortaan zwaarder meewegen. Dit betekent dat Defensie vaker
orders gaat plaatsen bij in Nederland en in andere Europese landen gevestigde bedrijven.
Defensie zet in op vraagbundeling en internationale samenwerking, waarbij innovatieve
bedrijven beter worden opgenomen in de (Europese) defensieleveringsketens. Dit alles
laat onverlet dat de Verenigde Staten militaire capaciteiten leveren waarvoor in Europa
niet direct een alternatief beschikbaar is. Defensie zet de materieelsamenwerking
met de Verenigde Staten voort en verwelkomt de inzet van de Amerikaanse regering om
de efficiëntie en effectiviteit van FMS-procedures te verbeteren.
31. Is al bekend of de raketten die in de onderzeeboten, die tot en met 2039 worden
geleverd, gebruikt gaan worden, met steun van het Amerikaanse congres kunnen worden
aangeschaft? Zijn er ook Europese alternatieven beschikbaar?
Het productieproces voor de specifieke tomahawks voor de Nederlandse onderzeeboten
zou opnieuw moeten worden opgestart, deze worden nu niet meer gemaakt. Dit kost veel
tijd en gaat gepaard met hoge kosten. Daarom is besloten dat het niet doelmatig is
(Defensie Projectenoverzicht 2025, Kamerstuk 27 830, nr. 465). Defensie onderzoekt daarom alternatieven voor de Orka-klasse onderzeeboten, langeafstandswapens
van Europese producenten maken hier deel van uit. U wordt hierover in de aanstaande
B/D-brief «Verwerving Maritime Strike» geïnformeerd.
32. Wat is de status van de Nederlandse vloot qua houdbaarheidsdatum en het tijdspad
van hun vervanging? Is er daarbij sprake van een tussenperiode waarin onze vloot een
ondermaatse staat van onderhoud heeft?
In het komende decennium wordt een aanzienlijke vernieuwing van de vloot gerealiseerd,
waarbij Defensie in belangrijke mate afhankelijk is van de (Nederlandse) Defensie-industrie.
Defensie streeft ernaar om bij de vervanging van haar capaciteiten te voorkomen dat
een capability
gap ontstaat. Om de huidige capaciteit operationeel relevant te houden is voorzien in
onder andere tijdig (laten) uitvoeren van gepland en incidenteel onderhoud, midlife updates en modernisering van vlooteenheden zolang deze in gebruik zijn. Uitdagingen en risico’s
daarbij worden in de voorgangsrapportages en Kamerbrieven gedeeld. Introductie van
nieuwe vlooteenheden wordt gepland overlappend op de periode van de uitfasering van
de eenheden die zij vervangen. Dit wordt per project, inclusief het bijbehorende tijdspad,
toegelicht in het Defensie Projectenoverzicht (DPO) 2025) (Kamerstuk 27 830, nr. 465). Het tijdspad van de vervanging en de aantallen vlooteenheden zijn ook beschreven
in de Kamerbrief «Transitie van de Koninklijke Marine» (Kamerstuk 36 124, nr. 31) en Kamerbrief «Defensie en de Maritieme Maakindustrie», (Kamerstuk 27 830 en 31 409, nr. 423).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I. Kahraman, voorzitter van de vaste commissie voor Defensie -
Mede ondertekenaar
N.E. Manten, adjunct-griffier