Brief regering : Nazending geannoteerde agenda Eurogroep en Ecofinraad 19 en 20 juni 2025
21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken
Nr. 2119
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 juni 2025
Hierbij zend ik u een nazending voor geannoteerde agenda van de vergaderingen van
de Eurogroep en Ecofinraad van 19 en 20 juni, zoals aangekondigd bij de verzending
van de betreffende geannoteerde agenda.
De reden voor deze nazending is dat het zogenoemde lentepakket van de Europese Commissie
op 4 juni is gepubliceerd. Hierdoor was er iets meer tijd nodig om de geannoteerde
agenda over dit pakket af te ronden. Gelet op de gedeelde beleidsverantwoordelijkheid
voor het Europees Semester stuur ik u deze nazending mede namens de Ministers van
Economische Zaken en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
De Minister van Financiën,
E. Heinen
Nazending Geannoteerde agenda Eurogroep en Ecofinraad 19 en 20 juni 2025 – Lentepakket
Europese Commissie
Eurogroep
Convergentieverslagen van de Europese Centrale Bank en Europese Commissie en uitbreiding
van de eurozone Bulgarije
Documenten:
− Convergentierapport ECB1
− Convergentierapport EC2
Aard bespreking: gedachtewisseling
Besluitvormingsprocedure: n.v.t.
Dit onderwerp wordt in de Eurogroep besproken, maar besluitvorming vindt plaats in
de Ecofinraad. Zie voor verdere toelichting onder hetzelfde agenda-onderwerp bij de
Ecofinraad.
Ecofinraad
Lentepakket Europees Semester 2025 – overkoepelende mededeling
Document: De overkoepelende mededeling is beschikbaar op: https://commission.europa.eu/publications/2025-european-semester-spring…
Aard bespreking: presentatie en gedachtewisseling
Besluitvormingsprocedure: N.v.t.
Toelichting:
Op 4 juni jl. heeft de Europese Commissie (de Commissie) het lentepakket in het kader
van het Europees Semester gepubliceerd. Het Europees Semester is het jaarlijkse proces
waarin EU-lidstaten hun economisch, arbeidsmarkt- en begrotingsbeleid coördineren.
De oorsprong hiervan ligt in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
in bijzonder artikel 121(2), 126(3) en 148(4), en de afspraken die daarin zijn gemaakt
over het economisch beleid en het werkgelegenheidsbeleid. Zo is afgesproken dat de
lidstaten hun economisch beleid als aangelegenheid van gemeenschappelijk belang beschouwen
en het coördineren in de Raad en dat de lidstaten buitensporige tekorten vermijden.
Ook is afgesproken dat de lidstaten door middel van hun werkgelegenheidsbeleid bijdragen
aan het bereiken van de bevordering van scholing, opleiding en het aanpassingsvermogen
van werknemers en arbeidsmarkten die soepel reageren op economische veranderingen.
Deze afspraken over het economisch beleid en het werkgelegenheidsbeleid hebben als
doel om bij te dragen aan het bereiken van de doelstellingen van de Unie, zoals die
zijn opgenomen in artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.
Het Semester combineert het toezicht op macro-economische onevenwichtigheden, overheidsfinanciën,
arbeidsmarktbeleid en het bevorderen van inclusieve economische groei in de EU. Dit
lentepakket valt binnen de 2025 Semestercyclus en volgt op het herfstpakket dat is
gepubliceerd in december 2024, waarover uw Kamer destijds is geïnformeerd.3
Hieronder volgt een overzicht van de overkoepelende mededeling bij het lentepakket.
De verschillende specifieke onderdelen van het lentepakket die leiden tot besluitvorming
in de Raad worden in aparte bijdragen in deze geannoteerde agenda uiteengezet.
Overkoepelende mededeling
De Europese Commissie heeft als onderdeel van het lentepakket een overkoepelende mededeling
gepubliceerd waarin zij ingaat op de doelen van het pakket en de bredere context waarin
het pakket moet worden bezien.
Allereerst wordt in de mededeling ingegaan op de economische situatie van de Europese
Unie (EU), waarbij concurrentievermogen centraal staat. De economische groeicijfers
tonen een gematigde, maar consistente groei voor de komende jaren. Tegelijkertijd
zijn een volatiel internationaal handelsklimaat en veiligheidsontwikkelingen een risico.
De Commissie geeft aan dat economisch beleid dergelijke risico’s kan helpen beperken
door het concurrentievermogen te versterken, defensiecapaciteiten op te bouwen en
de groene- en digitale transities verder te versnellen. Hiervoor fungeert het Competitiveness Compass als primaire leidraad.
Verder gaat de Commissie in op haar aanpak met betrekking tot de landspecifieke aanbevelingen
van 2025. Nu het einde van de herstel- en veerkrachtfaciliteit nadert, beweegt de
Commissie weg van de «spaarzame» behandeling van de landspecifieke aanbevelingen,
naar omvangrijke en gerichte aanbevelingen. De spaarzame behandeling hield in dat
de aanbevelingen minder gedetailleerd en gericht werden geformuleerd en in aantal
minder waren. Daarnaast is in het kader van simplificatie het gehele pakket aan landspecifieke
aanbevelingen van 2019–2024 kritisch beoordeeld. Aanbevelingen die de Commissie niet
langer relevant acht, worden niet langer meegenomen in de monitoring. Zodoende heeft
de Commissie een gestroomlijnde lijst aan landspecifieke aanbevelingen opgesteld,
waarvan zij de uitvoering actief zal monitoren.
De Commissie identificeert zeven hoofdthema’s waarbinnen de belangrijkste uitdagingen
voor de toekomst liggen, die hierna worden toegelicht.
1. Macro-economische ontwikkelingen
De Commissie geeft aan dat ondanks hoge onzekerheid rondom internationale ontwikkelingen,
de economie van de EU naar verwachting zal blijven groeien, zij het in een gematigd
tempo. De Commissie ziet dat de financiële markten veerkrachtig zijn gebleven tegenover
economische en geopolitieke uitdagingen. Hierbij benoemt de Commissie het belang van
een evenwichtige en toekomstbestendige belastingmix in lidstaten en van het ontwikkelen
van een spaar- en investeringsunie.
2. Innovatie
Om de innovatiekloof te dichten geeft de Commissie aan dat meer investeringen, talent,
een sterke samenwerking tussen wetenschap en bedrijfsleven, en betere beleidscoördinatie
nodig zijn. Volgens de Commissie leiden gefragmenteerde publieke investeringen en
onvoldoende private onderzoek en innovatie (O&I) tot een beperking van het innovatiepotentieel
van de EU. De Commissie ziet een sterkere samenwerking tussen onderzoekers en bedrijven,
een coherent innovatiebeleid en het adresseren van een tekort aan talent in STEM-gebieden
als essentiële aspecten om de innovatiekloof te dichten. De Commissie zet in haar
eigen woorden onderzoek en innovatie centraal in de economie. De landspecifieke aanbevelingen
van 2025 roepen lidstaten op om hun inspanningen te intensiveren om de innovatiekloof
te dichten.
3. Decarbonisatie, concurrentievermogen en veiligheid
Het is volgens de Commissie cruciaal om een betaalbare energietransitie voor Europese
consumenten en industrie te bewerkstelligen. Lidstaten hebben stappen gezet richting
een geïntegreerde energiemarkt, en de REPowerEU hoofdstukken van de herstel- en veerkrachtplannen
zetten verdere stappen om het energiesysteem de decarboniseren. De focus dient volgens
de Commissie te blijven liggen op het verminderen van overmatige afhankelijkheden
en de versterking van de energiezekerheid. Geïmporteerde Russische energie blijft
een groot aandeel in de energiemix van de EU. De Commissie roept op tot voortdurende
actie op nationaal niveau om energie-efficiëntie in alle sectoren te verbeteren, het
gebruik van hernieuwbare energie te versnellen en te diversifiëren naar betrouwbare
partners. Daarnaast noemt de Commissie een efficiënter gebruik van bronnen en de bevordering
van het circulaire gebruik van materialen als factoren die bijdragen aan decarbonisatie,
het verbeteren van het concurrentievermogen en het versterken van de economische zekerheid.
De Commissie geeft aan dat de EU en haar lidstaten de transitie naar een klimaat neutrale
economie moeten bevorderen en tegelijkertijd ervoor moeten zorgen dat hun industrie
concurrerend blijft. Tenslotte geeft de Commissie aan dat aanpassing aan klimaatverandering
een dringende prioriteit blijft voor de EU, aangezien dit cruciaal is voor het veiligstellen
van hulpbronnen en het vergroten van welvaart en veiligheid.
4. Simplificatie en vereenvoudiging van regelgeving
De Commissie geeft aan dat versimpeling van regelgeving en het verminderen van administratieve
lasten essentieel zijn voor het bedrijfsleven en het bevorderen van welvaart in de
EU. De Commissie geeft aan dat lidstaten ook een verantwoordelijkheid hebben om bij
te dragen aan simplificatie inspanningen door wetgevende en administratieve hervormingen.
Lidstaten worden met de landspecifieke aanbevelingen van 2025 opgeroepen om administratieve
procedures en regelgevingskaders in alle sectoren te vereenvoudigen.
5. Optimaal gebruik maken van de Europese interne markt
Om optimaal gebruik te maken van de Europese interne markt, geeft de Commissie aan
dat resterende belemmeringen moeten worden weggenomen die grensoverschrijdende bedrijvigheid
en investeringen in de weg staan. Hoewel de interne markt groei en welvaart heeft
gestimuleerd, is de markt nog steeds onvoldoende geïntegreerd. Het mkb, startende
ondernemingen en scale-ups worden geconfronteerd met obstakels zoals omslachtige administratie,
beperkende regelgeving, late betalingen en beperkte toegang tot financiering. Verder
verzwakt de ontoereikende digitale, energie- en vervoersinfrastructuur het concurrentievermogen.
Om deze belemmeringen aan te pakken, heeft de Commissie de strategie voor de interne
markt gepresenteerd4, waarin een reeks acties op het gebied van concurrentievermogen uiteen wordt gezet
voor een soepelere werking van de Europese interne markt. In dit kader wordt ook de
rechtsstaat door de Commissie benoemt. De rechtsstaat heeft een belangrijke rol in
de werking van de economie van de EU. Waar relevant, en voor zover het niet al wordt
gedekt door de herstel- en veerkrachtplannen en in aanvulling op het rechtsstaatverslag,
roepen de landspecifieke aanbevelingen de lidstaten op om de efficiëntie van rechtssystemen
te vergroten en corruptiebestrijding te versterken.
6. Financiering van het concurrentievermogen en een Spaar- en Investeringsunie
De EU-kapitaalmarkten blijven naar internationale standaarden relatief onderontwikkeld
en leveren over het algemeen slechts een kleine bijdrage aan de externe financiering
van bedrijven. De Commissie geeft aan dat de ontwikkeling van een Spaar- en Investeringsunie
(SIU) het doel heeft om de manier te verbeteren waarop het financiële stelsel van
de EU bijdraagt aan de vermogenscreatie van burgers en aan investeringen in strategische
prioriteiten. De SIU, die voortbouwt op de voortgang die al is geboekt in het kader
van de actieplannen voor de kapitaalmarktunie, heeft als doel om de integratie van
risicodeling op de kapitaalmarkten te verdiepen. Daarnaast is de SIU gericht op de
verdere ontwikkeling van de Bankenunie. In dit kader zien de landspecifieke aanbevelingen
van 2025 onder andere op gerichte acties op nationaal niveau om de toegang tot financiering
te verbeteren.
7. Vaardigheden, kwaliteitsbanen en sociale rechtvaardigheid
De Europese arbeidsmarkt is volgens de Commissie veerkrachtig, met een historisch
lage werkloosheid. Tegelijkertijd blijven de arbeidsmarkttekorten hoog en zullen deze
naar verwachting toenemen. Dit vormt een investeringsbarrière voor bedrijven. De Commissie
stelt dat meer beleidsactie nodig is om de arbeidsmarktparticipatie te verbeteren,
met bijzondere aandacht voor ondervertegenwoordigde groepen. De Commissie noemt hierbij
de aanstaande Quality Jobs Roadmap5 en het belang van gecoördineerde inspanningen op EU-niveau om legale migratie te
bevorderen om aan de behoeften van de EU-arbeidsmarkt te voldoen. Daarnaast benadrukt
de Commissie het belang van het stimuleren van menselijk kapitaal voor een concurrerend,
welvarend en inclusief Europa. In dit kader worden de Union of Skills en het voorgestelde Action Plan on Basic Skills6 genoemd. Tenslotte geeft de Commissie aan dat de unieke sociale markteconomie van
Europa sterk afhankelijk is van veerkracht en eerlijkheid. In de landspecifieke aanbevelingen
2025 wordt het belang benadrukt van efficiënte socialezekerheidsstelsels en pensioensystemen
en dat toegang tot betaalbare huisvesting en maatschappelijke diensten moet worden
bevorderd.
In een separaat stuk binnen dit hoofdthema staat de Commissie stil bij de beleidsuitdagingen
voor de woningmarkt en de kloof tussen vraag en aanbod van woningen, wat leidt tot
hoge prijzen en een beperkte (arbeids)mobiliteit. Zodoende zijn hervormingen en investeringen
nodig. Het European Affordable Housing
Plan7, gepland voor 2026, heeft als doel om deze te ondersteunen middels overzicht en aanbevelingen.
Lentepakket Europees Semester 2025 – macroeconomische onevenwichtighedenprocedure
Document: De diepteonderzoeken onder de macro-economische onevenwichtighedenprocedure (MEOP)
zijn beschikbaar op: https://economy-finance.ec.europa.eu/economic-and-fiscal-governance/mac…
Aard bespreking: presentatie en gedachtewisseling
Besluitvormingsprocedure: n.v.t.
De Europese Commissie heeft op 13 mei voor Nederland, Griekenland, Slowakije, Hongarije,
Zweden, Duitsland, Cyprus, Italië, Roemenië en Estland de diepteonderzoeken onder
de macro-economische onevenwichtigheden procedure opgesteld. In het Alert Mechanism
Report (AMR) 2025, gepubliceerd in december 2024, stelde de Commissie vast dat ze
voor deze tien lidstaten diepteonderzoeken zou gaan uitvoeren naar mogelijke macro-economische
onevenwichtigheden. Hierover is uw Kamer op 10 januari jl. geïnformeerd.8
In het lentepakket heeft de Commissie, op basis van deze diepteonderzoeken, voor zes
lidstaten (Nederland, Italië, Griekenland, Slowakije, Hongarije en Zweden) macro-economische
onevenwichtigheden vastgesteld. Roemenië ondervindt buitensporige macro-economische
onevenwichtigheden, waar de Commissie vorig jaar nog een onevenwichtigheid had vastgesteld.
Voor Duitsland, Cyprus en Estland zijn naar aanleiding van de diepteonderzoeken geen
macro-economische onevenwichtigheden vastgesteld. Voor Nederland concludeert de Commissie
op basis van het diepteonderzoek, net als in voorgaande jaren, dat er macro-economische
onevenwichtigheden zijn die verband houden met de hoge private schulden en het overschot
op de lopende rekening.
Nederland kan de toelichting van de Europese Commissie aanhoren. In de Ecofinraad
van juli zullen zoals gebruikelijk Raadsconclusies voorliggen over de resultaten van
de diepteonderzoeken van de Commissie.
Hieronder volgt een nadere toelichting gegeven op de voor Nederland onderzochte kwetsbaarheden.
Overschot op de lopende rekening
Het overschot op de lopende rekening was volgens Commissieberekeningen in 2024 9,2%
van bbp (2023: 8,8%). Volgens de Commissieramingen stijgt het saldo in 2025–26 tot
ongeveer 11% van het bbp. Dit kan volgens de Commissie voor een substantieel deel
worden verklaard door een handelsoverschot, onder meer door de Rotterdamse haven.
Verder zorgen de aanwezigheid van relatief veel multinationals en het Nederlandse
pensioensysteem (waarbij door pensioenfondsen met name in het buitenland wordt geïnvesteerd)
voor een spaaroverschot. Ook noemt de Commissie investeringsbelemmeringen, specifiek
voor het mkb, als mogelijke oorzaak van het spaaroverschot.
Hoge huishoudschulden in combinatie met de woningmarkt
De huishoudschulden (waarvan 90% hypotheekschulden) daalden tussen 2023 en 2024 van
94,5% bbp naar 92,3% bbp en zitten op een verder dalend pad. Tegelijkertijd is de
verwachting dat deze op langere termijn hoog blijven. De Commissie geeft aan dat ondanks
beleidswijzigingen over de afgelopen jaren verstoringen op de woningmarkt blijven
bestaan door subsidies in het belastingsysteem voor schuldgefinancierd woningbezit.
Een nog steeds genereuze hypotheekrenteaftrek en hoge loan-to-value (LTV) ratio en
relatief gunstige fiscale behandeling van de eigen woning in een context van aanbodtekorten
zorgen voor een zogenaamde schuldenbias op de huizenmarkt en hogere huizenprijzen.
Volgens de Commissie is uitgebreide actie nodig om de uitdagingen op de woningmarkt
aan te gaan. Ook wijst de Commissie op uitdagingen rondom vergunningen, arbeidsmarktkrapte
en risico’s in de private huurmarkt.
Lentepakket Europees Semester 2025 – landspecifieke aanbevelingen
Document: De voorstellen van de Europese Commissie voor de landspecifieke aanbevelingen van
de Raad aan de lidstaten zijn publiek beschikbaar: https://commission.europa.eu/publications/2025-european-semester-countr….
https://commission.europa.eu/publications/2025-european-semester-countr…
De horizontale notitie over de landspecifieke aanbevelingen zal voorafgaand aan de
vergadering beschikbaar zijn op de delegates portal.
Aard bespreking: Goedkeuring horizontale notitie ten behoeve van bespreking in de Europese Raad
Besluitvormingsprocedure: consensus
In de Ecofinraad ligt de goedkeuring van een horizontale notitie voor over de voorstellen
van de Europese Commissie voor landspecifieke aanbevelingen van de Raad aan de lidstaten.
Deze notitie dient als input voor de gebruikelijke bespreking van de voorgestelde
landspecifieke aanbevelingen in de Europese Raad, van 26 en 27 juni.
De Commissie doet haar voorstellen voor de landspecifieke aanbevelingen op basis van
de aanbeveling van de Raad over het economische beleid van de eurozone9, de economische analyse in de landenrapporten voor de individuele lidstaten en de
door lidstaten ingediende voortgangsrapportages in het kader van het Stabiliteits-
en Groeipact.
De Commissie heeft haar voorstellen voor de landspecifieke aanbevelingen van de Raad
aan de lidstaten onderverdeeld in zes delen. Nederland heeft op vijf onderdelen aanbevelingen
ontvangen, deze worden hieronder omschreven. Gezien de demissionaire status van het
kabinet wordt niet inhoudelijk ingegaan op de beleidsvoornemens ten aanzien van de
individuele landspecifieke aanbevelingen.
1. Begrotingsbeleid, inclusief fiscale en waar relevant structurele hervormingen
Voor Nederland behelst deze voorgestelde aanbeveling:
«Verhoog defensie uitgaven en gereedheid in lijn met de conclusies van de Europese
Raad van 6 maart 2025. Zorg ervoor dat netto uitgaven in lijn zijn met het uitgavenpad
dat is aangenomen in de Raadsaanbeveling op 21 januari 2025. Breng de belastingheffing
op de verschillende soorten inkomsten uit vermogen op één lijn, onder meer om de bevoordeling
van schuld gefinancierd huizenbezit te beperken. Neem barrières voor nieuwbouw weg
door het versimpelen van planning- en vergunningenprocedures. Ondersteun de ontwikkeling
van een betaalbare private huurmarkt, onder meer door investeringen in de sector aantrekkelijker
te maken. Pak de verwachte toename van leeftijdsgerelateerde uitgaven in de langdurige
zorg aan door de geleverde diensten in het stelsel beter in te richten, onder andere
door toelagen efficiënter toe te wijzen.»
De voorgestelde aanbevelingen over defensie uitgaven zijn voorgesteld voor alle lidstaten.
Verder stelt de Commissie voor andere lidstaten in deze categorie bijvoorbeeld aanbevelingen
voor om publieke investeringen te verhogen (Duitsland), het belastingstelsel te herzien
en te simplificeren (Spanje) en de efficiëntie en effectiviteit van publieke investeringen
te verhogen (Italië).
2. Het gebruik van EU-instrumenten
Voor Nederland behelst deze voorgestelde aanbeveling:
«In het licht van de naderende deadline voor de implementatie van hervormingen en investeringen
in het kader van verordening (EU) 2021/241, zorg voor een effectieve implementatie
van het herstel- en veerkrachtplan, met inbegrip van het REPowerEU hoofdstuk. Versnel
de implementatie van programma’s onder cohesiebeleid (ERDF, JTF, ESF+), waar mogelijk
voortbouwend op de kansen geboden door de tussentijdse herziening. Maak optimaal gebruik
van EU-instrumenten om het concurrentievermogen te verbeteren, waaronder de mogelijkheden
die InvestEU en het platform voor strategische technologieën voor Europa (STEP) bieden.»
De Commissie stelt voor alle lidstaten een aanbeveling met deze strekking voor.
3. Innovatie en obstakels voor investeringen
Voor Nederland behelst deze voorgestelde aanbeveling:
«Versterk de publieke en private onderzoeks- en ontwikkelingsintensiteit door investeringen
in strategische sleuteltechnologieën te ondersteunen. Adresseer het financieringsgat
voor de doorgroei van startups naar scale-ups door de beschikbare financieringsinstrumenten
te versterken en prikkels te bieden om institutionele investeerders aan te trekken.»
De Commissie stelt voor andere lidstaten in deze categorie bijvoorbeeld aanbevelingen
voor om de levering van digitale diensten te stimuleren (Duitsland), regelgeving te
vereenvoudigen (Frankrijk) en de links tussen universiteiten en het bedrijfsleven
te versterken (Italië).
4. Vereenvoudigingen
Voor Nederland stelt de Commissie op dit onderdeel geen aanbeveling voor. Voor andere
lidstaten stelt de Commissie onder andere aanbevelingen voor om de capaciteit van
overheden op lokaal niveau te versterken (Italië), fragmentatie in regelgeving tussen
regio’s te verkleinen (Spanje) en zorg te dragen voor een stabiel en duidelijk juridisch
kader voor het bedrijfsleven (Polen).
5. Decarbonisatie, energiebetaalbaarheid en veiligheid
Voor Nederland behelst deze voorgestelde aanbeveling:
«Verminder de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen door de uitrol van hernieuwbare
energie en energie-efficiëntie te vergroten, specifiek in de gebouwde omgeving. Verminder
netcongestie door de capaciteit van het transmissie- en distributienet te versterken,
flexibele oplossingen te implementeren, grensoverschrijdende handel te maximaliseren,
en het verder versimpelen van vergunningsprocedures. Implementeer structurele maatregelen
om overmatige stikstofdepositie en de verslechtering van waterkwaliteit effectief
aan te pakken, in het bijzonder door extra stappen te zetten op het gebied van duurzame
landbouw.»
Voor andere lidstaten stelt de Commissie in deze categorie bijvoorbeeld onder meer
aanbevelingen voor om het treinnetwerk te renoveren (Duitsland), prikkels te vergroten
om de mobiliteitssector te verduurzamen (Frankrijk) en klimaatrisico’s inclusief economische
impact te mitigeren (Italië).
6. Vaardigheden, kwalitatieve banen en sociale rechtvaardigheid
Voor Nederland behelst deze voorgestelde aanbeveling:
«Neem en implementeer maatregelen om de prikkels voor flexibele en tijdelijke contracten
te verminderen. Voer uitgebreide maatregelen in om de structurele en sectorspecifieke
arbeidsmarkt en vaardigheden-tekorten aan te pakken, ondernder andere door onbenut
arbeidspotentieel te benutten, door omscholing en bijscholing voor iedereen te versterken,
gericht en activerend arbeidsmarktbeleid, en moedigmobiliteit naar hoog-productieve
en maatschappelijk cruciale sectoren aan. Verbeter basisvaaridgheden, waaronder door
het adresseren van het lerarentekort en gerichte ondersteuning voor achterstandsscholen
en stimuleer deelname aan STEM-programma’s door gerichte educatieve ondersteuning
en carrièreadvies, in het bijzonder voor vrouwen en studenten met een migratieachterstand».
Voor andere lidstaten stelt de Commissie in deze categorie bijvoorbeeld onder andere
aanbevelingen voor om het aanbod van arbeid te verhogen en het tekort aan geschoolde
werknemers aan te pakken (Duitsland), de prestaties en rechtvaardigheid van het onderwijssysteem
te verbeteren (Frankrijk) en de betaalbare toegang tot kwalitatieve kinderopvang en
langdurige zorg te verbeteren (Italië).
Een overzicht van de Commissievoorstellen voor aanbevelingen van de Raad aan de lidstaten
per beleidsterrein en lidstaat is opgenomen in annex 1.
Nederland hecht waarde aan het Europees Semester en de landspecifieke aanbevelingen,
omdat de Raad de lidstaten hiermee wijst op belangrijke mogelijkheden om hun financieel-economische
beleid te versterken en zo ook het functioneren en stabiliteit van de Economische
en Monetaire Unie te versterken. Een sterke en stabiele Europese Unie, met sterke
lidstaten die duurzame en opwaartse economische convergentie en financiële stabiliteit
nastreven, is voor Nederland van groot belang als open economie met aanzienlijke verwevenheid
van financiële- en handelsstromen binnen de Europese Unie. De huidige geopolitieke
ontwikkelingen hebben het belang voor Nederland van een financieel-economisch sterke
EU nog verder vergroot. Vanzelfsprekend hoort daar ook bij dat we in Nederland blijven
werken aan ons duurzame groeipotentieel en het versterken van onze financieel-economische
stabiliteit.
Nederland hecht aan het behouden van de focus van het Semester op economisch, begrotings-
en werkgelegenheidsbeleid. Dit is met de voorliggende landspecifieke aanbevelingen
voldoende het geval. De landspecifieke aanbevelingen die de Commissie voorstelt zijn
in de ogen van Nederland gebaseerd op een grondige analyse in de landenrapporten die
de Commissie opstelde en aanbevelingen van de Raad voor het economische beleid van
de eurozone. Het kabinet herkent zich in de aanbevelingen. Nederland vindt bovendien
dat de landspecifieke aanbevelingen voldoende beleidsvrijheid geven om de aanbevelingen
te adresseren. Deze beleidsvrijheid is van belang voor nationaal draagvlak, eigenaarschap
en uitvoerbaarheid. Nederland heeft reeds stappen gezet om de aanbevelingen te adresseren.
Bij het schrijven van deze geannoteerde agenda moet de horizontale notitie ten behoeve
van de bespreking in de Europese Raad nog worden voorbereid in de comités van de Raad.
Het kabinet verwacht dat deze notitie een feitelijke en nuttige weergave van de voorstellen
zal bevatten en verwacht dat Nederland zal kunnen instemmen met de goedkeuring van
de horizontale notitie tijdens de Ecofinraad van juni.
Na de bespreking in de Europese Raad van 26 en 27 juni zullen de landspecifieke aanbevelingen
in juli ter besluitvorming in de Raad van de Europese Unie voorliggen.
Implementatie Stabiliteits-en Groeipact – jaarlijkse voortgangsrapportage
Aard bespreking: gedachtewisseling
Besluitvormingsprocedure: n.v.t.
Toelichting:
In het kader van het herziene Stabiliteits- en Groeipact hebben lidstaten budgettair-structurele
plannen (hierna: plannen) voor de middellange termijn opgesteld. Deze plannen bevatten
een pad voor de maximale groei van de uitgaven gedurende een aanpassingsperiode van
vier of zeven jaar (uitgavenpad), en daarnaast voorgenomen structurele hervormingen
en investeringen. De Raad heeft in januari 2025 aanbevelingen aangenomen voor het
vaststellen van i) het uitgavenpad van 21 lidstaten10, ii) het goedkeuren van hervormingen en investeringen die ten grondslag liggen aan
een verlenging van de budgettaire aanpassingsperiode voor vijf lidstaten.
De naleving van het uitgavenpad en de implementatie van hervormingen en investeringen
worden jaarlijks gemonitord. Daartoe dienen alle lidstaten jaarlijks uiterlijk op
30 april een voortgangsrapport in. Omdat de door de Raad aanbevolen uitgavenpaden
pas sinds januari 2025 vastgesteld zijn, is 2025 een transitiejaar. De Commissie heeft
beoordeeld of de uitgavengroei in 2024 in lijn was met de landspecifieke aanbeveling
voor het begrotingsbeleid in 2024. Daarnaast heeft de Commissie beoordeeld of de uitgavengroei
voor 2025 naar verwachting in lijn zal zijn met het aanbevolen uitgavenpad voor 2025.
Maar omdat de verwachtingen voor 2025 gebaseerd zijn op een klein deel van het jaar
zal dit voorjaar nog geen sprake zijn van een beoordeling van buitensporige tekorten
op basis van een (verwachte) overschrijding van het aanbevolen uitgavenpad. Vanaf
het voorjaar van 2026 zal deze beoordeling wel worden gedaan en kan de Raad, op aanbeveling
van de Commissie, voor het eerst buitensporige tekorten vaststellen op basis van afwijkingen
van het uitgavenpad die de drempelwaarden overschrijden11. Omdat de plannen nog maar net gestart zijn, is het nog te vroeg om iets zeggen over
de voortgang van de hervormingen en investeringen.
Annex II schetst voor 2024 en 2025 een overzicht van 1. de door de Raad aanbevolen
uitgavengroei, 2. de uitgavengroei zoals door lidstaten gerapporteerd in het voortgangsrapport
en 3. de uitgavengroei uit de lenteraming van de Europese Commissie.
De Commissie beoordeelt dat voor 12 lidstaten de uitgavengroei in lijn is met het
aanbevolen uitgavenpad. Daarnaast beoordeelt dat de uitgavengroei van Portugal en
Spanje grotendeels in lijn zijn. Deze lidstaten wijken beperkt af van het aanbevolen
uitgavenpad, waarbij de afwijkingen onder de toegestane drempelwaarden blijven12. De Commissie ziet voor Cyprus, Ierland, Luxemburg en Nederland een risico op afwijkingen
van het aanbevolen uitgavenpad boven de toegestane drempelwaarden. Op basis van deze
beoordelingen doet de Commissie aanbevelingen aan lidstaten om de uitgavengroei in
lijn te brengen met het aanbevolen uitgavenpad (zie kopje over landspecifieke aanbevelingen).
De Commissie benadrukt dat dit een voorlopige beoordeling is op basis van de lenteraming
van 2025. In het najaar beoordeelt de Commissie opnieuw of de (geraamde) uitgavengroei
voor 2025 in lijn is met het aanbevolen uitgavenpad. In het voorjaar van 2026 volgt
een definitieve beoordeling op basis van de gerealiseerde uitgavengroei in 2025.
De beoordeling van de Commissie dat de uitgavengroei van Nederland in 2025 hoger is
dan het door de Raad aanbevolen uitgavenpad, is conform verwachting zoals gecommuniceerd
in het voortgangsrapport en eerder gedeeld met uw Kamer13. Het door de Raad aanbevolen uitgavenpad gaat uit van een lagere uitgavengroei dan
op basis van de Miljoenennota 2025 voorzien. Zolang lidstaten binnen de Europese referentiewaarden
blijven, kunnen de Commissie en de Raad geen handhavingsmaatregelen nemen.
Implementatie Stabiliteits-en Groeipact – Beoordeling buitensporige tekorten en effectief
gevolg aan aanbevelingen
Document: het 126.3-rapport van de Commissie14 en het voorstel voor het Raadsbesluit om vast te stellen dat Roemenië geen effectief
gevolg heeft gegeven aan de Raadsaanbeveling om een buitensporig tekort te corrigeren15 zijn publiek beschikbaar.
Aard bespreking: presentatie (126.3-rapport) en besluitvorming (Raadsbesluit geen effectief gevolg)
Besluitvormingsprocedure: gekwalificeerde meerderheid
Toelichting:
De Commissie beoordeelt jaarlijks de aanwezigheid van buitensporige tekorten in lidstaten
in het kader van artikel 126, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de
Europese Unie (VWEU). Zij doet dit wanneer het begrotingstekort de referentiewaarde
van 3% overschrijdt of wanneer de schuld de referentiewaarde van 60% overschrijdt
én onvoldoende snel daalt. In het herziene raamwerk betekent dit laatste concreet
dat de Commissie een onderzoek start wanneer de lidstaat drempelwaarden overschrijdt
voor de afwijking van het uitgavenpad dat de Raad aan de lidstaat heeft aanbevolen.
Omdat dit uitgavenpad pas in januari 2025 is aanbevolen, is 2025 een transitiejaar.
De Commissie beoordeelt dit voorjaar daarom alleen overschrijdingen van de tekortnorm,
maar nog niet een overschrijding van het uitgavenpad. De Commissie baseert zich daarbij
op de gerealiseerde cijfers voor het begrotingstekort in 2024 en de verwachte cijfers
voor het begrotingstekort in 2025.
Deze cijfers waren voor de Commissie aanleiding om onderzoek te doen naar het bestaan
van een buitensporig tekort in Finland, Letland, Oostenrijk en Spanje. Daarbij gaat
het om een overschrijding in 2024 voor Spanje, een verwachte overschrijding in 2025
voor Letland, en een overschrijding in beide jaren voor Finland en Oostenrijk. De
Commissie zet uiteen dat Spanje en Letland voldoen aan de voorwaarden om (verzachtende)
relevante factoren mee te wegen bij de beoordeling16. Bij Spanje gaat het daarbij om een overstroming in 2024, waardoor extra kosten moesten
worden gemaakt. Bij Letland is het verwachte hogere overheidstekort te wijten aan
hogere defensie-uitgaven. De Commissie concludeert dat er na meewegen van deze factoren
geen reden is om een buitensporig tekort vast te stellen voor Spanje en Letland. Ook
voor Finland concludeert de Commissie dat er geen sprake is van een buitensporig tekort.
Finland kan weliswaar geen beroep doen op relevante factoren maar het tekort is wel
het gevolg van een stijging van de defensie-uitgaven die ook aanleiding was voor een
verzoek tot activatie van de nationale ontsnappingsclausule (voor aanvullende toelichting:
zie de separate bijdrage over de nationale ontsnappingsclausule verderop in deze geannoteerde
agenda). De Commissie stelt dat er wel aanleiding is voor het vaststellen van een
buitensporig tekort in Oostenrijk. Het land voldoet niet aan de voorwaarden om een
beroep te doen op relevante factoren, er is geen activatie van de nationale ontsnappingsclausule
aangevraagd en de defensie-uitgaven zijn stabiel.
Naar verwachting zal de Commissie in de Ecofinraad op 20 juni het onderzoek naar het
bestaan van buitensporige tekorten toelichten. Daarna wordt eerst nog advies ingewonnen
bij het Economisch en Financieel Comité. Vervolgens zal de Commissie een aanbeveling
aan de Raad doen om buitensporig tekort vast te stellen in Oostenrijk. Besluitvorming
in de Raad volgt dan in juli.
Tabel 2: onderzoek juni 2025 naar buitensporig tekort
Lidstaat
Tekort 2024 (% bbp)
Tekort 2025 (%bbp)
Tekort 2026 (%bbp)
Criteria overschrijding: beperkt, tijdelijk, uitzonderlijk
Relevante factoren
Aanvraag ontsnappings-clausule
Spanje
– 3,2
– 2,8
– 2,5
Ja, tijdelijk
Overstroming
Nee
Letland
– 1,8
– 3,1
– 3,1
Ja, beperkt
Ja
Finland
– 4,4
– 3,7
– 3,4
Nee
Defensie financiering
Ja
Oostenrijk
– 4,7
– 4,4
– 4,2
Nee
nee
Daarnaast heeft de Commissie onderzocht of lidstaten voor wie eerder al door de Raad
een buitensporig tekort was vastgesteld effectief gevolg hebben gegeven aan de aanbevelingen
om aan deze tekorten een einde te maken. Dit betreft België, Frankrijk, Italië, Hongarije,
Malta, Polen, Roemenië en Slowakije. Deze aanbevelingen werden in januari 2025 door
de Raad vastgesteld en bevatten een correctief uitgavenpad. De Commissie concludeert
dat dit niet het geval is voor Roemenië aangezien de gecumuleerde groei van de netto-overheidsuitgaven
in 2024 en 2025 (26,4%) ruim boven het door de Raad aanbevolen maximum van 20,2% ligt.
Daarnaast is de daling van het overheidstekort in 2025 voornamelijk toe te schrijven
aan tijdelijke maatregelen, terwijl structurele hervormingen, zoals de herziening
van het belastingstelsel, niet tijdig zijn ingevoerd. Daarom stelt de Commissie aan
de Raad voor om een gebrek aan effectieve opvolging vast te stellen.
Nederland kan zich vinden het oordeel over het ontbreken van effectieve opvolging
door Roemenië en zal instemmen met het Raadsbesluit hierover.
Omdat Roemenië de euro niet als munt heeft zijn binnen de buitensporigtekortprocedure
geen verdere stappen voorzien. Wel kan de Commissie aan de Raad voorstellen om middelen
op te schorten binnen de Herstel- en Veerkrachtfaciliteit (HVF) en een aantal Europese
fondsen.
Implementatie Stabiliteits-en Groeipact – Implementatie nationale ontsnappingsclausule
Document: Commissies aanbevelingen Raadsbesluiten activatie nationale ontsnappingsclausule17
Aard bespreking: presentatie door de Commissie en gedachtewisseling
Besluitvormingsprocedure: n.v.t.
Toelichting:
De Europese Commissie (de Commissie) heeft op 19 maart 2025 voorgesteld om de nationale
ontsnappingsclausule binnen de Europese begrotingsregels tijdelijk en gericht te activeren,
met als doel om nationale defensie-uitgaven op korte termijn te verhogen. De nationale
ontsnappingsclausule kan worden geactiveerd op aanvraag van een lidstaat, onder de
voorwaarden dat i) er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden buiten de controle
van de lidstaat, ii) deze uitzonderlijke omstandigheden een grote impact hebben op
de overheidsfinanciën en iii) de schuldhoudbaarheid op de middellange termijn niet
in gevaar komt. De Commissie stelt voor de ontsnappingsclausule te activeren voor
een periode van vier jaar. Gedurende die periode mogen lidstaten afwijken van het
door de Raad vastgestelde (correctieve) uitgavenpad, wanneer dit het gevolg is van
een toename van defensie-uitgaven tot een maximum van 1,5% bbp. Daarbij geldt 2021
als referentiejaar. Voor een uitgebreide beschrijving van de Commissiemededeling en
kabinetsinzet t.a.v. activatie van de ontsnappingsclausule verwijs ik u naar de Kamerbrief
van 28 maart 2025 hieromtrent.18
De volgende 16 lidstaten hebben een aanvraag ingediend: België, Bulgarije, Denemarken,
Duitsland, Estland, Finland, Griekenland, Kroatië, Letland, Litouwen, Hongarije, Polen,
Portugal, Slovenië, Slowakije en Tsjechië. De Commissie heeft de aanvragen beoordeeld
op basis van de bovengenoemde voorwaarden. De Commissie stelt dat de oorlog in Oekraïne
en de daaruit volgende dreiging voor de Europese veiligheid uitzonderlijke omstandigheden
betreffen buiten de controle van lidstaten. Ook stelt de Commissie dat de verhoging
van defensie-uitgaven als gevolg van deze omstandigheden een grote impact heeft op
de overheidsfinanciën. Daarnaast stelt de Commissie dat een tijdelijke en gerichte
activatie van de ontsnappingsclausule waarborgen biedt voor de schuldhoudbaarheid.
Om de impact van activatie van de ontsnappingsclausule op schuldhoudbaarheid te beoordelen,
heeft de Commissie schuldhoudbaarheidsanalyses voor de betreffende lidstaten uitgevoerd.
De Commissie heeft beoordeeld dat de aanvragen voor activatie van de nationale ontsnappingsclausule
voor alle 16 lidstaten voldoen aan bovengenoemde criteria, waaronder dat de schuldhoudbaarheid
van deze lidstaten niet in gevaar komt. De Commissie doet voor deze 16 lidstaten aanbevelingen
aan de Raad. Deze aanbevelingen stellen dat lidstaten mogen afwijken van het door
de Raad aanbevolen uitgavenpad, onder de voorwaarde dat de afwijking niet groter is
dan de toename in defensie-uitgaven ten opzichte van 2021 tot een maximum van 1,5%
bbp.
Met de activatie van de nationale ontsnappingsclausule wordt de bestaande flexibiliteit
binnen de Europese begrotingsregels tijdelijk en gericht benut en blijven de Europese
begrotingsregels ongewijzigd en van toepassing. Dit past binnen de voorwaarden van
de Nederlandse inzet dat activatie van de nationale ontsnappingsclausule alleen kan
op voorwaarden van tijdelijkheid, gerichtheid, schuldhoudbaarheid en financiële stabiliteit,
zoals ook beschreven in de Kamerbrief in reactie op motie Eerdmans19. Nederland ondersteunt de oproep van de Commissie dat lidstaten, met oog op het aflopen
van de ontsnappingsclausule, hun nationale begrotingen moeten herprioriteren om een
structurele toename van defensie-uitgaven te dekken. Schulden bieden daarvoor geen
structurele oplossing, dit vergt keuzes op nationale begrotingen.
Nederland wijst erop dat defensie-uitgaven meegerekend blijven worden in het nationale
begrotingstekort en de overheidsschuld van lidstaten, waarmee defensie-uitgaven niet
buiten haken worden geplaatst. Dit tekort en deze schuld vormen het vertrekpunt van
de budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn die lidstaten over vier
jaar opnieuw moeten opstellen. Die plannen moeten, op grond van de Europese begrotingsregels,
dan opnieuw voorzien in een uitgavenpad dat leidt tot een geloofwaardige schuldafbouw.
Nederland kan zich vinden in de beoordeling van de Commissie dat de aanvragen voor
activatie van de nationale ontsnappingsclausule voldoen aan de criteria. Besluitvorming
hierover vindt plaats in de Ecofinraad van juli.
In het kader van de jaarlijkse monitoring van de toepassing van de nationale ontsnappingsclausule,
zal Nederland aandacht blijven vragen voor schuldhoudbaarheid en financiële stabiliteit,
waaronder het belang van herprioritering van uitgaven ten behoeve van structureel
hogere defensie-uitgaven.
Convergentieverslagen van de Europese Centrale Bank en Europese Commissie en uitbreiding
van de eurozone met Bulgarije
Documenten:
− Convergentierapport ECB20
− Convergentierapport EC21
− De aanbeveling van de eurolanden aan de Raad en de brief zullen voorafgaand aan de
eurogroep/ecofinRaad beschikbaar zijn op het delegates portal.
Aard bespreking: aanname van de aanbeveling van de lidstaten van het eurogebied aan de Raad over de
invoering van de euro in Bulgarije per 1 januari 2026 en goedkeuring van een brief
van de voorzitter van de Raad aan de voorzitter van de Europese Raad over uitbreiding
van het eurogebied in de Ecofinraad. De dag ervoor zal het in de Eurogroep besproken
worden.
Besluitvormingsprocedure: gekwalificeerde meerderheid (aanbeveling van de lidstaten van het Eurogebied aan de
Raad) en consensus (brief van de voorzitter van de Raad aan de voorzitter van de Europese
Raad)
Toelichting:
In de Ecofinraad zal worden gesproken over de voortgang van Bulgarije met betrekking
tot de voorwaarden om per 1 januari 2026 de euro in te kunnen voeren. Deze zogenaamde
convergentiecriteria zijn economische voorwaarden die in het Verdrag betreffende de
werking van de Europese Unie (VWEU) zijn vastgelegd om te bepalen wanneer een land
mag toetreden tot de eurozone. Over de criteria hebben de Europese Commissie en de
Europese Centrale bank convergentierapporten opgesteld die op 4 juni jl. zijn gepubliceerd.
Deze rapporten werden tijdens de Eurogroep/Ecofinraad van februari aangekondigd22 en uw Kamer heeft in het verslag van de Eurogroep/Ecofinraad van april nog een update
ontvangen23.
De convergentiecriteria hebben betrekking op de rente, overheidsfinanciën, wisselkoers
en inflatie. Bulgarije voldoet volgens de rapporten aan alle convergentiecriteria.
De rente op langlopende Bulgaarse staatsobligaties is 3,9%. Hiermee voldoet Bulgarije
aan de voorwaarde dat de rente minder dan 2% boven de rente van de drie landen met
de laagste inflatie ligt. Met betrekking tot de overheidsfinanciën voldoet Bulgarije
aan de voorwaarde dat er geen sprake mag zijn van een Raadbesluit waarin een buitensporig
tekort wordt vastgesteld. Weliswaar was het overheidstekort 3,0% bbp in 2024, maar
dit zal naar verwachting dalen naar 2,8% in 2025 en stabiel blijven in 2026 op 2,8%.
De overheidsschuld is laag, 24,1% in 2024, en stijgt licht 25,1% in 2025 en naar verwachting
27,1% in 2026. Voor de vereiste met betrekking tot de wisselkoers geldt dat de Bulgaarse
lev gedurende ten minste twee jaar niet mag devalueren ten opzichte van de euro, met
inachtneming van normale fluctuatiemarges. De wisselkoers van de Bulgaarse lev is
de afgelopen twee jaar op de spilkoers binnen het wisselkoersregime ERM-II gebleven
zonder signalen van spanning of devaluatie ten opzichte van de euro. Met betrekking
tot de inflatie is de voorwaarde dat de inflatie (de jaar-op-jaar mutatie van de consumentenprijsindex)
niet meer dan 1,5%-punt hoger mag liggen dan de inflatie in de drie lidstaten met
de laagste inflatie in de eurozone in de voorafgaande 12 maanden. Derhalve vergelijkt
de Commissie de inflatie in Bulgarije in de afgelopen 12 maanden met de gemiddelde
inflatie in Ierland, Finland en Italië. Die was 1,3%. Vermeerderd met de maximale
verhoging van 1,5%-punt is de referentiewaarde waarmee de Bulgaarse inflatie wordt
vergeleken dus 2,8%. De inflatie in Bulgarije lag daar met 2,7% onder.
Ook is gekeken of de nationale wetgeving compatibel is met de EU-verdragen en het
protocol betreffende het statuut van het Europees Systeem van Centrale Banken en de
ECB en of de statuten van de nationale centrale bank voldoen om integraal onderdeel
te worden van het Eurosysteem. Om die reden bevat de onlangs aangenomen Bulgaarse
begrotingswet een amendement dat vereist dat de gouverneur van de Bulgaarse Centrale
Bank aftreedt als hij wordt benoemd tot interim-premier. Hiermee is de nationale wetgeving
in de ogen van de instellingen compatibel met de EU-verdragen.
Bulgarije heeft bij toetreding tot het ERM-II wisselkoersmechanisme in juli 2020 een
aantal toezeggingen gedaan om de aanloop naar eurotoetreding de financieel-economische
situatie te versterken. Deze zogenaamde post-entry toezeggingen zagen op maatregelen
met betrekking tot het bestrijden van witwassen, het hervormen van de niet-bancaire
sector, beter bestuur van staatsdeelnemingen en versterking van de nationale insolventiewetgeving.
Deze post-entry toezeggingen vormen geen juridische voorwaarde voor eurotoetreding.
De Europese Commissie heeft in het Economisch en Financieel Comité aangegeven dat
Bulgarije naar tevredenheid aan al deze toezeggingen heeft voldaan en zal dit oordeel
bij de Ecofinraad waarschijnlijk herhalen.
Op basis van bovenstaande stelt de Commissie aan de Raad voor om Bulgarije de euro
in te laten voeren per 1 januari 2026.
Nederland vindt dat EU-lidstaten tot de eurozone toe kunnen treden als deze aan de
voorwaarden voldoen. Bulgarije voldoet nu aan de convergentiecriteria en de juridische
voorwaarden. Naast de formele eisen met betrekking tot rente, inflatie, wisselkoers
en overheidsfinanciën heeft Bulgarije de afgelopen jaren hervormingen doorgevoerd
conform de toezeggingen die zijn gedaan bij ERM-II-toetreding. Op basis van de convergentierapporten
van de Commissie en de ECB en het oordeel dat Bulgarije aan de post-entry toezeggingen
heeft voldaan, ziet Nederland voldoende reden om in te kunnen stemmen met euro-toetreding
van Bulgarije per 1 januari 2026. Nederland kan derhalve instemmen met een positieve
aanbeveling van de eurolanden aan de Raad en met de brief van de voorzitter van de
Raad aan de voorzitter van de Europese Raad hierover.
Op 26 en 27 juni zal de Europese Raad het convergentierapport en de eurotoetreding
door Bulgarije bespreken. Naar verwachting zal het Europees Parlement op 8 juli een
opinie over het Bulgaars toetreden aannemen. In de Ecofinraad op 8 juli zal de Raad
met gekwalificeerde meerderheid besluiten over de eurotoetreding van Bulgarije per
1 januari 2026 en de met eenparigheid van stemmen over de omrekenkoers van de Bulgaarse
lev naar de euro.
Annex 1: overzicht beleidsterreinen in de 2025 landspecifieke aanbevelingen
Annex II. Aanbevolen, gerapporteerde en geraamde uitgavengroei in 2024 en 2025
Lidstaat
Aanbevolen maximale uitgavengroei (%)
Uitgavengroei voortgangsrapport (%)
Uitgavengroei lenteraming (%)
België
2024
4,3%
3,9%
4,2%
2025
3,6%
4,1%
5,0%
Bulgarije
2024
11,2%
12,3%
10,4%
2026
6,2%
8,6%
9,2%
Cyprus
2024
3,2%
2,7%
2,9%
2025
6,0%
6,8%
7,3%
Denemarken
2024
–
5,1%
3,3%
2025
5,0%
8,2%
10,0%
Duitsland
2024
–
–
4,0%
2025
–
–
2,1%
Estland
2024
1,9%
1,1
1,8%
2025
7,1%
1,0%
2,1%
Finland
2024
3,7%
3,2%
3,1%
2025
1,6%
1,6%
1,3%
Frankrijk
2024
3,8%
3,3%
3,1%
2025
0,8%
0,9%
0,9%
Griekenland
2024
2,6%
– 0,3%
– 0,3%
2025
3,7%
4,5%
4,2%
Hongarije
2024
4,6%
2,3%
2,3%
2025
4,3%
7,4%
6,1%
Ierland
2024
9,8%
8,0%
8,2%
2025
5,1%
5,3%
6,7%
Italië
2024
– 1,9%
– 2,1%
– 2,2%
2025
1,3%
1,3%
1,2%
Kroatië
2024
18,6%
17,5%
17,4%
2025
6,4%
7,6%
7,9%
Letland
2024
9,1%
3,9%
4,5%
2025
5,9%
5,7%
5,7%
Litouwen
2024
–
10,5%
10,7%
2025
–
9,9%
9,0%
Luxemburg
2024
8,0%
6,7%
6,2%
2025
5,8%
7,1%
6,8%
Malta
2024
7,4%
14,3%
13,9%
2025
6,0%
– 0,1%
0,8%
Nederland
2024
6,6%
5,8%
6,8%
2025
3,5%
8,9%
7,0%
Oostenrijk
2024
–
8,6%
8,7%
2025
2,6%
1,6%
2,0%
Polen
2024
12,5%
12,7%
12,7%
2025
6,3%
5,8%
6,2%
Portugal
2024
11,8%
11,6%
12,0%
2025
5,0%
3,4%
6,1%
Roemenië
2024
–
–
19,9%
2025
5,1%
–
5,4%
Slovenië
2024
6,2%
4,5%
4,5%
2025
5,6%
5,3%
4,6%
Slowakije
2024
6,2%
3,0%
5,4%
2025
3,8%
3,6%
3,8%
Spanje
2024
5,3%
4,1%
3,5%
2025
3,7%
4,1%
4,2%
Tsjechië
2024
5,3%
2,8%
0,0%
2025
4,5%
3,3%
4,0%
Zweden
2024
6,4%
6,1%
6,1%
2025
4,0%
4,1%
1,7%
Indieners
-
Indiener
E. Heinen, minister van Economische Zaken