Brief regering : Geannoteerde Agenda Formele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid d.d. 19 juni 2025
21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken
Nr. 789
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 juni 2025
Op 19 juni aanstaande vindt de Formele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid plaats
te Luxemburg. Hierbij zend ik u de Geannoteerde Agenda voor deze Raad toe. Conform
de vastgestelde afspraken informeer ik uw Kamer middels de Geannoteerde Agenda tevens
over de voortgang van de onderhandelingen inzake de herziening van de Coördinatieverordening
Sociale Zekerheid. Ook informeer ik uw Kamer hierbij over recent bereikte onderhandelingsakkoorden
in de EU.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Y.J. van Hijum
GEANNOTEERDE AGENDA FORMELE RAAD WERKGELEGENHEID EN SOCIAAL BELEID (WSB) 19 juni 2025
In deze Geannoteerde Agenda treft u aan:
− De kwartaalrapportage t.a.v. de herziening van Coördinatieverordening Sociale Zekerheid
(COM(2016) 815);
− Informatie over de Formele Raad WSB van 19 juni.
− Informatie over de recent bereikte algemene oriëntatie op het voorstel voor een Verordening
over een vrijwillig gezamenlijk elektronisch formulier voor het melden van grensoverschrijdende
detacheringen (COM(2024) 531), en het recent bereikte triloogakkoord op de herziening
van de Richtlijn Europese Ondernemingsraden (COM(2024) 14).
Kwartaalrapportage: herziening Coördinatieverordening Sociale Zekerheid (883/2004)
Achtergrond
Sinds 2016 wordt onderhandeld over de herziening van Verordening 883/2004 betreffende
de coördinatie van sociale zekerheidssystemen (hierna: het herzieningsvoorstel). Zoals
eerder met uw Kamer gedeeld zet Nederland in op modernisering van Verordening 883/2004.
Nederland vindt dat dit doel met het voorliggende herzieningsvoorstel niet wordt behaald.
Nederland presenteerde daarom eerder een non-paper met een eerste inventarisatie van
verbeterpunten en voorstellen voor vervolgstappen.
Stand van zaken
Op dinsdag 3 juni jl. heeft een triloogbespreking met een verkennend karakter plaatsgevonden
tussen het Poolse voorzitterschap van de Raad en het Europees Parlement. Over de triloogbespreking
is kort teruggekoppeld in het Coreper van woensdag 4 juni jl. Uit deze terugkoppeling
volgt dat de triloogbespreking vooralsnog niet heeft geleid tot een akkoord. Bij het
opstellen van deze Geannoteerde Agenda beraadt het Poolse voorzitterschap zich nog
op eventuele vervolgstappen. Bij relevante ontwikkelingen zal ik uw Kamer nader informeren.
Informatie over de Formele Raad WSB van 19 juni
In het nu volgende informeer ik u over de Formele Raad Werkgelegenheid en Sociaal
Beleid, 19 juni 2025. De Formele Raad vindt plaats in Luxemburg.
Agendapunt: algemene oriëntatie EU-Richtlijnvoorstel Kwaliteitskader Traineeships
(COM/2024/133)
Doel Raadsbehandeling
Bereiken van een algemene oriëntatie voor de richtlijn.
Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen
Op 20 maart 2024 heeft de Europese Commissie een pakket gepubliceerd om de kwaliteit
van stages/traineeships binnen de EU te verbeteren, bestaande uit een richtlijn en
een herziening van de niet-bindende Raadsaanbeveling inzake een kwaliteitskader voor
stages (Quality Framework for Traineeships, QFT) uit 2014. Over de inhoud en kabinetsappreciatie heb ik uw Kamer eerder geïnformeerd
in het BNC-fiche.1
Het initiële voorstel bestond uit een drietal elementen. Ten eerste dienen trainees,
leerwerkstudenten en bbl-stagiairs gelijk te worden behandeld als reguliere werknemers,
inclusief het toepasselijke Unierecht. Ten tweede beoogde de Commissie tegen te gaan
dat stagiairs worden ingezet als het in feite regulier werk betreft, er dient o.a.
sprake te zijn van een aanzienlijke leer- en opleidingscomponent. Lidstaten werden
opgeroepen te zorgen voor effectieve controles en inspecties en ervoor te zorgen dat
de autoriteiten ook beschikken over de nodige middelen hiertoe.
Van lidstaten werd tevens gevraagd om een grens te stellen aan de duur van traineeships,
leerwerkplekken en bbl-stages, inclusief opeenvolgende contracten bij dezelfde werkgever.
Ten derde dienen stagiairs in de gelegenheid te worden gesteld om op te kunnen komen
voor hun rechten.
Op de Formele Raad van 2 december 2024 is het het Hongaars voorzitterschap niet gelukt
de benodigde gekwalificeerde meerderheid voor een algemene oriëntatie (Raadsakkoord)
te bereiken. De afgelopen maanden hebben er onder leiding van het Poolse voorzitterschap
opnieuw onderhandelingen plaatsgevonden tussen de lidstaten over een Raadspositie.
Op 11 juni a.s. zal het Poolse Voorzitterschap het Richtlijnvoorstel in het Coreper-overleg
agenderen voor een algemene oriëntatie. Als het Raadsakkoord in het Coreper-overleg
op een gekwalificeerde meerderheid kan rekenen wordt het Richtlijnvoorstel ter instemming
doorgeleid naar de Formele Raad.
Inzet Nederland
Ik ben voornemens om namens Nederland in te stemmen met de algemene oriëntatie op
basis van de laatst beschikbare compromistekst.2
Zoals toegelicht in het BNC-fiche onderschrijft het kabinet de doelstelling van het
pakket om de positie van stagiairs goed te borgen. In de laatste compromistekst is
de reikwijdte van het voorstel verder afgebakend en verduidelijkt. Dit betekent dat
enkel stagiairs met een arbeidsovereenkomst, waaronder trainees, onder de reikwijdte
van de richtlijn vallen. Deze groep valt al onder het Nederlandse arbeidsrecht en
het huidige voorstel sluit goed aan op het Nederlandse stelsel wat betreft minimumbescherming
(zoals de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, de Arbeidsomstandighedenwet en
de Arbeidstijdenwet), controle en handhaving. Stages die onderdeel uitmaken van een
opleiding, stages die verplicht zijn om een bepaalde kwalificatie te behalen of een
bepaald beroep uit te oefenen en stages in het kader van re-integratie zijn in de
nieuwe tekst uitgezonderd.
Een belangrijk aandachtspunt voor Nederland zoals verwoord in het BNC-fiche, was dat
er meer ruimte en flexibiliteit voor lidstaten zou komen voor inspecties en toezichthouders
ten aanzien van de handhaving. In de laatste compromistekst wordt, mede op verzoek
van Nederland, voldoende ruimte geboden aan lidstaten om de gestelde maatregelen in
overeenstemming met het nationale recht in te richten en wordt ook de rol van sociale
partners benoemd. Daarmee komt de laatste compromistekst tegemoet aan de wens van
het kabinet om ervoor te zorgen dat de invulling van het handhavingsbeleid aansluit
bij de Nederlandse praktijk. Daarnaast wordt voldoende ruimte geboden aan het Nederlandse
stelsel, waarin cao-partijen verantwoordelijk zijn voor de naleving van overige arbeidsvoorwaarden,
zodat zij de gestelde maatregelen goed naar eigen handelen kunnen inrichten.
Er bestaat een mogelijkheid dat voorafgaand aan de Formele Raad van 19 juni aanstaande
nog een nieuwe compromistekst verschijnt. Indien deze nieuwe compromistekst op de
voor Nederland belangrijkste punten niet substantieel wijzigt, ben ik voornemens om
in te stemmen met de tekst.
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
Binnen de Raad is een aantal lidstaten, waaronder Nederland, overwegend positief over
de laatste compromistekst. Een substantiële groep lidstaten heeft aangegeven de voorgestelde
reikwijdte te steunen. Een andere groep lidstaten heeft zich juist kritisch uitgesproken
over het gebrek aan ambitie van het voorstel. Een aantal lidstaten heeft nog geen
formele positie ingenomen.
Hoewel het Europees Parlement (EP) nog geen positie heeft, zal het EP naar verwachting
tijdens de triloogfase inzetten op meer ambitie in de richtlijn. In haar resolutie
van 14 juni 2023 riep het EP namelijk op tot betere voorwaarden en een passende vergoeding
voor stagiairs.3 Pas na de positiebepalingen door de Raad en het EP kan worden overgegaan tot triloogonderhandelingen
om tot een definitief akkoord tussen alle partijen te komen.
Agendapunt: voortgangsrapportage Richtlijnvoorstel Gelijke Behandeling buiten Arbeid
(COM(2008) 426)
Doel Raadsbehandeling
Presentatie van de voortgangsrapportage over de onderhandelingen over het Richtlijnvoorstel.
Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen
Het Richtlijnvoorstel stamt uit 2008 en ligt, ondanks meerdere pogingen om tot een
akkoord te komen, vanwege de vereiste unanimiteit in de Raad vast door een blokkade
van enkele lidstaten. Nederland hecht grote waarde aan de bescherming van fundamentele
rechten, waaronder het recht op gelijke behandeling. De Commissie heeft eerder aangekondigd
om het Richtlijnvoorstel Gelijke Behandeling buiten Arbeid, ongeacht godsdienst of
levensovertuiging, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid (COM 2008/426) in te
trekken vanwege het langdurig ontbreken van zicht op een akkoord4. Nederland heeft daarom zoals eerder met uw Kamer gedeeld tijdens de Raad Algemene
Zaken van 25 februari jl. en tijdens de Informele Raad Gelijkheid van 16 april jl.
aan de Commissie kenbaar gemaakt dat Nederland de voorgenomen intrekking van het Richtlijnvoorstel
betreurt5.
Het Pools Voorzitterschap agendeert een voortgangsrapportage over het Richtlijnvoorstel
op de Raad om in de Raad te bezien welke stappen nodig zijn om de benodigde unanimiteit
te bereiken vóórdat de Commissie daadwerkelijk overgaat tot het intrekken van het
Richtlijnvoorstel.
Inzet Nederland
Dit dossier valt onder de beleidsverantwoordelijkheid van de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties. Nederland heeft vrijwel alle onderwerpen in de richtlijn
al door middel van nationale wetgeving geregeld. Sinds Nederland in 2016 het VN-Verdrag
handicap heeft geratificeerd en tegelijk de Wet gelijke behandeling op grond van handicap
of chronische ziekte (Wgbh/cz) heeft uitgebreid, worden voor Nederland geen verstrekkende
gevolgen meer verwacht, indien er een akkoord zou worden bereikt over de richtlijn
in de huidige vorm. Tegelijkertijd gaat er een belangrijke signaalwerking uit van
aanname van deze richtlijn. De richtlijn helpt om discriminatie op godsdienst of levensovertuiging,
handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid tegen te gaan. Het kabinet is dan ook overtuigd
van de toegevoegde waarde van deze richtlijn. Dit voorstel heeft symbolisch veel waarde
omdat het een belangrijk gat in het EU-acquis dicht ten aanzien van antidiscriminatiewetgeving.
Nederland zal gelet op bovenstaande overwegingen steun uitspreken om op korte termijn
een akkoord te bereiken op het Richtlijnvoorstel.
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
Op dit moment is onhelder of de vereiste unanimiteit in de Raad bereikt kan worden.
Een aantal lidstaten heeft haar formele positie nog niet kenbaar gemaakt. Het Europees
Parlement heeft krachtens het Verdrag (artikel 19 van het Werkingsverdrag van de Unie)
het recht van instemming nadat de Raad een algemene oriëntatie heeft bereikt.
Agendapunt: Europees Semester 2025
a) Beleidsdebat over het Actieplan voor de verdere implementatie van de Europese pijler
voor de Sociale Rechten en de eerste anti-armoedestrategie
Doel Raadsbehandeling
Het Pools Voorzitterschap organiseert een beleidsdebat over het nieuwe Actieplan voor
de Europese pijler voor de Sociale Rechten en de anti-armoedestrategie.
Achtergrond
In de afgelopen periode zijn op Europees niveau stappen gezet ter bevordering van
werkgelegenheid, sociale bescherming en gelijke kansen. De sociale en werkgelegenheidsdimensie
van de Europese Unie werd versterkt met de ondertekening van de Europese pijler van
sociale rechten op 17 november 2017 te Göteborg, door de staatshoofden en regeringsleiders
van de lidstaten, de Europese Commissie en het Europees Parlement. De 20 beginselen
waaruit deze pijler is opgebouwd zijn gericht op het bevorderen van gelijke kansen
op de arbeidsmarkt, het waarborgen van eerlijke arbeidsvoorwaarden, alsmede het versterken
van sociale bescherming en inclusie. Deze beginselen leveren een bijdrage aan de verdere
verdieping en eerlijkere werking van de interne markt. Met de bekrachtiging van de
Porto-verklaring in mei 2021 werken lidstaten in gezamenlijkheid toe naar drie EU-doelstellingen
voor 2030 met betrekking tot werkgelegenheid, om- en bijscholing, en de bestrijding
van armoede, waaronder armoede onder kinderen.6
Eurocommissaris Mînzatu heeft in haar mission letter7 de opdracht gekregen de voltooiing van de interne markt te blijven ondersteunen,
door kwalitatief hoogwaardige banen en meer gelijkheid te creëren en meer mensen uit
de armoede te halen. Daarbij dient de sociale markteconomie daadwerkelijk kansen,
stabiliteit en welzijn te bieden voor iedereen. Om de 2030 doelen te realiseren presenteert
Mînzatu naar verwachting eind 2025 het Actieplan voor de verdere implementatie van
de Pijler en in 2026 de Europese anti-armoede strategie.
Een discussiedocument ten behoeve van het beleidsdebat is ten tijde van het opstellen
van deze Geannoteerde Agenda nog niet beschikbaar.
Inzet Nederland
Uw Kamer is op verschillende momenten geïnformeerd over de Nederlandse prioriteiten
in de EU op sociaal en werkgelegenheidsterrein.8 Het kabinet zet in Europees verband in op het in goede banen leiden van arbeidsmigratie
middels een verduidelijking van het juridisch kader voor detachering van derdelanders
en een versterking van de Europese Arbeidsautoriteit. Ook spant het kabinet zich in
om een gelijk speelveld tussen lidstaten en bedrijven te creëren en werkenden in de
Unie beter te beschermen door het vaststellen van minimumnormen voor gevaarlijke stoffen
te versnellen. Daarnaast zet het kabinet in op het bevorderen van een sterke leer-en
ontwikkelcultuur met aandacht voor informeel leren en de ontwikkeling van een vaardighedentaal.
Tevens zet het kabinet zich in voor een modernisering van de regelgeving omtrent de
coördinatie van socialezekerheidsstelsels. Het kabinet zet zich ervoor in dat deze
thema’s terugkomen in het Actieplan voor de Europese pijler voor de sociale rechten.
Armoede is meer dan alleen leven met een financieel tekort. Mensen met weinig geld
hebben ook vaak te maken met moeilijke leefomstandigheden, sociale uitsluiting en
gezondheidsproblemen. In 2023 waren 540.000 mensen in Nederland arm. Dat is 3,1% van
de bevolking. Ook op het gebied van armoedebestrijding staan lidstaten voor gedeelde
uitdagingen.
Voor het kabinet is het belangrijk dat de anti-armoedestrategie landen ondersteunt
om adequaat armoede te bestrijden en effectief kennis uit te wisselen, met oog voor
beperking van de administratieve lasten.
Ik zet daarbij in op vier elementen die terug dienen te komen in de anti-armoedestrategie:
1) vergroot het bewustzijn van dwarsverbanden met betrekking tot armoede en de invloed
op andere beleidsterreinen zoals de leefomgeving en gezondheid 2) preventie van armoede
en schulden in brede zin met aandacht voor financiële verleidingen online 3) delen
van kennis en goede voorbeelden over bijvoorbeeld implementatieproblemen, datadeling
en effectieve interventies en 4) het betrekken van ervaringsdeskundigen in het beleidsproces.
Afhankelijk van de nog te publiceren stukken zal ik mijn inbreng in het beleidsdebat
langs bovenstaande lijnen vormgeven.
b) Lentepakket: Presentatie door de Commissie, aanname van de werkgelegenheids- en
sociale beleidsaspecten van de landspecifieke aanbevelingen (LSA’s) voor 2025 en aanname
van de horizontale notitie (oplegger bij de LSA’s) en goedkeuring van de opinie van
het Werkgelegenheidscomité en het Sociaal Beschermingscomité
Doel Raadsbehandeling
De Raad zal de presentatie van de Commissie aanhoren over het voorstel voor het Lentepakket
2025. Ook wordt de Raad gevraagd in te stemmen met de aanname van de werkgelegenheids-
en sociale beleidsaspecten van de landspecifieke aanbevelingen. Ten slotte staat goedkeuring
van de opinie van het Werkgelegenheidscomité en het Sociaal Beschermingscomité op
de agenda, welke terugblikt op de aanbevelingen van 2024 en vooruitblikt naar die
van 2025.
Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen
De Europese Commissie heeft op 4 juni jl. het Lentepakket gepubliceerd, in het kader
van het Europees Semester. Het Lentepakket bestaat uit voorstellen voor i) Raadsconclusies
over de macro-economische onevenwichtighedenprocedure, ii) een overkoepelende mededeling,
iii) een horizontale nota over de landspecifieke aanbevelingen en iv) de landspecifieke
aanbevelingen zelf.
De Minister van Financiën heeft uw Kamer middels de Geannoteerde Agenda voor de Ecofin
Raad van 20 juni de appreciatie van het gehele pakket doen toekomen, waarin tevens
het proces van besluitvorming in de Ecofin Raad en Europese Raad wordt beschreven.
Gedurende de Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 19 juni staan de werkgelegenheids-
en sociale beleidsaspecten op de agenda.
De voorgestelde landspecifieke aanbevelingen voor Nederland op sociaal- en werkgelegenheidsterrein
luiden als volgt:
5.1. Neem aan en implementeer maatregelen om de prikkels voor flexibele en tijdelijke contracten
te verminderen.
5.2. Voer uitgebreide maatregelen in om de structurele en sectorspecifieke arbeidsmarkt
en skills-tekorten aan te pakken. Onder andere door onbenut arbeidspotentieel te benutten,
door opscholing en door activerend arbeidsmarktbeleid. Moedig mobiliteit naar hoog-productieve
en maatschappelijk cruciale sectoren aan.
De opinie van het Werkgelegenheidscomité en het Sociaal Beschermingscomité is nog
niet beschikbaar ten tijde van het opstellen van deze Geannoteerde Agenda. Ter voorbereiding
op de bespreking van de landspecifieke aanbevelingen, werkt het Poolse Voorzitterschap
daarnaast nog aan een zogenoemde «horizontale nota». Naar verwachting zal in de horizontale
nota het belang van implementatie van de Europese Pijler van Sociale Rechten worden
benadrukt, met speciale aandacht voor het behalen van de 2030 Porto-doelstellingen
op werkgelegenheid, vaardigheden en armoedebestrijding. De opinie en de horizontale
nota moeten nog besproken worden in het Werkgelegenheidscomité en het Sociaal Beschermingscomité.
Inzet Nederland
Zoals toegelicht in de Geannoteerde Agenda over de Ecofin-Raad van 20 juni, hecht
het kabinet waarde aan het Europees Semester en de landspecifieke aanbevelingen, omdat
de Raad de lidstaten hiermee wijst op belangrijke mogelijkheden om hun financieel-economische
beleid te versterken en zo ook het functioneren en stabiliteit van de Economische
en Monetaire Unie te versterken. Een sterke en stabiele Europese Unie, met sterke
lidstaten die duurzame en opwaartse economische convergentie en financiële stabiliteit
nastreven, is voor Nederland als open economie met aanzienlijke verwevenheid van financiële-
en handelsstromen binnen de Europese Unie van groot belang. De huidige geopolitieke
ontwikkelingen hebben het belang voor Nederland van een financieel-economisch sterke
Unie nog verder vergroot. Vanzelfsprekend hoort daar ook bij dat we in Nederland blijven
werken aan ons duurzame groeipotentieel en het versterken van onze financieel-economische
stabiliteit.
Het kabinet hecht aan het behouden van de focus van het Semester op economisch, begrotings-
en werkgelegenheidsbeleid. Dit is met de voorliggende landspecifieke aanbevelingen
voldoende het geval. De landspecifieke aanbevelingen die de Commissie voorstelt zijn
in de ogen van het kabinet gebaseerd op een grondige analyse in de landenrapporten
die de Commissie opstelde en aanbevelingen van de Raad voor het economische beleid
van de eurozone. Het kabinet herkent zich in de aanbevelingen. Het kabinet vindt bovendien
dat de landspecifieke aanbevelingen voldoende beleidsvrijheid geven om de aanbevelingen
te adresseren. Deze beleidsvrijheid is van belang voor nationaal draagvlak, eigenaarschap
en uitvoerbaarheid. Het kabinet heeft reeds stappen gezet om de aanbevelingen te adresseren.
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
Op het moment van het schrijven van deze Geannoteerde Agenda zijn de landspecifieke
aanbevelingen nog niet besproken in Brusselse comités, er is derhalve nog geen beeld
van het krachtenveld. Het Europees Parlement heeft geen rol.
Agendapunt: presentatie van het Werkgelegenheidscomité van een Opinie over de dimensies
van kwaliteitsbanen
Doel Raadsbehandeling
De Raad zal een presentatie aanhoren.
Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen
Commissievoorzitter Von der Leyen kondigde in haar politieke richtsnoeren voor de
periode 2024–20299 een «routekaart voor kwaliteitsbanen»10 aan. Dit initiatief van de Commissie beoogt het bevorderen van kwaliteitsbanen ter
ondersteuning en bevordering van het concurrentievermogen, sociale rechtvaardigheid
en rechtvaardige overgangen. De routekaart moet volgens de Commissie gaan bijdragen
aan eerlijke lonen, goede arbeidsomstandigheden, opleiding en eerlijke transities
voor werknemers en zelfstandigen ondersteunen, met name door de dekking van collectieve
onderhandelingen te vergroten. De Commissie zal de Europese sociale partners betrekken
bij de ontwikkeling van de routekaart om ervoor te zorgen dat de uitkomsten ervan
ten goede komen aan zowel bedrijven als werknemers. Von der Leyen heeft in haar mission letter aan Eurocommissaris Mînzatu gevraagd om een routekaart voor kwaliteitsbanen te ontwikkelen.11
Medio april vond een eerste bijeenkomst tussen Eurocommisaris Mînzatu en de Europese
sociale partners plaats.12 De Commissie informeerde de sociale partners over de doelstellingen van het initiatief
en luisterde naar hun eerste reacties, onder andere over hoe zij kunnen bijdragen
aan de routekaart. Ongeveer 40 organisaties van sociale partners op EU-niveau waren
vertegenwoordigd. Een vervolgbijeenkomst vond op 5 mei jl. plaats. De Commissie zal
de komende maanden ook discussies met de nationale sociale partners in de lidstaten
organiseren. Om ook het perspectief vanuit de lidstaten in de routekaart op te nemen,
heeft de Eurocommissaris het Werkgelegenheidscomité gevraagd om met een opinie te
komen. De voorzitter van dit comité zal de in deze opinie opgenomen dimensies van
kwaliteitsbanen toelichten. Het gaat hierbij om i) fatsoenlijke lonen en arbeidsvoorwaarden
die bijdragen aan bijscholing en werkzekerheid, ii) gezonde en veilige werkomstandigheden
die rekening houden met de autonomie en privéomstandigheden van de werknemer, iii)
vertegenwoordiging door sociale partners en gelijke kansen en iv) een zekere mate
van sociale bescherming voor de verschillende soorten werk. Eurocommissaris Mînzatu
beoogt eind 2025 de routekaart te presenteren.
Inzet Nederland
Het kabinet herkent de verschillende dimensies van kwaliteitsbanen die zijn opgenomen
in de opinie. Het kabinet wil de kwaliteit van werk verhogen en onderstreept evenals
de Commissie het belang van fatsoenlijke lonen en arbeidsvoorwaarden. Mensen die in
Nederland werken, verdienen een eerlijk loon en goede arbeidsomstandigheden, met zekerheid
over hun toekomst – zowel bezien vanuit hun contractsituatie als vanuit hun mogelijkheden
om zich door te ontwikkelen. Dat bevordert ook innovatie en een goede allocatie van
arbeid. Deze nationale inzet lijkt aan te sluiten bij de beoogde routekaart over kwaliteitsbanen.
Het is positief dat de Commissie de sociale partners intensief betrekt bij zaken die
bij uitstek thuishoren op de agenda van de sociale dialoog, zoals goede arbeidsomstandigheden.
Ten aanzien van de betrokkenheid van sociale partners bij loon- en productiviteitsontwikkelingen,
wijst het kabinet erop dat in Nederland loononderhandelingen en bij-, om-, en herscholing
in de eerste plaats een zaak zijn voor de sociale partners. Wel werkt het kabinet
aan betere dienstverlening op het gebied van werk en scholing, en een verbetering
van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Het kabinet zet in op maatregelen
die het mogelijk maken dat mensen zich gedurende hun levensloop kunnen blijven ontwikkelen13. Ook werkt het kabinet onder meer aan een Herstelplan kwaliteit onderwijs14 om de kwaliteit van het funderend onderwijs te verhogen en wordt ingezet op versterking
van het middelbaar beroepsonderwijs met de werkagenda voor het mbo. Daarnaast heeft
de Minister van Economische Zaken uw Kamer geïnformeerd over de uitwerking van de
productiviteitsagenda. Deze uitwerking zal in samenwerking met sectoren gebeuren15. In de ondersteuning van mensen naar ander werk staan vertrouwen, menselijke maat,
vereenvoudiging en passende ondersteuning centraal.
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
Naar verwachting zal een meerderheid van de lidstaten zich kunnen vinden in de hoofdboodschappen
uit de opinie. Er is bij dit agendapunt geen rol voor het Europees Parlement.
Agendapunt: aanname Raadsconclusies over het bevorderen van gendergelijkheid in het
door kunstmatige intelligentie aangedreven digitale tijdperk: 6e horizontale beoordeling
van de uitvoering van het Beijing Platform for Action door de lidstaten en EU-instellingen
Doel Raadsbehandeling
Aanname van de Raadsconclusies.
Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen
Het Poolse Voorzitterschap presenteerde concept-Raadsconclusies (hierna: Raadsconclusies)
over het bevorderen van gendergelijkheid in de context van toenemende digitalisering
en inzet van kunstmatige intelligentie (AI). Daarbij gaat het onder meer om gelijke
toegang tot digitale ruimtes, het tegengaan van gendergerelateerd technologisch geweld,
en het bestrijden van bias in AI-systemen.
De Raadsconclusies zijn ingebed in het kader van het 30-jarig jubileum van het Beijing
Platform for Action in 2025. Diverse strategische EU-kaders, zoals de Europese gendergelijkheidsstrategie
2020–2025, het EU Gender Action Plan III en het EU Actieplan Vrouwen, Vrede en Veiligheid
2019–2024, lopen eveneens dit jaar af. Tegen die achtergrond onderstrepen de Raadsconclusies
het belang van gendergelijkheid in het digitale domein voor toekomstige beleidsplannen.
Inzet Nederland
Ik ben namens Nederland voornemens in te stemmen met de Raadsconclusies. Nederland
acht het van belang dat gendergelijkheid en de bescherming van fundamentele rechten
worden geborgd in de digitale transitie, zowel op nationaal als Europees niveau. Daarbij
zijn bewustwording van genderstereotypen, het tegengaan van online geweld tegen vrouwen
en meisjes, en het stimuleren van deelname van vrouwen aan STEM- en ICT-sectoren cruciale
speerpunten.
Het uitgangspunt voor AI in Europa is de in augustus 2024 in werking getreden Verordening
Kunstmatige Intelligentie. Het kabinet erkent dat het gebruik van kunstmatige intelligentie
en algoritmen ook vanuit emancipatieperspectief zowel risico’s als kansen met zich
meebrengt. Om zo veel mogelijk de kansen te benutten benadrukt Nederland het belang
van diversiteit, non-discriminatie en eerlijkheid. Er worden verschillende maatregelen
genomen om deze waarden te behartigen. Zo stelt het kabinet duidelijke eisen aan overheidsorganisaties
bij de inzet van algoritmes. De nationale uitvoering van de Verordening kunstmatige
intelligentie zal verder leidend zijn voor het ontwikkelen van een overkoepelend kader
waarin AI-systemen op een verantwoordelijke manier ontwikkeld en gebruikt zullen worden.
De overheid is daarbij zo transparant mogelijk over het eigen gebruik van algoritmes.
Verder zorgt het kabinet voor verdere versterking van het toezicht op kunstmatige
intelligentie en algoritmen, zowel gericht op bedrijven als overheden.
Nederland is sterk gecommitteerd aan de volledige uitvoering van het VN-Vrouwenverdrag
(CEDAW) en het Beijing Platform for Action. Deze inzet sluit aan bij de nationale
en EU-brede doelstellingen en bouwt voort op bestaande beleidskaders, waaronder de
Nederlandse inzet voor de bescherming en bevordering van mensenrechten en de inzet
voor emancipatie. Nederland zet zich in voor een Europa waar iedereen veilig is en
volwaardig kan meedoen, ook online.
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
Naar verwachting kunnen alle lidstaten instemmen met de Raadsconclusies. Er is geen
rol voor het Europees Parlement.
Agendapunt: aanname Raadsconclusies over het ondersteunen van ouderen bij het bereiken
van hun volledige potentieel op de arbeidsmarkt en in de maatschappij
Doel Raadsbehandeling
Aanname van de Raadsconclusies.
Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen
Het Poolse Voorzitterschap presenteerde concept-Raadsconclusies (hierna: Raadsconclusies)
over het ondersteunen van ouderen bij het bereiken van hun volledige potentieel op
de arbeidsmarkt en in de maatschappij.
Het doel van de Raadsconclusies is om, middels niet-bindende aanbevelingen, bij te
dragen aan de beleidsvorming in de EU-lidstaten met betrekking tot de arbeidsparticipatie
van ouderen.
Deze conclusies richten zich op het bevorderen van gelijke kansen, inclusie en toegankelijkheid
voor ouderen op de arbeidsmarkt, waarbij werkgelegenheid wordt gezien als een cruciaal
onderdeel voor sociale inclusie. Ze benadrukken de noodzaak van gecoördineerde maatregelen
op verschillende gebieden van het openbaar beleid om de werkgelegenheid van oudere
mensen te ondersteunen, evenals het belang van sociale dialoog op dit gebied.
De belangrijkste maatregelen genoemd in de Raadsconclusies zijn gericht op het bevorderen
van informatie-uitwisseling en leermogelijkheden om ouderen te ondersteunen op de
arbeidsmarkt, het stimuleren van ondernemerschap en het aanmoedigen van werken na
de pensioengerechtigde leeftijd. Daarnaast wordt er aandacht besteed aan het vergroten
van bewustzijn over gezond en actief ouder worden. Ook wordt benadrukt dat er aandacht
moet zijn voor de behoeften van ouderen, vooral op economisch en sociaal vlak. Tot
slot wordt het belang onderstreept van het monitoren en ondersteunen van de implementatie
van EU-wetgeving, met name op het gebied van anti-discriminatie op basis van leeftijd
en handicap.
Inzet Nederland
Ik ben namens Nederland voornemens in te stemmen met de Raadsconclusies. Nederland
hecht veel waarde aan het langer en in goede gezondheid laten doorwerken van ouderen,
vooral gezien de krappe arbeidsmarkt. We richten ons hierbij meer op het versterken
van de weerbaarheid van ouderen door middel van vaardigheden en gezondheid, in plaats
van mobiliteit. Deze aanpak sluit aan bij de doelstellingen van de Raadsconclusies
en versterkt onze inzet voor een inclusieve arbeidsmarkt.
Het kabinet is sterk gecommitteerd aan dit onderwerp en de inzet sluit aan bij de
nationale en EU-brede doelstellingen en bouwt voort op bestaande beleidskaders. Zo
is onder andere de Wet werken na de AOW-gerechtigde leeftijd ingevoerd om het voor
werkgevers aantrekkelijker te maken oudere werknemers in dienst te houden. Deze wet
vermindert financiële lasten, zoals het niet meer hoeven betalen van WW- en AOW-premies
en het niet verschuldigd zijn van een transitievergoeding bij ontslag.
Subsidies, zoals de Maatwerkregeling duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden (MDIEU),
ondersteunen werkgevers bij het creëren van gezonde werkomstandigheden en het mogelijk
maken van eerder uittreden voor werknemers met zwaar werk. Campagnes zoals «Sommige
werknemers zijn niet te stoppen» verhogen het bewustzijn over de voordelen van het
in dienst houden van oudere werknemers. Samen met sociale partners wordt gewerkt aan
een agenda voor duurzame inzetbaarheid, gericht op gezond en veilig doorwerken tot
aan het pensioen.
Deze maatregelen dragen bij aan een duurzame en inclusieve arbeidsmarkt, waarbij ouderen
de mogelijkheid krijgen om langer en in goede gezondheid door te werken.
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
Naar verwachting kunnen alle lidstaten instemmen met de Raadsconclusies. Er is geen
rol voor het Europees Parlement.
W.v.t.t.k.-punt: evaluatie Europese Arbeidsautoriteit
Doel Raadsbehandeling
Presentatie door de Europese Commissie.
Achtergrond
Het kabinet vindt het noodzakelijk om op Europees niveau het gesprek te voeren over
de uitdagingen rondom arbeidsmigratie16. De Europese Arbeidsautoriteit (ELA) speelt een belangrijke rol in het bevorderen
van eerlijke arbeidsmobiliteit.
De ELA is opgericht in 2019 en heeft zich de afgelopen jaren als organisatie ontwikkeld.
De ELA bevordert de samenwerking tussen EU-landen, coördineert gezamenlijke inspecties,
maakt analyses en risicobeoordelingen, en bemiddelt in geschillen tussen EU-landen
op het gebied van grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit en handhaving. In de oprichtingsverordening
van de ELA is opgenomen dat de Autoriteit iedere vijf jaar zal worden geëvalueerd
op diens effectiviteit, efficiëntie en relevantie. De Nederlandse prioriteiten voor
de evaluatie zijn in januari 2024 met uw Kamer gedeeld.17 Op maandag 26 mei 2025 heeft de Commissie haar eerste evaluatie van de ELA gepubliceerd.18
Het kabinet heeft gedurende de totstandkoming van de evaluatie ingezet op vier prioriteiten:
1) blijvende aandacht voor de uitdagingen rond detachering van derdelanders 2) de
ELA haar analysemogelijkheden volledig laten benutten, specifiek bij de verwerking
van persoonsgegevens, om tot risicoanalyses te komen vanuit Europees perspectief 3) een
proactieve rol voor de ELA bij het initiëren van gezamenlijke inspecties, en 4) het
verbeteren van de (toegang tot) informatievoorziening om de positie van kwetsbare
groepen arbeidsmigranten te verbeteren, onder andere via het EURES-netwerk19.
De evaluatie heeft aandacht voor deze prioriteiten en concludeert dat gerichte wijzingen
van het mandaat de ELA zouden kunnen versterken. Het betreft hier onder meer de rol
van ELA ten aanzien van onderdanen afkomstig uit derde landen, uitgebreidere bevoegdheden
op het gebied van gegevensverwerking, een versterkt vermogen om lidstaten te vragen
om samenwerking rond gezamenlijke inspecties, betere samenwerking met de lidstaten
op het gebied van informatieverstrekking, en de verantwoordelijkheden van ELA inzake
de ontwikkeling van EURES. De Commissie zal naar verwachting begin 2026 een voorstel
publiceren als onderdeel van een breder pakket ter bevordering van eerlijke arbeidsmobiliteit.
Dit pakket, waar Nederland de afgelopen periode actief op heeft ingezet, is onlangs
formeel door de Europese Commissie aangekondigd in de Interne Markstrategie20.
Inzet Nederland
Het kabinet verwelkomt de uitkomsten van de evaluatie en blijft zich in Europees verband
inzetten voor eerlijke arbeidsmobiliteit en voor het in goede banen leiden van arbeidsmigratie.
Ik zal de presentatie van de Commissie aangrijpen om de Nederlandse prioriteiten voor
een sterkere ELA, en ten aanzien van eerlijke arbeidsmobiliteit in den brede, opnieuw
onder de aandacht te brengen.
Ter informatie: Algemene oriëntatie voorstel voor een vrijwillig gezamenlijk elektronisch
formulier voor het melden van grensoverschrijdende detacheringen
Tijdens de Raad voor Concurrentievermogen van 22 mei jl. is er een algemene oriëntatie
aangenomen over het voorstel van de Commissie voor een verordening over een vrijwillig
gezamenlijk elektronisch meldformulier voor grensoverschrijdende detacheringen. Nederland
stemde in met de compromistekst21.
Door middel van het ontwikkelen van één gecentraliseerd en gestandaardiseerd systeem
voor het melden van detacheringen, beoogt de Commissie administratieve lasten te verminderen
voor bedrijven die werknemers detacheren naar een andere EU-lidstaat. Alle lidstaten
hebben op dit moment namelijk een eigen meldloket. Het feit dat deze meldloketten
van elkaar verschillen, wordt door bedrijven ervaren als één van de grootste interne-markt
belemmeringen. Ook Mario Draghi stelde in zijn rapport dat fragmentatie op het gebied
van regels over het detacheren van werknemers een belangrijke belemmering vormt op
de interne markt22.
In de toelichting bij het voorstel gaf de Commissie tijdens de Raad aan dat het voorstel
vrijwillig is, maar ook een belangrijke stap is om de Europese interne markt te versterken
en daarmee de concurrentiekracht te verbeteren.
In lijn met de inzet van het kabinet zijn er meer waarborgen in het voorstel ingebouwd
ter bescherming van gedetacheerde werknemers. Tegelijkertijd heeft het Poolse Voorzitterschap
de reikwijdte van het voorstel niet verbreed naar zelfstandigen, zoals de wens was
van het kabinet. Het kabinet zal hiervoor aandacht blijven vragen tijdens de triloogfase.
Het besluit om als Nederland deel te nemen aan het initiatief volgt pas wanneer het
voorstel definitief is en het standaardformulier per uitvoeringshandeling is vastgesteld.
Ter informatie: triloogakkoord Herziening Richtlijn Europese Ondernemingsraden (2009/38/EG)
Op 24 januari 2024 presenteerde de Europese Commissie een voorstel voor een herziening
van de Richtlijn Europese Ondernemingsraden (2009/38/EG). Het voorstel beoogt de tekortkomingen
van de richtlijn aan te pakken en daardoor het kader voor informatie en raadpleging
van werknemers op transnationaal niveau te verbeteren. Het kabinet ondersteunt dit
doel en herkent de analyse van de Commissie. Het is wat het kabinet betreft essentieel
dat de veranderingen in de wereld van het werk via overleg tussen werkgevers en werknemers
in goede banen worden geleid, ook bij grensoverschrijdende kwesties.
Het Poolse Voorzitterschap en het Europese Parlement hebben tijdens de triloog van
20 juni jl. een voorlopig politiek akkoord bereikt over het Richtlijnvoorstel. De
zienswijze van de Raad is op veel punten overgenomen. Het voorlopige akkoord neemt
onvolkomenheden uit de bestaande richtlijn weg, die een effectieve vorm van informatie
en consultatie op Europees niveau in de weg stonden. Nederland heeft zich daarnaast
ingezet voor de verduidelijking van de reikwijdte van het voorstel, het schrappen
van uitzonderingsposities voor Europese Ondernemingsraden die vóór 1996 waren opgericht,
en de versterking van de positie van de werknemer zonder dat bedrijven zich geconfronteerd
zien met onevenredige administratieve lasten. Deze punten worden goed gereflecteerd
in het triloogakkoord. Daarnaast vindt het triloogakkoord een goede balans tussen
de wens voor een betere betrokkenheid van werknemers en voor het behoud van flexibiliteit
voor ondernemingen.
De invulling van de sanctioneringsbepalingen bleken tijdens de triloogonderhandelingen
een ingewikkeld onderdeel. De Commissie en het Europees Parlement wilden een verhoging
van de financiële sancties voor bedrijven die zich niet houden aan de bepalingen uit
de richtlijn. Het is ingewikkeld om financiële sancties toe te passen in de systematiek
van de Nederlandse medezeggenschap, omdat die gebaseerd is op privaatrechtelijke handhaving.
Ten aanzien van sanctionering is voldoende aan de Nederlandse bezwaren tegemoetgekomen
door toevoeging van een zinsdeel dat ruimte biedt voor het Nederlandse systeem van
privaatrechtelijke handhaving.
Op 28 mei jl. is in het Coreper-overleg met een ruime gekwalificeerde meerderheid
door de lidstaten ingestemd met dit voorlopige triloogakkoord. Gelet op bovenstaande
elementen, heeft Nederland ingestemd met het triloogakkoord. De plenaire stemming
in het Europees Parlement vindt waarschijnlijk in de derde of vierde week van juni
plaats.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid