Brief regering : Reactie op de motie van het lid Bontenbal c.s. over maatregelen om de waterstofeconomie sneller van de grond te laten komen (Kamerstuk 31239-415) en toelichting op het kabinetsstandpunt inzake waterstof uit kernenergie
31 239 Stimulering duurzame energieproductie
Nr. 423
                   BRIEF VAN DE MINISTER VAN KLIMAAT EN GROENE GROEI
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 juni 2025
Bij het tweeminutendebat waterstof, groen gas en andere energiedragers op 6 februari
                     2025 hebben de leden Bontenbal, Erkens, Vermeer, Grinwis, Postma, Koekkoek en Flach
                     een motie ingediend met vijf specifieke verzoeken om de waterstofmarkt sneller van
                     de grond te laten komen.1 Deze motie heeft het kabinet ontraden, omdat de letterlijke tekst op sommige punten
                     niet goed uitvoerbaar is. Het achterliggende doel van de motie deelt het kabinet volledig.
                     In deze brief zet het kabinet uiteen hoe het uitvoering aan de motie geeft. Ook geeft
                     de brief een toelichting op het kabinetsstandpunt inzake waterstof uit kernenergie,
                     zoals toegezegd aan het lid Erkens.2
1. Aanpassen realisatietermijnen elektrolysesubsidies
               
Ten eerste verzoekt de motie Bontenbal c.s. het kabinet de realisatietermijnen van
                  waterstofsubsidies3 aan te passen aan eventuele vertragingen in de oplevering van de waterstofinfrastructuur
                  en deze termijnen voortaan adaptief te maken. Het kabinet ziet ook dat vertraging
                  van infrastructuur een risico vormt voor de realisatie van waterstofprojecten. Daarom
                  wil het kabinet aanpassingen aan de belangrijkste subsidieregeling voor elektrolyseprojecten,
                  de OWE, die aanvragers in staat stellen met vertraging van infrastructuur om te gaan.
                  Bij de SDE++, een andere relevante subsidieregeling voor elektrolyseprojecten, heeft
                  het kabinet al meer ruimte voor uitstel van de realisatietermijn geboden.4
Het kabinet maakt onderscheid tussen de toekomstige en reeds georganiseerde openstellingen
                  van de OWE. Voor toekomstige openstellingen van de OWE gaat het kabinet een ruimere
                  of meer flexibele benadering van de realisatietermijn uitwerken. Voor de eerste openstelling
                  (OWE I) gaat het kabinet verlenging van de ontheffingstermijn met één jaar ter goedkeuring
                  voorleggen aan de Europese Commissie, omdat op die manier de openstelling aansluit
                  op de huidige planning voor de oplevering van de infrastructuur. Voor eventuele aanpassingen
                  aan de tweede openstelling (OWE II) wacht het kabinet de lopende beoordeling van de
                  aanvragen af; de Kamer wordt rond de zomer hierover nader geïnformeerd. Op dit moment
                  lijken de meeste projecten uit te kunnen met deze voorgestelde flexibiliteit.
               
2. Stimuleren blauwe waterstof
               
Ten tweede verzoekt de motie Bontenbal c.s. het kabinet om blauwe waterstof binnen
                  stimuleringsregelingen ook als vervanger van aardgas te beschouwen. Het kabinet ziet
                  het toepassen van CO2-afvang en opslag (CCS) bij waterstofproductie als een belangrijke manier om de CO2-uitstoot van aardgasgebruik op korte termijn te verminderen. Daarom stelt het kabinet
                  via de SDE++ nu al subsidie beschikbaar voor de toepassing van CCS bij waterstof uit
                  aardgas of industriële restgassen (dit zijn brandbare gassen die onvermijdelijk vrijkomen
                  bij industriële processen, bijvoorbeeld in raffinaderijen).
               
Daarnaast onderzoekt het kabinet mogelijke aanvullende interventies. Een optie die
                  wordt verkend is een subsidie via de SDE++ voor het gebruik van blauwe waterstof in
                  industriële processen, bijvoorbeeld bij de productie van plastic.5 Een andere optie is de inzet van blauwe waterstof in gascentrales, waarvoor het kabinet
                  werkt aan een bijmengverplichting en een subsidie.6 De Kamer ontvangt rond de zomer een update over de mogelijke aanvullende interventies.
               
3. Regie nemen op nettarieven
               
Ten derde verzoekt de motie Bontenbal c.s. het kabinet de regie te nemen op de nettarieven
                  voor elektrolysers. Het kabinet onderneemt meerdere acties om de problematiek rondom
                  nettarieven in beeld te brengen. In de reactie op het IBO «bekostiging elektriciteitsinfrastructuur»
                  benoemt het kabinet de mogelijke oplossingen.7 Alternatieve transportrechten met een tariefkorting zijn een belangrijke mogelijke
                  oplossing. Een andere optie om het net beter te benutten is gerichte locatiesturing
                  op elektrolyse. Mede naar aanleiding daarvan vinden gesprekken plaats met de ACM,
                  die binnen haar verantwoordelijkheid onderzoek doet naar locatiegebonden tarieven,
                  binnen de kaders van onder andere kostenreflectiviteit en non-discriminatie. Omdat
                  de bevoegdheid om de vormgeving van de tarieven te bepalen bij de ACM ligt, zoals
                  in eerdere brieven in detail is uitgelegd,8 acht het kabinet deze acties op korte termijn het meest effectief.
               
Daarnaast maakt het kabinet zich binnen de EU en in gesprekken met buurlanden hard
                  voor een gelijk speelveld en verdere harmonisatie van de methodologie van netwerktarieven
                  voor elektrolyse, batterijopslag en de industrie. Het kabinet kijkt dan ook uit naar
                  de aanbevelingen van de Europese Commissie over nettarieven gericht op het flexibeler
                  energieverbruik en het waarborgen van het gelijk speelveld, zoals aangekondigd in
                  het Actieplan voor betaalbare energieprijzen.9
4. Versoepelen EU-eisen voor hernieuwbare waterstof
               
Ten vierde pleit de motie Bontenbal c.s. voor het versoepelen van de EU-eisen voor
                  hernieuwbare waterstof. Het kabinet ziet ook dat de eisen voor elektrolyseprojecten
                  in Europa een zwaardere last zijn dan verwacht. Bij de Energieraad op 17 maart jl.
                  heeft Nederland daarom samen met andere landen opgeroepen tot snelle, beperkte en
                  gerichte aanpassingen van de betreffende gedelegeerde handelingen.10 Voor lopende investeringen zijn onvoorspelbare en langdurige aanpassingsprocedures
                  immers onwenselijk en is het van belang dat de structuur van de eisen overeind blijft.
                  Totdat dergelijke aanpassingen zijn doorgevoerd, gelden de bestaande eisen.
               
Ter voorbereiding op de evaluatie van de gedelegeerde handeling lanceert de Commissie
                  een studie om de effectiviteit van het waterstofkader te beoordelen en mogelijke obstakels
                  voor de opschaling van hernieuwbare waterstof te identificeren. TNO gaat de komende
                  maanden en in opvolging van een eerdere studie11 het effect van mogelijke aanpassingen beoordelen als onderdeel van een breder onderzoek
                  naar de huidige en verwachte kostprijs van elektrolyse in Nederland. Hiervoor ontvangt
                  TNO ook inbreng vanuit de sector zelf.
               
5. Gelijk behandelen waterstof uit kernenergie
               
Tot slot pleit de motie Bontenbal c.s. voor een gelijke behandeling van waterstof
                  uit hernieuwbare bronnen en kernenergie in Europese wetgeving. Het kabinet heeft het
                  lid Erkens verder toegezegd het kabinetsstandpunt op dit terrein nader toe te lichten.12 Deze inzet is tweeledig.
               
Het kabinet acht de huidige kaders en afbakening van de waterstofdoelen onder de Richtlijn voor hernieuwbare energie (RED-III) van belang voor het stimuleren
                  van investeringen in waterstofprojecten en verduurzaming van de industrie op de korte termijn. Daarvoor is immers voorspelbaar beleid van belang. Vanwege het beperkte aandeel
                  kernenergie in de huidige Nederlandse energiemix is het meetellen van waterstof uit
                  kernenergie tot 2030 bij de waterstofdoelen niet van groot belang. Het kabinet werkt
                  parallel aan een haalbare implementatie van het industriedoel met verschillende uitzonderingen
                  en flexibiliteitsmechanismen.13
Daarnaast zet het kabinet in op een gelijke behandeling van (waterstof uit) hernieuwbare
                  bronnen en kernenergie in nieuwe voorstellen voor Europese wet- en regelgeving die van belang zijn voor het stimuleren
                  van investeringen in waterstofprojecten en verduurzaming op de middellange en lange
                  termijn. Het uitgangspunt daarbij is dat de wet- en regelgeving ruimte moet geven
                  aan alle technieken die nodig zijn voor klimaatneutraliteit in 2050, zo ook (waterstof
                  uit) kernenergie.14 Dit is in lijn met het Regeerprogramma, waarbij het kabinet inzet op opschaling van
                  zowel hernieuwbare- als kernenergie.
               
Het kabinet onderneemt dus actie in lijn met de vijf verzoeken uit de motie, voor
                  het eerste, derde en vierde verzoek voor zover dat binnen de bestaande juridische
                  kaders kan. Het kabinet heeft oog voor het belang van de waterstofmarkt en de problemen
                  die bedrijven momenteel ondervinden. De ontwikkeling gaat trager dan verwacht door
                  vertraging van projecten en gestegen kosten. Het kabinet wil daar met het waterstofbeleid
                  rekening mee houden. Deze zomer ontvangt de Kamer een aanvullende brief over de voortgang
                  van het bredere waterstofbeleid met meer informatie hierover.
               
De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.Th.M. Hermans
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei