Brief regering : Nationaal Programma Armoede en Schulden
24 515 Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting
Nr. 799
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 juni 2025
Het Nationaal Programma Armoede en Schulden in vogelvlucht
Even boodschappen doen, zodat je voor je gezin kan koken. Een kapotte broek van je
kind vervangen. Of een cadeau kopen voor de verjaardag van een oom of tante. Als je
geldzorgen hebt, zorgen elke uitgave en binnengekomen rekening voor stress. Zorgt
alles wat je niet kunt doen voor schaamte. Als het moeilijk is de eindjes aan elkaar
te knopen, liggen schulden op de loer. En als dat zo is, gaat het snel van kwaad tot
erger. Met aanmaning op aanmaning, boete op boete, incasso op incasso. Een vicieuze
cirkel waar je steeds moeilijker uit kunt komen. Ook als je in principe voldoende
inkomen hebt, kan je verstrikt raken in armoede of schulden. Bijvoorbeeld door een
scheiding, het krijgen van een beperking of (chronische) ziekte of het verlies van
een baan. Problemen kunnen vervolgens erger worden door de complexiteit en onvoorspelbaarheid
van inkomensvoorzieningen. Een deel van de mensen verdwaalt in een doolhof aan regelingen,
krijgt niet de steun waar ze recht op hebben of is huiverig voor terugvorderingen.
En verliezen het vertrouwen in de overheid. Terwijl mensen juist een overheid nodig
hebben die hen, als het nodig is, ondersteunt. De persoonlijke impact is groot. Maar
ook als samenleving betalen we een hoge prijs: alleen al de maatschappelijke kosten
van schuldenproblematiek bedragen naar schatting € 8,5 miljard per jaar.1
Ik stuur u deze brief mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
en de Staatssecretaris Rechtsbescherming. Met het Nationaal Programma Armoede en Schulden
heeft het kabinet de ambitie om de toename van (kinder)armoede te voorkomen, de langetermijneffecten
van armoede tegen te gaan en mensen in armoede te helpen vooruit te komen. We willen,
mede in navolging van de motie Van Apeldoorn2, en in lijn met de huidige trend3, een verdere daling van de (kinder)armoedecijfers binnen de bestaande middelen. Problematische
schulden moeten eveneens worden voorkomen.
En als er schulden ontstaan, moeten drie dingen beter: een kleine vordering moet klein
blijven, mensen met schulden moeten overzicht houden, en er moet snelle en goede schuldhulpverlening
beschikbaar zijn.
Daarbij bouwen we voort op de Aanpak geldzorgen, armoede en schulden 2022–2025.4 We verleggen de focus naar het beter en eenvoudiger toegankelijk maken van de voorzieningen.
Zo willen we bijdragen aan het herstellen van het vertrouwen in de overheid.
In het nieuwe Nationaal Programma richten we ons daarnaast in het bijzonder op werkenden,
jongeren en kinderen. Hoewel het risico op armoede onder werkenden nog altijd relatief
laag is en de afgelopen jaren is gedaald, vormen werkenden inmiddels een relatief
groot aandeel van de groep mensen in armoede. Kinderen en jongeren verdienen, ongeacht
de financiële situatie van hun ouders, gelijke kansen om zich te ontwikkelen.
De maatschappelijke opgave op het terrein van armoede en schulden is breder dan de
reikwijdte van dit programma. We willen de financiële positie van mensen verbeteren.
Daarbij gaan we in eerste instantie uit van wat mensen zelf kunnen doen om hun positie
te verbeteren. Werk is voor veel mensen de beste weg uit armoede en schulden. Het
hebben van schulden kan een belemmering vormen voor mensen om (meer) te gaan werken.
Werk zorgt niet alleen voor inkomenszekerheid, maar ook voor onafhankelijkheid. Het
helpt je weer grip te krijgen op je leven. We willen onderliggende oorzaken (zoals
onvoldoende opleiding of onvoldoende basisvaardigheden of een afstand tot de arbeidsmarkt)
aanpakken. Ook willen we dat mensen geen belemmeringen ervaren om meer uren te werken
en dat het makkelijker wordt om naast een uitkering te werken.
We vereenvoudigen het stelsel van inkomensondersteuning. Op de lange termijn lopen
er verschillende hervormingen, zoals het hervormen van het toeslagenstelsel, het herzien
van de Participatiewet en de hervormingsagenda inkomensondersteuning (waaronder de
Wet proactieve dienstverlening). De hervorming van de arbeidsmarkt draagt verder bij
aan het versterken van werk- en inkomenszekerheid. Zo ligt er een plan om het nulurencontract
af te schaffen, sneller zekerheid te bieden bij uitzendwerk en draaideurcontracten
te laten verdwijnen. Ook op andere beleidsterreinen liggen belangrijke vraagstukken,
zoals de inspanningen om de toegankelijkheid van de woningmarkt te verbeteren.
Daarnaast is de hoogte van het sociaal minimum van belang. Uitgangspunt voor de hervormingsagenda
inkomensondersteuning is dat het rijk de inkomensbasis goed regelt, zodat mensen minder
afhankelijk zijn van gemeentelijke regelingen en de verschillen tussen gemeenten afnemen.
Op rijksniveau zijn er stappen gezet om ervoor te zorgen dat huishoudens op of rond
het sociaal minimum meer te besteden hebben, onder andere door de uitkeringen aan
de loonstijging in de markt te koppelen, de introductie van een extra schijf in de
inkomstenbelasting met een verlaagd tarief en het verhogen van de huurtoeslag en het
kindgebonden budget. Ook wordt gewerkt aan een nieuwe inkomensafhankelijke kindregeling
waarin een koppeling wordt gemaakt tussen kinderbijslag en kindgebonden budget.
Het basispakket uit het interdepartementaal beleidsonderzoek naar problematische schulden
is het uitgangspunt voor de aanpak van schulden.5 Voor de uitwerking van de maatregelen uit dit pakket waren incidentele en structurele
middelen gereserveerd. De huidige financiële omstandigheden hebben tot gevolg dat
de gemaakte reservering vanaf 2029 vervalt.6 Dit heeft consequenties voor de maatregelen waarvoor structurele financiering noodzakelijk
is. Zo kan bijvoorbeeld het integraal schuldenoverzicht niet worden gerealiseerd zonder
structurele dekking voor de uitvoeringskosten. Wel wordt onderzocht of onderdelen
of essentiële bouwstenen die inzicht in schulden bieden in onderlinge samenhang verder
ontwikkeld kunnen worden.
Dat geldt ook voor het (digitale) loket voor overheidsincasso. We verkennen de komende
periode in hoeverre vroegsignalering door gemeenten te realiseren is met de resterende
incidentele middelen. We zullen in overleg met gemeenten bezien hoe we deze middelen
zo goed mogelijk inzetten. Ook met het oog op de langere termijn. Zowel op de korte
als lange termijn ligt er een grote opgave om het aantal huishoudens met problematische schulden terug te brengen. De komende periode brengen we
met gemeenten en betrokken departementen de gevolgen in kaart. We bekijken hoe de
beschikbare, incidentele middelen zo goed mogelijk kunnen inzetten en wat de mogelijkheden
zijn om onderdelen van de verschillende trajecten door te ontwikkelen. We streven
ernaar uw Kamer hierover met de eerste voortgangsrapportage in de eerste helft van
2026, te informeren.
Bij de totstandkoming van dit programma zijn veel partijen betrokken, waaronder andere
ministeries, gemeenten als medeoverheden, de VNG, uitvoeringsorganisaties, maatschappelijke
organisaties, kennisinstituten, hogescholen, het bedrijfsleven en ervaringsdeskundigen.
Het betrekken van ervaringsdeskundigen in alle stappen van het beleidsproces vinden
wij essentieel, zo komen we tot oplossingen waar mensen mee geholpen zijn. Wat op
termijn hopelijk bijdraagt aan het vergroten van het vertrouwen in de overheid. In
de activiteiten binnen het programma zetten we ook sterk in op interdepartementale
samenwerking in het sociaal domein. Dit doen we bijvoorbeeld met het interdepartementale
traject gericht op gezinnen in een kwetsbare positie, de interdepartementale aanpak
van de betaalbaarheid van energie en door inzet in Rijksbrede programma’s, zoals het
Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid, de werkagenda VN Verdrag Handicap
en het Nationaal Actieplan Dakloosheid: Eerst een Thuis. Gezamenlijk werken we aan
de doelen van het programma.
Er is veel kennis over oorzaken van armoede en schulden. In het programma kiezen we,
waar mogelijk, voor methoden die bewezen effectief zijn en stimuleren we partijen
hiervan gebruik te maken. We werken hierin samen met gemeenten, kennisinstituten,
hogescholen, universiteiten en partijen als SchuldenlabNL. Bij de ontwikkeling van
nieuw beleid of op thema’s die regiogebonden zijn, kijken we, in overleg met de NPLV-gebieden
en de desbetreffende regio of het uitvoeren van pilots in bepaalde gebieden of een
meer gebiedsgebonden aanpak gegrond is. Daarnaast bezien we of het landelijk opschalen
van lokaal succesvolle projecten een structureel onderdeel kan zijn van het Nationale
Programma.
In het programmaplan bij deze brief beschrijven we de invulling van het programma.
Allereerst schetsen we een cijfermatig beeld van de problematiek rondom armoede en
schulden. We gaan in op belangrijke thema’s in het programma: werkenden met een laag
inkomen, kinderen, jongeren en Caribisch Nederland. Daarna volgt de uitwerking van
de activiteiten aan de hand van vijf lijnen:
1. Het voorkomen van geldzorgen
2. Kleine zorgen blijven klein: eenvoudige toegang tot hulp en ondersteuning
3. Hulp als het tegenzit: de negatieve effecten van geldzorgen beperken
4. Meer grip en overzicht: passende dienstverlening voor mensen
5. Perspectief voor de toekomst: oplossen van armoede en schulden
Ik ben alle betrokken maatschappelijke partners en organisaties zeer erkentelijk voor
hun actieve bijdrage aan de totstandkoming van het Nationaal Programma Armoede en
Schulden en ik kijk uit naar de gezamenlijke uitwerking van het plan.
Over de uitvoering van het Nationaal Programma zal ik u periodiek informeren. De eerste
voortgangsrapportage kunt u in de eerste helft van 2026 tegemoetzien. Ik kijk uit
naar een gesprek met uw kamer over dit Nationaal Programma.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J.N.J. Nobel
Nationaal Programma Armoede en Schulden
In dit onderdeel van de brief over het Nationaal Programma Armoede en Schulden gaan
we dieper in op de invulling van het programma. Zoals in de vogelvlucht beschreven,
starten we met een cijfermatig beeld van armoede en schulden. Vervolgens gaan we in
op de belangrijke thema’s in het programma: werkenden met een laag inkomen, kinderen,
jongeren en Caribisch Nederland. Daarna volgt de uitwerking van de activiteiten aan
de hand van de vijf lijnen waarlangs het programma is opgebouwd.
Een precaire balans: de cijfers
De afgelopen jaren is veel geïnvesteerd in het herstellen en versterken van de koopkracht.
Het minimumloon, de uitkeringen en Toeslagen zijn verhoogd en er is hulp geboden aan
huishoudens die door stijgende prijzen hun energierekening niet meer konden betalen.
De armoedecijfers laten mede daardoor een bemoedigende ontwikkeling naar halvering
van de armoede ten opzichte van 2018 zien (volgens de nieuwe armoededefinitie). De
cijfers over (kinder)armoede zijn historisch laag. Maar daarmee zijn we er niet. Een
derde van de mensen in Nederland geeft aan moeite te hebben om rond te komen.7 Een deel van deze mensen leeft in armoede of heeft problematische schulden. Er zijn
540 duizend inwoners die onder de armoedegrens leven en daardoor financieel kwetsbaar
zijn.8 1,2 miljoen mensen leven net boven de armoedegrens. Zij hebben weinig of geen spaargeld.
Een kleine tegenslag, zoals een kapotte wasmachine of een tandartsrekening die niet
volledig wordt vergoed, leidt dan snel tot financiële problemen. Circa 400 duizend
huishoudens hebben te maken met energiearmoede, waarbij TNO heeft becijferd dat de
verwachting is dat dit aantal zal oplopen zonder aanvullende maatregelen.9 Er zijn ongeveer 750 duizend huishoudens die kampen met geregistreerde problematische
schulden.10 Daarbij hebben mensen in armoede vaker een beperking dan mensen die niet in armoede
leven.11
Figuur 1. Armoede en schulden in Nederland1
1 De overlappingen tussen de groepen betreft een schatting.
Hoewel armoede de afgelopen jaren is afgenomen, blijft de situatie van veel mensen
kwetsbaar. Stijgende prijzen en wereldwijde politieke en economische ontwikkelingen
dragen bij aan deze onzekere situatie. Ook zien we dat armoede vooral is afgenomen
bij groepen die op dit moment al in beeld zijn bij gemeenten of andere overheidsinstellingen,
zoals mensen met een uitkering. Deze groepen hebben vaak al een inkomen rond de armoedegrens,
en hebben bovendien meer baat gehad bij de stijgende lonen (die ook doorwerken in
hogere uitkeringen) en de koopkrachtmaatregelen. Als gevolg daarvan is ook de samenstelling
van de groep mensen in armoede veranderd: Werknemers en zelfstandigen zonder personeel
zijn nu een groter deel van de groep in armoede.12 Werkenden komen doorgaans meer tekort, waardoor de gemiddelde armoede-intensiteit
(het gemiddelde tekort onder de groep mensen in armoede) is toegenomen. Sommige groepen,
zoals (een deel van de) dak- en thuisloze mensen en ongedocumenteerden, zijn onzichtbaar
in de cijfers. Hun leven speelt zich grotendeels af buiten het zicht van de overheid.
Armoede onder werkenden
We hebben een verdiepende analyse gedaan naar de groep werkenden met een inkomen onder
of net boven de armoedegrens, zoals toegezegd in december 2024.13 Want hoewel het risico op armoede onder werkenden nog altijd relatief laag is en
de afgelopen jaren is gedaald, vormen werkenden inmiddels een relatief groot aandeel
van de groep mensen in armoede.
Als het gaat om persoonskenmerken, valt op dat een groot deel van de werkenden in
armoede geen partner heeft, en dat het risico op armoede ook hoger ligt bij werkenden
met een lager opleidingsniveau en bij jongeren. Zestig procent van de werkenden in
armoede is bijvoorbeeld alleenstaand of alleenstaande ouder. En hoewel het grootste
deel van de werkenden in armoede tussen 25 en 45 jaar oud is, lopen werkenden tussen
18 en 25 jaar het grootste risico (4,6%) om arm te zijn.
Zelfstandig ondernemers zijn vaker arm dan werknemers, en werknemers met een tijdelijk
contract zijn vaker arm dan werknemers met een vast contract. De kans op armoede is
onder zelfstandigen bijvoorbeeld tweeënhalf keer zo hoog als onder werknemers (3,8%
versus 1,5%). Wel zijn er in absolute aantallen tweeënhalf keer zoveel werknemers
in armoede als zelfstandigen in armoede. Onder werknemers met een tijdelijk contract
is het risico op armoede ongeveer acht keer zo hoog als onder werknemers met een vast
contract (3,3% versus 0,4%). Werknemers in armoede werken relatief weinig uren, of
slechts een beperkt aantal maanden per jaar. Zo werkt bijna 2 op de 5 werknemers in
armoede minder dan 20 uur per week. En een kwart van de werknemers in armoede werkt
5 maanden per jaar of minder. Werkenden in armoede geven wel vaker dan gemiddeld aan
dat zij meer uren willen werken. Deze cijfers onderstrepen het belang van meer werk-
en inkomenszekerheid, en het wegnemen van belemmeringen die mensen ervaren als zij
meer uren willen werken.
Werkenden met een inkomen lager dan de armoedegrens maken minder vaak gebruik van
inkomensregelingen dan werkenden met een inkomen net boven de armoedegrens. Het gebruik
van toeslagen ligt onder werkenden in armoede ook lager dan onder mensen met een uitkering.
Dat laat zien dat er meer inspanning nodig is om niet-gebruik tegen te gaan, en te
zorgen dat mensen daadwerkelijk ontvangen waar zij recht op hebben. Elders in deze
brief doen we hiervoor een aantal voorstellen.
Kinderen en jongeren
In dit programma hebben we expliciet aandacht voor kinderen en jongeren. De helft
van de groep mensen die leeft in armoede of met problematische schulden heeft kinderen.
Opgroeien in armoede is meer dan opgroeien in een gezin met een financieel tekort.
Op vrijwel alle levensdomeinen hebben deze kinderen en jongeren te maken met materiële
en immateriële tekorten die hen belemmeren in hun ontwikkeling en beperkt in hun kansen
in de toekomst. Bijvoorbeeld omdat het niet lukt om een goede opleiding te volgen
of een stevig sociaal netwerk op te bouwen. Of omdat ze te maken krijgen met mentale
en fysieke gezondheidsproblemen. Het inkomen van iemand met ouders met een laag inkomen
is gemiddeld genomen ongeveer 10.000 euro per jaar lager dan iemand binnen diezelfde
gemeente met ouders met een hoog inkomen.14
Jongeren zijn extra kwetsbaar als het gaat om armoede en schulden. Zij hebben vaak
een laag en/of wisselend inkomen en lopen daardoor, in combinatie met schulden, bovendien
een groter risico om dak en thuisloos te raken.15 Ook zijn jongeren nog niet altijd goed in staat om financiële consequenties te overzien,
zoals bij het achteraf betalen van producten. Daarbij krijgen jongeren te maken met
financiële veranderingen, zoals het zelf moeten betalen van bepaalde kosten op het
moment dat ze 18 worden.
Recent publiceerde Deloitte hun jaarlijkse onderzoek naar financiële gezondheid in
Nederland. Hoewel de algemene financiële gezondheid in ons land verbetert (52% van
de volwassenen is financieel gezond of financieel toereikend), gaat de financiële
gezondheid van jongvolwassenen volgens dit rapport achteruit.
Wij nemen de signalen uit het rapport serieus. In de bijlage bij deze brief treft
u een korte reactie aan op dit rapport en kunt u lezen welke stappen wij hebben gezet
om de financiële gezondheid van jongvolwassenen te verbeteren.
Caribisch Nederland
In Caribisch Nederland leeft 1 op de 3 inwoners onder het bestaansminimum. Armoede
wordt vaak van generatie op generatie doorgegeven en is hardnekkig. De oorzaken voor
armoede zijn niet altijd hetzelfde als in Europees Nederland. Zo speelt wantrouwen
en een gevoel van ongelijkwaardigheid een rol en is er door de kleinschaligheid vaker
sprake van schaamte.
Er is niet veel bekend over de omvang van de schuldenproblematiek in Caribisch Nederland.
Onderzoek van Nibud laat wel zien welke veel voorkomende betalingsachterstanden, zoals
leningen, belastingschulden, achterstanden op de vaste lasten en studieschulden, voor
problemen zorgen. Caribisch Nederland heeft geen wet- en/of regelgeving die gericht
is op het voorkomen en oplossen van schulden.
Ik streef ernaar uw Kamer in het derde kwartaal van dit jaar over de vervolgstappen
van de schuldenaanpak in Caribisch Nederland te informeren.
Doelen
Dit programma streeft de volgende doelen na:
Armoede: (Kinder)armoede komt niet uit boven het referentiejaar 2024. De ambitie is,
mede in navolging van de motie Van Apeldoorn16, en in lijn met de huidige trend17, een verdere daling van de (kinder)armoedecijfers binnen de bestaande middelen.
• Voorkomen dat mensen in armoede terechtkomen
• Ondersteunen van mensen in armoede door de effecten van armoede te beperken
• Mensen helpen om vooruit te komen en uit armoede te raken
Schulden:
• Minder huishoudens krijgen en hebben problematische schulden
• Minder huishoudens gaan van beginnende naar problematische schulden
• Minder huishoudens krijgen problematische schulden
• Meer huishoudens stromen succesvol en duurzaam uit de problematische schulden
Activiteiten Armoede en Schulden
We organiseren de activiteiten van dit programma langs vijf lijnen, vanaf het voorkomen
van geldzorgen tot het oplossen van zorgen en het bieden van perspectief voor de toekomst.
In figuur 2 zijn de activiteiten samengevat.
Figuur 2 Schematische weergave van de programmalijnen
1. Voorkomen van geldzorgen
Waar mogelijk willen we geldzorgen voorkomen. Mensen moeten voldoende kennis en vaardigheden
hebben, zodat ze met financiële vragen en uitdagingen om kunnen gaan. Ook is het belangrijk
dat iedereen bekend is met en gebruik weet te maken van de voorzieningen die er zijn.
Mensen moeten voldoende vertrouwen hebben om deze voorzieningen aan te vragen.
Onder deze lijn vallen de volgende activiteiten:
− Bereiken en ondersteunen van werkenden met een laag inkomen
− Ondersteuningsaanbod voor (kleine) ondernemers en zzp’ers met geldzorgen
− Financiële educatie
− Tegengaan niet-gebruik
De voortgang op deze activiteiten brengen we in beeld door te kijken naar indicatoren
over onder andere het aantal werkenden in (langdurige) armoede, indicatoren over het
tegengaan van niet-gebruik (bij gebrek aan landelijk dekkende representatieve data
baseren we ons op onder meer de data van de Voorzieningenwijzer en Berekenuwrecht.nl),
indicatoren gebaseerd op de subsidieregeling financiële educatie voor onderwijsinstellingen,
en indicatoren over geldzorgen en rondkomen (onder meer op basis van de Nationale
monitor Geldzorgen van het Nibud en Universiteit Leiden en cijfers van het Nibud over
rondkomen).
Bereiken en ondersteunen van werkenden met een laag inkomen
Werk is de basis van bestaanszekerheid en een belangrijke manier om uit armoedeproblematiek
te raken. Toch zijn er ook mensen die wél werken maar niet rond kunnen komen. We willen
daarom werkenden met een laag inkomen eerder bereiken. Hierdoor kunnen meer mensen
gebruik maken van de hulp die er is.
Zo kunnen meer mensen als ze dat willen, gebruik maken van inkomensondersteunende
regelingen, zoals huurtoeslag, zorgtoeslag, kindgebonden budget, voorzieningen voor
kinderen en minimaregelingen van gemeenten.
SZW werkt aan het wetsvoorstel proactieve dienstverlening. Ook dit voorstel helpt
om het niet-gebruik van bepaalde inkomensondersteunende regelingen terug te dringen.
Gemeenten hebben vaak geen gegevens van werkenden, omdat ze geen bijstandsuitkering
ontvangen. Dit wetsvoorstel zorgt ervoor dat UWV, SVB en gemeenten proactief mogen
onderzoeken wie mogelijk recht heeft op een uitkering of een andere voorziening gericht
op inkomensondersteuning, maar daarvan nog geen gebruikmaakt. Zij mogen met dit wetsvoorstel
in meer gevallen contact opnemen met deze mensen en hen ondersteunen als zij een aanvraag
voor een uitkering of een voorziening willen doen.
We hebben opvolging gegeven aan motie Flach.18 De motie verzoekt de regering om in overleg met gemeenten te bezien welke maatregelen
kunnen worden genomen om armoede onder eenverdieners tegen te gaan, en hiervoor aanbevelingen
te doen richting gemeenten. In de klankbordgroep Participatie, Inkomen, Armoede en
Schulden (PIAS) hebben wij met gemeenten gesproken over dit onderwerp. Hieruit zijn
verschillende manieren om extra aandacht te geven aan deze groep naar voren gekomen.
Via een artikel in het Gemeentenieuws van SZW van mei hebben wij deze aanbevelingen
uit de klankborgroep gedeeld.19 Daarmee is uitvoering gegeven aan de motie.
Bereik via werkgevers
We willen werkenden met een laag inkomen (eerder) bereiken via hun directe omgeving
(relevante vindplaatsen). Zo wordt de kans groter dat zij gebruik maken van het bestaande
hulpaanbod. We doen dit door de samenwerking met relevante partijen te versterken.
Dit zijn bijvoorbeeld vakbonden, werkgevers en werkgeversorganisaties en brancheorganisaties.
De aandacht ligt op sectoren waar veel werknemers werken met lage lonen en kwetsbare,
flexibele arbeidscontracten werken.
Een aantal grotere werkgevers werkt al samen aan de aanpak van geldzorgen op de werkvloer
in de Nationale Coalitie Financiële Gezondheid (NCFG). De NCFG, ontstaan op initiatief
van SchuldenlabNL en een aantal private partijen, is een samenwerking van publieke
en private partijen, waaronder banken, energieleveranciers, verzekeraars, gerechtsdeurwaarders,
schoonmaakbedrijven, gemeenten, het Rijk en vele anderen. De NCFG bouwt aan een financieel
gezond Nederland door bewezen initiatieven te hergebruiken en gezamenlijk oplossingen
te ontwikkelen. De NCFG focust met name op werknemers en klanten.
In de komende periode versterken we de aanpak via werkgevers, sociale partners en
brancheorganisaties om werkenden beter te bereiken. We maken met relevante partijen
gezamenlijke afspraken, bijvoorbeeld in een pact. Hierbij verkennen we of we een beperkt
aantal effectief gebleken interventies op armoedebestrijding – gericht op werkenden
– kunnen opschalen.
Communicatiecampagne
We voeren in 2025 ook communicatiecampagnes uit gericht op werkenden met een inkomen
rond of onder de armoedegrens. Zo attenderen we hen op voorzieningen waar zij (mogelijk)
recht op hebben. Ook kunnen ze zo hulp krijgen bij geldvragen/ geldzorgen:
• De campagne «Laat geen geld liggen»:
Deze campagne wijst verschillende doelgroepen op regelingen die zij onvoldoende gebruiken.
Zo worden in juli en augustus werkenden met lage en/of wisselende inkomens gewezen
op de mogelijkheid om toeslagen achteraf aan te vragen20.
• De campagne met Geldfit:
Deze campagne leidt mensen met geldzorgen naar Geldfit voor informatie en advies of
direct naar de gemeente voor hulp. Via Geldfit kunnen mensen checken of ze recht hebben
op (inkomens)ondersteuning of hulp bij geldzorgen. Dit kan bijvoorbeeld via De Voorzieningenwijzer
en de Potjescheck. Indien een inwoner recht heeft op (inkomens)ondersteuning of hulp
nodig heeft bij het oplossen van problematische schulden wordt deze doorverwezen naar
de gemeente. In het najaar richten we ons hierbij specifiek op werkenden met een laag
inkomen.
Overige maatregelen gericht op meer werkzekerheid
Duurzaam werk geeft uiteindelijk de meeste zekerheid over je inkomen. Daarom liggen
er met het arbeidsmarktpakket verschillende manieren om de zekerheid van werkenden
te vergroten. Ten eerste ligt er een wetsvoorstel waarmee de inkomens- en roosterzekerheid
van mensen in tijdelijke contracten, oproepcontracten en uitzendcontracten wordt verbeterd.
Ook werkt het kabinet aan een gelijker speelveld tussen contractvormen en aan een
publiek toegankelijke arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen. Daarnaast
maken we met de hervorming van de arbeidsmarktinfrastructuur arbeidsmarktdienstverlening
toegankelijker en gerichter om zo werkenden en werkzoekenden beter te ondersteunen
naar duurzaam werk.
Ondersteuningsaanbod voor (kleine) ondernemers en zzp’ers met geldzorgen
Ook ondernemers kunnen ondersteuning nodig hebben bij geldzorgen. In de Wet gemeentelijke
schuldhulpverlening is vastgelegd dat ondernemers (als natuurlijk persoon) recht hebben
op ondersteuning van hun woongemeente. De gemeente moet helpen bij het creëren van
overzicht over de financiën, het stabiliseren van de financiële situatie en het contacteren
van schuldeisers om schulden te regelen.
Het Ministerie van SZW heeft de VNG in de afgelopen jaren subsidie verleend voor het
Programma Verbinden Schuldendomein 2023–2025 om gemeenten te helpen bij het verbeteren
van de schuldhulpverlening aan ondernemers met financiële zorgen. Aan de routekaart
Financiële Zorgen is door de VNG het Spoor van de ondernemer toegevoegd. Gemeenten
krijgen via dit spoor concrete handvatten, ondersteuning en voorbeelden van effectieve
interventies aangeboden. Aan de hand daarvan kunnen zij hun dienstverlening aan ondernemers
met financiële zorgen inrichten of verbeteren.
Verder wordt gewerkt aan een experiment tussen de Belastingdienst, Dienst Toeslagen
en tien gemeenten. Dit experiment, dat naar verwachting rond de zomer van start gaat,
maakt het mogelijk om signalen van betalingsachterstanden (zoals de omzetbelasting)
met toestemming van de burger te delen met gemeenten. Het doel is om particulieren
en ondernemers met (dreigende) problematische schulden te bereiken die eerder niet
in beeld waren bij de gemeente. Gemeenten kunnen op basis van deze signalen de doelgroep
proactief benaderen met een passend hulpaanbod.
Daarnaast ondersteunt het Rijk (vanuit het programma levensgebeurtenissen van het
Ministerie van BZK) het programma Ondernemers in Zwaar weer. Ondernemers die schulden
hebben en twijfelen over het beëindigen of doorzetten van hun bedrijf kunnen dan terecht
bij de Kamer van Koophandel. Ook ondersteunen we initiatieven zoals het Ondernemersklankbord
(Ministerie van Economische Zaken (EZ)) en OverRood, waarbij ondernemers, vanuit ervaringskennis,
hulp bieden aan andere ondernemers.
De NVVK en het Waarborgfonds saneringskredieten onderzoeken in de pilot Saneringskrediet
voor ondernemers of er behoefte is aan het instrument saneringskrediet voor ondernemers
en of daar risico’s aan verbonden zijn. Er is ruimte voor 100 saneringskredieten.
Resultaten van de pilot worden aan het eind van dit jaar verwacht. Ook in de basisdienstverlening
schuldhulpverlening is speciale aandacht voor de ondersteuning aan ondernemers.
Het Ministerie van EZ is verantwoordelijk voor het ecosysteem van de ondernemer. Dit
is de omgeving van de ondernemer dat moet bijdragen aan het starten, houden en groeien
van de onderneming. Het Ministerie van EZ werkt aan een ondernemersgericht toegangspunt
waar de ondernemer met (financiële) problemen zich (online) kan aanmelden voor een
kosteloos gesprek, advies en warme doorverwijzing binnen het achterliggende netwerk
of de gemeentelijke schuldhulpverlening. Het Ministerie van EZ rapporteert hierover
in de Voortgangsrapportage Actieagenda mkb-dienstverlening.21
Financiële educatie
Omgaan met geld moet je leren. Het liefst vanaf jonge leeftijd, en gedurende je hele
jeugd. Zodat je als je 18 jaar wordt, de kennis, vaardigheden en attitudes, oftewel
competenties bezit, om gezonde financiële keuzes te maken. Daarom is financiële educatie
op dit moment een onderdeel van het curriculum voor het funderend onderwijs, zowel
nu als in de voorziene actualisatie daarvan. Helaas is er een toename van het aantal
jongeren met geldzorgen en schulden. Dat is een reden tot zorgen en geeft aanleiding
om nadrukkelijk in te zetten op het voorkomen van geldzorgen en financiële problemen
bij deze groep.
Jongeren, en ook kinderen in de basisschoolleeftijd, geven ook zelf aan dat ze financiële
educatie belangrijk vinden en hier behoefte aan hebben. De rol van ouders is hierin
onmiskenbaar: zij zijn in eerste instantie verantwoordelijk voor de financiële opvoeding
van hun kinderen. Maar we weten ook dat voor veel ouders dit een lastige opgave is.
De afgelopen twee jaar heeft het kabinet daarom ingezet op het bevorderen van structurele
aandacht voor financiële educatie in het onderwijs, met als doel om scholen te ondersteunen
bij het vormgeven en inbedden van financiële educatie in het onderwijs.
Met drie tijdvakken van de subsidieregeling «Financiële educatie voor onderwijsinstellingen»
zijn het middelbaar beroepsonderwijs, het voortgezet onderwijs en het primair onderwijs
in staat gesteld om met financiële educatie aan de slag te gaan. De evaluatie van
deze regeling start deze zomer, en zal worden afgerond in 2028. Eind 2025, 2026 en
2027 verschijnen tussentijdse monitorrapporten over de regeling, waarin wordt ingegaan
op onder meer het bereik van de regeling (scholen, docenten/leerkrachten en leerlingen/studenten),
realisatie en geleerde lessen. In 2028 volgt het eindrapport waarin de subsidieregeling
wordt geëvalueerd.
Nog niet alle scholen binnen het mbo, vo en po hebben een beroep kunnen doen op de
regeling. Dit jaar verkent het kabinet om die reden of een nieuwe openstelling van
de subsidieregeling in 2026 kan bijdragen aan het verder uitbreiden van het aantal
onderwijsinstellingen dat structurele aandacht biedt aan financiële educatie. Daarbij
moeten we er rekening mee houden dat de druk op het onderwijs momenteel hoog is en
de focus ligt op de verbetering van de basisvaardigheden lezen, schrijven en rekenen.
We informeren uw Kamer hierover in de eerstvolgende voortgangsrapportage.
Tegengaan niet-gebruik
We willen niet-gebruik waar nodig tegengaan. Mensen moeten op een eenvoudige manier
inzicht kunnen krijgen in de regelingen en voorzieningen waar ze recht op hebben.
In bovenstaande paragraaf over het bereiken van werkenden met een laag inkomen is
hierop al ingegaan.
De Voorzieningenwijzer helpt mensen om alle regelingen te vinden en aan te vragen.
Dit geldt voor gemeentelijke en landelijke regelingen, inclusief de toeslagen. Om
de Voorzieningenwijzer door te ontwikkelen en het bereik onder gemeenten en mensen
te vergroten, verstrekken we hier dit jaar subsidie aan.
Ook maken veel mensen gebruik van de Potjescheck op de website van Geldfit. Samen
met de eerdergenoemde voorlichtingscampagnes van SZW samen met Geldfit levert dit
een bijdrage aan het tegengaan van niet-gebruik.
De attenderingsactie van Dienst Toeslagen levert een bijdrage aan het verminderen
van niet-gebruik van Toeslagen. Dienst Toeslagen kent een brede publieksbenadering
(zoals pr-campagnes) en een doelgroepgerichte en themagerichte benaderingen (denk
aan ondernemers en mensen die de AOW-leeftijd bereiken). Ook benut de Dienst bestaande
contactmomenten om informatie te verstrekken. Daarnaast wordt aan een wetsvoorstel
gewerkt om mensen proactief te kunnen benaderen om hen te wijzen op hun rechten op
toeslagen.
In de eerste voortgangsrapportage over het Nationaal Programma nemen we u mee in de
stand van zaken.
2. Kleine zorgen blijven klein: eenvoudige toegang tot hulp en ondersteuning
Het duurt vaak meerdere jaren voordat mensen met geldzorgen hulp zoeken en vinden.
Dat komt bijvoorbeeld door schaamte, niet goed weten waar hulp te vinden, complexiteit
van inkomensondersteunende regelingen en wantrouwen naar de overheid.
Hoe langer mensen wachten met geldzorgen aanpakken, hoe groter de kans dat geldzorgen
leiden tot armoede en problematische schulden. Daarom is het belangrijk om niet alleen
te investeren in preventie, maar ook in het op tijd signaleren van schulden.
We willen dat het netwerk rond mensen geldzorgen snel signaleert. Hiertoe werken we
met professionals en vrijwilligers bij vindplaatsen. Ook moet er dichtbij en laagdrempelig
financiële hulp beschikbaar zijn. Stevige lokale teams bij de gemeenten kunnen fungeren
als vindplaats en om laagdrempelige hulp te bieden. Bij beginnende schulden is het
wenselijk om mensen snel hulp te bieden en een passende oplossing te zoeken. Dit geldt
zeker ook voor jongeren, zo geven ook de jongeren van het Jongerenpanel de Derde Kamer
aan: zonder vroegtijdige ondersteuning worden kleine schulden grote problemen. Die
ondersteuning kan ook zien op het versterken van basisvaardigheden van volwassenen,
waaronder geletterdheid en gecijferdheid.
Onder deze lijn vallen de volgende activiteiten:
− Versterken vindplaatsen
− Betere vroegsignalering van achterstanden op vaste lasten
− Live en onlinehulp: simpel en dichtbij
− Zorgplicht gerechtsdeurwaarders
− Samenhang met andere problematiek
De voortgang brengen we in beeld door te kijken naar indicatoren over onder andere
het aantal mensen dat gebruik maakt van live en online hulp bij geldzorgen (onder
meer gebaseerd op data van Geldfit en de Alliantie Vrijwillige Schuldhulp), indicatoren
over vroegsignalering van schulden (monitor Divosa, vanaf 2027 zullen gegevens over
vroegsignalering verzameld worden via het project Data Delen Armoede en Schulden)
en indicatoren over de voortgang van de subsidie gericht op het eerder bereiken van
mensen met geldzorgen (Divosa).
Versterken vindplaatsen
Divosa werkt in samenwerking met Pharos, Sterk uit Armoede, Humanitas, Sociaal Werk
Nederland en het Nederlands Centrum voor Jeugdgezondheid (NCJ) aan het project «Preventie
van Geldzorgen». Binnen twee jaar wordt het netwerk rond vindplaatsen versterkt in
minimaal 100 gemeenten in Nederland. Het gaat om huisartsen, geboortezorg, apothekers,
jongerenwerkers op scholen, vrijwilligers, ervaringsdeskundigen en sleutelpersonen.
De missie is om het gesprek over geldstress te normaliseren binnen de voor mensen
vertrouwde lokale informele en formele netwerken. We willen meer mensen met geldzorgen
eerder bereiken en toeleiden naar passende ondersteuning. Er wordt daarbij bewust
gezocht naar netwerken die al bestaan of in wording zijn om deze te versterken en
verder uit te breiden. Daarnaast richt het project zich op het vergroten van de kennis
en vaardigheden van netwerkleden als het gaat om beginnende geldzorgen. Hierdoor zijn
zij beter in staat om geldstress bespreekbaar te maken binnen de eigen situatie en
effectieve actie te ondernemen.
Onderdeel van het project is een monitoring met een kwantitatieve nulmeting vooraf
en een resultaatmeting na afloop. Daarnaast is er ook kwalitatieve monitoring.
De focus ligt op inzicht in de impact van het programma op de betrokken netwerken
en de effectiviteit van de acties. De monitor is eind 2026 gereed.
Het Ministerie van VWS geeft aan dat zij in het Integraal Zorgakkoord (IZA) en het
Gezond Actief Leven Akkoord (GALA) verschillende afspraken met zorg- en welzijnspartijen
heeft gemaakt om de verbinding tussen het medisch en sociaal domein te versterken.
In het nog af te sluiten aanvullend zorg en welzijnsakkoord is er aandacht voor de
koppeling tussen het medisch en sociaal domein. Samen met VWS zal de signalering van
armoede en schulden binnen bestaande initiatieven verder onder de aandacht worden
gebracht. Uw Kamer wordt hierover in de eerstvolgende voortgangsrapportage geïnformeerd.
Voor de geboortezorg werken we samen met het landelijk Actieprogramma Kansrijke Start.
Pharos ontvangt subsidie voor twee deelprojecten. In het eerste project ontvangen
tien coalities Kansrijke Start een financiële impuls om professionals in de geboortezorg
te versterken zodat zij mensen met (dreigende) geldzorgen, eerder kunnen bereiken
en beter kunnen ondersteunen. Het tweede project betreft samenwerking met ervaringsdeskundigen
en sleutelpersonen in acht gemeenten. Doel van beide projecten is om groepen te bereiken
die moeite hebben om de weg naar formele ondersteuning in gemeenten te vinden of daar
geen vertrouwen in hebben. Dit project wordt eind 2025 afgerond.
Als onderdeel van de hervormingsagenda Jeugd is een richtinggevend kader voor toegang
tot het sociaal domein vastgesteld. Hierin staat hoe de toegang tot informatie en
advies en eventuele zorg en ondersteuning voor inwoners wordt geregeld. Ook is beschreven
hoe lokale teams integraal, generalistisch, interdisciplinair en outreachend kunnen
werken om deze ondersteuning en dienstverlening te realiseren De VNG en VWS werken
aan een convenant met zowel een gemeenschappelijke basis voor elke type ondersteuning
vanuit lokale teams als ruimte voor waardevolle lokale verschillen. SZW is betrokken
om ervoor te zorgen dat ook armoede en schulden hierin worden meegenomen.
Betere vroegsignalering van achterstanden op vaste lasten
Het is belangrijk om mensen met geldzorgen in een vroeg stadium hulp aan te bieden.
Zo kunnen we problematische schulden voorkomen. Via vroegsignalering van betalingsachterstanden
op de vaste lasten (gas, elektriciteit, warmte, drinkwater, huur en zorgverzekering)
komen mensen eerder bij de gemeente in beeld.
In 2024 zijn er ruim een miljoen vroegsignalen verstuurd. Gemeenten hebben hierdoor
bijna 800 duizend inwoners hulp aangeboden. Met ruim 160 duizend inwoners is daadwerkelijk
contact geweest om hen te ondersteunen met hun geldzorgen.
We willen de vroegsignalering verder verbeteren. Gemeenten, het Rijk en vastelastenpartners
(energieleveranciers, waterbedrijven, etcetera) werken intensief samen om de kwaliteit
en proportionaliteit te verbeteren. Dit maakt de aanpak van vroegsignalering effectiever.
Om die samenwerking goed te organiseren, worden hierover bestuurlijke afspraken gemaakt.
Met deze bestuurlijke afspraken willen we eind 2027 het bereik van vroegsignalering
verdubbelen. Ook willen we ongewenste uitval van signalen door bijvoorbeeld een onjuist
adres of bij onvoldoende inspanningen van vastelastenpartners bij incasso, halveren.
Als onderdeel van de bestuurlijke afspraken worden met gemeenten afspraken gemaakt
over de tijdelijk extra beschikbare middelen gedurende de looptijd van de verbetermaatregelen.
Zo kunnen zij inzetten op meer capaciteit voor persoonlijk contact, om de gestelde
doelstellingen te bereiken.
Ook verkennen we of we de verschillen tussen gemeenten kleiner kunnen maken. En of
we de kwaliteit van signalen vanuit schuldeisers meer hetzelfde kunnen maken. De komende
periode maken we hier afspraken over met deze partijen. In dit traject nemen we ook
de verbeterpunten mee die uit de wetsevaluatie vroegsignalering komen. U ontvangt
de kabinetsreactie bij de wetsevaluatie vroegsignalering.
Live en onlinehulp: simpel en dichtbij
De laatste jaren zijn diverse hulproutes ingericht om mensen met geldvragen en geldzorgen
te ondersteunen, zowel fysiek als digitaal. Dat varieert van de Geldfit website &
bellijn, tot vrijwilligers die mensen aan de keukentafel of bij inlooppunten helpen
met beter rondkomen en aanvragen waar je recht op hebt. Ook bieden diverse gemeenten
laagdrempelige hulp, die eveneens via Geldfit te vinden is.
Door een breed aanbod, zowel fysiek als digitaal, kunnen mensen informatie en hulp
vinden die past bij hun situatie en doenvermogen. SZW stimuleert hulproutes via subsidies
en maakt hulp beter vindbaar middels publiekscampagnes met Geldfit en het stimuleren
van warm doorverwijzen vanuit vindplaatsen. Juist mensen met weinig administratieve
en digitale vaardigheden zijn financieel erg kwetsbaar en het beste geholpen met fysieke
laagdrempelige hulp.
In de trajecten op dit thema wordt gekeken hoe we meer mensen met beginnende geldzorgen
eerder kunnen bereiken. We zetten in op:
• Een breed aanbod van live & online hulproutes binnen en buiten de overheid;
• Bekendheid van hulproutes vergroten & imago van hulproutes verbeteren.
• Een aanpak om te komen tot een landelijk dekkend netwerk van laagdrempelige financiële
dienstverlening; we sluiten aan bij de verkenning die door JenV wordt uitgevoerd naar
aanleiding van twee moties over een landelijk dekkend netwerk van sociaaljuridische
dienstverlening. Hierbij zullen de uitkomsten van een onderzoek naar laagdrempelige
financiële dienstverlening, dat in opdracht van SZW is uitgevoerd, worden meegenomen.
Dit rapport is als bijlage bij deze brief toegevoegd.
In de komende periode kijken we hoe we, samen met gemeenten, maatschappelijke organisaties,
en andere ministeries, verdere stappen kunnen zetten. Het versterken van de verbinding
tussen informele en formele organisaties is daarin een belangrijk element.
Zorgplicht gerechtsdeurwaarders
Zoals in de kabinetsreactie op het IBO Problematische schulden aangegeven werken we toe naar een andere rol van de gerechtsdeurwaarder. Er zijn
in de periode 2025–2028 middelen beschikbaar om deze verandering door te voeren. De
gerechtsdeurwaarder heeft dan meer tools voor gevallen waarin iemand zijn vordering
echt niet kan betalen. Dan moet het mogelijk zijn om te de-escaleren richting hulpverlening.
De Staatssecretaris Rechtsbescherming heeft, mede namens mij, uw Kamer hierover geïnformeerd
in de Kamerbrief van 20 mei 2025.22 Zoals in deze brief is aangegeven, worden de gevolgen van het wegvallen van de structurele
IBO-middelen voor deze maatregel in kaart gebracht.
Samenhang met andere problematiek
Schulden hangen vaak samen met andere problematiek. Ten aanzien van bijvoorbeeld kansspelen
heeft de Staatssecretaris Rechtsbescherming in zijn visiebrief op kansspelen van 14 februari
2025 aangegeven de bescherming van mensen tegen de risico’s van kansspelen centraal
te stellen in het kansspelbeleid en daarbij in het bijzonder breder te kijken naar
het voorkomen van verschillende vormen van gokschade, zoals het ontstaan van schulden.
In dat kader zal er meer ingezet worden op informeren van kwetsbare groepen, het creëren
van bewustwording over de relatie tussen gokken en schulden en het uitbreiden van
het hulpaanbod, waaronder het centrale uitsluitingsregister Cruks.23
3. Hulp als het tegenzit: de negatieve effecten van geldzorgen beperken
Mensen met geldzorgen kunnen soms niet meer goed in hun belangrijkste behoeften voorzien.
Eten, drinken, warmte en een dak boven je hoofd. Binnen dit programma helpen we mensen
bij het voorzien in de belangrijkste levensbehoeften.
Onder deze lijn valt de volgende ondersteuning
− Hulp bij de energierekening
− Voedsel- en noodhulp
− Kansengelijkheid voor kinderen
− Versterken en vereenvoudigen van het armoedebeleid (landelijk en lokaal)
De voortgang brengen we in beeld door te kijken naar indicatoren over onder andere
het aantal mensen dat een beroep doet op het energiefonds, indicatoren over voedselhulp
en het aantal kinderen dat wordt bereikt met schoolmaaltijden, en de bereikcijfers
van de SAM&-partijen.
Hulp bij de energierekening
Ook in 2025 is er een financiële tegemoetkoming voor mensen die hun energierekening
niet kunnen betalen. Het energiefonds (Tijdelijk Noodfonds Energie) biedt hulp aan
huishoudens met een hoge energierekening en een laag inkomen. Zo kunnen zij hun energierekening
beter betalen. Met de beschikbare middelen is de inschatting dat zo’n 110.000 huishoudens
geholpen kunnen worden. Daarbij wijst het Tijdelijk Noodfonds Energie huishoudens
op hulp om hun huis duurzamer te maken. Zo kunnen huishoudens hun energiegebruik en
daardoor mogelijk ook hun energierekening omlaag brengen.
Ook op de langere termijn willen we de kosten voor energie voor huishoudens met een
laag inkomen omlaag brengen. Hierbij wordt voornamelijk ingezet op verduurzaming,
zodat huishoudens structureel meer grip krijgen op hun energierekening en daarmee
ook meer financiële rust ervaren. Meer hierover staat onder het kopje Perspectief
voor de toekomst.
Voedsel- en noodhulp
Een groep mensen heeft hulp nodig bij basale levensbehoeften, zoals voedsel. Volgens
onderzoek van het Nederlandse Rode Kruis leven er momenteel 450.000 mensen in (verborgen)
voedselnood.24 Het Ministerie van SZW ondersteunt verschillende partijen die voedsel- en noodhulp
verstrekken.
Het gaat hierbij onder andere om de Voedselbanken Nederland, het Nederlandse Rode
Kruis, de Stichting Urgente Noden Nederland en het Armoedefonds. We willen dat er
minder mensen zijn met (verborgen) voedselnood. We willen mensen met voedselnood beter
bereiken (o.a. door betere samenwerking tussen landelijke en lokale organisaties).
Daarnaast willen we dat mensen eerder in beeld komen bij gemeenten, zodat de achterliggende
oorzaken van armoede kunnen worden aangepakt.Samen voor alle Kinderen gaat verder
het met het ontwikkelen van het aanvraagportaal om ook gemeentelijke voorzieningen
te kunnen aanvragen. Er wordt toegewerkt naar één plek voor ouders met geldzorgen
om voorzieningen aan te vragen. Op dit moment werkt Samen voor alle Kinderen en Jarige
Job samen met de Vebego Foundation om de doelgroep werkende ouders met geldzorgen
te bereiken en om werknemers te motiveren om in actie te komen voor één van de partners.
Over de voortgang wordt uw Kamer geïnformeerd bij de eerstvolgende voortgangsbrief.
Tevens worden de schoolmaaltijden structureel voorgezet voor een selectie scholen.
Na de zomer van 2026 wordt uw Kamer geïnformeerd over de wijze waarop de structurele
vormgeving van het programma schoolmaaltijden wordt ingevuld.
Kansengelijkheid voor kinderen
We willen dat kinderen mee kunnen doen. Ook als hun ouders weinig geld hebben. We
zetten dan ook specifiek in op het versterken van participatie en ontwikkeling van
kinderen om zo de kansengelijkheid van kinderen te bevorderen. We geven daarom geld
aan gemeenten en verschillende landelijke armoedefondsen en maatschappelijke organisaties
(de partijen verenigd binnen het samenwerkingsverband Samen voor alle Kinderen). Zo
kunnen zij kinderen en jongeren helpen om mee te doen op school, sport, cultuur en
in hun vrije tijd.
Er zijn vele fondsen en regelingen voor kinderen en jongeren die helpen als de basisvoorzieningen
onder druk staan. Duidelijkheid over een minimumpakket aan voorzieningen waartoe ieder
kind toegang heeft om zich goed te kunnen ontwikkelen is in ontwikkeling.
Versterken en vereenvoudigen van het armoedebeleid (landelijk en lokaal)
De afgelopen tijd zijn er verschillende rapporten verschenen over het sociaal minimum
en het gemeentelijke armoedebeleid. Het minimale bedrag dat mensen nodig hebben om
van te kunnen leven. Zowel de Commissie Sociaal Minimum25, Nibud, FNV als het IPE26 hebben hier aandacht voor gevraagd. Het gaat om hoe hoog dit minimum moet zijn. Daarnaast
onderstrepen de rapporten het belang van vereenvoudiging, zowel op landelijk als lokaal
niveau. Daarbij speelt ook de verhouding tussen regels van het rijk en regels van
gemeenten een rol. De rapporten laten ook zien dat het gemeentelijke minimabeleid
versnipperd is, zowel de landelijke als lokale regelingen en daarnaast zijn er soms
grote verschillen tussen gemeenten. Het kabinet vindt dit niet wenselijk en het wil
hierin stappen zetten.
We willen de landelijke regels eenvoudiger maken en zo het armoedebeleid verbeteren.
Het Rijk heeft hierbij een stelselverantwoordelijkheid en werkt aan een vereenvoudiging
van de inkomensondersteuning, bijvoorbeeld in het traject Participatiewet in balans
en in de hervormingsagenda inkomensondersteuning. Waar het advies van de Commissie
sociaal minimum een plek zal krijgen maar waar ook gewerkt wordt aan proactieve dienstverlening,
de harmonisatie van inkomens-, vermogens- en partnerbegrippen, etc. Uitgangspunt daarbij
is dat het Rijk de inkomensbasis goed regelt, zodat mensen voor hun inkomen niet afhankelijk
zijn van gemeentelijke armoederegelingen.
Het Rijk wil er daarnaast samen met gemeenten voor zorgen dat het beleid om (kinder)armoede
aan te pakken verbetert, mede in navolging van de Europese kindergarantie. Ik wil
komen tot oplossingen die de complexiteit en (ervaren) rechtsongelijkheid verminderen
én die ruimte bieden voor gemeentelijke beleidsvrijheid en mogelijkheden tot maatwerk.
SZW werkt hierin als stelselverantwoordelijke nauw samen met de VNG en Divosa. De
VNG en Divosa doen een nadere verkenning om te komen tot een eenvoudiger, eenduidiger
en overzichtelijker en meer integraal gemeentelijk (kinder-)armoedebeleid. De verkenning
is naar verwachting in het najaar van 2025 afgerond en vormt de basis voor het verdere
gesprek. We willen dat gemeenten van elkaar leren over wat goed werkt (effectief bewezen
bestanddelen) en ook oog hebben voor de positie van werkenden.
Daarnaast werkt SZW (in overleg met VNG en Divosa), mede op basis van de aanbevelingen
van de Commissie Sociaal Minimum («doe landelijk wat landelijk kan») en IPE, uit hoe
regelingen beter landelijk georganiseerd kunnen worden en hoe regelingen eenvoudiger
en effectiever gemaakt kunnen worden zodat deze leiden tot minder (ervaren) rechtsongelijkheid.
Hierbij zal ook oog zijn voor het feit dat werken moet lonen. Afhankelijk van de uitkomsten
van de verkenningen en rekening houdend met de aanvaarde Kamermoties over dit onderwerp
en het gesprek daarover bepalen we gezamenlijk de vervolgstappen. We zetten hierbij
in op concrete producten, zoals het vaststellen van een model-beleidskader voor gemeenten
waarbinnen gemeenten het armoedebeleid kunnen vormgeven. Indien dit onvoldoende resultaat
sorteert, wordt in lijn met de motie De Kort/Inge van Dijk verkend hoe wetgeving vormgegeven
zou kunnen worden. Met bovenstaande activiteiten geven we naast deze motie daarnaast
invulling aan de motie Van Eijk (over een onderzoek naar aard en omvang van de gemeentelijke
minimaregelingen en het effect daarvan op de armoedeval en marginale druk27) en de motie Ceder (over bij de uitwerking van spoor 2 inzetten op het versimpelen
van gemeentelijke regelingen28).
De opbrengsten van deze activiteiten betrekken we bij de uitvoering van dit programma,
de hervormingsagenda inkomensondersteuning en spoor 2 van Participatiewet in balans.
4. Meer grip en overzicht: passende dienstverlening voor mensen
Mensen moeten grip hebben op hun financiële situatie. Zo kunnen we problematische
schulden voorkomen en oplossen. Mensen met problematische schulden hebben vaak schulden
bij veel verschillende schuldeisers. Als mensen inzicht hebben in hun schulden kunnen
zij juiste financiële keuzes te maken, zoals het aangaan van nieuwe schulden of het
aflossen van schulden.29 Er zijn veel vormen van dienstverlening voor mensen met geldzorgen en/of ernstige
financiële problemen beschikbaar. Het is de kunst om gebruik te maken van de dienstverlening
die voor iemand passend is. Soms is een lichte vorm van dienstverlening voldoende,
maar als de situatie dat vraagt moet een zwaarder instrument ingezet kunnen worden.
Het wegvallen van de structurele financiering voor het IBO-pakket aan maatregelen
heeft gevolgen voor een aantal activiteiten dat onder deze lijn valt. Zonder structurele
middelen kan een aantal maatregelen, zoals het integraal schuldenoverzicht, niet worden
gerealiseerd.
We zullen de komende periode bezien welke resultaten er met betrekking tot het integraal
schuldenoverzicht, het verbeteren van de civiele en publieke invordering en één overheidsincasso
te behalen zijn met de beschikbare incidentele middelen.
Daarnaast zetten we ons in voor het beschermingsbewind, de toegang tot drinkwater,
de landelijke pauzeknop en sociale incasso van drinkwaterbedrijven en de borging van
de beslagvrije voet en de stroomlijning van de Keten van Derdenbeslag.
Onder deze lijn vallen de volgende activiteiten:
− Het integraal schuldenoverzicht
− Verbeteren civiele en publieke invordering: collectief afbetalingsplan, het beperken
van kostenoploop, de gratis betalingsherinnering en meer aandacht voor socialer incasseren
− Een overheidsincasso
− Beschermingsbewind
− Toegang tot drinkwater en sociale incasso drinkwaterbedrijven
− De landelijke aanmeld- en pauzeknop
− Borging beslagvrije Voet/Stroomlijning Keten Derdenbeslag
Ook zetten we in op het harmoniseren van betaaldata. Uw Kamer wordt hierover geïnformeerd
in de hervormingsagenda inkomensondersteuning. Momenteel werken we de praktische vormgeving
van deze maatregel verder uit middels een onderzoek. Dit onderzoek wordt naar verwachting
begin 2026 met uw Kamer gedeeld.
De voortgang brengen we in beeld door te kijken naar onder andere NVVK-cijfers over
schuldhulpverlening, cijfers over de Betalingsregeling Rijk en cijfers over het aantal
WSNP-trajecten.
Integraal Schuldenoverzicht
Door mensen met schulden meer grip en inzicht te bieden, kunnen problematische schulden
worden voorkomen. Een integraal schuldenoverzicht is daarbij behulpzaam. In de kabinetsreactie
op het IBO problematische schulden is gemeld dat daarbij wordt voortgebouwd op belangrijke
recente ontwikkelingen van publieke en private partijen zoals het Vorderingenoverzicht
Rijk, het Schuldenknooppunt en de uitgebreide Schuldenwijzer.30
We zijn met partijen zoals publieke en private schuldeisers, softwareontwikkelaars
en dienstverleners rondom gegevensuitwisseling in gesprek om te komen tot een ontwikkelagenda
voor een integraal schuldenoverzicht. We zullen deze gesprekken benutten om met partijen
te bespreken welke onderdelen kunnen worden doorontwikkeld met de resterende incidentele
middelen.
Verbeteren van de civiele en publieke invordering
Rekeningen moeten betaald worden. Tegelijkertijd geldt dat mensen met schulden recht
hebben op een menswaardig bestaan. Ze hebben de zekerheid nodig van voldoende inkomen
om in hun levensonderhoud te voorzien. Wanneer iemand een rekening (tijdelijk) niet
betaalt, hebben schuldeisers verschillende manieren om betaling af te dwingen. Ze
moeten kiezen voor een passende en minst belastende oplossing, waarbij een vordering
met zo min mogelijk bijkomende kosten wordt voldaan.
Er moet met lichtere instrumenten worden gewerkt als die effectief zijn en snel doorgeschakeld
worden naar meer ingrijpende instrumenten als lichtere instrumenten niet meer voldoen.
In het Regeerprogramma (bijlage bij Kamerstuk 36 471, nr. 96) staat dat de kosten van invordering minder snel moeten oplopen en schuldeisers intensief
moeten samenwerken, onder meer door de invordering van het Rijk beter op elkaar af
te stemmen en ook publieke en private invordering beter te coördineren. Hieraan dragen
de volgende initiatieven bij.
Collectief afbetalingsplan
Het is belangrijk dat mensen met beginnende schulden eerder worden ondersteund wanneer
dat nodig is. Hiertoe zal het instrument van het collectief afbetalingsplan worden
ontwikkeld en worden bezien hoe dit zich verhoudt tot bestaande ontwikkelingen, zoals
de Betalingsregeling Rijk. Door de burger te ondersteunen bij het afspreken van een
collectieve betalingsregeling wordt voorkomen dat iemand door een samenloop van regelingen
onder het bestaansminimum komt. Daarnaast moet het collectief afbetalingsplan eraan
bijdragen dat de kostenoploop van individuele schuldeisers worden beperkt.
Gratis betalingsherinnering en beperken kostenoploop bij verkeersboetes
De Staatssecretaris Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie
hebben uw Kamer in april geïnformeerd31 over de invoering van de kosteloze betalingsherinnering en de mogelijkheid voor het
CJIB om de ophogingen bij boetes op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving
verkeersvoorschriften in uitzonderlijke gevallen kwijt te kunnen schelden. Daarmee
wordt een bijdrage geleverd aan het voorkomen van kostenoploop, zodat zo veel mogelijk
wordt voorkomen dat mensen (verder) in de problemen komen. Met de voorjaarsnota 2025
zijn er vanaf 2029 geen structurele middelen meer voor de uitvoering van deze maatregelen
beschikbaar. Zodra er meer duidelijkheid is over de gevolgen van deze beslissing,
wordt u hierover geïnformeerd.
Meer aandacht voor socialer incasseren
Op 25 maart jl. hebben partijen een samenwerkingsprogramma ondertekend32. In het Samenwerkingsprogramma sociaal incasseren werken publieke en private schuldeisers
samen om een sociale invorderingspraktijk te bevorderen door betere samenwerking en
kennisuitwisseling. De nadere invulling van dit samenwerkingsprogramma volgt in het
najaar van 2025. De private partijen hebben separaat afspraken gemaakt over welke
stappen zij gaan zetten om sociaal incasseren te implementeren (Afsprakenkader Sociaal
Incasseren). Dit gebeurt onder meer door vroegtijdig persoonlijk contact, maatwerk
als mensen hun rekeningen niet kunnen betalen en doorverwijzing van mensen naar passende
ondersteuning.
Eén overheidsincasso
Binnen de clustering Rijksincasso (CRI) werken overheidsorganisatie aan het vereenvoudigen
en verbeteren van de publieke dienstverlening door zoveel mogelijk als één overheid
te werken. Er komt een Vorderingenoverzicht Rijk. En er wordt al gewerkt met een Betalingsregeling
Rijk. We willen dat alle deelnemende partijen aan het samenwerkingsverband clustering
Rijksincasso in 2027 de mogelijkheid bieden om één gezamenlijke betalingsregeling
aan te gaan.
Overheidsorganisaties hanteren bij het aangaan van een betalingsregeling verschillende
normen om het bestaansminimum vast te stellen, zoals de beslagvrije voet, het vrij
te laten bedrag en andere wijzen van berekening van de betalingscapaciteit. Op dit
moment onderzoeken de CRI-partijen of het mogelijk is om tot één norm te komen om
het bestaansminimum mee vast te stellen. De uitkomst wordt in de tweede helft van
dit jaar verwacht.
Zoals in de voortgangsbrief armoede en schulden33 is gemeld, onderzoekt het Ministerie van SZW samen met betrokken departementen en
CRI-partijen de doelmatigheid en doeltreffendheid van de ophogingen die tijdens een
invorderingstraject kunnen ontstaan. Het onderzoek is later gestart dan was voorzien.
De kabinetsreactie bij dit onderzoek volgt na de zomer. In deze kabinetsreactie wordt
dan ook ingegaan op de motie Welzijn en Ceder34 die de regering verzoekt om de toerekenvolgorde te onderzoeken waarbij de overheid
schuldeiser is.
Vanuit het IBO problematische schulden is voorgesteld om tot één (digitaal) loket
voor overheidsincasso te komen. Dit loket bouwt voort op de bestaande Clustering Rijksincasso
(CRI). De maatregel zou een grote stap voorwaarts zijn in de ontwikkeling naar één
centrale plek waar burgers een overzicht van hun schulden kunnen krijgen. Ook kunnen
ze terecht met hun vragen over en problemen met betalingsverplichtingen en schulden.
Het wegvallen van de structurele middelen voor het IBO pakket heeft ook voor deze
maatregel gevolgen. Met betrokken partijen wordt de komende periode onderzocht welke
resultaten of onderdelen er met de beschikbare incidentele middelen kunnen worden
behaald.
Beschermingsbewind
Zo’n 266.000 mensen in Nederland staan onder beschermingsbewind, omdat zij tijdelijk
of duurzaam niet in staat zijn hun financiële belangen waar te nemen. Beschermingsbewind
kan alleen door een uitspraak van de kantonrechter worden ingesteld, op grond van
iemands geestelijke of fysieke toestand (toestandsbewind) of op grond van problematische
schulden (schuldenbewind). Het is van belang dat mensen die onder bewind staan kunnen
rekenen op passende ondersteuning en bescherming. Ook is het belangrijk dat bewindvoerders
in staat worden gesteld hun werk zo goed mogelijk uit te voeren. Recent hebben de
Staatssecretaris Rechtsbescherming en ik een brief naar de Kamer gestuurd over het
stelsel van beschermingsbewind.35 Hierin wordt uitgebreid ingegaan op het takenpakket en de beloning van de bewindvoerder,
het toezicht op de branche en ontwikkelingen op het gebied van schuldenbewind.
Belangrijk is om te benoemen dat de VNG en gemeenten aangeven dat de kosten van de
bijzondere bijstand al jaren stijgen als gevolg van kosten van beschermingsbewind
die niet door de onder bewindgestelde zelf kunnen worden gedragen. Mede daarom is
in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en het Ministerie
van Justitie en Veiligheid onderzoek gedaan naar de bekostiging en beloning van beschermingsbewind
bij schulden. In de kabinetsreactie van 28 maart 2024 is aangegeven dat het aanpassen
van de huidige financieringssystematiek niet wenselijk is.36 Uiteraard ben ik bereid om met de VNG in gesprek te gaan over de problemen waar gemeenten
tegen aanlopen, zoals beperkte grip op de instroom van mensen in bewind en de daarmee
samenhangende uitgaven bijzondere bijstand. In deze gesprekken zal ik ook de ontwikkelingen
uit de recente Kamerbrief over het stelsel van beschermingsbewind meenemen.
Sinds 1 januari 2021 hebben gemeenten de optie om advies uit te brengen aan de kantonrechter
na de instelling van het schuldenbewind, bijvoorbeeld over mogelijk aanvullende, lichtere
en/of alternatieve ondersteuningsmogelijkheden voor het schuldenbewind. Op dit moment
laat ik dit adviesrecht evalueren. Hierbij zal ook expliciet het moment van advisering
bekeken worden. De resultaten van de evaluatie worden eind dit jaar verwacht.
Toegang tot drinkwater en sociale incasso drinkwaterbedrijven
Het is van groot belang dat iedereen in Nederland toegang heeft tot drinkwater, zeker
kinderen. Daarom willen we voorkomen dat betalingsachterstanden leiden tot grotere
problemen, schulden of afsluiting.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat is bezig om de afsluitregeling voor drinkwater
aan te passen. Zo worden huishoudens beter beschermd tegen afsluiting. SZW wil stimuleren
dat drinkwaterbedrijven sociaal incasseren. We hebben daarom middelen ter beschikking
gesteld om vooroplopende drinkwaterbedrijven via een gezamenlijk traject de kans te
geven om een ambitie voor sociaal incasso te formuleren en een gezamenlijke strategie
te bepalen om deze te realiseren. De geleerde lessen worden gedeeld met de gehele
drinkwatersector.
Landelijke aanmeld- en pauzeknop
De Landelijke Pauzeknop is een centrale, digitale voorziening waarmee mensen met schulden
zich kunnen aanmelden voor schuldhulpverlening én een tijdelijke pauze kunnen aanvragen.
Het project bouwt voort op succesvolle lokale initiatieven zoals de Pauzeknop-pilot
in Amsterdam, de Rode Knop (CJIB, Den Haag, Eindhoven) en het NVVK-project Schuldenrust.
De Landelijke Pauzeknop maakt het voor mensen eenvoudiger om tijdelijk rust te krijgen
wanneer zij rekeningen niet meer kunnen betalen. Deze aanpak vermindert de administratieve
last en zorgt ervoor dat mensen sneller toegang hebben tot de juiste hulp. De pauzering
van incassoactiviteiten biedt noodzakelijke ademruimte, wat zowel mensen met schulden
als schuldeisers ten goede komt.
Op dit moment is het plan dat de Landelijke Pauzeknop in 2027 volledig live is.
Borging beslagvrije Voet/Stroomlijning Keten Derdenbeslag
Sinds de vereenvoudiging van de beslagvrije voet (BVV) in 2021 is het beeld dat voor
meer mensen de beslagvrije voet passend wordt vastgesteld. Onder meer de coördinatie
tussen beslagleggende partijen is sterk verbeterd door de introductie van de beslagvolgorde
en de rol van coördinerend deurwaarder. Doordat de berekening zoveel mogelijk is geautomatiseerd,
is er minder afhankelijkheid van gegevens die mensen in het oude stelsel zelf moesten
aanleveren en veelal onvolledig waren.
Toch blijft er ruimte voor verbetering. De komende jaren zal in ieder geval worden
ingezet op een meer passende berekening van de beslagvrije voet voor huishoudens met
kinderen, op stroomlijning van de gegevensuitwisseling en op vereenvoudiging van de
informatievoorziening voor een begrijpelijker en inzichtelijker toepassing van de
BVV. Als onderdeel van de definitieve evaluatie in wet in 2026 vindt ook nog een onderzoek
plaats naar de looptijd en hoogte van de aflossing van met name lage inkomens waarbij
beslag is gelegd.
Bij beslaglegging is nog niet altijd bekend of inzichtelijk welke andere beslagen
en/of lopende verrekeningen er zijn. Daardoor kan het gebeuren dat het inkomen van
mensen onder de beslagvrije voet komt en mensen worden aangetast hun bestaanszekerheid.
Door de stroomlijning van gegevensuitwisseling tussen de beslagleggende partijen en
met de burger kan de beslagvrije voet beter worden geborgd. Zo worden onnodige kosten
voorkomen en wordt het inzicht in lopende beslagen en verrekeningen verbeterd. Hiervoor
is het wetsvoorstel Stroomlijning keten voor derdenbeslag in voorbereiding. Met de
stroomlijning keten derdenbeslag wordt bij beslag onnodige kostenophoging voorkomen,
het bestaansminimum gewaarborgd en inzicht gegeven aan burgers en schuldhulpverleners.
In 2025 worden uitvoeringstoetsen bij de ketenpartners uitgevoerd. Op basis daarvan
beslissen we over de toekomst van dit traject. Op dit moment is de planning om het
wetsvoorstel aan het einde van 2025 open te stellen voor internetconsultatie.
5. Perspectief voor de toekomst: oplossen van armoede en schulden
Wanneer mensen in de financiële problemen raken, is het belangrijk om deze problemen
snel aan te pakken. Goede, kwalitatief hoogwaardige schuldhulpverlening draagt hieraan
bij. Daarbij willen we problemen in de toekomst voorkomen. We willen voorkomen dat
armoede zich voortzet over generaties.
Onder deze lijn vallen de volgende activiteiten:
− Interdepartementale aanpak gezinnen in een kwetsbare positie
− Aanpak betaalbaarheid energie nu en in de toekomst
− Professionals voor Maatwerk Multiproblematiek
− Basisdienstverlening schuldhulpverlening
− Kwaliteit schuldhulpverlening
− Eén helder schuldentraject
− Wetsvoorstel schuldregelen
De voortgang brengen we in beeld door te kijken naar onder andere indicatoren over
het aantal kinderen dat opgroeit in armoede, indicatoren over het aantal afgeronde
minnelijke schuldregelingen en Wsnp-trajecten.
Recent zijn de nieuwste jaarcijfers met betrekking tot de schuldhulpverlening in 2024
gepubliceerd door de NVVK.37 Het aantal mensen dat een beroep deed op de gemeentelijke schuldhulpverlening steeg
van 79.514 in 2023 naar 82.120 in 2024. Ook zijn er in 2024 meer mensen geholpen met
een schuldregeling; 15.200 in 2024 ten opzichte van 13.973 in 2023. De hoogte van
de gemiddelde schuld van mensen die zich bij de schuldhulpverlening melden is wel
toegenomen, zowel bij ondernemers als bij particulieren. Sinds 1 juli 2023 is de aflostermijn
van schuldregelingen verkort van 36 naar 18 maanden.
Hiermee is het belang van financiële begeleiding en nazorg nog groter geworden. Ook
dit is in de cijfers terug te zien: steeds meer mensen maken gebruik van budgetcoaching,
budgetbeheer en lange termijn-dienstverlening bij schulden.
Interdepartementale aanpak gezinnen in een kwetsbare positie
Ieder kind gunnen we het om op te groeien in een warm, veilig en stabiel gezin. Daar
wordt de basis gelegd voor zijn of haar toekomst. Nederland heeft zich dan ook in
1995 gecommitteerd aan het Internationaal Verdrag over de Rechten van het Kind (IVRK)
en onderschrijft het uitgangspunt van het vooropstellen van het belang van het kind
bij alle besluiten en maatregelen die kinderen raken. Nederland erkent dat kinderen
unieke rechten hebben en extra bescherming verdienen, omdat ze kwetsbaar en in ontwikkeling
zijn. Ook volgt Nederland de Europese Kindgarantie.
Geldzorgen binnen gezinnen zijn vaak oorzaak of gevolg van de kwetsbare positie waarin
deze gezinnen verkeren. Schulden of armoede staan vaak niet op zichzelf. Geldzorgen
hangen in veel gevallen samen met, of veroorzaken problemen op andere levensgebieden,
zoals werk, gezondheid en wonen. Een succesvolle aanpak van armoede en schulden kan
daarom niet zonder stevige inzet op die andere levensgebieden. Andersom geldt dat
ook voor de problemen op andere domeinen. Een effectieve aanpak van geldzorgen is
vaak randvoorwaardelijk om ook daar wezenlijke resultaten te kunnen boeken.
Vijf departementen (BZK, JenV, OCW, SZW en VWS) werken aan een overheidsbrede aanpak
rond gezinnen in een kwetsbare positie met kinderen in de leeftijd van –1 tot en met
27 jaar. Er is gestart vanuit de vraag: Hoe kan er landelijk en lokaal beter worden
samengewerkt aan het vergroten van de kansen van kinderen, het bevorderen van een
gezonde ontwikkeling en het verminderen van het aantal gezinnen in een kwetsbare positie?
Dat het belangrijk is om te kijken naar het hele gezin in plaats van naar individuele
problemen binnen het gezin wordt onderstreept door diverse (recente) onderzoeken en
adviezen, zoals het advies van de Deskundigencommissie Hervormingsagenda Jeugd en
het rapport van de commissie Toeslagen en Uithuisplaatsingen.
Er lopen veel programma’s en trajecten die zich richten op gezinnen in een kwetsbare
positie, maar onvoldoende duidelijk is hoe effectief die inzet is. Mogelijk kan er
meer effect worden bereikt door programma’s meer in samenhang te organiseren. Ook
bezien we samen met gemeenten welke concrete maatregelen nodig zijn om een vitale
en lokale sociale basis rondom het kwetsbare gezin vanuit het Rijk en gemeenten te
organiseren. Hierbij kan worden gedacht aan meer integraliteit in aansturing, financiering,
communicatie en zo nodig wetgeving. Het uitgangspunt is dat we bestaande inzet zo
veel mogelijk aan elkaar verbinden, en alleen iets nieuws opzetten voor zaken die
nu nog niet worden aangepakt.
De aandacht van het Rijk voor het onderwerp gezinnen in een kwetsbare positie is enthousiast
ontvangen door stakeholders. Afgelopen maanden hebben de departementen samen met gemeenten,
ervaringsdeskundigen, kinderen, jongeren en andere stakeholders knelpunten, ideaalsituaties,
werkzame elementen en bestaande inzet op Rijksniveau geïnventariseerd en geanalyseerd.
De verkenning heeft een breedbeeld opgeleverd van knelpunten op zowel systemisch niveau,
op het niveau van verkokering en versnippering, op het gebied van financieringsstromen,
op het niveau van de uitvoering, en op het niveau van het individu of huishouden.
De uitkomsten van de analyse worden breed gedeeld en erkend.
Alle partijen hebben behoefte aan een aanpak vanuit een gezamenlijke visie en gezamenlijke
doelstellingen. Het terugdringen van het aantal gezinnen in een kwetsbare positie
moet door alle actoren worden gezien als een investering in de korte én lange termijn,
waarbij partijen acute problemen direct aanpakken maar juist ook inzetten op preventie
en oplossingen die een lange adem vergen.
Vervolg
Om de verschillende knelpunten te adresseren is het nodig dat departementen intensief
met elkaar, medeoverheden en stakeholders in de uitvoering samenwerken. Dit vraagt
om een gezamenlijke integrale langetermijnvisie, om van daaruit te kunnen toewerken
naar een meer samenhangende jeugd- en gezinsaanpak. Momenteel werkt het Rijk samen
met medeoverheden, stakeholders en ervaringsdeskundigen aan het uitwerken van deze
maatschappelijk gedragen visie, de daarbij behorende doelstellingen en acties. Zodra
meer over de visie en vervolgstappen bekend is, zal uw Kamer hierover geïnformeerd
worden.
Aanpak betaalbaarheid van energie nu en in de toekomst (energiearmoede)
De Ministeries van Klimaat en Groene Groei (KGG), Volkshuisvesting en Ruimtelijke
Ordening (VRO) en Sociale Zaken en Werkgelegenheid werken al drie jaar samen bij de
aanpak van energiearmoede. Huishoudens met energiearmoede hebben een laag inkomen,
hoge kosten voor gas en elektriciteit en/of een woning die slecht te verwarmen is
(lage energetische kwaliteit). Dit vraagt om een aanpak op verschillende fronten.
In de aanpak hebben gemeenten ook een belangrijke rol in de toeleiding naar lokale
hulp. Daarom wordt de problematiek interbestuurlijk aangepakt.
Binnen de aanpak zet SZW zich specifiek in voor steun bij het betalen van de energierekening
(via het Tijdelijk Noodfonds Energie). Ook willen we de positie van de consument bij
betalingsproblemen verbeteren. Zo voorkomen we dat mensen worden afgesloten van energie
of betalingsproblemen en schulden oplopen. Daarnaast benutten we de arbeidsmarktkansen
die de energietransitie biedt voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. We
willen hen een kans op een instapbaan als energiehulpen bieden met doorgroeimogelijkheden
binnen de technische sector via het ontwikkelpad Energiehulp. Energiehulpen verwijzen
bewoners daarnaast wanneer zij eenmaal achter de voordeur zijn geregeld door naar
andere instanties in het sociaal domein en hebben daarmee bredere preventieve werking.
Het recente IBO Elektriciteitsinfrastructuur en andere studies laten zien dat de energiekosten
(vast en variabel) tot 2040 flink gaan stijgen. Ook komen er de komende jaren nieuwe
verdelingsvraagstukken naar voren. Zo zullen de vaste kosten een groter deel gaan
vormen van de energierekening van een huishouden. Het is daarom essentieel dat iedereen
kan meekomen in de energietransitie. Bijvoorbeeld door besparen, verduurzamen of overstappen
op een andere energiebron. Dit vraagt een blijvende inzet van de drie hierboven genoemde
departementen.
SZW werkt samen met VRO aan een voorstel ingediend ten behoeve van het Europese «Social
Climate fund» (SCF). Het voorstel van SZW en VRO wil de energietransitie voor huishoudens
met een kleine portemonnee bereikbaar maken en heeft impact op de korte en lange termijn.
Op korte termijn stelt directe steun via het energiefonds mensen in staat om de energierekening
te betalen. Op lange termijn geeft het huishoudens grip op hun eigen energie-uitgaven
door de verduurzaming van woningen. Daarbij helpt de toeleiding naar financiële steun
om de juiste doelgroep voor verduurzamingsmaatregelen te bereiken. We werken eraan
om het proces voor huishoudens zo eenvoudig mogelijk te maken. Wie ondersteuning krijgt
bij de energierekening, wordt automatisch begeleid naar verduurzamingsmogelijkheden
en ontzorgingsmaatregelen. Zo hoeven mensen zelf minder uit te zoeken en wordt het
makkelijker om energiekosten structureel te verlagen.
Het kabinet heeft besloten, onder voorbehoud van goedkeuring van de Europese Commissie,
om uit de middelen voor het SCF € 174,5 miljoen in te zetten voor dit fonds.38 Samen met de € 60 miljoen uit de Rijksbegroting is er € 234,5 miljoen beschikbaar
voor de periode van 2026 tot 2032. De hoogte van dit bedrag vraagt om keuzes bij de
uitvoering zoals de looptijd en doelgroep. Als de Europese Commissie het voorstel
goedkeurt, kan in 2026 worden gestart met de implementatie.
Professionals voor Maatwerk Multiproblematiek (PMM)
PMM is een samenwerking van zes ministeries, meer dan 65 gemeenten en twintig publieke
dienstverleners (op bestuurlijk niveau aangesloten). PMM helpt professionals van gemeenten
en landelijke uitvoeringsorganisaties. Zo kunnen zij maatwerk bieden bij vastgelopen
multiproblematiek. PMM omvat een domeinoverstijgende hulpstructuur (van zorg tot veiligheid)
en is een interbestuurlijke en interdepartementale samenwerking. Er is voor professionals
zo één ingang bij het Rijk om multiprobleemsituaties te doorbreken. We leren van vastgelopen
casuïstiek en dragen met die kennis bij aan het verbeteren van beleid en wet- en regelgeving.
Het doel van PMM is de aankomende jaren het versterken van de positie van professionals
sociaal domein, zodat zij inwoners in de knel eerder en sneller kunnen helpen.
Basisdienstverlening schuldhulpverlening
Gemeenten hebben een belangrijke rol en taak om hulp bij schulden aan te bieden aan
inwoners. Het hulpaanbod moet voor iedere doelgroep toegankelijk zijn en in elke gemeente
minimaal dezelfde elementen bevatten. Dit plan noemen we de basisdienstverlening schuldhulpverlening.
Daarover hebben SZW, de VNG, NVVK en Divosa in maart 2024 bestuurlijke afspraken gemaakt.
Gemeenten zijn inmiddels gestart met de implementatie van de elementen van de basisdienstverlening.
Hierbij zijn gemeenten in de afgelopen jaren door het door SZW gesubsidieerde Programma
Verbinden Schuldendomein van de VNG ondersteund, o.a. door diverse handreikingen,
spreekuren en factsheets. Ook heeft de VNG voor gemeenten de Routekaart Financiële
Zorgen ontwikkeld met een apart spoor voor de inwoner, ondernemer en jongere.39 We gaan met onze samenwerkingspartners verder met de ontwikkeling en implementatie
van de afspraken op middellange- (< 1 jaar) en lange (> 1 jaar) termijn.
Het belang van financiële begeleiding en nazorg in een schuldregeling om terugval
in schulden te verkleinen wordt steeds meer onderwerp van gesprek. Dit blijkt ook
uit de motie van Van Eijk en Inge van Dijk40 die het kabinet oproept om een inwoner ook na finale kwijting van de schulden nog
verplicht 12 maanden in beeld te houden. Nazorg is al een wettelijke verplichting.
In de handreiking over begeleiding in het kader van de basisdienstverlening41 is opgenomen dat de nazorgperiode in ieder geval twaalf maanden bedraagt. Daarmee
wordt reeds uitvoering gegeven aan voornoemde motie. In de bijlage treft u een uitgebreidere
reactie op de motie aan.
De schuldverlening moet ook financiële begeleiding bieden aan mensen die een wettelijke
schuldregeling (Wsnp) doorlopen. Niet in alle gevallen is de gemeente op de hoogte
van een Wsnp-traject van een inwoner. In het kader van de basisdienstverlening zal
SZW verkennen op welke wijze deze groep in beeld kan komen bij de gemeente om de financiële
begeleiding te kunnen bieden.
Kwaliteit schuldhulpverlening
Met de basisdienstverlening dragen we bij aan het verkleinen van de verschillen in
de uitvoering en kwaliteit van de schuldhulpverlening door gemeenten. Mensen met schulden
moeten namelijk kunnen rekenen op uniforme, toegankelijke en betrouwbare hulpverlening
die hen perspectief geeft op een schuldenvrije toekomst. De huidige wetgeving schrijft
voor dat gemeenten in hun beleidsplan moeten beschrijven welke maatregelen zij nemen
om de kwaliteit te borgen. De wet schrijft echter niet voor wat die kwaliteit precies
inhoudt.
Samen met gemeenten en de stakeholders rond de schuldhulpverlening gaan we beschrijven
wat we verstaan onder de kwaliteit van schuldhulpverlening. Op basis daarvan werken
we in het derde kwartaal van 2025 verschillende scenario’s uit om de kwaliteit van
schuldhulpverlening beter te borgen door gemeenten.
Eén helder schuldentraject
Op dit moment zijn er twee routes om problematische schulden op te lossen: het minnelijk
traject en de Wettelijke schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp). Door de verschillen
in deze trajecten sluiten deze niet altijd voldoende op elkaar aan. In het minnelijk
traject gaan schuldeisers vrijwillig akkoord met een schuldregeling. Wanneer minnelijk
niet tot een akkoord wordt gekomen, is de Wsnp er als sluitstuk. In sommige gevallen
wordt onnodig lang geprobeerd er met schuldeisers minnelijk uit te komen. De toegang
tot de Wsnp wordt als ingewikkeld en tijdrovend ervaren door schuldhulpverleners,
waardoor die route soms niet wordt aangeraden aan inwoners met problematische schulden.
Uiteindelijk moeten mensen een snelle en duurzame oplossing voor hun problematische
schuldensituatie krijgen, ongeacht het traject dat zij volgen.
Er zijn de afgelopen jaren al stappen gezet om de aansluiting tussen het minnelijk
en wettelijk traject te verbeteren. Er lopen op dit moment onderzoeken naar de verkorting
van de aflossingsperiode van 36 maanden naar 18 maanden die per 1 juli 2023 is ingegaan.
De uitkomsten van deze onderzoeken nemen we mee in de uitwerking van de verdere verbetering
in de aansluiting tussen beide trajecten.
We brengen samen met betrokken partijen, zoals de NVVK, de VNG en Bureau Wsnp verschillende
scenario’s in beeld over kansrijke opties ter verbetering en/of ondersteuning van
beide trajecten en vereenvoudiging van de uitvoering.
Wetsvoorstel schuldregelen
We willen mensen met schulden beter beschermen tegen onbevoegde schuldbemiddelaars.
Dit doen we door middel van het wetsvoorstel schuldregelen. In dit wetsvoorstel verduidelijken
we wat we onder schuldregelen verstaan en wie dit mag uitvoeren. Daarnaast breiden
we de opties voor het handhaven van het verbod op schuldregelen uit. Daarbij voegen
we de mogelijkheid om bestuursrechtelijke boetes op te leggen toe.
Om schuldregelingen vlotter tot stand te laten komen, nemen we in het wetvoorstel
reactietermijnen voor schuldeisers en schuldregelaars op.
Sturing en monitoring
Voor de uitvoering van het programma richten we een passende governance in. Recent
is onderzoek gedaan naar de inrichting van de schuldenketen. Daaruit kwam naar voren
dat voor het betrekken van de gehele schuldenketen, de departementen, ervaringsdeskundigen,
werkgevers, gemeenten de maatschappelijke en sociale partners, een gestructureerde
wijze van samenwerking vereist die recht doet aan ieders perspectief en verantwoordelijkheden.
De komende periode richten we een proces in om stapsgewijs naar een nieuwe governance
te komen. Onderdeel daarvan is ook de borging van een goede samenhang met armoede
en samenwerking met partijen die daarvoor verantwoordelijk zijn.
De uitvoering van het Nationaal programma armoede en schulden ondersteunen we waar
mogelijk met cijfers. We doen dit door periodiek in beeld te brengen hoe de problematiek
van armoede en problematische schulden ervoor staat in Nederland. We stellen jaarlijks
een monitor op bij de voortgangsrapportage van het nationaal programma. In deze monitor
nemen we onder meer algemene kwantitatieve uitkomstindicatoren op, zoals het aantal
mensen in armoede en/of met schulden. Daarnaast brengen we andere relevante en beschikbare
landelijke cijfers in beeld over armoede en schulden, bijvoorbeeld over het bereik
van ondersteuning. Per lijn hebben we een aantal indicatoren als voorbeeld genoemd
die we in de monitor willen opnemen om de voortgang van onze maatregelen te monitoren.
De indicatoren die we gebruiken geven, zoals het woord al zegt, een indicatie van
de effectiviteit van ons beleid. Wanneer mensen gebruik maken van hulp en ondersteuning
op het gebied van armoede en schulden kunnen we daarmee in redelijkheid aannemen dat
dit bijdraagt aan het verminderen van armoede en schulden. Tegelijkertijd zijn er
uiteraard veel andere factoren die ook, of meer, van invloed zijn. Bijvoorbeeld ontwikkelingen
in de werkgelegenheid of de inflatie.
Voor Europees Nederland zijn er data beschikbaar over de armoede- en schuldenproblematiek.
Voor Caribisch Nederland is dit nog niet het geval. Momenteel verkent het CBS de haalbaarheid
van (nieuwe) armoede- en schuldenstatistieken voor Caribisch Nederland. Zodra er data
beschikbaar zijn over de armoede- en schuldenproblematiek in Caribisch Nederland voegen
we dat toe.
Binnen het Nationaal Programma Armoede en Schulden werken we ook aan beter inzicht
en gebruik van armoede- en schuldendata. We werken aan het vergroten van inzicht in
de (groepen) mensen die risico lopen op schulden, of beginnende geldzorgen hebben.
Daarnaast werken we de komende periode aan het vergroten van inzicht in gemeentelijke
schulden- en armoedecijfers door middel van het project Data Delen Armoede en Schulden.
We verkennen de mogelijkheden om een multidimensionele indicator voor kinderarmoede
te ontwikkelen. Deze indicator is gebaseerd op interdepartementaal overeengekomen
gezamenlijke doelen op het gebied van het verminderen van kwetsbaarheid in gezinnen.
BIJLAGE 1 REACTIE OP ONDERZOEK FINANCIËLE GEZONDHEID JONGEREN
Recent publiceerde Deloitte hun jaarlijkse onderzoek naar financiële gezondheid in
Nederland. Hoewel de algemene financiële gezondheid in ons land verbetert (52% van
de volwassenen is financieel gezond of financieel toereikend), gaat de financiële
gezondheid van jongvolwassenen volgens dit rapport achteruit.
Het percentage financieel gezonde jongeren is gedaald van 18% naar 12% (en 16% van
de jongeren tussen 18 en 24 jaar scoort financieel toereikend), terwijl het aantal
jongeren dat schulden maakt om rond te komen meer dan verdubbeld is. Achter deze cijfers
zitten jonge mensen die starten met hun volwassen leven, maar zich machteloos voelen
over hun financiële situatie. De signalen uit het onderzoek nemen wij zeer serieus.
Wij zien dat externe omstandigheden zoals stijgende kosten, flexibele contracten en
een moeilijk toegankelijke woningmarkt het jongeren extra moeilijk maken. Tegelijkertijd
zien wij ook positieve ontwikkelingen in dit onderzoeksrapport. Jongeren gaan bewuster
met hun geld om, houden geld achter de hand voor toekomstige uitgaven en kopen minder
impulsief.
Voor ons staat voorop dat jongvolwassenen een eerlijke start verdienen, zonder dat
financiële zorgen hun toekomstperspectief beperken. Daarom zijn concrete stappen gezet,
waaronder:
− Gemeenten kunnen nu in individuele gevallen afwijken van de verplichte 4 weken zoektermijn
bij bijstandsaanvragen voor jongeren tot 27 jaar. Daarnaast tellen jongeren tot 27
jaar sinds 2024 niet meer mee als kostendelende medebewoner voor huisgenoten.
− Preventie is minstens zo belangrijk. Met een investering van € 38 miljoen in financiële
educatie in het onderwijs in de afgelopen jaren, leren kinderen en jongeren onder
andere met geld omgaan en verstandige financiële beslissingen maken.
− Ook werken we aan betere bescherming tegen risicovolle financiële producten zoals
Buy Now, Pay Later diensten, waarvan juist jongeren bovengemiddeld gebruikmaken.
− En we doen mediacampagnes gericht op jongeren, om hen bewust te maken van de risico’s
en hen attenderen op hulproutes, zoals Geldfit. De bellijn van Geldfit is ook in de
avond en per whatsapp en chat bereikbaar, waardoor nog meer jongeren hen weten te
vinden. We werken ook samen met het Nibud en Wijzer in geldzaken, waar jongeren eveneens
informatie kunnen vinden over geldzaken.
− Ook draagt SZW bij aan het Jongeren Perspectief Fonds, wat in tientallen gemeenten
jongeren helpt om schuldenvrij te worden en nieuw perspectief te krijgen.
− De VNG motiveert gemeenten om aandacht te besteden aan jongeren met geldzorgen, door
tips en voorbeelden te delen in een handreiking voor gemeenten en op de routekaart
financiële zorgen. BZK deelt ook een aantal nuttige jongereninitiatieven met gemeenten,
via de website Proactieve dienstverlening aan jongeren die 18 jaar worden – Succesfactoren – Digicampus.
Samen met onderwijsinstellingen, gemeenten en werkgevers blijven wij ons inzetten
om de financiële weerbaarheid van jonge mensen te versterken.
Uitvoering van de motie Van Eijk/Inge van Dijk
Naar aanleiding van het debat over de aanpak van de incasso-industrie, hebben de leden
Van Eijk (VVD) en Inge van Dijk (CDA) een (gewijzigde) motie ingediend. De motie roept
het kabinet op om maatregelen te nemen om nieuwe problematische schulden te voorkomen
door te zorgen dat na de volledige kwijtschelding de schuldhulpverlening gedurende
12 maanden verplicht in beeld blijft.42
Nazorg is opgenomen in de definitie van schuldhulpverlening in de Wet gemeentelijke
schuldhulpverlening. Gemeenten hebben hierdoor de wettelijke plicht om een vorm van
nazorg te bieden.43 Het is aan de gemeente hoe hier invulling aan wordt gegeven.
De basisdienstverlening geeft invulling aan de wijze waarop gemeenten nazorg zouden
kunnen bieden. Hierin is opgenomen dat de schuldhulpverlener gedurende een periode
van 12 maanden één of meerdere keren contact opneemt met de inwoner.44 De schuldhulpverlener zal aan het begin van een schuldhulpverlening een begeleidingsplan
met de inwoner opstellen. Hierin wordt ook afgesproken hoe invulling wordt gegeven
aan de nazorgperiode.
Doordat nazorg onderdeel is van de basisdienstverlening heeft het kabinet reeds maatregelen
genomen waartoe de motie oproept. We blijven monitoren of de geboden financiële begeleiding,
waar nazorg een onderdeel van is, voldoende doeltreffend is.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid