Brief regering : Visitatie Rijksmusea 2021-2024 en actualisatie visitatiekader
32 820 Nieuwe visie cultuurbeleid
Nr. 545
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 juni 2025
Met deze brief deel ik de visitatierapporten van de rijksmusea over de periode 2021–2024
met uw Kamer. In deze brief licht ik de opzet en uitkomsten van het visitatieproces
toe. De rapporten geven een positief beeld van de musea, met bijzondere waardering
voor hun maatschappelijke rol.
Aanleiding visitatie Rijksmusea
In de uitgangspunten van het cultuurbeleid 2021–2024 (Kamerstuk 32 820, nr. 290) is aangekondigd dat de publieksactiviteiten van rijksmusea in de Erfgoedwet niet
langer via de basisinfrastructuur worden gefinancierd. De hoogte van de subsidie voor
publieksactiviteiten is met ingang van 2021 voor onbepaalde tijd vastgelegd in de
Regeling beheer rijkscollecties en subsidiëring museale instellingen (Rbr). Daarnaast
is de visitatieplicht ingevoerd. Eens per vier jaar beoordeelt een onafhankelijke
commissie de wijze waarop rijksmusea in de Erfgoedwet hun taken en publieksactiviteiten
verrichten. De rijksgesubsideerde musea zijn gevraagd om de visitatie vorm te geven.
Het «Visitatiekader Rijksgesubsideerde musea» (hierna: visitatiekader) van de Museumvereniging
is, na advisering van de Raad voor Cultuur hierover, op 29 oktober 2020 vastgesteld.1
De periode 2021–2024 is in het visitatiekader aangemerkt als een pilotfase. Inmiddels
heeft een evaluatie van deze pilot plaatsgevonden, uitgevoerd door de Museumvereniging.
Ik constateer dat musea de visitaties als waardevol hebben ervaren en dat de visitatiecommissies
bruikbare aanbevelingen hebben kunnen doen.
Het visitatieproces
De visitatie heeft als doel om op een integrale en transparante manier te beoordelen
hoe een museum functioneert en hoe het invulling geeft aan zijn maatschappelijke taken.
De zelfevaluatie die musea van te voren opstelden diende hierbij als basis. Deze blikt
zowel terug als vooruit. De commissie bezocht het museum één dag en gebruikte de zelfevaluatie
en gesprekken voor het doen van aanbevelingen aan de directie. Ik hoor van musea terug
dat zij deze adviezen benutten bij het opstellen van beleidsvisies en activiteitenplannen.
Het instrument draagt daarmee bij aan de kwaliteit van de rijksmusea.
Ik wil dit instrument dan ook blijven inzetten. De Museumvereniging heeft in de evaluatie
van het visitatieproces een aantal aanbevelingen gedaan met betrekking tot de zelfevaluatie,
de organisatie van de visitatiecommissies en de structuur van de visitatierapporten.
Ik heb de Museumvereniging gevraagd het visitatiekader te actualiseren voor de cultuurplanperiode
2025–2028 en deze punten daarbij te betrekken.
Ik stel het vernieuwde kader later dit jaar vast en benoem (opnieuw) de voorzitters.
Daarnaast stel ik wederom een financiële bijdrage beschikbaar om de visitatie uit
te voeren in de periode 2025–2028.
Uitkomsten visitatie
De rapporten schetsen een positief beeld van professionele instellingen die door het
publiek worden gewaardeerd. De musea zijn onderscheidend en de commissies erkennen
dat zij met hun collectie en programmering een belangrijke maatschappelijke rol vervullen.
De visitatierapporten hebben mij een goed beeld gegeven waar de musea staan. Tegelijkertijd
zie ik ruimte om in de aankomende visitaties meer zicht te krijgen op de onderwerpen
digitale transformatie en onderzoek. Ik heb de museumvereniging verzocht dit te verwerken
in de actualisatie van het visitatiekader.
Digitale transformatie
Net als veel andere maatschappelijke organisaties maken musea een snelle digitale
transformatie door. Uit de rapporten blijkt dat veel musea digitale transformatie
nog beter kunnen verankeren in hun meerjarenbeleid. In veel gevallen komt de digitale
strategie bijvoorbeeld gefragmenteerd over of worden er alleen projectmatig stappen
gezet op het gebied van digitale transformatie. Omdat de musea sterk verschillen in
omvang van collectie en personeel, bevindt niet elke instelling zich in dezelfde fase
van digitale ontwikkeling. Sommige musea zetten hun capaciteit vooral in voor het
wegwerken van achterstanden bij de digitalisering van de collectie. Uit de visitatierapporten
blijkt nog niet of zij ook collectie-informatieplannen opstellen, waarmee wordt bijgedragen
aan een heldere visie op duurzame ontsluiting van de (digitale) collectie en bijbehorende
data. Ik ondersteun de erfgoedsector bij deze planvorming via het Netwerk Digitaal
Erfgoed, dat praktische handvatten biedt en aan relevante kennisdeling doet via een
landelijk netwerk van datawerkplaatsen. Via DEN – Kennisinstituut cultuur & digitale
transformatie ondersteun ik musea daarnaast bij de ontwikkeling van een bedrijfsbrede
digitale strategie, waarin bijvoorbeeld ook aandacht is voor het binden van nieuw
publiek. Ik wil daarom graag dat de visitatie in de periode 2025–2028 nadrukkelijker
de inspanningen van de musea beoordeelt op het gebied van digitale transformatie.
Onderzoek
Veel musea geven in de visitatie aan dat zij geen formele taak hebben op het gebied
van wetenschappelijke activiteiten. Dit klopt in zoverre, dat wetenschappelijk onderzoek
geen doel op zich is voor de meeste musea. Wel ligt er onderzoek ten grondslag aan
de uitvoering van veel museale kerntaken. Denk bijvoorbeeld aan herkomstonderzoek,
onderzoek voor restauratie en conservering, en onderzoek ten behoeve van collectiepresentaties
of tijdelijke tentoonstellingen. De verantwoordelijkheid die musea hierin hebben is
ook beschreven in de Museumnorm en de Ethische Code voor musea. Ik vind het belangrijk
dat toekomstige visitaties ook aandacht besteden aan de rol van onderzoek binnen de
kerntaken en beleidsprioriteiten van musea.
Duurzaamheid
In hun activiteitenplan 2025–2028 is musea gevraagd te reflecteren op duurzaamheid.
Het gaat hier bijvoorbeeld over verduurzaming van bedrijfsprocessen en tentoonstellingen.
Hoewel er geen specifieke duurzaamheidsopdracht geldt voor de sector, zetten veel
musea hier al betekenisvolle stappen. Ik verzoek om deze inspanningen mee te nemen
in de (zelf)evaluatie van de musea.
Ten slotte
Sommige visitatierapporten bevatten adviezen aan het Ministerie van OCW over (financiële)
knelpunten. Het bepalen van de hoogte van de subsidie valt echter niet onder de taken
van de visitatiecommissies. Deze zijn immers vastgelegd in de Regeling beheer rijkscollecties
en subsidiëring museale instellingen (Rbr). Ik breng dan ook geen wijzigingen aan
in de hoogte van de subsidie.
Tot slot wil ik de musea bedanken voor hun inzet en samenwerking bij het ontwikkelen
van het visitatie-instrument, en complimenteer ik hen met de overwegend positieve
beoordelingen.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
E.E.W. Bruins
Bijlage 1
Visitatieschema rijksmusea 2021–2024
2022
Huis Doorn
Rijksmuseum Muiderslot
Rijksmuseum Twenthe
Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie
Nationaal Glasmuseum Leerdam
Rijksmuseum van Oudheden
Eye Filmmuseum
Nederlands Literatuurmuseum
Keramiekmuseum Het Princessehof
2023
Kröller-Müller Museum
Het Nederlands Openluchtmuseum
Het Rijksmuseum Amsterdam
Museum Slot Loevestein
Naturalis Biodiversity Center
Rijksmuseum De Gevangenpoort
Paleis Het Loo
Nederlands Fotomuseum
2024
Nationaal Museum van Wereldculturen
Het Nieuwe Instituut
Museum Catharijneconvent
Nederlands Scheepvaartmuseum Amsterdam
Van Gogh Museum
Rijksmuseum Boerhaave
Joods Historisch Museum
Koninklijk Kabinet van Schilderijen Mauritshuis
Teylers Museum
Museum Huis van het Boek
2025
Zuiderzeemuseum
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap